De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 17 juni pagina 2

17 juni 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 886 met rust zullen laten, al jeuken hun de vingers. Maar hoe lang zal die rust duren? MiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiMi iiiinmiimiii iiiiiiiiiiiiiiniiiii De invloed der beschaving op den loop der bevolking. Wij behandelden in een onzer voorgaande artikelen het bekende verschijnsel van het afnemend procréatief vermogen der Fransche bevolking en spraken in een ander betoog over het Malthusianisme het vermoeden uit, dat een hoogere beschavingstoestand en een hoogere levensstandaard overal tot een min der sterke voortplanting zouden leiden. Hoogst merkwaardig in verband hiermede komt ons eene beschouwing voor van Paul Le Roy-Beaulieu, waarmede wij onlangs ken nis maakten in de Eeonomisle Francais en waar deze schrijver juist tot dezelfde con clusie komt en die met cijfers staaft. De afneming van het voortplantingsver-' mogen is geen feit speciaal aan Frankrijk eigen. Alleen in Oostenrijk en Hongarije bleef het geboortecijfer van 18G5 tot 1882 of 1883 constant. Overal elders in Europa daalde het: in Frankrijk van 24.9 tot 23.6 per 1000. Italië38.3 36.9 _ Pruisen 39.1 36.3 " Beieren 36.9 36.2 . Zwitserland 35.5 32.5 * Engeland . 35.5 33.7 Schotland \ en Ierland J Belgi Nederland 24.9 31.4 35.9 23.6 30.5 35.1 Vooral in Engeland en Wales daalt in den laatsten tijd het geboortecijfer zeer snel, zijnde het in 1890 reeds geslonken tot 30 per 1000, d. i. eene vermindering met 5 per mille in den tijd van 25 jaar. Een dergelijk voorbeeld biedt België, waar het cijfer van 32.1 in de periode tusschen 1871 en 1880 is gedaald tot slechts 29.4 in 1888. Opmerkelijk daarbij is dat in de Waalsche provinciën het geboorte cijfer zeer veel zwakker is dan in de Vlaamsche provinciën. Leroy-Beaulieu schrijft dit, zooals ?wij zeiden, toe aan den hoogeren beschavings toestand en den hoogeren loonstandaard der Walen boven de Vlamingen. Onderstaande tabel ontleend aan het Anmiaire de Statistique de la Belgique zal dit duidelijk maken: Vlaamsclie provinciën : Antwerpen.. . . W.-Vlaanderen O. Limburg Gemengde promnnen: Brabant Waahche provinciën : Henegouwen . . Luik Luxemburg. . . Namen Aantal perso nen per 100 die kunnen lezen en schrijven. 59.41 52.67 51.63 57.68 58.47 54.88 (il. 88 73 42 70.21 Gemiddeld loou der boerenarbei ders zonder kost. / 0.70 0.92 0.80 ,, 0.77 O.S2= 1.15 » 1.17" 1.17' 1.27= Aantal Geboorten per 100. 3.52 3.17 3.12 2.95 2.98 2.43 2.70 2.54 2.34 Men ziet uit deze cijfers dat in de Vlaamkomen, ook naar omlaag, in alle richtingen, zooals zij gedaan hadden. Ik keek langs den grond, van de deur naar m'n lessenaar, en van m'n lessenaar naar den kapstok, en ik zag een dikke kronkelende waterstreep, net de Rijn op een schoolkaart. Ze begonnen allemaal te lachen, maar ik lachte niet. De vent naast me zei: »'t Is goed, dat de ouwe diner heeft, 't zal morgen wel opgedroogd zijn." Ze begonnen nog luider te lachen, maar plotseling verstomde hun lach. De deur boven 't trapje ging open. De patroon kwam :t kantoor binnen. »Goeden avond, heeren." Unisono klonk het, »goeien avond mijnheer." »De heeren kunnen naar huis gaan.1' Ze begonnen zeker boven ons hoofd wat luidruchtig te worden, en wij mochten ons 'ns vertellen. Hij sloeg z'n blik omlaag. Aller oogen vestigden zich op mij. »Hoe komt dat water op 't kantoor ? Is er iets aan de waterleiding defect?" »Ik geloof ;t niet mijnheer, maar misschien weet van Gent er iets van, hij was van avond 't eerst op het kantoor." «"Weet jij hoe dat water hier komt, van Gent?" Doodelijke stilte. Allen gaapten me aan. Ik had m'n verstand weer bij elkander, en als zuster Geneviève in de Twee \Vct,~en, sprak ik op het kantoor m'n eerste leugen. »Neeu, mijnheer, maar toen ik op 't kan toor kwam1, vloog uw puckhondje in eens weg en..." Ze begonnen weer allemaal te lachen de patroon ook, en ... toen lachte ik mee. Ze hebben nooit geweten, dat het »IIcinekenn dubbel gerste" was. * * * Het was op een Zaterdagavond dat ik langer dan gewoonlijk moest wachten op het wekelijksch weerkeerend commando van den patroon: »van Gent binnenkomen." Dan kreeg sche provinciën en Brabant een hoog geboor tecijfer voorkomt naast lage ontwikkeling en lage loonen, terwijl omgekeerd in de Vlaamsche provinciën een1 laag geboortecijfer gepaard gaat met hooger loon en hoogere ontwikkeling, behalve in Henegouwen, waar veel mijnwer kers wonen. Hetzelfde valt waar te nemen in Frankrijk. De eenige departementen waar nog een hoog geboortecijfer voorkomt zijn de armste, name lijk Morbihan, Finisterre, Cótes du Nord, Lo zere, Corsica, Aveyron, La Vendée, Landes en Ie Nord en Pas de Calais. Al deze de partementen kenmerken zich door een hoog geboortecijfer naast matige soms zeer lage loonen, een lagen trap van ontwikkeling en een zeer onvoldoend schoolbezoek. Als wij twee lijsten maakten en op de een alle departementen rangschikten naar het aantal echtparen dat eenige ontwikkeling heeft genoten, op de andere naar de geboorte cijfers, dan zouden deze beide lijsten nage noeg de omgekeerde volgorde aanwijzen. Hier mede wordt nu niet beweerd dat geen uitzon deringen kunnen voorkomen, maar onder de meer ontwikkelde departementen is er toch niet n met een hoog geboortecijfer, terwijl, aan den anderen kant, het meerendeel der laatste, als bijv. Bretagne, Haute Vienne, Aveyron en Corsica, tot de minst ontwikkelde departementen behooren. Ook wordt niet be weerd, dat ontwikkeling de eenige factor is die het geboortecijfer doet dalen, maar zij is toch n der factoren die, te zamen met stoffelijken welstand, verslapping van het geloof en een vurig begeeren naar een beteren levens standaard alle eigenschappen der demo cratie een complex vormen van intellectueele en moreele hoedanigheden die een hoog geboortecijfer tegengaan. Dit klinkt dus heel anders dan de dikwijls op schamperen tooa uitgesproken meening van zoovelen die beweren dat de arbeiders zoodra ze maar wat beter betaald worden, er maar roekeloos op los trouwen en hun gezin vermeerderen. Wij achten het inderdaad een zeer bemoedigend verschijnsel, dat de demo cratische ontwikkeling in zichzelve de motie ven schijnt te bevatten die er naar streven om de bevolking en de middelen van be staan zooveel mogelijk gelijken tred te doen houden. Paul Leroy-Beaulieu is met dit resultaat zijner eigen studie echter minder ingenomen. Als Franschman, wiens hoogste illusie een talrijk leger is, betreurt hij dit verschijnsel en zoekt hij naar middelen om het tegen te gaan en de bevolking te doen vermeerderen. liet moet gezegd worden, dat hij daarbij zeer consequent te werk gaat! Uitgaande van zijn stelling dat beschaving en hoogere loonen het bevolkingscijfer beperken, verwerpt hij alle andere middelen om de bevolking te ver meerderen (als belasting op vrijgezellen, het premiestelsel, vondelinggestichten, etc.) en concludeert hij eenvoudig dat de ontwikkeling moet worden tegengegaan, dat het streven naar een beteren levensstandaard moet worden on derdrukt, en dat de kinderen zoowel als de getrouwde vrouwen maar wat meer en wat vroeger in de fabrieken moeten worden ge dreven, om daardoor het bestaan van groote gezinnen aan te moedig-en en mogelijk te maken! Deze middelen zijn ongetwijfeld zeer radicaal maar bewijzen tevens hoe diep immoreel het militairisme is en hoezeer dit ellendige monster den spot drijft met alle begrippen van vooruit gang en humaniteit. Gelukkig dat dergelijke overwegingen zichzelve straffen. Zij toch. die de neiging der democratische ontwikkeling om evenwicht te bewaren tusschen bevolking en en bestaansmiddelen uit militairistische oog merken tegengaan door opzettelijk het dierlijke iiiimimiiHiiimmuii iliimiiiiiiim ik m'n zes gulden plus een kleine toelage, door m'n voogd gedeponeerd. Ze hadden allemaal al hun zes gulden te pakken, toen ik eindelijk hoorde »van Gent!" Met m'n ledige portemonnaie in m'n linkerhand trad ik het kantoor van den patroon binnen. Hij zat druk te schrijven, liet me staan en deed alsof ik niet bestond. Ik begon 't benauwd te krijgen, en vermoedde vreeselijke dingen. Eindelijk draaide z'n stoel, en m'n patroon draaide mede. Met doordringende, blik zag hij mij een wijle aan. »Van Gent, ik ben niets tevreden over je." Ik sloeg m'n oogen naar m'n leege porte monnaie, die ik nog altijd krampachtig in m'n linkerhand hield. »Je bent niet ernstig genoeg, je gedachten zijn niet bij het werk. Op een kassierskan toor verlang ik ernstige jongelui, en ernst ontibreekt je. Dat moet veranderen, ik zal anders genoodzaakt zijn er met je voogd over te spreken." Ik zweeg. »Nog iets. Ik verbied je, in 't vervolg praatjes of malligheid met m'n dienstboden te maken. Wanneer dat nog eens gebeurt is daar de deur. Begrepen?" M'n knieën knikten. Ik begon stotterend iets te zeggen van »mijnhecr, ik verzeker u dat ik nooit" .. . sGeen verontschuldigingen van Gent. 't Is zoo, ik weet het. Dus iii 't vervolg opge past. Hier is je geld. Ernstig worden, van Gent, denk er om; je kunt gaan." Bevend nam ik m'n geld op, bevend ver liet ik 't kantoor. Ik durfde dien avond niet bij Jaan en Mie komen, en stilde m'n honger in een mosselenhuis. «Verraden, maar door wien ?" Ik dacht onmiddellijk aan den vent naast me. Later bleek me dat ik verkeerd gedacht had. Toen ik Mie 'ns op de vischmarkt tegen kwam, in den mensch aan te kweeken, kunnen er op rekenen te zullen worden bezocht door een telkens toenemend, verdierlijkt en honge rig proletariaat dat een voortdurende bedrei ging is hunner openbare orde en veiligheid. Socius. Wij ontvingen nog verschillende stukken naar aanleiding van la MulualitéMaternelle. Aangezien wij pas drie daarvan hebben ge plaatst, moeten de overblijvende nog eens blijven rusten, ook in afwachting van eenige inlichtingen die wij uit Frankrijk hebben ge vraagd. RED. Uit Utrecht door JAN VAN 'T STICHT. Als ons nageslacht nog eens op den tegenwoordigen tijd terugblikt, dan is het te hopen en t<; verwachten dat het, onze zeden en manieren aan dachtig gadeslaande, zal uitroepen evenals wij thans van ons voorgeslacht doen: wat een malle menschen waren dat! Te verwachten is het zeker, want het ontbreekt nu al niet aan stemmen die vele der bestaande toestanden afkeuren en men mag dus aannemen dat die toestanden onder die afkeuring wel bezwijken zullen. Daaronder is er n, die te oordeelen naar de diepte waarmede hij in de gebruiken en rechtsbegrippen van ons volk is ingeworteld, wel bestemd schijnt het nog eene reeks van jaren uit te houden, ofschoon haast iedereen van het slechte, om niet te zeggen het imtnoreele ervan, overtuigd is. Ik bedoel de wijze waarop van misdaad verdachten of beschuldigden hier vaak door advocaten ver dedigd worden. Als een particuliere correspondent het uit China aan een onzer dagbladen schreef, dan zouden wij brave Hollanders van verbazing over de domheid die Cbineezeu de handen ineen slaan. Maar nu we het zelf doen, noemen wc het slim, //verduiveld slim" ! Jn den laatsten tijd zijn daar weder een paar sterk sprekende staaltjes, waarvan n hier voor de arrondissementsrechtbank, aan liet licht gekomen. Het heeft toch algemeen de aandacht getrokkenl dat in de beruchte zaak der valsche bankbiljetten de verklaringen die de beklaagden in de openbaren terechtzittingen allegden, dat is dus nadat zij met hunne wetgeleerde verdedigers hadden gesproken, in vele belangrijke opzichten afweken, vau hetgeen zij hadden bekend voor den rechter van instructie, dat is vóórdat zij nog voor hunne verdedigers die de wet kennen, waren toegankelijk gesteld. En aau de hun toegesciirevene daden of bedoelingen die hun misdrijf het meest verzwaarden, daaraan hadden zij in de verste verte niet gedacht. Valsche bankbiljetten .,uit te geven" om er zóó voordeel van te trekken, wel, hot was in Krause's brein niet opgekomen ! En de advocaten borduren daar een fijn gesponnen net van verdediging hunner cliënten op. Iets dergelijks beleefden we dezer dagen hier voor de arrondissement,? rechtbank. Daar stond ccn gewezen adsistent bij de posterijen terecht, die van de gebruikte formulieren voor postpaketten de postzegels wist lostewceken en die, wanneer nu andere postpakettcu ter frankeering werden aan geboden op de daarbij behoorende formulieren weder plakte en door een nieuw stempel zorg vuldig over het oude te stempelen het bedrog trachtte te verbergen. Het zou dan ook vermoedelijk nog niet aau het licht gekomen zijn, indien niet een zoontje van den adsistent het dien bij ceue ondergane mishandeling had verweten, zoo dat liet onder anderen ook be kend was geworden aan eene werkster, die bij de reiniging van het kantoor vochtige en verscheurde formulieren vindende aan de beschuldiging van het zoontje dacht en er met anderen over sprak. e man is in confesso, ook in de openbare zitlostc zij 't raadsel op. Daar waren spionnen aan 't huis, en mevrouw had de gewoonte er nog al dikwijls achter te zitten. O, die ellendige spionnen! Sinds m'n caoutchouctijd haat ik met grooten haat alle huizen met spionnen, zooals ik alle menschen met spi onnen haat. Een huis met spionnen mijd ik als een huis niet het officieele briefje ??>!>£mnctlclijh'G xic/.te,". Ik ga er niet binnen. Het deugt er niet. Eens heeft m'n vrouw het ge waagd me voor te stellen, een paar spionne tjes aan ons huis te nemen. Donderend viel m'n vuist op de tafel. De ruiten rinkelden, en m'n vrouw verbleekte. »Wat spionnen aan m'n huis? Xooit in der eeuwigheid. Geen spionnen aan m'n huis, en niet in m'n huis of in m'n zaken." Ik hield een rede, een rede van stavast om haar, m'n dierbare levensgezellin de moeder van m'n kinderen te overtuigen, hoe laag, onedel, zedebedervend, in een woord, hoe spionachtig zulke spionnen zijn. O, ellendige.gemeene, verraderlijke spionnen ! Zij waren schuld dat ik m'n hospita zoete broodjes moest bakken en sineeken, me weer in den vollen kost te nemen. Komijuekaas en gerookte bokking! lloode kool en lapjes! 's Maandags na dien noodlottigen Zater dag weer op 't kantoor komend, was 't me zonderling te moede. De vent naast me, vond dat ik bleek zag, hoonlachend zei hij tot me 'je hebt een kleur als caoutchouc." 't Was bijna kwart over twaalf toen de deur boven 't, trapje open ging. Op dien morgen ging /.Q maar heel even open, zoodat ik verplicht was haar open te trekken. Jaan stond met de koffie, niet op 't trapje, maar in den gang. Haar oogen, die mooie blauwe oogen, waren rood van 't schreien. Dikke tranen, als dauw droppels op rozebladeren, biggelden langs haar koonen en druppelden in 't kopje, 't ting. De bewijzen zijn dan ook te klemmend. Maar nu, bij de openbare behandeling, verklaart hij, dat hij 't geld voor die gebruikte postzegels ontvangen, niet ten eigen bate heeft aangewend, maar behoor lijk in den blikken trommel van het Rijk waar van hij wel is waar den sleutel had, zoodat het er ongeveer even veilig was als in zij n zak?-heeft gestort. Want in dien trommel die zijne kas bevatte, had hij juist een tekort ontdekt hoe dat ont staan was wist hij niet en dat wilde bij zoo aanzuiveren. Als de Officier van Justitie het goed begreep, dan wilde beklaagde het nog doen voorkomen alsof hij het Rijk eigenlijk een //faveurtje" had bezorgd. Maar men had gedurende het requisitoir van den Officier van Justitie het, levcu in de advocatenbank moeten zien. Daar liep de verdediger heen en weer ais een leeuw in zijn hok. Met de hef tigste gebaren gaf hij zijne goed- of afkeuring vau het gesprokene te kennen. Hij lachte haalde de schouders op, rekte zich uit; hij knikte ja, schudde neen met het hoofd, keerde zich zich om en monsterde het publiek als een veld heer zijne legerscharen! En of dat alles nu getuigen moet van den in den mond der advocaten steeds zoo opgevijzelde //eerbied voor de rechter lijke macht", dat, wil er bij mij niet in. Ik zou veeleer geneigd zijn het aantezien voor een be spotting onzer rechters. Want al die potsierlijke komedievertooningen kunnen toch geen ander doel hebbeu dan om het publiek in den waan te brengen, dat de heeren achter de groene tafel zich daardoor zouden laten influciiceeren. En als dat waar was dan zou het huu zeker niet tot eer verstrekken! Maar het is niet waar, niemand weet dat beter dan de advocaat. Het is geen jury vau kruideniers cu bakkers waarvoor zij spreken, die nog onder den indruk vau het, gehoorde uitspraak moeten doen de heeren nemen er acht of veertien dagen voor om kalm het, voor en tegen te overwegen en of hun daarbij nog wel de theatrale figuur van den verdediger voor den geest zweeft, mag betwijfeld worden. Dat dergelijke toestanden overigens in ons land nog zoo weinig openlijke afkeuring vinden en men er zich in 't algemeen maar rustig bij schijnt neer teleggen, bewijst wel dat ons volk een groot ver trouwen ia het gezond verstand zijner rechters heeft en niet, vreest dat zij zich door meer of minder goed voorgedragen spitsvondigheden zullen laten beïnvloeden. iMMinnmiiii ziek. Tweedaagsch Muziekfeest en Kun stenaars-Concert te Utrecht van de Maatschappij tot bevorde ring der Toonkunst. Indien ik niet reeds als verslaggever van een dagblad de uitvoeringen van het Utrcohtsche Muziekfeest in alle bijzonderheden had besproken, zou ik er waarlijk verlegen mede zijn, hoe in de beperkte ruimte die in dit Weekblad voor muzikale onderwerpen beschikbaar is, alles ge trouw weer te geven. Doch de lezer weet nu eenmaal dat ik niet gewoon ben recensies in den strikten zin van het woord in dit blad te geven, en daarom zij hot mij ook thans vergund in hoofdzaak eenige impressies over de nieuwe compositiën weer te geven, en over de uitvoering slechts korte opmerkingen te maken. Ik begin met Len ' Béatitudes. Onze lezers iiuimiimimmmniiu iiiiiini dichtst bij haar hart. Dien kop behield ik voor mij. Ik nam het blad aan. Fluisterend sprak zij »van C) en t, ik heb van m'ii volk zoo'n schobbeering gehad; ze hebben ons ge snapt, je moet maar niet meer komen." Somber dronk ik dien Maandagmorgen m'n koflie, gedrenkt met de tranen van .laan. M'n boterham met komijnckaas liet ik on aangeroerd. Jaan, Mie en ik, spraken el kander niet meer. Ja, ook de caoutchouctijd heeft z'n teleurstellingen! Twee weken gin gen voorbij. Ik begon zelf te merken dat ik bleek en zwak werd. M'n hart was nog altijd bij Jaan en Mie in de keuken, helaas niet meer m'n maag. Ik kon 't niet meer uithouden, en nam me voor, een Zondag op te offeren om Jaan of Mie te spreken. Klokke negen wandelde ik op den tweeden Zondag na onze gedwongen verwijdering, aan de over zijde van ons kantoor op en neer; m'n blik standvastig op 't huis met die vervloekte ' spionnen gevestigd. Klokke tien liep vóór ons kantoor een ander op en neer. Ik zag hem steeds naar die verwcnschte spionnen kijken. Kwart over tien ging de deur open. Jaan kwam er uit, getooid met een hoed met blommen. Vlak voor ons kantoor gaf hij, die naar de spionnen gekeken had, Jaan ' een arm. Mie stond op de stoep en keek \ 't paar na. 't Was een korporaal van de mariniers ! Het werd me rood en geel voor ! m'n oogen, dat kwam van z'n groot tenue. j Als vastgenageld bleef ik staan. Ja, zoo'n : gelukkige marinier mocht op Zondagmorgen ! vlak voor ons kantoor, vlak voor de spion; nen, Jaan ee» arm presenteeren! Ja, dat ! vonden m'n patroon, z'n vrouw en z'n puck' hondje wel goed. Hij droeg ook een laudspakje, en ik.... ik maar caoutchouc!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl