De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 17 juni pagina 1

17 juni 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 886 DE AMSTERDAMMER A°. 1894 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 17 Juni Abonnement per 3 maanden f\.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel _ 0.40 I N H O V Di VAN VERRE EK VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De invloed der bescha ving op den loop der bevolking, door Socius. Uit utrecht, door Jan van 't Sticht. FEUIL LETON : Uit imjn caoutchouctijd, (Slof), door Jacobus de Vos.?MUZIEK: Tweedaagsch Mu ziekfeest en Kunstenaars-concert te Utrecht to: bevordering der Toonkunst, door Van Milligen, KUNST EN LETTEREN: Nieuwe boekkunst, door Jan Veth. Uit Kuenen's nalatenschap, door M. Van Sente Brandane, beoordeeld door Dr. G. Kalff. Buitenland scheBibliographie, door R. A. H. en F. C. Jr. SCHAAKSPEL. VOOtl DAMES, door E-e. INGEZONDEN. RECLAMES. - UIT Dr. GANNEF'S STUDEER KAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. miiiiiiuniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiii Een vaatje rum, een dozijn afgedankte geweren, een kistje kralen en een baaltje katoentjes ziedaar het kapitaal, waarvoor men nog niet lang geleden een Afrikaansch koninkrijk vaii de grootte van een behoor lijke Hollandsche provincie kon koopen. Na tuurlijk bleef de zwarte Majesteit in naam wat hij was, maar als de blanke broeders zich eens bij hem hadden geïnstalleerd, pas ten zij met al het sans gêne van een Lodewjjk XIV het »chez votis, de votis et sans vous" toe. En als er conflicten ontstonden, dan was daarvan eene machts- en gebiedsuit breiding van de Europeanen het eenige re sultaat. Op die wijze zijn ongeveer alle Europeesche staten, die hunne vlag in het Zwarte Werelddeel hebben geplant, daar aan hunne bezittingen gekomen. Op het oogenblik gaat dit niet meer zoo eenvoudig in zijn werk. De zwarte broeders, die met de misschien problematische wel daden onzer beschaving kennis hebben ge maakt, laten zich niet meer zoo gemakkelijk bedotten. De hebzucht en heerschzucht van het blanke ras zijn stellig niet verminderd, maar de onderlinge naijver der Europeesche mogendheden stelt daaraan zekere perken. De quaestie der gebiedsuitbreidingen in Afrika natuurlijk is hierbij alleen aan gebieds uitbreiding voor de blanken gedacht wordt nog maar ter sluiks en onder zedig (om niet te zeggen schijnheilig) voorbehoud door geIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH """"'" i mm iiiiiiiiniimi mini mm Uit mijn Caoutehouetijd, door JACOBUS DE Vos. (Slot). Daar kwam verandering. Ik moest wissels inkasseeren. Heerlijke dagen ! Slenteren langs de straten, praatjes maken met allerhande lui, eeuwig en altijd te laat terug op het kantoor, en eeuwig en altijd met meer wis sels dan geld. Ik was ongeschikt voor een kassierskantoor, ik voelde het. Presenteerde ik een wissel, en zag ik op het gelaat van den betrokkene een zorgvollen blik of pijn lijken trek, dan zei ik haastig: »Nou, dat is niks, ik zal 't er wel achter op zetten, dan gaat 't ding weer terug." Ik kon voor zes gulden in de week, niet op den koop toe voor boeman spelen. Hier kreeg ik een si gaar, daar een hartversterking, en toen ik eens in een winkel van modeartikelen vol medelijden tot de eigenaresse een weduwe zei, «dat de wissel makkelijk drie weken uit gesteld kon worden, en ik er wel voor zorgen zou," toen kreeg ik een stel caoutchouc boord en manchetten van haar cadeau. »'t Is beter kwaliteit dan u nu draagt mijnheer, u zult 't ondervinden, en als u me soms 'ns recommandeeren kunt bij de kantoorheeren, dan schiet er voor u nog altijd een caoutchouc dasje over." Ik droeg caoutchouc in dien gulden caout chouc tijd! Op Zon- en erkende christelijke feestdagen wit, en in de week boord en manweid van wapenen opgelost; over zulke vraag stukken heeft thans de diplomatie te beslissen. Het is voor de Afrikanen zeker een voor recht, op zoo fatsoenlijke, zelfs gedistingeerde wijze beroofd te worden. Indien zij die ver betering niet erkennen, en haar misschien een verergering noemen, omdat zij nu met nog ongelijker wapenen hebben te strijden, dan is dit slechts een gevolg van hun be treurenswaardige achterlijkheid. Maar achterlijk of niet zij worden het kind van de rekening. Men onderhandelt, wel is waar niet bij hen, maar over hen en zonder hen. Een blik op de nieuwste kaar ten van Afrika doet dit duidelijk zien: er blijft haast niets meer te verdeelen over; zelfs op streken, waar nog nooit de voet van een Europeaan is doorgedrongen, is de hand gelegd, en wat men nog niet feitelijk heeft geannexeerd en welstaanshalve nog geen «bezitting" van de eene of andere Europee sche mogendheid kon noemen, wordt bij haar »spheer van belangen" ingelijfd. Een merkwaardig product van zulke onder handelingen is de Congo staat, waarvan de grenzen, een tiental jaren geleden, door de conferentie te Berlijn zijn vastgesteld. Voor een doel beslaan die grenzen uit onbekende rivieren, hetgeen nu on dan tot zonderlinge verrassingen en disputen aanleiding geeft, voor een ander deel uit fictieve lijnen, kaars recht langs den een of anderen breedte- of lengtegraad getrokken, hetgeen, hoe gemakke lijk ook voor den kaartenteekenaar, toch dik wijls minder praktisch blijkt te zijn. De Congo-staat, waarover Leopold II van Belgi souvereiniteitsrechten heeft uit te oefenen, heeft dezer dagen een aardige overeenkomst met Engeland gesloten. Hij heeft van John Buil de Egyptische provincie Bahr-el-Gliazal cadeau gekregen ('t is goed riemen snijden van andermans leer) en daarentegen den Engelschman eene strook afgestaan, die diens «bezittingen" in Zuidelijk Afrika met zijn «bezittingen" aan den Boven Nijl verbindt. Afstaan is eigenlijk het woord niet: het zou in strijd zijn met de op bovengenoemde confe rentie opgestelde Congo-acte. Daarom geeft koning Leopold, onder de leuze »gelijk over steken", die strook aan Engeland in pacht, in ruil voor een niet onaanzienlijk stuk Egyp tisch grondgebied. Frankrijk heeft tegen d">ze ontduiking van de bepalingen der Congoacte geprotesteerd; de Por te heeft zich ge haast dit voorbeeld to volgen; Duitschland heeft ook al bezwaren gemaakt, en zoo is er voorloopig weder werk genoeg aan den diplomatieken winkel. chetten van wit caoutchouc met roode, blauwe jalletjes of ankertjes. Beelden van »zonder :inde" en »Hoop." Je eigen waschvrouw zijn, welk een be zuiniging, wolk een weelde! Er altijd helder uitzien, hoe kranig, hoe verleidelijk! In het larlje van den zomer is 't soms wel wat deverig en komt er een luchtje aan, geen eelijk luchtje, maar een eigenaardig luchtje, een luchtje van kleine kindertjes. M'n go dgeefschc weduwe kreeg een week later een wissel met protest. Och arme! De kantoorlooper moest er henen, ik mocht niet meer. Maar op het kantoor had ik de caoutchouc gerecommandeerd, we droegen op 't laatst allemaal caoutchouc, behalve die vent naast me. Pedant z'n neus ophalend, durfde hij eens onder 't koffie drinken zeggen: »'t lijkt hier meer op een caoutchoucniagazijn, dan een kassierskantoor.'' Jaan en Mie hielden haar woord. Zoo laat kon ik met m'n wissels en geldzak niet, op het kantoor terugkomen, of altijd was er warme koffie voor me. M'n verhouding tot Jaan en Mie werd van lieverlede vriendschappelijker en familiaarder. Klagend had ik eenmaal aan Jaan en Mie geklaagd, dat ik zoo'n slecht kosthuis had. Mie, die royale goeie Mie zei dadelijk: »nou Jaan, dan mot hij maar bij ons komen eten.'' »Wat, bij jelui?" Jaau en Mie knikten toestemmend, en met wcderzijdsche toestemming viel ik Jaan en Mie herhaaldelijk om den hals. »'t Is nou nog al vroeg donker," zei die beste Mie. »Jc tikt maar even tegen 't raam" ! de keuken was souterrain »daii doet i Jaan je wel open." i En alzoo geschiedde het in Anno Domini j zooveel. Wat heb ik menigmaal bij Jaan eu ; Mie in de keuken gesmukl, zooals mijn pa- ] Een van de weinige Afrikaansche poten taten, die tot dusver van den naijver der Europeesche mogendheden werkelijk voordeed heeft getrokken, was de Sultan van Marokko Mceley Hassan. Zijn Spaansche overbuurman bezit in Marokko enkele nederzettingen waarvan Ceuta en het in den laatsten tijd veelbesproken Melilla de voornaamste zijn. Aan de overzijde van de straat van Gibraltar scaat Engeland op zijn wachtpost. Frankrijk heeft door zijn kolonie Algeriëen door zijn protectoraat over Tunes »belangen" bij alles, wat de noordkust van Afrika betreft, en Italiëtracht sedert lang aan die kust vasten voet te krijgen. Deze mogendheden, om van andere niet te spreken, bestrijden sedert jaren elkanders politiek in Marokko, en daardoor alleen heeft Moeley Hassan gelegenheid ge had om zich op zijn troon te handhaven en zich te wijden aan zijne eigenlijke regeeringszorgen. Deze bestonden hoofdzakelijk in tallooze militaire expeditiën tegen stam men, die met het betalen van belasting of schatting al te lang talmden. Doch al was de sultan op die wijze dikwijls genoodzaakt, zijn eigen deurwaarder te zijn, in zijn uit gestrekt gebied werd zijn gezag over het algemeen erkend. En de Europeanen, die nader met hem in aanraking kwamen, spra ken meestal over hem met ingenomenheid en waardeering. .E<n der leden van het gezantschap, dut in iwio doorden Duit?chen keizer naar Marokko werd gezonden, sehreef' destijds móeKöiiurlif Zriliiny: »In kleeding onderscheidde de sultan zich niet van de voorname Mooren uit zijne omgeving; zijn paard was eenvoudig opgetuigd en zijne hooge gestalte met een wijden, witten mantel be dekt. Een zwaarte baard omlijstte het don kere, eenigszins vermoeide gelaat, dat ook tegenover de kleurige en schitterende uni formen der Duitsche officieren hetnilnu'mri der Mooren. nooit verloochende. Wanneer echter de Sultan, te paard gezeten, de aanspraak tegen den gezant beantwoordde, helderden zijn ernstige trekken op ; dan speelde een welwillende glimlach om zijn lippen en schitterde in zijn oogen eene na tuurlijke welwillendheid, die meer tot het hart sprak dan zijne woorden, welker beteekenis wij niet verstonden. Dikwijls scheen het mij toe, alsof' deze meest absolute aller heerschers, die volgens de overtuiging in zijn land vrije lijk beschikt over de bezittingen en zelfs over het leven van al zijne onderdanen, zich zoo ongelukkig gevoelde als ieder ander sterve ling, wien de zorg drukt. Uit de edele trek ken en het welwillend oog scheen mij menigliiiiMiiiiiiiiiMMimiiiinmiiM troon, z'ji vrouw en z'n puckhondje boven smulden. Met mijn hospita maakte ik andere conditiën. Ik ging voortaan dineeren in een restaurant... 't restaurant van de zesguldensbuzar. Heerlijke oogenblikkcn hol) ik er doorgebracht, lluim was het voedsel me ge schonken voor maag en harte. Nu eens lieflokkend, en minnekoozend met Mie, als Jaan j boven diende, en dan weer liefoogeiul en mintienudlenil met Jaan, als Mie aan 't ko kerellen was. Op een avond dat er farailiediner was, tikte ik vroeger dan gewoonlijk aan het keukonraam en sloop binnen. Ik rammelde van den honger en dorstte naar liefde. Jaan en Mie hadden het ontzettend druk, en ik kon wel merken, dat ik eigenlijk wat te vroeg was. Mie zei dan ook dadelijk: «van Gent, ga stil zitten, eet, en haal geen fratsen uit, we hebben er waratje nou geen tijd voor." «Best Mie, ik zal zoet zijn.'' «Jaan, geef' 'ns gauw een diep bord." Ik begon met een bordje kerrysoep, toen een garnalenpasteitje en zoo ging 't verder het heele menu, behalve de pudding, daar van heb ik nooit mogen proeven. Wat deed ik me te goed ! »Wil je wat bier van Gent?'' «Dolgraag, Jaan. 't Is zoo allemachtig lek ker, dat er wel een glaasje bier bij smaken zal." : Ja, jongen, we hebben nog geen wijn, dien krijg je mornen, hoor." Ik heb dien wijn nooit gehad. Met m'n glaasje bier voor me, zat ik een oogenblik uit te bhuen, wachtend op dedin gen die komen moesten, toen plotseling de keukendeur open ging, en ik door een nevel van dampen het gelaat van .Mevrouw zag. Als een arend, die uit. den hooge pijlsnel op z'u prooi vak, bukte ik. M'n glas bier gleed maal een diep uit het hart dringende weemoed te spreken over het feit, dat zijne geboorte hem had gemaakt tot den drager eener we reldbeschouwing, wier roeping het was de christelijke beschaving, welker overwicht hij besefte, te verachten en te bestrijden. Maar dit heb ik mij zeker slechts verbeeld. Moeley Hassan, de afstammeling van Ali en van Mohammed's dochter Fatme, was ongetwij feld trotscher op zijn voorgeslacht en meer doordrongen van zijn koningschap bij de ge nade Gods dan de vorsten in het beschaafde Europa. Maar hoe vast het geloof van Moeley Hassan ook geworteld moge zijn, hoe zeer hij ook overtuigd moge wezen van zijne god delijke zending, het is een feit dat, sedert hij in 1872 de regeering aanvaardde, zach tere zeden zich in dit beschaafde barbarenland hebben doen gelden en dat deze voor uitgang uitsluitend is toe te schrijven aan de persoonlijkheid van den sultan." Tegenover deze gunstige schildering zouden wij er andere kunnen stellen, die Moeley Hassan beschrijven als een epilepticus en een dronkaard, in den regel wezenloos en half versuft, voor korte oogen blikken een barbaarsch tyran. De eerste beschrijving is echter ongetwijfeld veel meer overeenkomstig met de waarheid. Moeley Hassan is op een zijner talrijke expedities plotseling overleden. Of hij een natuurlijken dood is gestorven, zal wel nooit met zekerheid kunnen worden uitgemaakt. Als troonsopvolger heeft hij zelf een bevoor rechten jongeren zoon aangewezen, maar er zijn anderen, dio eveneens aanspraak maken op den troon en die vele aanhangers heb ben. Een bloedige burgeroorlog in Marokko behoort dus niet tot de onmogelijkheden, en het laat zich aanzien, dat de Europees-che mogendheden deze gelegenheid om in troebel water te visschen ongaarne zullen laten voorbij gaan. Dat zou de zaak zeker niet beter maken. Gelukkig zien de belanghebbenden elkander scherp op de vingers. Toen de Engelsche consul te Casa Blanca een heelen nacht den telegraafkabel in beslag nam om met zijne regeering te confereeren, waren de Fransche autoriteiten diep doordrongen van de nood zakelijkheid om gemeenschappelijk op te tre den. Spanje concentreert troepen bij zijne zuidelijke havens, maar Engeland, Frankrijk en Italiëzenden reeds pantserschepen. Weet de nieuwe sultan, een knaap van nauwelijks zestien jaar, zich tegen zijne binnenlandsche vijanden te handhaven, dan is er een kleine kans, dat zijn buitenlandsche vrienden hem minimi tegelijkertijd in m'n jaszak. De klep van de keukentafel was, Gode zij dank, omlaag. Jaan ging er wijdbeens voorstaan. Mevrouw kwam niet binnen. Ik hoorde haar «Mie" roepen, maar wat ze verder zei hoorde ik niet, ik was als levenloos. Een oogenblik later ver nam ik dat er nog versche zalm waar ik zoo van gesmuld had te kort kwam, on er onmiddellijk gehaald moest worden. Toen Mevrouw weg was stond ik op, bevend, sid derend over heel m'n lichaam. «Gauw, maak dat je wegkomt, 't is je tijd." Xog niet bekomen van den schrik, het volle nierglas in m'n jaszak, kwam ik 't kantoor jinuen. Haastig ging ik naar m'n lessenaar, opende de klep, liet haar rusten op m'n iioofd en dronk zoo rn'n restautje bier uit; oen ging ik naar den kapstok om m'n jas in hoed op te hangen. Als een gedresseerd aondje, dat domino speelt, begon ik boeken en papieren naar me toe te halen. Ik kon maar niet tot me zelf komen. Chef en col.ega's kwamen binnen. Ik zag m'n chef laar den grond kijken, de kassier deed 't ook, de vent naast me eveneens, en de anlere klerken volgden hun voorbeeld. «Ben je al lang hier, van Gent?" «Zooeven gekomen, mijnheer." >Xoo, geef' me 't copieboek eens aan." Ik stond op, haalde 't copieboek en gaf f den chef. Strak waren z'n oogen naar m'n voeten gericht. Weer een oogenblik a ter zei de kassier ;,van Gent, deze brief copiëeren." Ik stond weer op, ging naar het copieertafcltje, en copieevde den brief. Opnieuw zagen allen omlaag, en volgden m'n voetstappen. Ik begreep er niets van. «M'n God, wat zou er dan toch met me gebeurd zijn?" Ik keek, langzamerhand tot me zelf ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl