De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 10 juni pagina 4

10 juni 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 885 De heeren Frederik Muller en Cie. hebben een catalogus doen verschijnen van Curiosa medica, tegen aangegeven prezen by hen verkrijgbaar. Gouverneur's Oude Huisvriend van l Juni be vat aan oorspronkelijke stukken: Reddingius, Uit den cyclus *Fairy" en De neus en zenuwzwakte; onder de vertaalde een aardig Moorsch verhaal Roem-der-vrouw. Eduard Hanslick was zeer bevriend met wijlen professor Billroth. In de Neue Freie Presse pu bliceert hy verscheidene brieven van den grooten geleerde. Behalve, brieven over het tragische uit einde van z\jn collega Dr. Gudden, over de con trasten die men bij artisten opmerkt, wanneer zij zich als kunstenaar en als mensch voordoen, schrijft hij ook: Naar aanleiding van uw laatste feuilleton: Wat zijt gij toch een goed mensch. Het is een zegen dat ik geen kritikus geworden ben. Ik zou aan de bekoring geen weerstand kunnen bieden, van m\jn talent gebruik te ma ken om door ieder woord duizende menschen te beleedigen. Er is iets in mij van den leeuw en den tjjger, die zich door bloed behagelijk en sterk voelen. De pianiste was afschuwelijk; zij bezit alle ondeugden van eene jonge pianiste in hooge mate, ~zy is onmuzikaal, hare techniek is droog, haar aanslag stroef en hard en zij is niet in staat twee tonen goed te verbinden. De Des-dur-Nocturne was het laatste stuk dat ik van Wilhelmine Clausz te Göttingen hoorde, dit vergeet ik nooit. Toen was ik jong en groen, nu ben ik oud en grijs. Het stuk van SaintSaëns zou wijlen Kalkbrenner beter gecomponeerd hebben en dan die zoogenaamde Tarentella van Liszt. Afschuwelüke hondenmuziek. En dan door zulk een onnoozel schaap ge speeld. Het is gelukkig dat ik geen muzikale kritieken moet schrijven. Wanneer deze juffrouw P. mij echter te na komt, amputeer ik hare heide handen, al bloedt zij ook dood. Onze politie is toch ellendig ingericht, dat zij zulke moordena ressen vrij laat rondloopen. Men ziet het, een chirurg kan nu eenmaal het sn\jden niet laten. NIEUWE UITGAVEN. De zusjes Rajewski. Uitgave van P. N. VAK KAMPEN & ZN., Amsterdam. Vertaald door UNA. In romantisch gewaad gekleede herinne ringen van de bekende Russische wis- en natuur kundige mevrouw Sonja Kovalevsky, professor aan de hoogeschool te Stockholm. Zonder werk. door JOHN LAW. Uitgave van W. HILABIUS WZN., Almelo. Uit het Engelsch door CORA. Een weemoedig verhaal van den eeuwig weêrkeerenden strijd om 't bestaan. Levensdoel, door J. VAN DORP. Uitgave v. E. J. MILL te Leiden. Een oorspronkelijke Roman uit 't gewone leven. Tess van de d'Ubervilles, uit het Engelsch, 2 dln. Uitgave van LOMAN EN FUNKE te 's Gravenhage. Een verhaal uit den Engelschen boe renstand. Aan de zee betwist. Oorspronkelijke Roman in I dl. door LOUISE AHN-DE JONG. Uitgave P. N. VAN KAMPEN & ZOON, Amsterdam. Een professorsvrouwtje. Oorspronkelijke Roman in I dl. door LEO LUTTEL. Uitgave van W. J. THIEME te Zutphen. Aboe Bakar. Indische Roman in 2 dln. door MAURITS. Uitgave van G. KALFF & Co., Batavia en LOMAN EN FUNKE, 's Gravenhage. Als een Spreeuw oft Papegaai. Verdietscht Engelsch dicht uit vijf werelddeelen. Uitgave LOMAN EN FUNKE, 's Gravenhage. Uit Oud- en Nieuw Oost-Indië, door S. KALFF, oud-hoofdredacteur Soerabaiaasch Handelsblad. Uitgave van H. D. TJEENK WILLINK, Haarlem. Uit de Natuurlijke Historie, bijeenge bracht door FILOTÉROS, behuwdbroeder van FILANTROPOS. Uitgave van TEE HAAK & SCHUIT te Leerdam. Wandelingen in Gelderland, door J. CRAANDIJK. Uitgave van H. D. TJKKXK WIL LINK te Haarlem, 2 dln. met fraaie illustratiën, naar de natuur geteekende platen door P. A. SCHIPPERUS en wandelkaarten, 4e druk. Mie de Mof, door ROSIER FAASSEN, in No. 53 van Warendorf's Novellenbibliotheek. iimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i iniiiiiiiiiiiiiiii HETSJE1S Die fazantenhaan. Jaren lang had mijnheer Tims onder zijn ken nissen doorgegaan voor een uitstekend jager en een goed sportsmau, en de verhalen van de ver wonderlijke weitasschen vol snippen die hij van de polders had meegebracht, hadden tegelijk de ja loezie en den trots van zijn vrienden gaande ge naakt en hij werd oprecht door hen beklaagd, nn het noodlot hem sedert langen tijd niet, de weelde had verschaft van ook maar een enkelen dag schieten. Maar er was een verandering op handen. Een buurman die onverwacht in bezit gekomen was van een aardig klein huis, buiten, met een mooi stuk eigen jacht, had zijn ouden vriend niet ver geten en zond het volgend seizoen een zeer drin gende uitnoodiging aan mijnheer Tims. Deze heer, inplaats van een luchtsprong te maken bij dit aanbod, aarzelde erg. Wel, zie je, ik ben het afgewend." zei hij, Ik heb in jaren niet ge schoten, en ik ben bang dat mijn geweer zal bar sten bij de tucht van buskruit, het is zoolang wer keloos geweest." || O, dat zullen we gauw veranderen," sprak de vriendelijke gastheer. //Ik ben er de man niet naar om de dingen half te doen. Ik heb een paar mooie jachtgeweren gekocht, ze zullen je doen watertan den, en je moet bepaald komen om de menschen daar eens te laten zien, dat een stedeling ook wel ??en beetje kan schieten. O, ik neem geen weigeing aan." Daar het geval zoo stond, moest mijnheer Tims vast beloven te gaan, en onmiddelijk ging hij werk maken van een nieuw costuum, het meest sportachtige dat bij krijgen kon, een kleedij die furore maakte in de buurt, toen hij ze een paar avonden m zijn tuin aan de straat te luchten hing. En toen de morgen kwam, werd hij door verseheiden vrien den naar het station verg zeld, allen vol van goede wenschen voor zijn suceee //Maar wij behoeven niets meer te zeggen. Als er vogels zijn, dan krijg je ze, en de oude Bense zegt dat het er eenvoudig van wemelt op zijn land. We verwachten een wild-souper als> je terug komt, oude heer." //Ja, ja, natuurlijk, natuurlijk," antwoordde hij, maar ik kan wel zonder buit terugkomen. Som mige menschen zijn zelfs te gierig om je het wild ie gunnen, dat je hebt geschoten. Maar ik zal mijn oest doen." Dat was hij ook zeker van plan, maar toen de ;rein hem naar buiten voerde, twijfelde hij er aan of dat zijn best doen" wel schitterend zou zijn, ?want om de waarheid te zeggen had mijnheer Tims' verbeelding veel meer te doen met zijn prachtige weitasschen vol dan zijn geweer; hij had zekerlijk in vroeger dagen een beetje geschoten, maar hij bad zelden iets geraakt. Eu zie nu eens wat een dwaas ik ben geweest met mijn gebabbel. Zij zullen verwachten dat ik alles neerschiet, en ik weet dat ik dat niet zal doen. Die beestachtige vogels vliegen zoo hard. Ik was een gek om zoo te pochen, maar wie zou ooit gedacht hebben dat die oude Bense nog eens zou jaan jagen." En daarom, in plaats van in zijn element te wezen, zooals zijn vrienden dachten, toen hij ge weer op schouder, met zijn gastheer door bo^cli en hei trok, was hij in doodelijken angst en agitatie. En wat is dat drommelsche geweer zwaar," mompelde hij, en het ziet er uit alsof het ge weldig stootte. En dan met Bense naast mij, ben ik iedere minuut in doodsgevaar. Zeg eens, Bense, houd je geweer een beetje den anderen kant uit; vuurwapens zijn zoo griezelig, weet je." Griezelig? neen, die vind ik goed; houd me nu niet voor den gek, hè!" lachte zijn gastheer.//Maar zie eens : Juno staat, en kijk; e;-n prachtige koppel. Kom dan Tims een van die schoten, naar rechts en links tegelijk, waar ik zoo veel van gehoord heb !'' Tims hoorde niets dan een geklepper van vleugels, dicht bij hem; hij'" nam zijn geweer op en trok wild aan den haan, aan de beide lianen bij ongeluk. Pang, pang, zeker een schot rechts en links, dat den dapperen sportsman bijna op zijn rug deed neerkomen, maar niet anders ten gevolge had, daar de vogels kalm wegvlogen en Tims in plaats van patrijzen, niets dan zichzelf overliet, meer dood dan levend. Mijn hemel, dat is me een geweer," bromde hij, en wreef zijn schouder. Dat heb je zeker tegelijk met liet landgoed geërfd ? ' Neen! het is er een van het nieuwste model," antwoordde zijn gastheer. //Geef mij dan mijn ouden achterlader. Daar kon ik mee schieten, terwijl ik voel dat ik met dit mijzelf onrecht doe." Het volgend uur genas zeker zijn vreezen. Want hij vernielde niets behalve zijn gastheer's denk beelden omtrent zijn bekwaamheden, en helaas, zichzelf. Hij was gewoon een monster geworden, zwart en blauw overal waar dat duivelsclie wapen hem geraakt had. Warm, hijgend, en vol afschuw besloot hij de zaak op te geven. Ik zal nu eens een beetje uitrusten. Ik ben het afgewend, maar ga zelf gerust verder, en kom mij dan later weer terug halen!" zei hij, en zonk op het gras neer, aan de kant van een lieg. Goed, zooals je wilt. Je ziet er een beetje ge havend uit," lachte Bense. //Maar ik kom je spoedig weer afhalen, hoor. Wij hebben nog niets behalve mijn koppel vogels, en ik moet bekennen, dat, ik teleurgesteld ben." O, later zal ik wel beter schieten. Laat me nu maar," riep hij. \\at een ochtend heb ik gehad! Ik had geen idee dat schieten zulk een vreeselijk ding was. Men kan er gemakkelijk over spreken, maar liet te doen! Och, och, wat heb ik een pijn! en nog niets geraakt." Nog niets? dat is erg jammer, mijnheer," zeide een stem achter hem. Ik ben gelukkiger geweest," en een nian kroop door den heg, een prachtigen fazantenhaan over zijn schouder. Een pracht! vindt u niet?" ging hij voort. Menig heerschap mocht, er trotsch op zijn, als hij dien geschoten had. Maar ik beu er niet trotsch op; ik. heb hem lieelemaal niet iioodig." Niet? Wilt ge hem mij verkoopeu?" vroeg Trims vlug. Ik zal er goed voor betalen." Top, mijnheer," was liet antwoord. //Voor tien gulden geef ik hem. Dat is de prijs dien ik altijd krijg van heeren die op de jacht zijn en hun tassclien willen vullen. O, ik verkoop er bergen van. Dank 'j, mijnheer. Ik ga weer gauw weg. U zult liet niet vertellen, mijnheer?'' Neen, zeker niet," antwoordde Tims snel. Daarop kunt ge gerust vertrouwen." Hij was een man van zijn woord en toen zijn gastheer dus terug kwam, wees hij slechts op den mooien vogel, die dood aan zijn voeten lag, Komaan, dat is goed!1'' riep Bense hartelijk. Ik begon te denken dat je in het geheel niets zoudt ra ken, en dat je je vrienden thuis een treurig ver haal van den dag zoudt moeten doen. Het is een pracht. Hij kwam zeker juist boven de heg uit, uit de buurt van baron Hecrgroeve's fazauteupark en toen hebt ge hem dadelijk gesnapt.'' Ja, zoo ging liet, en als je er niet tegen hebt om alleen verder te gaau, zou ik hier nog \vrel een poosje willen wachten. Men kan niet weten wat er nog gebeurt." Dit, wist liij zeker niet; want nauwelijks was Bense verdwenen of er kwam een jachtopziener over de rastering aaugestapt, warm en hijgend. Mijnheer hebt u ook soms ergens een grooten, zwarcn man gezien, Schut, de strooper? Hij is mij juist ontsnapt, eu hij had zulk een prachtigeu vogel als ik ooit heb gezien, zoo mooi als dezen, die hier ligt. Maar! ik geloof werkelijk dat liet, deze is.!' Onzin, stop licm weer in mijn tasch" riep Tinis. Ik weet niets van je stroopers. Ik