De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 10 juni pagina 3

10 juni 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 885 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wat echter aan het redenaarstournooi tusschen de beide beroemde Spanjaards nog eene bijzondere pikante bekoorlijkheid verleende, was de tamelijk algemeen bekende rivaliteit tusschen hen beiden, Tooral de jaloerschheid van den ijdelen Castelar op Echegaray. Deze jaloerschheid dateert niet van gisteren. Het was, zoo bericht W. Lauser in zijn boek Aus Spaniens Gegenwart, de schoonste dag in de geschiedenis der parlementaire welsprekendheid van Spanje, toen (18G9) by de debatten over de godsdienstvrijheid, na Olozaga, den grootsten redenaar van het verledene, en vóór Castelar, den schitterendsten redenaar van het tegen woordige, Echegaray, een bescheiden leeraar in de wiskunde, van zeer eenvoudig uiterlijk, het woord nam, om in eene van echt humane gezindheid en liberale overtuiging doordrongen rede, voor de godsdienstige verdraagzaamheid te streden. Met de gloeiendste kleuren schilderde hij het onheil, dat in naam der Katholieke geloolseenheid over de menschheid en vooral over Spanje gebracht was. Bij de volgende passage brak de gansche vergadering, zonder onderscheid van partyen, vol geestdrift in toejuichingen los : »Ik zou wenschen dat onze vergadering op den Quemadero (plaats van de brandstapels voor Madrid) plaats had, om te zien, of nog iemand de geloofseenheid verdedigen kan. Daar vindt gij hoopen van kolen, gedrenkt met menschenvet, en dan overblijfselen van menschenbeenderen, en dan weder een hoop zand, dat over dat alles heengeworpen is, en dan weder een hoop kolen, weder een hoop beenderen, enz. enz. Voor weinige dagen speelden daar kin deren met stokken, en groeven in de aarde en haalden uit die asch drie voorwerpen te voorschyn, die zeer welsprekend zijn voor verdediging der godsdienstvrijheid. Zy groeven een stuk ver roest ijzer op, een daarbij liggende menschenborst en ten slotte een lok half verbrand haar. Dit zijn drie zeer welsprekende bewijzen. Ik wenschte, dat de heeren, welke de godsdienst vrijheid verdedigen, daarop letten ; ik wenschte dat die lok hun zeide, welk koud zweet de wor tels van dat haar bedekte, en hoe die haren van het slachtoffer te berge rezen, toen het zich door de vlammen van den brandstapel aangegrepen zag. Ik wenschte dat zij deze borstkas onder vroegen, hoe daaronder het hart van den armen jood of protestant klopte; ik wenschte dat zij dit ijzer ondervroegen, dat misschien een ijzeren prop was, hoeveel gillen van angst het verstikt heeft, of het niet nog meer voor verzachting vatbaar was, dan de onmeedoogende beulen der onmeedoogende theocratie " Castelar heeft het toen minder gemakkelijk verkropt, dat Echegaray ten gevolge van die rede tot Minister van Onderwijs benoemd. werd, dan dat hij door de inspanning van al zijn redenaarstalent het succes van zijne mededinger niet heeft kunnen verduisteren . n hoe taai zijne jaloezie was, bleek uit de omstandigheid, dat hij sedert jaren, onder het voorwendsel van andere dringende bezigheden, het uitwerken van zijn begroetingsredc ver schoof, tot hem door den voorzitter beduid werd, dat men er dan een ander mee belasten zou. Zoo was dan, door allen met groote spanning verwacht, de dag genaderd, waarop beiden zich weer zouden meten. Terwijl echter Echegaray dadelijk bij het begin verklaarde, dat de Spaansche Academie van hem geen redenaarspbrasen moest verwachten, heeft Castelar in dat opzicht alles vertoond wat men maar van Spaansche bloemrijke redeneerkunst eischen kan. Na eene korte vriendelijke herinnering aan zijn voor ganger op den Academischen zetel, den btininnelrkjn, humoristischen en geleerden kroniek schrijver Mosenero Ilomanos, zette Echegaray zijne beschouwingen omtrent kritiek en letterkun dige kunst uiteen. De auteur van het geestige blijspel On critica incipiente (dat in eene Duitsche vertaling eenige malen is opgevoerd), betoogde in helderen stijl, dat het evenals in de politiek, ook bij artistieke en litteraire kritiek van belang is eene soort van gemeenschappelijke wettigheid te bezitten, waarbinnen zich vreedzaam alle scholen en krachten kunnen ontwikkelen, zonder banvloek en dwang van boven, zonder haat en vijandschap van onderen. »Ik wijs," zeide hij, onder anderen »in de eerste plaats op den chaotischen toestand waarin zich tegenwoordig de kritiek bevindt, terwijl ik tegelijk den oorsprong van zulk een treurigen toe stand aangeef. Ik beweer beslist dat althans de mogelijkheid op eene wetenschappelijke er kenning van het schoone bestaat; ik geloof dat op de kritiek onvoorwaardelijk de ver plichting rust, hare regelen te zoeken in deze wetten der aesthetische wetenschap, en daar deze wetten zeer ruim zijn en het oneindige omvatten, verwerp ik ieder school-exclusivisme. Ik verdedig bijgevolg de klassieke wereld tegen de moderne, en deze tegen gene; het idealisme tegen het re alisme, en de realistische school tegen den hoog moed der vlekkeloozen, de kunst tegen het utilitarische positivisme, terwijl ik voor hot schoone opkom ter wille van het schoone, en ik verdedig weer de rechten van hem die in de groote vragen des levens stof voor zijn werken zoekt, tegen de eischen der substantieloozen. En ten slotte ver lang ik voor de aesthetika do dubbele methode van ervaring en verstand." Castelar, die wel indertijd zijn weg heeft gevonden uit de poëzie naar de politiek, maar niet gaarne na zijn politiek liasco denzelfden weg terug zou maken, meende dat het leven van Echegaray, die nu tooneelschrijver is, maar vroe ger wiskundige, ingenieur, afgevaardigde, redenaar, minister en directeur van openbare werken, in twee helften valt, op de wijze van dat van St. Jgnatius de Loyola, den krijgsman en kerkman. Voor deze tweeslachtigheid vindt hij troost door Echegaray te vergelijken met Goethe en Leonardo da Yinci. Maar met groote en billijke verbazing moest Echegaray naar deze loftuiting hooren. dat Castelar zijne neigingen tot spiritualisme en ide alisme tot >;het nationale deïsme'' van Spanje rekende. En in hot buitenland zal men misschien een weinig opkijken, als men uit Castelar's mond hoort, dat Echegaray door het universeele ka rakter van zijne typen boven Ibsen staat, terwijl Ibsen door zijn smaak voor uitzonderingen en ziektegevallen van het tooneel eene kliniek maakt. «Volgens mijne meening," roept CasteJaar met het oog op het moderne theater uit, »is de klip van deze litteraire richting het realisme, die school, die voor het beschouwen van het verschijnsel, van het bijzondere en voorbijgaande, geheel het algemeene en eeuwige vergeet. Het realisme mishaagt mij. Zoo schrijf ik dan het succes van Echegaray op het tooneel toe aan de omstandigheid, dat hij de meest spiritualistische, godsdienstige, metafysische van alle dichters der wetenschappelijke romantiek is, misschien alleen met uitzondering van Tolstoï." Zulk een lof moest hij tegenover de Spaansche toehoorders .zeer zeker aan Echegaray geven, ofschoon het dezen, onmiddellijk na zijne eigen geloofsbekentenis, wonderlijk in de ooren moet hebben geklonken. Hetzelfde naïeve chauvinisme, dat Casteler eens deed zeggen: »het overige Europa heeft boven Spanje eigenlijk niets voor, dan betere straat wegen," het chauvinisme, dat hij met zorg onder houdt omdat het hem zijne populariteit onder zijne landgenooten blijft verzekeren, geeft zich lucht in de volgende volzinnen: «Naar mijne meening hebben in de Ulo eeuw slechts twee volken een eigenlijk touneel: Frankrijk en Spanje. Natiën welke de bekoorlijkheid van een Ilacine en ee-n Beaumarchais, het genie van een Victor Hugo en een Zorrilla, de grootheid van een Saavedra en een Delavigne, de litteraire volmaaktheid van een Alf'red de Musset en een Ayala, de tooneelwetenschap van een Scribe en een Vega j bezeten hebben, om van de levenden niet te spreken en alleen de dooden te noemen, zullen nooit hun tooneelroem verliezen . . ." Men kan zich voorstellen hoe dankbaar de toehoorders voor zulk een nationalen wierook wa ren. Zij behoefden immers niet te vragen of Castelar iets van het Scandinavisch, het Duitsch of het Engelsch tooneel wist. Stormachtige bijval beloonde hem, toen hij voorspelde dat Spanje nooit in deze drie kunstafdeelingen, tooneel, wel sprekendheid en schilderkunst kon afdal-n. Daarvoor getuigen Echegaray met anderen, van wie ik zwijg, omdat zij nog in leven zijn, l)onoso Cortes en Olozaga als redenaars, Ilosales en Fortuny als schilders !" Buitenlands che Bibliographie. Das Wesen fles Humor?, eine UnterfHcJtung von Wilhelm Kmnmiel Dackhniis. Een onleesbaar boek, dat M' eerbiedwekkend diepzinnig is, óf belachelijk van holheid. Ik geloot' het laatste, maar ik sta er niet voor in, want wat onleesbaar is kan men niet lezen. Bazelen in metaphysische termen; de woorden waarin groote philosophon, in oogenblikken van diepstziende klaarheid, tot de uiterste grenzen der abstractie hebben trachten door te drin gen, na te zeggen en aan elkander te rijgen tot lange zinnen en dikke boeken, woorden, woor den, woorden, waaruit alle zin verdwenen is die vorm van vnlgariteit, in Duitschland zoo ge woon, is hier gelukkig nog vrij zeldzaam geble ven. Maar wij moeten ons hierop niet te veel laten voorstaan, en Duitschland niet te hard vallen : want misschien is dit valsche gopbilosopheer de prijs waarmoe een volk zijn groote philosophen moet betalen. Misschien is iedere, Duitscher een poging van de natuur om een wijsgeer temaken, en is het in overeenstemming met de wijze waarop de natuur pleegt te werk te gaan, dat n ge slaagde poging slechts ten koste van een millioen mislukte pogingen kan worden verkregen. Mis schien is het onvermijdelijk, dat, waar n woor den vindt voor diepe gedachten, honderd anderen die woorden herhalen zonder de gedachten ooit te hebben beleefd, en moet men ter wille van dien nen metaphysicus, die weet wat hij zegt, zich getroosten door die honderd anderen meta physische termen »ijdellijk'' te hooren gebruiken. Wat het wezen van den humor volgens den heer Backhaus nu eigenlijk is, kan ik niet meedeelen. Maar als men toegeeft, dat niemand het wezen van een ding kan ontdekken, dat hij zelf niet kent, dan heeft men mij ontslagen van de verplichting het nader te onderzoeken. Want hier voor durf ik wél instaan, dat do lieer Wilhelm Emanuel Backhaus uit eigen ervaring over humor Nour.elies Etudes de litltrature et d'a-t, par Ginstave Larroumet (membre de l'Institut), stu dies over Lamartine, Taine, Zola, l.amaitre, Na poléon I, Lombroso, Max Nordau, Ibsen, etc. etc. Degelijke studies, geposeerd van degelijkheid, alleen maar met al te veel govonl van eigen waarde (vanwege dezelfde degelijkheid) door trokken. Gustavo Larroumet schijnt wel het type van een »membre de l'institut": gepaste middelmatig heid, zeer bruikbaar, veel wetend, goed redeneerend, vol frissche levensvreugd, alle excessen hatend en soms volkomen onverdragelijk. 'Pot geen van zijn studies, dit is zeer blijkbaar, heeft M. Gustave Larroumet (membre de l'institut) zich gezet, zonder het aangenaam streelend gevoel. dat hij nu smaak en appreciatie van zijn tijdgonooten weer eens op het rechte spoor ging brongen. Hij gaat blijkbaar uit van het .gulden mid denprincipe" : niet loven zonder voorbehoud, evenmin laken, want in allo dingen, hoe beroerd ook, is toch wol iet* waardoerhnars, weet u 'f on aan den anderen kant, ja aan den anderen kant'' is ook geen ding volmaakt. En nu is liet de taak van den kool onderzockendnu wijsgeer (membre de l'institut) van don man met hot warme hart voor al wat .... om te trachten tot waar deering te komen.... o hoere ja.' allurveolzijdigste waardeering!.... Noen, neen. ik vind 't in 't algemeen niet gek, dit principe van een middenweg, ik vind 't eigenlijk zelfs heel mooi, niet ver van goddelijk.... als nl. een soort van god 't toepast. Maar anders wordt 't vreesclijk wee.... om de zalving die er inzit,'t behagelijk, zachtmoodiglijk, alles vergevend beter weten, waar mee 't doortrokken is. Zijn deze Nouvelles Etudes1' nu gedecideerd zotte dingen V Neen alles behalve! Zij zijn juist zeer goed, dat heb ik al gezegd; van een goede degelijkheid, die oppast noch naar de eene, noch naar de andere zij over te hellen, die alle gepaste gevoelens huldigt en alle onge paste laakt, die... entin: Gustave Larroumet is een modern, zeer «ontwikkeld" man, zondereenigen eigen persoonlijken kant. Dit bepaalt volkomen de waarde zijner stuk ken, wat er verder curieus aan mocht gevonden worden ligt in toevallige omstandigheden. Zoo trok het mij aan te weten, wat zoo'n modern, fijn beschaatd aesthetisch ontwikkeld en geleerd Franschman over Ibsen dacht en voor wien dat ook interesseert kan ik dat hier mededeelen in 't kort. Eerst constateert de geachte schrijver, dat hij van Ibsen's werk maar betrekkelijk weinig direkt kent, maar l stukken, zooveel er in 't Fransen vertaald zijn; dan is 't hem aangenaam aan te toonen, dat alle ideeën door Ibsen in dezelve stukken neergelegd, al veel vroeger of veel beter. door Franschen zijn geopenbaard; goddank! om ten slotte te concludeeren dat Ibsen toch een genie is. Ses ijualités de forme et sa puissance d'expression Ie rnettent au premier rang des maitres du théatre." Hij kan beter »traduire les aspects concrets de la vie" dan »dómêler les lois abstraites, ojii régissent -Ie monde moral. 11 ne fait qu' obscurcir et confondre celles-ci; il donne a ceux-lfi un admirable relief. Il est un grand crivain", al is hij geen groot philosoof. Dit zijn zeker wel de ideeën der «gematigden" in Frankrijk over Ibsen en zij schijnen niet zoo onredelijk. Maar omdat in geen enkel deel van L's boek, zoover ik 't ken, een spoor wordt ge vonden van eenig besef, dat er wellicht menschen zijn tot wier hoogte M. Larroumet niet kan raken, is men eenigszins huiverig zijn kalm-bezadigde conclusies te aanvaarden. Hij vindt veel te gemakkelijk in al die groote menschen wat zij aanbevelenswaardigs en laakbaars hebben. Zoo makkelijk gaat dat niet voor >Larroumet's"! Pastor Mors van Karl Gjellerup Kine fe'tffme Gencliichte". Werkelijk een zeer vreemde geschie denis, omdat het alleen den auteur gegeven schijnt te begrijpen, wat hij eigenlijk met zijn boek meent. Het is een soort van populair-theologische ver handeling over de opstanding en do onsterfelijk heid, een theologisclie verhandeling in romanvorm, een Fausthistorie op kleine schaal, hoogst zon derling. Men zon kunnen denken, dat een Duit sche Dageraadsvereeniging aan een »Schriftsteller" had opgedragen, de vervaardiging van een literair werk, waarin het geloof werd belache lijk gemaakt, evenals b. v. levensverzekerings maatschappijen novellen laten maken, die de verzekering verheerlijken; maar daarvoor is het boek veel te weinig schreeuwerig en bovendien te vervelend. Hoe 't onmogelijk is, zich een licha melijk voortleven na den dood te denken en hoe zonder de lichamelijkheid, men zich heelemaal geen voortleven kan denken, wordt er behagelijk gedemonstreerd door den schrijver, die zelf zoo wat oen aanhanger van het pantheïsme schijnt te zijn, hoewel liij alle moeite doet zicli zoo onpar tijdig mogelijk voor te doen. Wie dat in dezen vorm nu overtuigen of vermaken moet, is zeer onduidelijk. Op volmaakte zuiverheid van taal, kan de XtHstime (refciiich'f ook niet bogen : blz. L vindt men al zulke rare dingen als etwasnichts sagonden Liniëii" ! zeggen ze nu wat of zeggen ze niets ? De complete S'.eremon. Er is een nieuwe volledige uitgave aangekondigd van de werken romans, gedichten en essays van llobert Louis Stevenson, wiens Ilobinsoiishistorie Troasure Island ' in Engeland algemeen zeer hoog wordt gesteld. Hier te lande is liet boek waarschijnlijk meer bekend geworden sedert Van Ecden het in de Nieuwe Gids heeft geroemd. Stevenson woont tegenwoordig in Australië, en de uitgave zal dus worden ge leid door zijn Londenschcn vertegenwoordiger Sidney Colvin. Ken journalist heeft den beer Colvin geïnterviewd om bijzonderheden te hooren, en hem ten slotto gevraagd of hij meent dat de werken van Stevenson klassieken zijn. Do heer Colvin heeft geantwoord dat, naar zijne meening, daaraan geen twijfel kan bestaan. U. A. II. en F. C. Jr. Tooneel en Opera. De Groote Opera te Parijs zal als nouveaut in December geven L'i Montaijne noire, l acten, van Mad. Augusta Holmes; intussclien worden als reprises genomen Olhello van Verdi. Iliinilet van Thomas, en Aida van Verdi. met nieuwe decors, omdat de vroegere in do rue liicher verbrand zijn. Naar aanleiding van de inwijding vnn den nieuwen schouwburg te AViesbadeu, heeft Dr. Otto Weddigon eene geschiedenis van de theater-ge bouwen aldaar, met afbeelding en proloog, doen verschijnen. De vorige schouwburg, in lsi'5 ge bouwd, kostte lliO.OOO gulden; het nieuwe, onder leiding van Follner en llelmer uit Weenen ge bouwd, L.V.IIMHIO mark. liet wordt 1.") September geopend ; in plaats van het vroeger subsidie uit de hertogelijke kas, ontvangt de directie nu een jaarlijksch subsidie uit do Koninklijk Pruisische kas. van i' i l .IWMI mark. Te Parijs werden dit jaar vier stukken van Ibsen opgevoerd : liomicrufiolai, E' Eiinemi du l>eHj>lij. Solneim ie coHttrnuttM' en jVoru : on vier van lijörnson : Unc jaiUite, -Le ijniit, Lionarda en Aa de*.*.*,^, c/cs jorcex /i</,m<nkes. Te Milaan is eene mystieke symphonie" van Leoncavallo, Scrafitti, met grootenbijval opgevoerd. To Ilorlijn goeft het Kun. Schauspielhaus i Skakospoare's IIVis ihr tcollt. JSeiigrcn.'if/e, het politieke blijspel van I'rieuc. dat door den ('erele des Kscholiers was opgevoerd, is terstond door hot TliiVitro des Nouvoaiitt's over genomen, en wordt Maandag reeds opgevoerd, De ('omédie Franraiso bereidt eene reprise voor van Coppëo, Hetero Torclli, waarvan eene Noderlumlsehe vertaling van mr. ,1. N. van Hall bestaat. Mevr. Seebach. Marie Seebach schrijft aan de bladen dat zij geheel hersteld is van haar val, en verzoekt wel bijzonder de opgave, dat zij -op krukken" zou geloopen hebben, te herroepen; zij heeft maar acht dagen lang aan den linkervoet een lederen kous gedragen, en leunt nu noch op het wandelstokje, noch op den arm van hare zuster meer. Zij zal, als ieder jaar, dezen zomer eenigen tijd naar St. Moritz gaan. Leonardo da Vinci. Eene zeer belangrijke uitgave heeft de firma U. Hoepli te Milaan ondernomen, onder toezicht van de Accademia dei Lincei en met den steun van de Italiaansche regeering. Het geldt den be roemden Codice Atlantico van Leonardo da Vinci, die in de Bib'iotec'i Ambroniana te Milaan wordt bewaard, en die door middel van heliotypie in facsimile zal worden weergegeven. De bedoelde codex is het uitvoerigste der door Leonardo da Vinci nagelaten handschriften; hij bevat 1750 teekeningen en opstellen van den schilder over de meest ui'eenloopende onderwerpen, over wiskun de, werktuigkundo, natuurkunde, meteorologie, architectuur, kunstnijverheid, benevens schetsen en ontwerpen voor Da Vinci's kunstwerken. Op verrassende wijze blijkt, hoe ver de Italiaansche meester, wiens veelzijdigheid zeker door niemand is overtroffen, in al deze takken van wetenschap en kunst zijn tijd vooruit was. Men kan in zijn. werk de aanduiding vau het denkbeeld van ge trokken kanonnen, van stoomschepen en andere latere toepassingen vinden. De zeer fraaie proeve van bewerking, die ons werd toegezonden, bevat onder meer de gedetail leerde teekening van een reusachtigen katapult, met afzonderlijke afbeeldingen van de voornaamonderdeelen. Het geheele werk, dat in .'!"> afleveringen il :>0 Mark zal verschijnen, zal vóór het jaar l!!(((> gereed zijn, en slechts in 2SO exemplaren worden gedrukt. Dat de prijs niet hooger is, is zeker aan den steun van de Italiaansche regeering en koning Humbert te danken. Eene gedrukte tekst en waarschijn! .k een woordenlijst voor de veroudorde woorden en technische termen, zullen er aan worden toegevoegd. Carpeaux. Op de verkooping van de nagelaten teekenin gen, modellen en begonnen werken van Carpeaux is door de weduwe veel teruggekocht, naar men meent, omdat de geboden prijzen niet heel hoog waren. liet Louvre heeft er aangekocht, aan tee keningen : Napoleon III in zijn doodkist, het portret van E:ii Dorpsdokter on twee omlijstin gen van teekeningen, J,e< cm-Hw.s de i'Opera; en aan beeldhouwwerken: een ontwerp in pleister van don Gronpe <le la rfanse en drie terra-cottus: Vi'iius C'iptii'niit l'Ainour, Corps d'unenawj'ragée en Paul soutenant Virginie. Arti. Op de tentoonstelling van teekeningen, ver vaardigd door leden der maatschappij v Arti et Amicitiae", eerst eene week geopend, werden verkocht: -Jansje", pastelteekoniug van mej A. (tildemeester; -Tulpen'1, teekening van mej. E. Krummer : Visschersvrouw". ets van II. de Vries ; derende schoner i'Otterfunkon1', teekening van N. v. d. Waay ; Buurtje te' Zutphen1', teekening van .1. II. Wijsmuller, terwijl nog verschillende onderhandelingen gaande zijn. De tentoonstelling verheugt zic'i voortdurend in een zeer belang stellend bezoek. I!ij de heeren I'reyer IY. Cio., "\Voivenstraat l i', Amsterdam, is geëxposeerd eene aquarel van Josef Israëls, :de Schelpenvisscber". Het Heilserum' legen diphtheriüs. In de Medicini'-che IFocftewscAr?'/? worden proe ven medegedeeld, door doctoren in twee zieken huizen te lierlijn met een .hoilsorum" tegen diphtheritis «enouuMi. In he.t eene ziekenhuis werden in de laatste drie maanden ."> l kinderen behan deld; bij '_'0 moe-1 de keelkop-operaüe toegepast worden, u's werden beter en (> herstelden. Na inspuiting met htt serum verbeterden zoowel de plaatselijke verschijnselen als de algemeene toe stand. In het andere gesticht werden (io kinderen behandeld, waaronder l!0 ernstige, 1(> middelsoort en l l liehte gevallen. Van de ernstige werd de helft, van de gemiddelde SI pGt. beter, de lichte genazen allen, liet getal genezingen was TOpCt., tegen r>0 n !">"> p('t. in het vorige jaar. l>e dirigeerende arts, die vroeger het middel sceptisch beschouwde, schrijft liet beter gevolg nu aan de serum-methode toe; zij is analoog aan die van Ivoch proeven met de Uibereuline. Eigen ILnnnl van Mei bevat: Verdorde Bloe men, door Matirits Smit ; Mr. llenri Viottti, door Daniël de Lange (niet portret) ; Anemonti, door C. K. Klont; De Sint-liuro-Kerk te Haarlem, door Dr. P. ,1. II. ('üypers en C. .1. (Sonnet (met ill.); De Eerste, door Truida Kok; A. C. Kruseindfi, door J o. de Vries (met portret) ; Jan Joo.itKii, door E. W. Moes (met ill.) ; Een Eijoift, door Fokko l!os; Kleederdrachten in Ned. Ind-if (met ill.) ; Een toclitinTransrnal. door.LMatthijsen (met ill.); J)t' llnagsche Huishoud- en Kookschool, door Geertruida van Nieuwpoort (met ill.') : en als afzonderlijke platen Nooru-cegrc'i LiutdSC/KIJI, naar .lacob van lluysdaol; Het u-crk vnn i/en tij'!, naar Kmily Stophens; Zontïdn, naar lienjamin Constant; Vuur! naar d'Entraygues; In liet inentirif/aloJMal, naar G. l'ostma ; en Tei/en den :onter, naar C. II. Nordenberg. Vnn Xoord en Zuid. tijdschrift ten dienste van onderwijzers bij de studie der Nederlandsebe taal en letterkunde onder redactie van T. II. de lieer en C. II. den Hertog, bevat de 17e jaargang No. '2 den volgenden inhoud: Arenlezin/j IX door A. S. Kok; Concrete en abstracte substantieven, door C. II. den Hertog; De leerling fan Pankratep, door P. 11. Meerkerken ; De nieuwe poï'tiel', door Dr. J. I!. Schepers, met Antwoord, door C. II. den Hertog; lirederoo's Spitansche Bra bander, (J. J. Vierhout; Bijdragen tot de studie r«u Potgieter, door C. II. den Hertog; Bloem lezing uit liet woordenboek der Nederlamlsche taal, door A. Molenaar en Versclicidenlicdcn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl