Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 885
De heeren Frederik Muller en Cie. hebben een
catalogus doen verschijnen van Curiosa medica,
tegen aangegeven prezen by hen verkrijgbaar.
Gouverneur's Oude Huisvriend van l Juni be
vat aan oorspronkelijke stukken: Reddingius, Uit
den cyclus *Fairy" en De neus en zenuwzwakte;
onder de vertaalde een aardig Moorsch verhaal
Roem-der-vrouw.
Eduard Hanslick was zeer bevriend met wijlen
professor Billroth. In de Neue Freie Presse pu
bliceert hy verscheidene brieven van den grooten
geleerde. Behalve, brieven over het tragische uit
einde van z\jn collega Dr. Gudden, over de con
trasten die men bij artisten opmerkt, wanneer zij
zich als kunstenaar en als mensch voordoen,
schrijft hij ook: Naar aanleiding van uw laatste
feuilleton: Wat zijt gij toch een goed mensch.
Het is een zegen dat ik geen kritikus geworden
ben. Ik zou aan de bekoring geen weerstand
kunnen bieden, van m\jn talent gebruik te ma
ken om door ieder woord duizende menschen
te beleedigen. Er is iets in mij van den leeuw
en den tjjger, die zich door bloed behagelijk en
sterk voelen.
De pianiste was afschuwelijk; zij bezit alle
ondeugden van eene jonge pianiste in hooge
mate, ~zy is onmuzikaal, hare techniek is droog,
haar aanslag stroef en hard en zij is niet in
staat twee tonen goed te verbinden.
De Des-dur-Nocturne was het laatste stuk dat
ik van Wilhelmine Clausz te Göttingen hoorde,
dit vergeet ik nooit. Toen was ik jong en groen,
nu ben ik oud en grijs. Het stuk van
SaintSaëns zou wijlen Kalkbrenner beter gecomponeerd
hebben en dan die zoogenaamde Tarentella van
Liszt. Afschuwelüke hondenmuziek.
En dan door zulk een onnoozel schaap ge
speeld. Het is gelukkig dat ik geen muzikale
kritieken moet schrijven. Wanneer deze juffrouw
P. mij echter te na komt, amputeer ik hare heide
handen, al bloedt zij ook dood. Onze politie is
toch ellendig ingericht, dat zij zulke moordena
ressen vrij laat rondloopen.
Men ziet het, een chirurg kan nu eenmaal het
sn\jden niet laten.
NIEUWE UITGAVEN.
De zusjes Rajewski. Uitgave van P. N.
VAK KAMPEN & ZN., Amsterdam. Vertaald door
UNA. In romantisch gewaad gekleede herinne
ringen van de bekende Russische wis- en natuur
kundige mevrouw Sonja Kovalevsky, professor
aan de hoogeschool te Stockholm.
Zonder werk. door JOHN LAW. Uitgave
van W. HILABIUS WZN., Almelo. Uit het Engelsch
door CORA. Een weemoedig verhaal van den
eeuwig weêrkeerenden strijd om 't bestaan.
Levensdoel, door J. VAN DORP. Uitgave
v. E. J. MILL te Leiden. Een oorspronkelijke
Roman uit 't gewone leven.
Tess van de d'Ubervilles, uit het Engelsch,
2 dln. Uitgave van LOMAN EN FUNKE te 's
Gravenhage. Een verhaal uit den Engelschen boe
renstand.
Aan de zee betwist. Oorspronkelijke Roman
in I dl. door LOUISE AHN-DE JONG. Uitgave
P. N. VAN KAMPEN & ZOON, Amsterdam.
Een professorsvrouwtje. Oorspronkelijke
Roman in I dl. door LEO LUTTEL. Uitgave van
W. J. THIEME te Zutphen.
Aboe Bakar. Indische Roman in 2 dln. door
MAURITS. Uitgave van G. KALFF & Co., Batavia
en LOMAN EN FUNKE, 's Gravenhage.
Als een Spreeuw oft Papegaai.
Verdietscht Engelsch dicht uit vijf werelddeelen.
Uitgave LOMAN EN FUNKE, 's Gravenhage.
Uit Oud- en Nieuw Oost-Indië, door
S. KALFF, oud-hoofdredacteur Soerabaiaasch
Handelsblad. Uitgave van H. D. TJEENK WILLINK,
Haarlem.
Uit de Natuurlijke Historie, bijeenge
bracht door FILOTÉROS, behuwdbroeder van
FILANTROPOS. Uitgave van TEE HAAK & SCHUIT
te Leerdam.
Wandelingen in Gelderland, door J.
CRAANDIJK. Uitgave van H. D. TJKKXK WIL
LINK te Haarlem, 2 dln. met fraaie illustratiën,
naar de natuur geteekende platen door P. A.
SCHIPPERUS en wandelkaarten, 4e druk.
Mie de Mof, door ROSIER FAASSEN, in
No. 53 van Warendorf's Novellenbibliotheek.
iimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i iniiiiiiiiiiiiiiii
HETSJE1S
Die fazantenhaan.
Jaren lang had mijnheer Tims onder zijn ken
nissen doorgegaan voor een uitstekend jager en
een goed sportsmau, en de verhalen van de ver
wonderlijke weitasschen vol snippen die hij van de
polders had meegebracht, hadden tegelijk de ja
loezie en den trots van zijn vrienden gaande ge
naakt en hij werd oprecht door hen beklaagd, nn
het noodlot hem sedert langen tijd niet, de weelde
had verschaft van ook maar een enkelen dag schieten.
Maar er was een verandering op handen. Een
buurman die onverwacht in bezit gekomen was
van een aardig klein huis, buiten, met een mooi
stuk eigen jacht, had zijn ouden vriend niet ver
geten en zond het volgend seizoen een zeer drin
gende uitnoodiging aan mijnheer Tims.
Deze heer, inplaats van een luchtsprong te maken
bij dit aanbod, aarzelde erg. Wel, zie je, ik ben
het afgewend." zei hij, Ik heb in jaren niet ge
schoten, en ik ben bang dat mijn geweer zal bar
sten bij de tucht van buskruit, het is zoolang wer
keloos geweest."
|| O, dat zullen we gauw veranderen," sprak de
vriendelijke gastheer. //Ik ben er de man niet naar
om de dingen half te doen. Ik heb een paar mooie
jachtgeweren gekocht, ze zullen je doen watertan
den, en je moet bepaald komen om de menschen
daar eens te laten zien, dat een stedeling ook wel
??en beetje kan schieten. O, ik neem geen
weigeing aan."
Daar het geval zoo stond, moest mijnheer Tims
vast beloven te gaan, en onmiddelijk ging hij werk
maken van een nieuw costuum, het meest
sportachtige dat bij krijgen kon, een kleedij die furore
maakte in de buurt, toen hij ze een paar avonden
m zijn tuin aan de straat te luchten hing. En toen
de morgen kwam, werd hij door verseheiden vrien
den naar het station verg zeld, allen vol van goede
wenschen voor zijn suceee
//Maar wij behoeven niets meer te zeggen. Als
er vogels zijn, dan krijg je ze, en de oude Bense zegt
dat het er eenvoudig van wemelt op zijn land. We
verwachten een wild-souper als> je terug komt,
oude heer."
//Ja, ja, natuurlijk, natuurlijk," antwoordde hij,
maar ik kan wel zonder buit terugkomen. Som
mige menschen zijn zelfs te gierig om je het wild
ie gunnen, dat je hebt geschoten. Maar ik zal mijn
oest doen."
Dat was hij ook zeker van plan, maar toen de
;rein hem naar buiten voerde, twijfelde hij er aan
of dat zijn best doen" wel schitterend zou zijn,
?want om de waarheid te zeggen had mijnheer Tims'
verbeelding veel meer te doen met zijn prachtige
weitasschen vol dan zijn geweer; hij had zekerlijk
in vroeger dagen een beetje geschoten, maar hij
bad zelden iets geraakt.
Eu zie nu eens wat een dwaas ik ben geweest
met mijn gebabbel. Zij zullen verwachten dat ik
alles neerschiet, en ik weet dat ik dat niet zal
doen. Die beestachtige vogels vliegen zoo hard. Ik
was een gek om zoo te pochen, maar wie zou ooit
gedacht hebben dat die oude Bense nog eens zou
jaan jagen."
En daarom, in plaats van in zijn element te
wezen, zooals zijn vrienden dachten, toen hij ge
weer op schouder, met zijn gastheer door bo^cli
en hei trok, was hij in doodelijken angst en agitatie.
En wat is dat drommelsche geweer zwaar,"
mompelde hij, en het ziet er uit alsof het ge
weldig stootte. En dan met Bense naast mij, ben
ik iedere minuut in doodsgevaar. Zeg eens, Bense,
houd je geweer een beetje den anderen kant uit;
vuurwapens zijn zoo griezelig, weet je."
Griezelig? neen, die vind ik goed; houd me nu
niet voor den gek, hè!" lachte zijn gastheer.//Maar
zie eens : Juno staat, en kijk; e;-n prachtige koppel.
Kom dan Tims een van die schoten, naar rechts
en links tegelijk, waar ik zoo veel van gehoord heb !''
Tims hoorde niets dan een geklepper van vleugels,
dicht bij hem; hij'" nam zijn geweer op en trok
wild aan den haan, aan de beide lianen bij ongeluk.
Pang, pang, zeker een schot rechts en links, dat
den dapperen sportsman bijna op zijn rug deed
neerkomen, maar niet anders ten gevolge had, daar
de vogels kalm wegvlogen en Tims in plaats van
patrijzen, niets dan zichzelf overliet, meer dood
dan levend.
Mijn hemel, dat is me een geweer," bromde
hij, en wreef zijn schouder. Dat heb je zeker
tegelijk met liet landgoed geërfd ? '
Neen! het is er een van het nieuwste model,"
antwoordde zijn gastheer.
//Geef mij dan mijn ouden achterlader. Daar kon
ik mee schieten, terwijl ik voel dat ik met dit
mijzelf onrecht doe."
Het volgend uur genas zeker zijn vreezen. Want
hij vernielde niets behalve zijn gastheer's denk
beelden omtrent zijn bekwaamheden, en helaas,
zichzelf. Hij was gewoon een monster geworden,
zwart en blauw overal waar dat duivelsclie wapen
hem geraakt had. Warm, hijgend, en vol afschuw
besloot hij de zaak op te geven.
Ik zal nu eens een beetje uitrusten. Ik ben
het afgewend, maar ga zelf gerust verder, en
kom mij dan later weer terug halen!" zei hij, en
zonk op het gras neer, aan de kant van een lieg.
Goed, zooals je wilt. Je ziet er een beetje ge
havend uit," lachte Bense. //Maar ik kom je spoedig
weer afhalen, hoor. Wij hebben nog niets behalve
mijn koppel vogels, en ik moet bekennen, dat, ik
teleurgesteld ben."
O, later zal ik wel beter schieten. Laat me nu
maar," riep hij. \\at een ochtend heb ik gehad! Ik
had geen idee dat schieten zulk een vreeselijk ding
was. Men kan er gemakkelijk over spreken, maar
liet te doen! Och, och, wat heb ik een pijn! en
nog niets geraakt."
Nog niets? dat is erg jammer, mijnheer," zeide
een stem achter hem. Ik ben gelukkiger geweest,"
en een nian kroop door den heg, een prachtigen
fazantenhaan over zijn schouder.
Een pracht! vindt u niet?" ging hij voort.
Menig heerschap mocht, er trotsch op zijn, als hij
dien geschoten had. Maar ik beu er niet trotsch
op; ik. heb hem lieelemaal niet iioodig."
Niet? Wilt ge hem mij verkoopeu?" vroeg Trims
vlug. Ik zal er goed voor betalen."
Top, mijnheer," was liet antwoord. //Voor tien
gulden geef ik hem. Dat is de prijs dien ik altijd
krijg van heeren die op de jacht zijn en hun
tassclien willen vullen. O, ik verkoop er bergen
van. Dank 'j, mijnheer. Ik ga weer gauw weg. U
zult liet niet vertellen, mijnheer?''
Neen, zeker niet," antwoordde Tims snel.
Daarop kunt ge gerust vertrouwen."
Hij was een man van zijn woord en toen zijn
gastheer dus terug kwam, wees hij slechts op den
mooien vogel, die dood aan zijn voeten lag,
Komaan, dat is goed!1'' riep Bense hartelijk. Ik
begon te denken dat je in het geheel niets zoudt ra
ken, en dat je je vrienden thuis een treurig ver
haal van den dag zoudt moeten doen. Het is een
pracht. Hij kwam zeker juist boven de heg uit,
uit de buurt van baron Hecrgroeve's fazauteupark
en toen hebt ge hem dadelijk gesnapt.''
Ja, zoo ging liet, en als je er niet tegen hebt
om alleen verder te gaau, zou ik hier nog \vrel een
poosje willen wachten. Men kan niet weten wat
er nog gebeurt."
Dit, wist liij zeker niet; want nauwelijks was
Bense verdwenen of er kwam een jachtopziener
over de rastering aaugestapt, warm en hijgend.
Mijnheer hebt u ook soms ergens een grooten,
zwarcn man gezien, Schut, de strooper? Hij is mij
juist ontsnapt, eu hij had zulk een prachtigeu vogel
als ik ooit heb gezien, zoo mooi als dezen, die hier
ligt. Maar! ik geloof werkelijk dat liet, deze is.!'
Onzin, stop licm weer in mijn tasch" riep Tinis.
Ik weet niets van je stroopers. Ik bracht dien
vogel hier zeil"
Niet met dat geweer, mijnheer," grijnsde de op
zichter. Die vogel is gevangen in een strik en op
ons goed, dat weet ik zeker. Als u Schut niet hebt
gezien, dan ziet het er slecht voor u uit. Zes maan
den, op zijn minst. Wij zijn vreeselijk streng voor
stroopers hier in de buurt."
Stroopers! maar ik ben geen strooper. Ik ben
geen ..." begon mijnbeer Tims verschrikt. Ik, ik,
die vogel ? zes maanden, o, maar gij zult mij
niet vervolgen; hier neem dit tientje, en dien
beestachtigen vogel en laat mij vrij; ik beloof dat ik
dadelijk weg zal gaan en er geen een meer zal
aanraken."
Goed dan, maak er twaalf gulden van, en ik
zal er niets meer van zeggen" zei de man. //Maar
het is gewaagd, ge zult me niet verraden?"
Neen, neen! ik zal er geen sterveling iets van
vertellen, reken er maar op," riep Tims. Mijn
lippen zijn verzegeld, zelfs voor mijnheer Bense, en
toch wat zal hij denken? O, ik wou dat ik weer
veilig thuis was,"
De wensch werd gevolgd door de daad. Toen
mijnheer Tims het tooneel van zijn onplezie
rige ondervindingen verlaten had, haastte hij
zich naar het station. Een enkel woord van ver
ontschuldiging door een kruier aan Bense gezonden
was gauw verricht, en onze vriend spoedde zich
huiswaarts. Een vluchtig bezoek bij den poelier
voorzag hem van een andere fazantenhaar, die een
schitterenden schotel vormde op het beloofde souper
van den volgenden avond, en wanneer een of twee
kenners zich verwonderden over den haut gout"
van den pas geschoten vogel, zeide zij het niet;
en zoo was dus iedereen voldaan over den uitslag
van den jachtdag, behalve misschien mijnheer Tims
die, erg pijnlijk en stijf, dacht, toen hij de kosten
bij elkaar telde, dat hij wel wat te veel had be
taald voor zijn sport en zijn fazantenhaan.
Arme moeder!
door
E,. B. JR.
't Was in Parijs.
De veel bezon en maand Mei toonde zich uiter
mate gul met gure dagen en kille nachten.
Allen die den... vóór 't aanbreken van den dag,
hetzij door verfoeielijke nieuwsgierigheid gedreven,
hetzij door het veeleisehende hunner betrekking
genoodzaakt, zich buitenshuis begaven, sloegen de
kragen hunner overjassen op, staken de handen iu
de zakken en maakten bij het loopen nn en dan
met het lichaam de eigenaardige beweging, die een
gevolg is zoowel van huiveriglieid, als van weinig
opgewektheid.
Met alle wereldsteden heeft Parijs gemeen, dat
er in het, eene gedeelte al heel wat kan gebeuren,
waarvan in een ander hoegenaamd niets wordt be
merkt.
Zoo werden de bewoners van zekere achterbuurt
geenszins in hunne rust gestoord door de sombere
toebereidselen in een ver afgelegen wijk, noch door
de velen die daarheen togen of door de gewapende
macht die er met den hoorbaren looppas aanrukte.
tn die achterbuurt bevond zich de woning, waarin
eene weduwe twee vertrekjes op respectabel liooge
verdieping in huur had.
Was er in geen dier beide kamers van weelde
sprake, toch gaven ze geenszins een beeld van ge
brek. De volkomen zindelijkheid die er heerschte,
de bescheiden maar goed onderhouden meubileering,
de netheid en goede smaak waarmede elk voorwerp
geplaatst was, het behoorlijk verzorgde kooitje,
waarin een kanarie door zingen en springen zijne
tevredenheid met de omgeving aan den dag legde, de
spiegelglad gewreven lijsten om de portretten van
den overleden echtgenoot en van liet eenig kind,
den nentwintigjarigen zoon, dit alles gaf onwil
lekeurig een goeden dunk van de bewoonster.
Intusschen was het wel opvallend, in die vrien
delijke ruimte liet bloemenrekje geheel verstoken
te zien van bloemen, 't Was toch eene vaste ge
woonte der weduwe, om vóór 't Piuksterfeest het
rekje te tooien.
Waarom deed ze 't dit jaar niet ? Waarom mocht
er geen onschuldig viooltje prijken, geen nietig
vcldbloempje zelfs, dat aan eenigeu levenslust deed
deuken.
Waarom? Omdat felle wanhoop en bloemen niet
te zamen gaan; omdat een geknakt leven koud is
voor 't liefelijke der bloemen; omdat liet uiteen
gereten moederhart hun geur verafschuwt; omdat
er voor de diepste smart nog troost op aarde is,
maar niet voor 't naamloos zielelijdeu, voor 't, im
mer durend wee van haar, die reeds weken lang
schier niets deed dan weeneu; die weken lang hare
nachten snikkend doorbracht.
Ze is vijftig jaar, in een kort tijdsverloop is haar
uiterlijk zóó veranderd, dat ze ouder dan zestig
gelijkt.
't Gelaat gerimpeld, de lokken vergrijsd, de han
den vermagerd, zóó ligt ze in het achtervcrtrekje
op haar legerstede. Even vóór de ochtendscheme
ring is zij eindelijk in slaap gevallen.
Thans speelt er een glimlach om haar trekken.
(leen wonder! Ze droomeu van vervlogen tijden ;
zalige herinneringen doemen op iu haren droom;
ze ziet, haar kind, toen 't ruim een jaar oud was;
ze ontkleedt hem; ze ziet weer dat lief,
blondgclokte kopje; ze ziet weer die heldere, guitige
oogjes, die ronde kooutjes ; ze heeft weer die mollige
voetjes iu haar hand en ze hoort het ventje weer
schateren van pret, als ze, met een //daar komt, een
muisjen uangcloopeu" haar vingers zachtkens langs
zijn beentjes voortbeweegt, totdat ze gekomen zijn
aan 't, halsje, alwaar //'t muisje was gekropen." Ze
hoort, ook weer, nadat, ze hem eindelijk met een
kus, en nog twee en nog veel meer kussen gezegd
heeft, dat hef nu tijd is te gaan slapen, bet, heer
lijk keuvelend; ,/inge, moe!" waarmee het jongske
verklaart, dat hij alleen ouder conditie dat moeder
zal zingen, gaat slapen. En ze zegt, als weleer:
ja, moe zal zingen, maar dan moet mijn jongetje
heel gauw gaan slapen;" eu ze zingt als weleer:
liet tchaapje in de groene weide,
't, Slaapt er met zijn voetjes bloot.
Zu, zu, zu, zu, zóó gaat mijn ventje
Slapen zacht op moeders schoot .. ."
Terwijl die moeder iu haar zaligen droom de
lippen beweegt bij dit coupletje eu bij nog anderen,
waarin ook schaapjes en haar kindje een hoofdrol
spelen, wordt er in la Roqueite een cel geopend,
waar een jonkman in diepe rust, ligt. Zijn uiterlijk
heeft niet het afschuwelijke van een onmenseli;
ook niet het angstwekkende van een boosdoener.
En toch heeft die nentwintigjarige den dood van
velen op zijn geweten; toch volbracht hij een gruwel
daad in koelen bloede . .. zooals het vóór hem reeds
andere anarcbisme-lijders deden.
Zijn slaap is vast, want ter tweede male moeten
de bewakers den gevangene schudden, om hem te
doen ontwaken.
Verschrikt slaat hij de oogleden op en vraagt
aan hen die hem omringen:
Moet ik er vandaag aan gelooven?"
De directeur antwoordt hem: komaan, toon nu
dat je moed hebt."
En als hij weldra de allernoodigste
kleedingstukken heeft aangeschoten, wordt hem gevraagd, of
Lij drinken, of hij rooken wil.
Hij verlangt niets; ook niet den bijstand des
geestelijken.
De kleur van zijn gelaat is doodsbleek, nu de
kraag van zijn hemd wordt afgesneden.
Knellend gebonden, valt hem het loopen zwaar,
maar de afstand van zijn cel naar de noodlottige
plek achter la Roquette is kort.
De groote poortdeuren worden geopend.
De dag is aangebroken.
Politie, marechaussee en gewapende macht vor
men een carré.
Verslaggevers, rillend van kou, ziju de eenigen
die niet buiten het carrébehoeven te blijven. Ze
zien met eene huivering den stoet naderen; Mr.
Deibier voorop.
Als de anarchist door de poortdeuren strompelt,
wendt hij zijn blikken van rechts naar links, als
zocht hij.
Moed gehouden, kameraden! Leve de anarchie!"
Zoo roept de ongelukkige, nu 's beulen helpers hem
aangrijpen en op de bascule leggen.
Mr. Deibier heft de hand op; de valbijl daalt;
de maatschappij is gewroken en in zekere achter
buurt vervolgt een moeder haar zaligen droom.
Zij beweegt de lippen en neuriet:
Het sehaapjen in de groene weide
't Slaapt er met zijn oogjes toe.
Zu, zu, zu, zu, zoo gaat mijn jongske
Slapen zacht op schoot bij moe. . ."
Arme moeder!
vo
DAMES.
Vernissage. Drawivy-room. Vahch
haar. Potage bisque.
In afwachting van den »Grand Prix" (Zondag
10 .Juni) heeft men alvast de vernissage in liet
Palais de l'Industrie en de verschillende wed
rennen, waarvan die te Chantilly, »le Derby
Francais", de voornaamste is. De vernissage in
den anderen salon, die op het Champ de Mars.
reeds in April, is heel kalm geweest; die in het
Palais de l'Industrie had enormen toeloop. Men
keek ook een weinig naar de schilderijen, maar
heel veel naar de toiletten, en de vraag is gedaan,
of een geïllustreerde catalogus van deze laatste
niet nog meer succes zou hebben, dan van de
schilderijen.
Onder de nieuwe stoffen, die mode zullen
worden, merkt men een soort mohair op, nupoil
de chèore, een 25 jaar geleden sultane genoemd,
dat de eigenschap heeft niet te kreuken, alle
kleuren met een zachten gloed aan te nemen en
zich zoowel met zijde, fluweel en satijn, als met
wollen of grenadinestotïen goed te laten vereenigen.
Hiervan een toilet van modern rood, met Colbert
kant, die in punten van ongelijke lengte op den
rok viel; ceintuur van geglaceerd zijden lint;
corsage met kant; mouwen van drie doffen, over elkaar
vallend. Hoed, forme capote, van zwarte tulle
met touffes van het rood glacélint, en als
cachepeigne een tak zwarte rozen.
Veel borduursel. Een toilet voor een jong
meisje: effen rood batist; cor.-age il l'anglaise, rijk
geborduurd; ceintuur van zwart satijn lint met
lange einden aan den eenen kant; aan de einden
van het ceintuur ingerimpelde volants. Als hoed
een strooien capeline met afhangende Vlaarnsche
kant om den rand; guirlandes van witte, roode
en violette anemonen.
Rood en violet weer bijeen. Eene groote
faiseuse drapeerde ceriserood, geraniumrood en
azalearood satijn door elkaar tot een ceintuur en
liet dat dragen op een japon van cru satin
soleil. /ij had de jupe-cloche met entredeux van
Venetiaansche guipure doorschoten, het jacquet
met breede revers en twee paar groote knoopen
van blauw Meiszener porselein geopend op een
een vest van geplisseerd zijden mousseline, en gat'
daarbij een hoed van goudgeel stroo, ook met
de drie kleuren rood satijn; en het bonte
costuum werd zeer bewonderd. Alleen moet men be
denken, dat er toiletten zijn. die men bij den
(irand Prix of' te Chantilly ziet, die daar furore
maken, en dan spoorloos verdwijnen. Wat in
deze tentoonstelling de aandacht trekt, is voor het
gewone leven dikwijls onbruikbaar.
De dubbele rokken maken voortgang; sommige
ateliers maken enkel dubbele rokken, op de eene
zijde a la Marguerite opgenomen, maar heel
weinig. De onderste rok is veel van gladde zijde,
met een rand van voile; de bovenste geheel van
voile. Men maakt de kragen steeds heel groot.
en laat er wel een kleinen collet noir, van satijn
of moiré, van voren omheen vallen; hot front
van geplisseerd mousseline de soie heeft dan ook
nog een kraag. Overigens wordt alles korter,
rokken, basciues, jacijuettes, zelfs mouwen ; men
ziet ze soms, ook op straat, tot den elleboog, niet
lange peau de Suède handschoenen er onder.
De noeud Sans-Gtne is weer verdrongen door
een ander, een das van stijve tulle, die men niet
strikt, maar onder de kin kruist met een broche,
zoodat de einden, waaiervormig uitgespreid, de
ooren bedreigen; op deze einden zijn dikwijls
nog tulle rosetten aangebracht. Tulle is aan de