bracht dien vogel hier zeil" Niet met dat geweer, mijnheer," grijnsde de op zichter. Die vogel is gevangen in een strik en op ons goed, dat weet ik zeker. Als u Schut niet hebt gezien, dan ziet het er slecht voor u uit. Zes maan den, op zijn minst. Wij zijn vreeselijk streng voor stroopers hier in de buurt." Stroopers! maar ik ben geen strooper. Ik ben geen ..." begon mijnbeer Tims verschrikt. Ik, ik, die vogel ? zes maanden, o, maar gij zult mij niet vervolgen; hier neem dit tientje, en dien beestachtigen vogel en laat mij vrij; ik beloof dat ik dadelijk weg zal gaan en er geen een meer zal aanraken." Goed dan, maak er twaalf gulden van, en ik zal er niets meer van zeggen" zei de man. //Maar het is gewaagd, ge zult me niet verraden?" Neen, neen! ik zal er geen sterveling iets van vertellen, reken er maar op," riep Tims. Mijn lippen zijn verzegeld, zelfs voor mijnheer Bense, en toch wat zal hij denken? O, ik wou dat ik weer veilig thuis was," De wensch werd gevolgd door de daad. Toen mijnheer Tims het tooneel van zijn onplezie rige ondervindingen verlaten had, haastte hij zich naar het station. Een enkel woord van ver ontschuldiging door een kruier aan Bense gezonden was gauw verricht, en onze vriend spoedde zich huiswaarts. Een vluchtig bezoek bij den poelier voorzag hem van een andere fazantenhaar, die een schitterenden schotel vormde op het beloofde souper van den volgenden avond, en wanneer een of twee kenners zich verwonderden over den haut gout" van den pas geschoten vogel, zeide zij het niet; en zoo was dus iedereen voldaan over den uitslag van den jachtdag, behalve misschien mijnheer Tims die, erg pijnlijk en stijf, dacht, toen hij de kosten bij elkaar telde, dat hij wel wat te veel had be taald voor zijn sport en zijn fazantenhaan. Arme moeder! door E,. B. JR. 't Was in Parijs. De veel bezon en maand Mei toonde zich uiter mate gul met gure dagen en kille nachten. Allen die den... vóór 't aanbreken van den dag, hetzij door verfoeielijke nieuwsgierigheid gedreven, hetzij door het veeleisehende hunner betrekking genoodzaakt, zich buitenshuis begaven, sloegen de kragen hunner overjassen op, staken de handen iu de zakken en maakten bij het loopen nn en dan met het lichaam de eigenaardige beweging, die een gevolg is zoowel van huiveriglieid, als van weinig opgewektheid. Met alle wereldsteden heeft Parijs gemeen, dat er in het, eene gedeelte al heel wat kan gebeuren, waarvan in een ander hoegenaamd niets wordt be merkt. Zoo werden de bewoners van zekere achterbuurt geenszins in hunne rust gestoord door de sombere toebereidselen in een ver afgelegen wijk, noch door de velen die daarheen togen of door de gewapende macht die er met den hoorbaren looppas aanrukte. tn die achterbuurt bevond zich de woning, waarin eene weduwe twee vertrekjes op respectabel liooge verdieping in huur had. Was er in geen dier beide kamers van weelde sprake, toch gaven ze geenszins een beeld van ge brek. De volkomen zindelijkheid die er heerschte, de bescheiden maar goed onderhouden meubileering, de netheid en goede smaak waarmede elk voorwerp geplaatst was, het behoorlijk verzorgde kooitje, waarin een kanarie door zingen en springen zijne tevredenheid met de omgeving aan den dag legde, de spiegelglad gewreven lijsten om de portretten van den overleden echtgenoot en van liet eenig kind, den nentwintigjarigen zoon, dit alles gaf onwil lekeurig een goeden dunk van de bewoonster. Intusschen was het wel opvallend, in die vrien delijke ruimte liet bloemenrekje geheel verstoken te zien van bloemen, 't Was toch eene vaste ge woonte der weduwe, om vóór 't Piuksterfeest het rekje te tooien. Waarom deed ze 't dit jaar niet ? Waarom mocht er geen onschuldig viooltje prijken, geen nietig vcldbloempje zelfs, dat aan eenigeu levenslust deed deuken. Waarom? Omdat felle wanhoop en bloemen niet te zamen gaan; omdat een geknakt leven koud is voor 't liefelijke der bloemen; omdat liet uiteen gereten moederhart hun geur verafschuwt; omdat er voor de diepste smart nog troost op aarde is, maar niet voor 't naamloos zielelijdeu, voor 't, im mer durend wee van haar, die reeds weken lang schier niets deed dan weeneu; die weken lang hare nachten snikkend doorbracht. Ze is vijftig jaar, in een kort tijdsverloop is haar uiterlijk zóó veranderd, dat ze ouder dan zestig gelijkt. 't Gelaat gerimpeld, de lokken vergrijsd, de han den vermagerd, zóó ligt ze in het achtervcrtrekje op haar legerstede. Even vóór de ochtendscheme ring is zij eindelijk in slaap gevallen. Thans speelt er een glimlach om haar trekken. (leen wonder! Ze droomeu van vervlogen tijden ; zalige herinneringen doemen op iu haren droom; ze ziet, haar kind, toen 't ruim een jaar oud was; ze ontkleedt hem; ze ziet weer dat lief, blondgclokte kopje; ze ziet weer die heldere, guitige oogjes, die ronde kooutjes ; ze heeft weer die mollige voetjes iu haar hand en ze hoort het ventje weer schateren van pret, als ze, met een //daar komt, een muisjen uangcloopeu" haar vingers zachtkens langs zijn beentjes voortbeweegt, totdat ze gekomen zijn aan 't, halsje, alwaar //'t muisje was gekropen." Ze hoort, ook weer, nadat, ze hem eindelijk met een kus, en nog twee en nog veel meer kussen gezegd heeft, dat hef nu tijd is te gaan slapen, bet, heer lijk keuvelend; ,/inge, moe!" waarmee het jongske verklaart, dat hij alleen ouder conditie dat moeder zal zingen, gaat slapen. En ze zegt, als weleer: ja, moe zal zingen, maar dan moet mijn jongetje heel gauw gaan slapen;" eu ze zingt als weleer: liet tchaapje in de groene weide, 't, Slaapt er met zijn voetjes bloot. Zu, zu, zu, zu, zóó gaat mijn ventje Slapen zacht op moeders schoot .. ." Terwijl die moeder iu haar zaligen droom de lippen beweegt bij dit coupletje eu bij nog anderen, waarin ook schaapjes en haar kindje een hoofdrol spelen, wordt er in la Roqueite een cel geopend, waar een jonkman in diepe rust, ligt. Zijn uiterlijk heeft niet het afschuwelijke van een onmenseli; ook niet het angstwekkende van een boosdoener. En toch heeft die nentwintigjarige den dood van velen op zijn geweten; toch volbracht hij een gruwel daad in koelen bloede . .. zooals het vóór hem reeds andere anarcbisme-lijders deden. Zijn slaap is vast, want ter tweede male moeten de bewakers den gevangene schudden, om hem te doen ontwaken. Verschrikt slaat hij de oogleden op en vraagt aan hen die hem omringen: Moet ik er vandaag aan gelooven?" De directeur antwoordt hem: komaan, toon nu dat je moed hebt." En als hij weldra de allernoodigste kleedingstukken heeft aangeschoten, wordt hem gevraagd, of Lij drinken, of hij rooken wil. Hij verlangt niets; ook niet den bijstand des geestelijken. De kleur van zijn gelaat is doodsbleek, nu de kraag van zijn hemd wordt afgesneden. Knellend gebonden, valt hem het loopen zwaar, maar de afstand van zijn cel naar de noodlottige plek achter la Roquette is kort. De groote poortdeuren worden geopend. De dag is aangebroken. Politie, marechaussee en gewapende macht vor men een carré. Verslaggevers, rillend van kou, ziju de eenigen die niet buiten het carrébehoeven te blijven. Ze zien met eene huivering den stoet naderen; Mr. Deibier voorop. Als de anarchist door de poortdeuren strompelt, wendt hij zijn blikken van rechts naar links, als zocht hij. Moed gehouden, kameraden! Leve de anarchie!" Zoo roept de ongelukkige, nu 's beulen helpers hem aangrijpen en op de bascule leggen. Mr. Deibier heft de hand op; de valbijl daalt; de maatschappij is gewroken en in zekere achter buurt vervolgt een moeder haar zaligen droom. Zij beweegt de lippen en neuriet: Het sehaapjen in de groene weide 't Slaapt er met zijn oogjes toe. Zu, zu, zu, zu, zoo gaat mijn jongske Slapen zacht op schoot bij moe. . ." Arme moeder! vo DAMES. Vernissage. Drawivy-room. Vahch haar. Potage bisque. In afwachting van den »Grand Prix" (Zondag 10 .Juni) heeft men alvast de vernissage in liet Palais de l'Industrie en de verschillende wed rennen, waarvan die te Chantilly, »le Derby Francais", de voornaamste is. De vernissage in den anderen salon, die op het Champ de Mars. reeds in April, is heel kalm geweest; die in het Palais de l'Industrie had enormen toeloop. Men keek ook een weinig naar de schilderijen, maar heel veel naar de toiletten, en de vraag is gedaan, of een geïllustreerde catalogus van deze laatste niet nog meer succes zou hebben, dan van de schilderijen. Onder de nieuwe stoffen, die mode zullen worden, merkt men een soort mohair op, nupoil de chèore, een 25 jaar geleden sultane genoemd, dat de eigenschap heeft niet te kreuken, alle kleuren met een zachten gloed aan te nemen en zich zoowel met zijde, fluweel en satijn, als met wollen of grenadinestotïen goed te laten vereenigen. Hiervan een toilet van modern rood, met Colbert kant, die in punten van ongelijke lengte op den rok viel; ceintuur van geglaceerd zijden lint; corsage met kant; mouwen van drie doffen, over elkaar vallend. Hoed, forme capote, van zwarte tulle met touffes van het rood glacélint, en als cachepeigne een tak zwarte rozen. Veel borduursel. Een toilet voor een jong meisje: effen rood batist; cor.-age il l'anglaise, rijk geborduurd; ceintuur van zwart satijn lint met lange einden aan den eenen kant; aan de einden van het ceintuur ingerimpelde volants. Als hoed een strooien capeline met afhangende Vlaarnsche kant om den rand; guirlandes van witte, roode en violette anemonen. Rood en violet weer bijeen. Eene groote faiseuse drapeerde ceriserood, geraniumrood en azalearood satijn door elkaar tot een ceintuur en liet dat dragen op een japon van cru satin soleil. /ij had de jupe-cloche met entredeux van Venetiaansche guipure doorschoten, het jacquet met breede revers en twee paar groote knoopen van blauw Meiszener porselein geopend op een een vest van geplisseerd zijden mousseline, en gat' daarbij een hoed van goudgeel stroo, ook met de drie kleuren rood satijn; en het bonte costuum werd zeer bewonderd. Alleen moet men be denken, dat er toiletten zijn. die men bij den (irand Prix of' te Chantilly ziet, die daar furore maken, en dan spoorloos verdwijnen. Wat in deze tentoonstelling de aandacht trekt, is voor het gewone leven dikwijls onbruikbaar. De dubbele rokken maken voortgang; sommige ateliers maken enkel dubbele rokken, op de eene zijde a la Marguerite opgenomen, maar heel weinig. De onderste rok is veel van gladde zijde, met een rand van voile; de bovenste geheel van voile. Men maakt de kragen steeds heel groot. en laat er wel een kleinen collet noir, van satijn of moiré, van voren omheen vallen; hot front van geplisseerd mousseline de soie heeft dan ook nog een kraag. Overigens wordt alles korter, rokken, basciues, jacijuettes, zelfs mouwen ; men ziet ze soms, ook op straat, tot den elleboog, niet lange peau de Suède handschoenen er onder. De noeud Sans-Gtne is weer verdrongen door een ander, een das van stijve tulle, die men niet strikt, maar onder de kin kruist met een broche, zoodat de einden, waaiervormig uitgespreid, de ooren bedreigen; op deze einden zijn dikwijls nog tulle rosetten aangebracht. Tulle is aan de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl