De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 17 juni pagina 3

17 juni 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 886 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hebben reeds in het vorige nummer met een portret van César Franck, den componist van dit werk, kennis gemaakt. Hoezeer zagen allen die het feest zouden bijwonen, met spanning den indruk tegemoet dien dit werk op hen maken zou. Ook in dit blad was de indruk voorbereid dat men iets buitengewoons zou hooren, en die is waarlijk niet teleurgesteld. Madame Colomb, de dichteres, heeft terecht begrepen dat iedere Béatitnde (ik behoef den inhoud niet weer te geven, omdat men dien in de voornaamste dagbladen kan vinden) twee contrasteerende beelden moest geven. De ellende, de ondeugden, de macht van Satan worden geschil derd, waarna de stem van Christus den goede en rechtvaardige zalig spreekt. Franck heeft de Christuspartij op ideale, sobere wijze opgevat en daardoor krijgt men een indruk, die nog stijgt na de vaak tref fende en indrukwekkende koren en soli. Behalve het meesterschap van bewerking en schrijfwijze, is het vooral de impressie die met zeer sobere middelen verkregen zeldzaam treft. Wanneer wij het oog slaan op No. l, en het op harmonische noten gebouwde motief: Poursuivons la richesse volgen, dat later door veran derde rhythmiek bij de woorden: du sein du plaisir et de la richesse une apre tristesse remplit notre coeur, een tegenovergesteld karakter verkrygt, komt men onmiddellijk onder den indruk dat deze componist met de eenvoudigste middelen weet te woekeren, en wanneer wij in No. 3 het Beine implacable, ó douleur! hooren aanheffen, worden wij nog in dien indruk versterkt. Bij Franck is zijn enorme kennis nooit doel doch altijd middel om de muzikale uitdrukking. De kunstige bewerking wordt men eerst later gewaar wanneer men zijn ontvangen indruk begint te ontleden. Zelfs in de laatste gedeelten waar Franck het minst oorspronkelijk is, waar hij ons een oogenblik te veel aan Meijerbeer en Liszt doet denken, wordt die indruk toch nergens ver stoord. Hij geeft ons ook hier geheel de stemming weer. Het is echter niet weg te nemen dat bij de gedeelten van Satan de opera zich eenigzins doet gevoelen, doch het is alleen in die korte gedeelten. Wie bespeurd heeft hoe de fransche componisten in hunne kerkelijke werken eigen lijk meest operamuziek te hooren geven, zal des te beter gevoelen hoever Franck in dit op zicht boven zijn Fransche collega's staat. Het is een echt vrome geest die uit dit werk spreekt. Men kan uit het klavieruittreksel die schoone stemming slechts ten deele te voorschijn roepen. Men moet Franck's heerlijke orkestratie hooren, om te gevoelen wat hij uitdrukt, en hoe ook hierin diezelfde heerlijke eenvoud heerscht. Doch dit alles zou ons nog niet aldus geopen baard zijn. indien Hol met zijn voortreffelijk koor niet eene uitvoering gegeven had die getuigde van buitengewone voorbereiding. Er was eene distinctie in dit koor die men zelden bij zoo sterke bezetting hoort. Het orkest ondersteunde dit op gelukkige wijze en de solisten (waarvan de tenor Demest uit Brussel de kroon spande, doch waarvan ook de anderen veel tot het wel slagen bijbrachten) werkten eveneens daartoe mede. Ik beschouw daarom deze uitvoering als ten volle geslaagd, al zou ook om iets te noemen Messchaert een meer idealen Christus gegeven hebben dan de heer Sistermans, (wien men echter alle lof mag geven voor de kranige wyze, waarop hij geheel onvoorbereid die partij overnam). De wijding en liefde die alle uitvoerders bezielde, is een nog sterker bewijs dan het ondubbelzinnige succes van het werk, want die liefde sproot bij hen voort uit esn grondige kennismaking en niet uit een plotseling ontvangen indruk, zooals bij het publiek altijd het geval is. Het is 54 jaar geleden, dat Franck zich te Parijs voor het eerst in het publiek liet hooren als pianist. Behalve Préludes van eigen compo sitie, speelde hij werken van Chopin en Kalkbrenner en eene Fantaisie van Thalberg op Moïge van Rossini. Zonderlinge coincidentie! Na zijn meesterwerk Les Béatitudes krijgen wij ook een Mozes te hooren en wel een van Anton Kubinstein, die niet voor Wagner onder wil doen en een eigen theater gaat stichten, waarop Mozes, Christus en de volgende trilogieën die hij wellicht nog denkt te scheppen, zullen worden ten gehoore gebracht. Toen ik las, dat wij slechts twee korte deelen van de Mozes zouden hooren dacht ik: dat is jammer, want zulke fragmenten geven een te on volledig beeld van het geheel, doch na deze muziek gehoord te hebben, roep ik van ganscher harte uit: hoe gelukkig dat wij niet meer ervan te hooren kregen. Aut Caesar, aut nihil! Dat César Franck zich hier de echte Caesar toonde en dat daarna de indruk van Rubinstein's muziek nihil" was, valt niet tegen te spreken, want daar de componist zelf heeft aangeduid dat deze deelen het geschiktst voor de uitvoering waren, mag men wel vragen; hoe zal men bij het overige kunnen genieten? Is het dan met Kubin stein zoover gekomen, dat hij alles wat hem maar invalt, opschrijft en dat hij alles wat hij opschrijft laat drukken? Is dat niet jammer voor een reus zooals hij, in wiens muziek men zoo vaak de klauw van den leeuw heeft gevoeld, doch die het nooclig schijnt te vinden iedere gedachte aan de hoorders mede te deelen, en dat wel met een vertoon van uiterlijke praal, als of alles even gewichtig ware. Er is in dit werk een zoeken naar glans en uiterlijk ett'ect dat mij zeer onaangenaam heeft aangedaan. Zullen deze fragmenten op het tooncel winnen ? Ik kan het moeielijk aannemen. En zijn de overige deelen zoo als deze, dan voorzeker zijn de bedevaartgangers die op zullen gaan naar Rubinstein's tempel te Breinen te beklagen, \vant zij zullen m. i. geslingerd worden tusschen ver lakt realisme, lief gedoe en reusachtigen, doch weinig zeggenden massalen klank. De aangename klank van een enkel nummer of' het althans eenigszins sprekende koor: Licht zal niet in staat zijn te vergoeden wat men bij het overige heeft uit te staan. Heilig is echter het eerste deel bij hot tweede. De muzikale imitaties van de zeven plagen van Egypte, zijn voor de toehoorders niet minder plagen. Er is bovendien zoo iets primitiefs in, dat men zich afvraagt: AVas de componist hier wel ernstig gestemd? Heeft hij geen loopje met ons willen nemen ? Ik zou het daarom denken omdat hij zelf (naar mij verhaald werd) het curieuse pianofiguurtje dat zich onder de plagen doet hooren in cromatische dalingen, de achtste plaag: de pianoplaag heeft genoemd. Een dergelijk figuur laat hij de sopraan-zangeres ook vertoonen aan het slot van het eerste deel, hetgeen niet minder komisch werkt. Doch genoeg hiervan, Beethoven's Negende was het welsprekendste pleidooi voor de onheiligheid van Rubinstein's Mozes-fragmenten. Toen herleefden wij toehoorders weder, toen was er natuurlijk geen sprake meer van spotlust, toen gevoelden wij nog sterker dat de kunst niet gebaat is met een werk als Mozes. Op de uitvoering van de symphonie was ook zeker hier en daar wel iets aan te merken, (vooral wat de blaasinstrumenten betreft) doch wie vergeet dit niet wanneer men eene uitvoering te hooren krijgt zoo edel van stijl, met zulke meesterlijke grepen van opvatting zooals Hol er weet in te leggen en met een vertolking van de Finale zooals ik die (vooral wat bet koor betreft) zelden of nooit hoorde. Opmerkelijk is het hoeveel relief hij aan sommige details in het orkest weet te geven. Dit merkte ik ook in Les Béatitudes op. Een derde dag van een Muziekfeest is voor het publiek, wat het dessert bij een diner is, een zamenvoeging van allerlei aantrekkelijkheden die men zonder te veel inspanning kan verdra gen. Het zou dus niet noodig zijn hierop uitvoe rig terug te komen, ware het niet dat de tegen spoed door twee zieke solisten een zeer gelukkig gevolg had n.l. dat de vier solisten Mevr. Uzielli, Mevr. Hahn en de heeren Naval en Sistermans (allen uit Frankfort) eenige zangkwartetten voor droegen, die op buitengewoon voortreffelijke wijze werden uitgevoerd, zooals alleen kwartet-zangers vermogen te doen die geregeld met elkander studeeren. In deze nummers hebben de heeren solisten dan ook ten volle goedgemaakt wat er de vorige uitvoeringen aan hunnen zang nog te kort schoot, doch dat hen niet te hoog mocht worden aangerekend, omdat zij geheel onvoorbe reid op het laatste oogenblik werden opgeroepen. Deze uitvoering was ons meer dan een dessert, dank zij niet alleen deze vier solisten, doch ook dank zij moj. Betsy Hol die zich als eene veel belovende zangeres deed kennen en wier echt muzikaal temperament op gelukkige wijze hare zangkunst ondersteunde, den heer Orelio die met veel talent zijne liederen vertolkte en de hoorders medesleepte en den pianist den heer Mengelberg die zich als een gedistingeerd kun stenaar deed kennen. (Aan Nederlandsche liede ren was een ruime plaats gegeven. Bravo '.) Ik sprak van Franck als van den echten Caesar. Doch dien naam mag men ook aan een andereii imperator triumphator geven: Richarcl Hol, die men niet alleen huldigen moet omdat hij Les Béatitudes voor liet eerst in ons land heeft doen kennen, doch ook omdat hij dit feest heeft voorbereid en geleid op eene wijze, die hoogo bewondering afdwingt. Dat zulk een man voor Utrecht niet alleen, doch voor onze Nederlandsche kunst onmisbaar is, hebben allen weer levendig gevoeld. Treffend waren de ovatiën, hem gebracht, treffend was de indruk, en vooral de wijze waarop hij Les Béatitudes en de Finale van de Negende heeft doen hooren. De Utrechtsche Muziekfeesten hebben altijd een nitstekenden naam gehad, doch onder die feesten zal voorzeker dit (het zesde) als een der schoonste worden genoemd. Dat dit alles aan Hol's bezielende, jeugdig frissche leiding is te danken, hebben allen be grepen en erkend. Heil dezen kunstenaar »Von Gottes Gnaden." VAN MlLLKiKN. Siegfried Wagner. Siegfried Wagner, de zoon van den Meester, ontving voor zijn Gsten verjaardag van zijn moeder Cosima een paviljoen in den tuin van de villa Wahnfried, om het voor de leerlingen van de Wagnerschool interichten. Siegfried houdt veel van houden, en Cosima heeft deze liefheb berij op «zinrijke" wijze gevleid, door voor zijn vijf honden vijf gedichtjes te maken, ze te laten drukken en op bordpapier plakken, en de vijf geliefde dieren op den verjaardagsmorgen met deze bordjes aan zijden lintjes te laten binnen komen. Naar de rij werden de beestjes in het muziek paviljoen gebracht, en Siegfried las, naar de FrfinIcische Couner bericht, met begrijpelijke verruk king de volgende allerliefste gedichten. Hort es klingen, Vogel singen, Hunde bellen, Glocken schellen ! Siegfried's Tag, Freuden-Schlag! Icb, die Mervy, Hab' die Ehry, Knackulire, Gratulire, Hab' den Ilerrn Gar zu gern, Stolz, doch willig, Ileut ist's billig, l't'ot' ilim gebc, lloch er lebe ! sDieses war dor erste Streich", /.egt de Frank furter Courier, ^doch der z\veite folgt sogleich": Mit i'einem Genick Und gliinzendem l'elz, Mit gutem Geschick, Nicht steil' wie ein Fels, Mit liückling und Knick, Grad schiet' und grad schier, Grüszt zierlich Krik In Hupfers Manier! Dieses war der zweite Streich, doch der drittc folgt sogleich: Das Srhlagen ist aus, Der Ilund herrscht im Ilaus, Und klingt Dies Kuch traus. So geht uur limans. Deun bei meiner Xudel. Bei Speise und Sudel, (ianz einzig der l'udel, Gehi'iret zum Judel! Ich weiss ein Geheimnis, Und geb's in Gereimnis. Zu raten das Gleichnis In kürzestem Abriss, Und ward schwer gehau'n Für Allzeit beim Bau'n; Auch könnt Ihr es schau'n, Drob thilt ich Wauwau'n ! Dieses war der dritte folgt fogleich: Blieb nnr Una Arme Runa, Ohn' Geschwister. Traurig wisst Ihr Musst ich warten Bei der Harten In der Ecke, Bis ein Recke Wird zum Diebe Hier aus Liebe. Streich, doch der vierte Froh, doch heute Mit Geliiute Fei'rt die Wiege Fei'rt die Siege, Fei'rt den Frieden Jetzt hienieden, Fei'rt die Freiheit In der Einheit: Sie die Una, Treue Runa ! Dieses war der vierte Stroich, doch der letzte folgt sogleich : Mis seidigen Locken, In hellstem Frohlocken, Die Grim mi nicht grimmig, Ro ziirtlich und innig, Sie hupfet vor Freude lm neuen Gebiiude, Und drückt Dien an's Ilerz, Und beisst Dich aus Scherz ! Jetzt wird hoffentlich der Walm Fried haben." Hans von Bülow. Te Heidelberg heeft onder leiding van den gene raal-muziekdirecteur Felix Mottl, uit Karlsruhe, eene herinneringsplechtigheid aan Hans von Bülow plaats gehad, waar op het programma (met den Treurmarsen uit Beethoven's Eroïca. de Préludes van Liszt en het voorspel van Wagner's Tristan und holde), alleen werken van den overle dene voorkwamen; een Funerale voor groot or kest, drie Siitze voor gemengd koor, drie klavier nummers, een Cyclus van zes liederen, Die Kntsagende, door Frl. l'aulino Mailhac gezongen, en een orkestfantazio Nirana. Een aantal compositiën van von Bülow, die gedurende zijn leven door verschillende omstandigheden onuitgevoerd bleven, zullen nu successievelijk ten gehoore ge hoore gebracht worden. De heer Leopold Kramer, die met l Xovember a.s. zijn ontslag had verzocht als conccrtmeester aan het Concertgebouw, heeft om gezondheids redenen reeds heden dit ontslag gevraagd en ge kregen. Kr is in buitenlandscho bladen reeds een op roeping gedaan. Wij hopen dat zijn opvolger eon oven ijverig en geroutineerd aanvoerder zal zijn a!s do heer Kramer. inMiMimmiinMiiiiiMiniiiiniiiijiiiiiiiiimmimmiMMMumiiiiiMiiiiiHinni Nieuwe boek-kunst. Pretekst voor een nieuwe kostelijk verzorgde Hero-en-Leander-uitgave (Elkin Matthews and John Lane, Londen), is een gedenken der kwartoeditie van het gedicht door Musaeus, zooals die, nu juist vierhonderd jaar geleden, in Venetiëdoor don vermaarden klassieken-drukker Aldo Manuzio, naar het oude handschrift voor bet eerst in druk werd bezorgd. Marlowe dichtte van bet laat-Grieksche eroti sche eposje een Engelscbe bewerking, die na zijn dood door George Chapman werd voortgezet. Bij den herdruk van dit werk door twee poëten, geven thans weder twee Engelschen, die in nog intiemer samenwerking hunne kunst doen rijpen, Charles Ricketts en Charles Shannon, eenigeprentverbeeldingen in houtsnee: voorname verluchtin gen, welke in karakter weer merkbaar van hunne hier vroeger besproken Daphnis-and-Chlo '-illustraties afwijkend, het delikaatste zijn, wat bij mijn weten deze veelvermogende kunstverlijnden nog in het licht zonden. Of het geval wilde dat de teekenaars een boekje van kleiner formaat wenschten temaken, en daar door, bij enger pagina, tot kleiner lettertype kwamen, en zij, meegaand met die iets schraler typografie zich ook tot Hjner lijnenstel in de vercieringen voegden, dan wel of, allengs tot fijner bewerking van de houtsnee gekomen zijnde, zij deze nu ook, tot liet behoud van een harmoniesch pagina-aanzien, vergezeld wilden zien van minder zwaren letterdruk, dit durf ik niet vast bepalen. Doch aannemelijk schijnt het mij, dat er in den houtsneestijl van Ricketts en Shannon uit zichzelve een verlijning mag worden geconstateerd, zooals die bij meer verwante boutsnijders en b.v. bij ons in de buurt, ook bij Dijsselhof valt op te mer ken. Wie in onzen tijd tegen de half-mechanische en verslapte opvatting in, zich aan het hontsnijden, naar ik zal maar zeggen de klassieke wijze neer zet, hij begint met op Ie merken, hoe met al dat subtilizeeren van (ie gravure, het gebruik van de onverzwakte lijn totaal veronachtzaamd is, en niet meer geloof dan de mechanische graveurs aan bet werk tijïend, zal zijn eerste werk in forsch ell'okt van zwart-en-wit, vooral door broedgekorvcn omtrekken naar stevigheid van karakter streven. Zoo was het met de eerste ornamentnle hontsneden van Dijsselhof', maar in zijn vignetten voor Kunst en Samenleving is, van die primitieve houtbehandeling uit. de beschaving al merkbaar. want terwijl daarin de vroegste proeven bij zekere stoerheid, toch niet vrij bleven van iets plomps en zich nog weinig verhouden met den letterdruk, geeft hij in datzelfde boek al zoo boel veel volkomener vignetten, die bij meer gratie en fijnheid, aan karakter evenwel bet tegendeel van iets blijken in te boeten. Dat dit de natuurlijke ontwikkeling van zulk werken is en I), in dien weg voortgaat, bewijzen ook zijn bewonderenswaardige viguetjes in de laatste af levering van Van Nu en Straks, die bij weder meer lenigheid van kunnen, blyven uitmunten door dien direkten eenvoud en die vaste trouwhartigheid van doen, die vooral Dijsselhof's niet licht genoeg te waardeeren deugden zijn. Welnu, hoezeer ook Ricketts en Shannon van hem heel verscheiden wegen betreden, is in het algemeen met de ontwikkeling van hun houtsneewerk hetzelfde als bij onzen landgenoot het geval. Ook hun vroegste Dial-houtsneden waren uitermate in het zware gehouden, en van daaruit tot de prentjes bij Hero en Leander, is heel wat verfijning van het handwerk waar te nemen, doch een verfijning die ook bij hen in het minst geen verweeking meebrengt. De lijn is smaller, maar zij is daarbij juist nog sprekender geworden, omdat zij zuiverder is, de artiesten zijn thans zoo zeker van hun outil, dat zij zonder vrees voor het verlies van hechten samenhang en veer kracht van lijn, in de uitvoering veel verder kunnen gaan. Mits dit nimmer voere tot een raffinement van het uiterlijke ten koste van den kern is dit louter winst. liet is door grooter buigzaamheid van onbedorven taal, winst aan we zenlijke zuiverheid. Zeer zuiver is bij hun Ilero en Leander al het voortreffelijk gemaakte bandje van zacht per kament, teeder verlevendigd door niet veel meer dan een lijn-geserreerd recbte-lijnestel, met blank geelgoud, ingeprest in de kompakt geplakte hoornige roomstof. Dat doet zich uitnemend aristokratiesch voor, als een recht uiterlijk van het deftige boekje, dat ook van binnen spaarzaam en delikaat is vercierd. Behalve het frontispies zijn er op de 11:2 bladzijden druks niet meer dan zes prenten in den tekst, elk aan het begin van een vel druks geplaatst, zoodat in het onopengesnedon exemplaar alle prenten openvallen. Hierbij echter wil ik een opmerking niet weer houden. Ofschoon deze plaatsing op het eerste gezicht een voordeel biedt, moet men er bij eenig doordenken toch een zwak in zien. Het niet af hakken van het ingebonden boek is misschien al op het kantje van affektatie, maar het zoozeer zich richten naar het (niet eens noodzakelijk ge prononceerde) stoffelijke samenstel van het boek, dat de geestelijke bouw er geheel mee wordt ge forceerd, en de prenten soms een tien bladzij den van den geïllustreerden tekst af komen te staan, dit kan men moeielijk voor iets anders dan een dwaling aanzien. Laat mij hierbij fluks nog twee aanmerkingen op het geheel mogen maken. De eerste, dat het rijk omlijste frontispice, zoozeer buiten de grootte van het verder konsekwent doorgevoerde pagina-for maat valt, dat er buiten dien cierlijken rand zelfs bijna geen witten zoom blijft op het blad. zoodat de pagina n in zichzelf wordt geschaad, n zij de homogeniteit van het boek zeer komt te ver storen. Mijn tweede bezwaar geldt, dat de met fraaie ranken doorstrengelde begin-0, de I? en de viermaal gebruikte N, alsook de C in liet frontispies, onder haar verciering iets te min dui delijke letters zijn gebleven. Doch met deze dingen is ongetwijfeld alles gezegd, wat men op de volmaaktheid van het werk beknibbelen kan, en bet dient hierbij opge merkt, dat op de negen en negentig van de honderd zoogenaamd met veel smaak uitgevoerde boeken, men op deze wijze niet zou kunnen ingaan, wanneer men er iets aan wilde blijven respecteeren. Want het is hier niet een naar de loopende routine uitgevoerd boekje, waaraan door wat bizonderen smaak een zeker aanzien is bijgezet. Reeds dadelijk bij het openslaan, merkt men al bij de grondstof, bij het papier een zeer bewuste keuze op. Evenals Morris zich dit voor zijn mooie uitgaven laat doen, hebben deze beide boekverzorgers zich een speciaal geschepte papiersoort doen maken, die als water merk hun bloemrijk dubbel initiaal draagt, en unbleached Arnold schijnt genaamd, en die superbe is van tint, van aanvoelen, van stevige soepelheid, en bovenal hoogst smijdig in het aannemen van den druk. Die druk, ik bedoel, nu het zetwerk, is voortreffelijk. Het zou niet licht vallen op het werk van de Ballantyne-press, dat hier waarschijnlijk door de verluchters nog werd geleid, aanmerking te maken. In het stol len van de pagina is een overtuigde smaak be tracht. Ook daar, waar nog maar enkele versre gels op het blad kwamen, is het teloorgaande bladzij-kader van onder stipt aangezet, door liet plaatsen van het pagina-cijfer links en het drukken van het eerste woord der volgende bladzijde rechts onderaan. De verhouding van lettergrootte en interlinies is uitstekend, en de spacie tusschen de woorden is naar vaste maat onwrikbaar vol gehouden, zoodat van het knoeierig gebruikelijke opdringen op den regel, om er een hall' woord meer op te kunnen halen, nergens in het minst maar sprake is. Er zou meer te prijzen zijn, want heel bet met oordeel richten van de tekstkompositie is zoo gaaf doorgevoerd als men het maar zou wonseben, en als waarop ik wel willen zou, dat men ook bij ten minste enkele Xederlandsche drukkers regulier mocht kunnen rekenen. De zes hontsneden nu tusschen dezen druk, een weinig gevulder dan die bij Daphnis and C/tliic als ze zijn. doen volmaakt in harmonie met den mooi gezettcn tekst. Het is hier niet zooals dan nog meestal in de moderne boek-illustratie, dat hot prentje altijd eer wat wordt ge schaad door de typogralische nabuurschap, integendeel denkt men zich deze houtsneden min der volkomen, zonder het bazement van do acht versregels, die bij alle zes er onder staan. En niettemin zijn zij van houding en beweging gansch vrij in zichzelve. Hij grooten een voud van bouw en vooral van buitenlijn, hebben de figuren een bepaalde volheid van werking. Hoe straf ook do kontoers zijn gesneden, zij houden in hare ordonnantie toch een rustige lenigheid en slanke evenmaat. De vaak zeer minnelijke beeldjes worden gedra gen door een rythmische lijnengratie en een adel van samenstellen, die naar niets zoozeer aardt als naai- die vroeger Italianen, tusschen welke en de nieuwere Kngelschen de schoonheidsdronken Rossetti wel de groote middelaar is geweest. Maar, opmerkelijk voor de verluchting van een erotisch verbaal als dit, er is niets seusueels in het schoon wat de figuratie beheerscht; de wulpsche roes van Musaeus is veredeld, en het is overal de gespierde snede, die de teederheid der idvlle steunt en kuischt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl