Historisch Archief 1877-1940
Ho. 885
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wat echter aan het redenaarstournooi tusschen
de beide beroemde Spanjaards nog eene bijzondere
pikante bekoorlijkheid verleende, was de tamelijk
algemeen bekende rivaliteit tusschen hen beiden,
Tooral de jaloerschheid van den ijdelen Castelar
op Echegaray.
Deze jaloerschheid dateert niet van gisteren.
Het was, zoo bericht W. Lauser in zijn boek
Aus Spaniens Gegenwart, de schoonste dag in de
geschiedenis der parlementaire welsprekendheid
van Spanje, toen (18G9) by de debatten over de
godsdienstvrijheid, na Olozaga, den grootsten
redenaar van het verledene, en vóór Castelar,
den schitterendsten redenaar van het tegen
woordige, Echegaray, een bescheiden leeraar in
de wiskunde, van zeer eenvoudig uiterlijk,
het woord nam, om in eene van echt humane
gezindheid en liberale overtuiging doordrongen
rede, voor de godsdienstige verdraagzaamheid te
streden. Met de gloeiendste kleuren schilderde
hij het onheil, dat in naam der Katholieke
geloolseenheid over de menschheid en vooral over
Spanje gebracht was. Bij de volgende passage brak
de gansche vergadering, zonder onderscheid van
partyen, vol geestdrift in toejuichingen los : »Ik zou
wenschen dat onze vergadering op den Quemadero
(plaats van de brandstapels voor Madrid) plaats had,
om te zien, of nog iemand de geloofseenheid
verdedigen kan. Daar vindt gij hoopen van kolen,
gedrenkt met menschenvet, en dan overblijfselen
van menschenbeenderen, en dan weder een hoop
zand, dat over dat alles heengeworpen is, en dan
weder een hoop kolen, weder een hoop beenderen,
enz. enz. Voor weinige dagen speelden daar kin
deren met stokken, en groeven in de aarde en
haalden uit die asch drie voorwerpen te
voorschyn, die zeer welsprekend zijn voor verdediging
der godsdienstvrijheid. Zy groeven een stuk ver
roest ijzer op, een daarbij liggende
menschenborst en ten slotte een lok half verbrand haar.
Dit zijn drie zeer welsprekende bewijzen. Ik
wenschte, dat de heeren, welke de godsdienst
vrijheid verdedigen, daarop letten ; ik wenschte
dat die lok hun zeide, welk koud zweet de wor
tels van dat haar bedekte, en hoe die haren van
het slachtoffer te berge rezen, toen het zich door
de vlammen van den brandstapel aangegrepen
zag. Ik wenschte dat zij deze borstkas onder
vroegen, hoe daaronder het hart van den armen
jood of protestant klopte; ik wenschte dat zij
dit ijzer ondervroegen, dat misschien een ijzeren
prop was, hoeveel gillen van angst het verstikt heeft,
of het niet nog meer voor verzachting vatbaar
was, dan de onmeedoogende beulen der
onmeedoogende theocratie " Castelar heeft het toen
minder gemakkelijk verkropt, dat Echegaray ten
gevolge van die rede tot Minister van Onderwijs
benoemd. werd, dan dat hij door de inspanning
van al zijn redenaarstalent het succes van zijne
mededinger niet heeft kunnen verduisteren .
n hoe taai zijne jaloezie was, bleek uit de
omstandigheid, dat hij sedert jaren, onder het
voorwendsel van andere dringende bezigheden,
het uitwerken van zijn begroetingsredc ver
schoof, tot hem door den voorzitter beduid werd,
dat men er dan een ander mee belasten zou.
Zoo was dan, door allen met groote spanning
verwacht, de dag genaderd, waarop beiden zich
weer zouden meten. Terwijl echter Echegaray
dadelijk bij het begin verklaarde, dat de
Spaansche Academie van hem geen redenaarspbrasen
moest verwachten, heeft Castelar in dat opzicht
alles vertoond wat men maar van Spaansche
bloemrijke redeneerkunst eischen kan. Na eene
korte vriendelijke herinnering aan zijn voor
ganger op den Academischen zetel, den
btininnelrkjn, humoristischen en geleerden kroniek
schrijver Mosenero Ilomanos, zette Echegaray
zijne beschouwingen omtrent kritiek en letterkun
dige kunst uiteen. De auteur van het geestige
blijspel On critica incipiente (dat in eene Duitsche
vertaling eenige malen is opgevoerd), betoogde in
helderen stijl, dat het evenals in de politiek, ook
bij artistieke en litteraire kritiek van belang is
eene soort van gemeenschappelijke wettigheid te
bezitten, waarbinnen zich vreedzaam alle scholen
en krachten kunnen ontwikkelen, zonder banvloek
en dwang van boven, zonder haat en vijandschap
van onderen. »Ik wijs," zeide hij, onder anderen »in
de eerste plaats op den chaotischen toestand waarin
zich tegenwoordig de kritiek bevindt, terwijl ik
tegelijk den oorsprong van zulk een treurigen toe
stand aangeef. Ik beweer beslist dat althans
de mogelijkheid op eene wetenschappelijke er
kenning van het schoone bestaat; ik geloof
dat op de kritiek onvoorwaardelijk de ver
plichting rust, hare regelen te zoeken in deze
wetten der aesthetische wetenschap, en daar deze
wetten zeer ruim zijn en het oneindige omvatten,
verwerp ik ieder school-exclusivisme. Ik verdedig
bijgevolg de klassieke wereld tegen de moderne,
en deze tegen gene; het idealisme tegen het re
alisme, en de realistische school tegen den hoog
moed der vlekkeloozen, de kunst tegen het
utilitarische positivisme, terwijl ik voor hot schoone
opkom ter wille van het schoone, en ik verdedig
weer de rechten van hem die in de groote vragen
des levens stof voor zijn werken zoekt, tegen de
eischen der substantieloozen. En ten slotte ver
lang ik voor de aesthetika do dubbele methode
van ervaring en verstand."
Castelar, die wel indertijd zijn weg heeft
gevonden uit de poëzie naar de politiek, maar niet
gaarne na zijn politiek liasco denzelfden weg
terug zou maken, meende dat het leven van
Echegaray, die nu tooneelschrijver is, maar vroe
ger wiskundige, ingenieur, afgevaardigde, redenaar,
minister en directeur van openbare werken, in
twee helften valt, op de wijze van dat van St.
Jgnatius de Loyola, den krijgsman en kerkman.
Voor deze tweeslachtigheid vindt hij troost door
Echegaray te vergelijken met Goethe en Leonardo
da Yinci. Maar met groote en billijke verbazing
moest Echegaray naar deze loftuiting hooren. dat
Castelar zijne neigingen tot spiritualisme en ide
alisme tot >;het nationale deïsme'' van Spanje
rekende. En in hot buitenland zal men misschien
een weinig opkijken, als men uit Castelar's mond
hoort, dat Echegaray door het universeele ka
rakter van zijne typen boven Ibsen staat, terwijl
Ibsen door zijn smaak voor uitzonderingen en
ziektegevallen van het tooneel eene kliniek
maakt. «Volgens mijne meening," roept
CasteJaar met het oog op het moderne theater uit,
»is de klip van deze litteraire richting
het realisme, die school, die voor het beschouwen
van het verschijnsel, van het bijzondere en
voorbijgaande, geheel het algemeene en eeuwige
vergeet. Het realisme mishaagt mij. Zoo schrijf
ik dan het succes van Echegaray op het tooneel
toe aan de omstandigheid, dat hij de meest
spiritualistische, godsdienstige, metafysische van
alle dichters der wetenschappelijke romantiek is,
misschien alleen met uitzondering van Tolstoï."
Zulk een lof moest hij tegenover de Spaansche
toehoorders .zeer zeker aan Echegaray geven,
ofschoon het dezen, onmiddellijk na zijne eigen
geloofsbekentenis, wonderlijk in de ooren moet
hebben geklonken.
Hetzelfde naïeve chauvinisme, dat Casteler eens
deed zeggen: »het overige Europa heeft boven
Spanje eigenlijk niets voor, dan betere straat
wegen," het chauvinisme, dat hij met zorg onder
houdt omdat het hem zijne populariteit onder
zijne landgenooten blijft verzekeren, geeft zich
lucht in de volgende volzinnen: «Naar mijne
meening hebben in de Ulo eeuw slechts twee
volken een eigenlijk touneel: Frankrijk en Spanje.
Natiën welke de bekoorlijkheid van een Ilacine
en ee-n Beaumarchais, het genie van een Victor
Hugo en een Zorrilla, de grootheid van een
Saavedra en een Delavigne, de litteraire volmaaktheid
van een Alf'red de Musset en een Ayala, de
tooneelwetenschap van een Scribe en een Vega
j bezeten hebben, om van de levenden niet te
spreken en alleen de dooden te noemen, zullen
nooit hun tooneelroem verliezen . . ."
Men kan zich voorstellen hoe dankbaar de
toehoorders voor zulk een nationalen wierook wa
ren. Zij behoefden immers niet te vragen of
Castelar iets van het Scandinavisch, het Duitsch
of het Engelsch tooneel wist. Stormachtige bijval
beloonde hem, toen hij voorspelde dat Spanje
nooit in deze drie kunstafdeelingen, tooneel, wel
sprekendheid en schilderkunst kon afdal-n.
Daarvoor getuigen Echegaray met anderen, van
wie ik zwijg, omdat zij nog in leven zijn,
l)onoso Cortes en Olozaga als redenaars, Ilosales en
Fortuny als schilders !"
Buitenlands che Bibliographie.
Das Wesen fles Humor?, eine UnterfHcJtung
von Wilhelm Kmnmiel Dackhniis. Een onleesbaar
boek, dat M' eerbiedwekkend diepzinnig is, óf
belachelijk van holheid. Ik geloot' het laatste,
maar ik sta er niet voor in, want wat onleesbaar
is kan men niet lezen.
Bazelen in metaphysische termen; de woorden
waarin groote philosophon, in oogenblikken van
diepstziende klaarheid, tot de uiterste grenzen
der abstractie hebben trachten door te drin
gen, na te zeggen en aan elkander te rijgen tot
lange zinnen en dikke boeken, woorden, woor
den, woorden, waaruit alle zin verdwenen is
die vorm van vnlgariteit, in Duitschland zoo ge
woon, is hier gelukkig nog vrij zeldzaam geble
ven. Maar wij moeten ons hierop niet te veel laten
voorstaan, en Duitschland niet te hard vallen :
want misschien is dit valsche gopbilosopheer de
prijs waarmoe een volk zijn groote philosophen
moet betalen. Misschien is iedere, Duitscher een
poging van de natuur om een wijsgeer temaken,
en is het in overeenstemming met de wijze waarop
de natuur pleegt te werk te gaan, dat n ge
slaagde poging slechts ten koste van een millioen
mislukte pogingen kan worden verkregen. Mis
schien is het onvermijdelijk, dat, waar n woor
den vindt voor diepe gedachten, honderd anderen
die woorden herhalen zonder de gedachten ooit
te hebben beleefd, en moet men ter wille van
dien nen metaphysicus, die weet wat hij zegt,
zich getroosten door die honderd anderen meta
physische termen »ijdellijk'' te hooren gebruiken.
Wat het wezen van den humor volgens den
heer Backhaus nu eigenlijk is, kan ik niet
meedeelen. Maar als men toegeeft, dat niemand het
wezen van een ding kan ontdekken, dat hij zelf
niet kent, dan heeft men mij ontslagen van de
verplichting het nader te onderzoeken. Want hier
voor durf ik wél instaan, dat do lieer Wilhelm
Emanuel Backhaus uit eigen ervaring over humor
Nour.elies Etudes de litltrature et d'a-t, par
Ginstave Larroumet (membre de l'Institut), stu
dies over Lamartine, Taine, Zola, l.amaitre, Na
poléon I, Lombroso, Max Nordau, Ibsen, etc. etc.
Degelijke studies, geposeerd van degelijkheid,
alleen maar met al te veel govonl van eigen
waarde (vanwege dezelfde degelijkheid) door
trokken.
Gustavo Larroumet schijnt wel het type van
een »membre de l'institut": gepaste middelmatig
heid, zeer bruikbaar, veel wetend, goed
redeneerend, vol frissche levensvreugd, alle excessen
hatend en soms volkomen onverdragelijk. 'Pot
geen van zijn studies, dit is zeer blijkbaar, heeft
M. Gustave Larroumet (membre de l'institut) zich
gezet, zonder het aangenaam streelend gevoel.
dat hij nu smaak en appreciatie van zijn
tijdgonooten weer eens op het rechte spoor ging
brongen. Hij gaat blijkbaar uit van het .gulden mid
denprincipe" : niet loven zonder voorbehoud,
evenmin laken, want in allo dingen, hoe beroerd
ook, is toch wol iet* waardoerhnars, weet u 'f on
aan den anderen kant, ja aan den anderen kant''
is ook geen ding volmaakt. En nu is liet de
taak van den kool onderzockendnu wijsgeer
(membre de l'institut) van don man met hot warme
hart voor al wat .... om te trachten tot waar
deering te komen.... o hoere ja.'
allurveolzijdigste waardeering!.... Noen, neen. ik vind 't
in 't algemeen niet gek, dit principe van een
middenweg, ik vind 't eigenlijk zelfs heel mooi,
niet ver van goddelijk.... als nl. een soort van
god 't toepast. Maar anders wordt 't vreesclijk
wee.... om de zalving die er inzit,'t behagelijk,
zachtmoodiglijk, alles vergevend beter weten, waar
mee 't doortrokken is.
Zijn deze Nouvelles Etudes1' nu gedecideerd
zotte dingen V Neen alles behalve!
Zij zijn juist zeer goed, dat heb ik al gezegd;
van een goede degelijkheid, die oppast noch naar
de eene, noch naar de andere zij over te hellen,
die alle gepaste gevoelens huldigt en alle onge
paste laakt, die... entin: Gustave Larroumet is
een modern, zeer «ontwikkeld" man, zondereenigen
eigen persoonlijken kant.
Dit bepaalt volkomen de waarde zijner stuk
ken, wat er verder curieus aan mocht gevonden
worden ligt in toevallige omstandigheden. Zoo
trok het mij aan te weten, wat zoo'n modern,
fijn beschaatd aesthetisch ontwikkeld en geleerd
Franschman over Ibsen dacht en voor wien dat
ook interesseert kan ik dat hier mededeelen in
't kort.
Eerst constateert de geachte schrijver, dat hij
van Ibsen's werk maar betrekkelijk weinig direkt
kent, maar l stukken, zooveel er in 't Fransen
vertaald zijn; dan is 't hem aangenaam aan te
toonen, dat alle ideeën door Ibsen in dezelve
stukken neergelegd, al veel vroeger of veel beter.
door Franschen zijn geopenbaard; goddank! om
ten slotte te concludeeren dat Ibsen toch een
genie is.
Ses ijualités de forme et sa puissance
d'expression Ie rnettent au premier rang des maitres du
théatre." Hij kan beter »traduire les aspects
concrets de la vie" dan »dómêler les lois abstraites,
ojii régissent -Ie monde moral. 11 ne fait qu'
obscurcir et confondre celles-ci; il donne a ceux-lfi
un admirable relief. Il est un grand crivain",
al is hij geen groot philosoof.
Dit zijn zeker wel de ideeën der «gematigden"
in Frankrijk over Ibsen en zij schijnen niet zoo
onredelijk. Maar omdat in geen enkel deel van
L's boek, zoover ik 't ken, een spoor wordt ge
vonden van eenig besef, dat er wellicht menschen
zijn tot wier hoogte M. Larroumet niet kan
raken, is men eenigszins huiverig zijn
kalm-bezadigde conclusies te aanvaarden. Hij vindt
veel te gemakkelijk in al die groote menschen
wat zij aanbevelenswaardigs en laakbaars hebben.
Zoo makkelijk gaat dat niet voor >Larroumet's"!
Pastor Mors van Karl Gjellerup Kine fe'tffme
Gencliichte". Werkelijk een zeer vreemde geschie
denis, omdat het alleen den auteur gegeven schijnt
te begrijpen, wat hij eigenlijk met zijn boek meent.
Het is een soort van populair-theologische ver
handeling over de opstanding en do onsterfelijk
heid, een theologisclie verhandeling in romanvorm,
een Fausthistorie op kleine schaal, hoogst zon
derling. Men zon kunnen denken, dat een Duit
sche Dageraadsvereeniging aan een
»Schriftsteller" had opgedragen, de vervaardiging van een
literair werk, waarin het geloof werd belache
lijk gemaakt, evenals b. v. levensverzekerings
maatschappijen novellen laten maken, die de
verzekering verheerlijken; maar daarvoor is het
boek veel te weinig schreeuwerig en bovendien
te vervelend. Hoe 't onmogelijk is, zich een licha
melijk voortleven na den dood te denken en hoe
zonder de lichamelijkheid, men zich heelemaal
geen voortleven kan denken, wordt er behagelijk
gedemonstreerd door den schrijver, die zelf zoo
wat oen aanhanger van het pantheïsme schijnt te
zijn, hoewel liij alle moeite doet zicli zoo onpar
tijdig mogelijk voor te doen. Wie dat in dezen
vorm nu overtuigen of vermaken moet, is zeer
onduidelijk. Op volmaakte zuiverheid van taal,
kan de XtHstime (refciiich'f ook niet bogen : blz. L
vindt men al zulke rare dingen als etwasnichts
sagonden Liniëii" ! zeggen ze nu wat of zeggen
ze niets ?
De complete S'.eremon. Er is een nieuwe volledige
uitgave aangekondigd van de werken romans,
gedichten en essays van llobert Louis
Stevenson, wiens Ilobinsoiishistorie Troasure Island ' in
Engeland algemeen zeer hoog wordt gesteld. Hier
te lande is liet boek waarschijnlijk meer bekend
geworden sedert Van Ecden het in de Nieuwe
Gids heeft geroemd. Stevenson woont tegenwoordig
in Australië, en de uitgave zal dus worden ge
leid door zijn Londenschcn vertegenwoordiger
Sidney Colvin. Ken journalist heeft den beer
Colvin geïnterviewd om bijzonderheden te hooren,
en hem ten slotto gevraagd of hij meent dat de
werken van Stevenson klassieken zijn. Do heer
Colvin heeft geantwoord dat, naar zijne meening,
daaraan geen twijfel kan bestaan.
U. A. II. en F. C. Jr.
Tooneel en Opera.
De Groote Opera te Parijs zal als nouveaut
in December geven L'i Montaijne noire, l acten,
van Mad. Augusta Holmes; intussclien worden
als reprises genomen Olhello van Verdi. Iliinilet
van Thomas, en Aida van Verdi. met nieuwe
decors, omdat de vroegere in do rue liicher
verbrand zijn.
Naar aanleiding van de inwijding vnn den
nieuwen schouwburg te AViesbadeu, heeft Dr. Otto
Weddigon eene geschiedenis van de theater-ge
bouwen aldaar, met afbeelding en proloog, doen
verschijnen. De vorige schouwburg, in lsi'5 ge
bouwd, kostte lliO.OOO gulden; het nieuwe, onder
leiding van Follner en llelmer uit Weenen ge
bouwd, L.V.IIMHIO mark. liet wordt 1.") September
geopend ; in plaats van het vroeger subsidie uit
de hertogelijke kas, ontvangt de directie nu een
jaarlijksch subsidie uit do Koninklijk Pruisische
kas. van i' i l .IWMI mark.
Te Parijs werden dit jaar vier stukken van
Ibsen opgevoerd : liomicrufiolai, E' Eiinemi du
l>eHj>lij. Solneim ie coHttrnuttM' en jVoru : on vier
van lijörnson : Unc jaiUite, -Le ijniit, Lionarda
en Aa de*.*.*,^, c/cs jorcex /i</,m<nkes.
Te Milaan is eene mystieke symphonie" van
Leoncavallo, Scrafitti, met grootenbijval opgevoerd.
To Ilorlijn goeft het Kun. Schauspielhaus i
Skakospoare's IIVis ihr tcollt.
JSeiigrcn.'if/e, het politieke blijspel van I'rieuc.
dat door den ('erele des Kscholiers was opgevoerd,
is terstond door hot TliiVitro des Nouvoaiitt's over
genomen, en wordt Maandag reeds opgevoerd,
De ('omédie Franraiso bereidt eene reprise voor
van Coppëo, Hetero Torclli, waarvan eene
Noderlumlsehe vertaling van mr. ,1. N. van Hall bestaat.
Mevr. Seebach.
Marie Seebach schrijft aan de bladen dat zij
geheel hersteld is van haar val, en verzoekt wel
bijzonder de opgave, dat zij -op krukken" zou
geloopen hebben, te herroepen; zij heeft maar
acht dagen lang aan den linkervoet een lederen
kous gedragen, en leunt nu noch op het
wandelstokje, noch op den arm van hare zuster meer.
Zij zal, als ieder jaar, dezen zomer eenigen tijd
naar St. Moritz gaan.
Leonardo da Vinci.
Eene zeer belangrijke uitgave heeft de firma
U. Hoepli te Milaan ondernomen, onder toezicht
van de Accademia dei Lincei en met den steun
van de Italiaansche regeering. Het geldt den be
roemden Codice Atlantico van Leonardo da Vinci,
die in de Bib'iotec'i Ambroniana te Milaan wordt
bewaard, en die door middel van heliotypie in
facsimile zal worden weergegeven. De bedoelde
codex is het uitvoerigste der door Leonardo da
Vinci nagelaten handschriften; hij bevat 1750
teekeningen en opstellen van den schilder over de
meest ui'eenloopende onderwerpen, over wiskun
de, werktuigkundo, natuurkunde, meteorologie,
architectuur, kunstnijverheid, benevens schetsen
en ontwerpen voor Da Vinci's kunstwerken. Op
verrassende wijze blijkt, hoe ver de Italiaansche
meester, wiens veelzijdigheid zeker door niemand
is overtroffen, in al deze takken van wetenschap
en kunst zijn tijd vooruit was. Men kan in zijn.
werk de aanduiding vau het denkbeeld van ge
trokken kanonnen, van stoomschepen en andere
latere toepassingen vinden.
De zeer fraaie proeve van bewerking, die ons
werd toegezonden, bevat onder meer de gedetail
leerde teekening van een reusachtigen katapult,
met afzonderlijke afbeeldingen van de
voornaamonderdeelen.
Het geheele werk, dat in .'!"> afleveringen il :>0
Mark zal verschijnen, zal vóór het jaar l!!(((>
gereed zijn, en slechts in 2SO exemplaren worden
gedrukt. Dat de prijs niet hooger is, is zeker
aan den steun van de Italiaansche regeering en
koning Humbert te danken. Eene gedrukte tekst
en waarschijn! .k een woordenlijst voor de
veroudorde woorden en technische termen, zullen er
aan worden toegevoegd.
Carpeaux.
Op de verkooping van de nagelaten teekenin
gen, modellen en begonnen werken van Carpeaux
is door de weduwe veel teruggekocht, naar men
meent, omdat de geboden prijzen niet heel hoog
waren. liet Louvre heeft er aangekocht, aan tee
keningen : Napoleon III in zijn doodkist, het
portret van E:ii Dorpsdokter on twee omlijstin
gen van teekeningen, J,e< cm-Hw.s de i'Opera;
en aan beeldhouwwerken: een ontwerp in pleister
van don Gronpe <le la rfanse en drie terra-cottus:
Vi'iius C'iptii'niit l'Ainour, Corps d'unenawj'ragée
en Paul soutenant Virginie.
Arti.
Op de tentoonstelling van teekeningen, ver
vaardigd door leden der maatschappij v Arti et
Amicitiae", eerst eene week geopend, werden
verkocht: -Jansje", pastelteekoniug van mej A.
(tildemeester; -Tulpen'1, teekening van mej. E.
Krummer : Visschersvrouw". ets van II. de Vries ;
derende schoner i'Otterfunkon1', teekening van
N. v. d. Waay ; Buurtje te' Zutphen1', teekening
van .1. II. Wijsmuller, terwijl nog verschillende
onderhandelingen gaande zijn. De tentoonstelling
verheugt zic'i voortdurend in een zeer belang
stellend bezoek.
I!ij de heeren I'reyer IY. Cio., "\Voivenstraat l i',
Amsterdam, is geëxposeerd eene aquarel van
Josef Israëls, :de Schelpenvisscber".
Het Heilserum' legen diphtheriüs.
In de Medicini'-che IFocftewscAr?'/? worden proe
ven medegedeeld, door doctoren in twee zieken
huizen te lierlijn met een .hoilsorum" tegen
diphtheritis «enouuMi. In he.t eene ziekenhuis werden
in de laatste drie maanden ."> l kinderen behan
deld; bij '_'0 moe-1 de keelkop-operaüe toegepast
worden, u's werden beter en (> herstelden. Na
inspuiting met htt serum verbeterden zoowel de
plaatselijke verschijnselen als de algemeene toe
stand. In het andere gesticht werden (io kinderen
behandeld, waaronder l!0 ernstige, 1(> middelsoort
en l l liehte gevallen. Van de ernstige werd de
helft, van de gemiddelde SI pGt. beter, de lichte
genazen allen, liet getal genezingen was TOpCt.,
tegen r>0 n !">"> p('t. in het vorige jaar. l>e
dirigeerende arts, die vroeger het middel sceptisch
beschouwde, schrijft liet beter gevolg nu aan de
serum-methode toe; zij is analoog aan die van
Ivoch proeven met de Uibereuline.
Eigen ILnnnl van Mei bevat: Verdorde Bloe
men, door Matirits Smit ; Mr. llenri Viottti, door
Daniël de Lange (niet portret) ; Anemonti, door
C. K. Klont; De Sint-liuro-Kerk te Haarlem,
door Dr. P. ,1. II. ('üypers en C. .1. (Sonnet (met
ill.); De Eerste, door Truida Kok; A. C.
Kruseindfi, door J o. de Vries (met portret) ; Jan
Joo.itKii, door E. W. Moes (met ill.) ; Een Eijoift,
door Fokko l!os; Kleederdrachten in Ned. Ind-if
(met ill.) ; Een toclitinTransrnal. door.LMatthijsen
(met ill.); J)t' llnagsche Huishoud- en
Kookschool, door Geertruida van Nieuwpoort (met ill.') :
en als afzonderlijke platen Nooru-cegrc'i
LiutdSC/KIJI, naar .lacob van lluysdaol; Het u-crk vnn
i/en tij'!, naar Kmily Stophens; Zontïdn, naar
lienjamin Constant; Vuur! naar d'Entraygues;
In liet inentirif/aloJMal, naar G. l'ostma ; en
Tei/en den :onter, naar C. II. Nordenberg.
Vnn Xoord en Zuid. tijdschrift ten dienste van
onderwijzers bij de studie der Nederlandsebe
taal en letterkunde onder redactie van T. II. de
lieer en C. II. den Hertog, bevat de 17e jaargang
No. '2 den volgenden inhoud: Arenlezin/j IX door
A. S. Kok; Concrete en abstracte substantieven,
door C. II. den Hertog; De leerling fan
Pankratep, door P. 11. Meerkerken ; De nieuwe poï'tiel',
door Dr. J. I!. Schepers, met Antwoord, door
C. II. den Hertog; lirederoo's Spitansche Bra
bander, (J. J. Vierhout; Bijdragen tot de studie
r«u Potgieter, door C. II. den Hertog; Bloem
lezing uit liet woordenboek der Nederlamlsche
taal, door A. Molenaar en Versclicidenlicdcn.