De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 1 juli pagina 3

1 juli 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ha. 888 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. de gelukkigste proeven werden afgelegd. Ik noem de dames Schouten, Sealtiel (piano), en de heeren Ruinen (viool) en Bos (piano), en de zangleerlinge mej. B. Bonger. Voor het eerst hoorden wij enkele werkjes van leerlingen van de compositieklasse, van de heeren Bos, Van Elk en Haanstra (de tweede maakte, naar ik vernam, ook als violist een zeer goeden indruk; zijne voordracht kon ik echter niet meer hooren). Met sympathie begroet ik dit debuut van de compositie-klasse. Een volgend jaar, wanneer de vorderingen kunnen blijken, hoop ik er meer van te zeggen. Het mag niet verzwegen worden, dat de eens zoo bloeiende zangklassen sterk aan het kwijnen zijn gegaan. Die klassen, vroeger het glanspunt, verkeeren blijkbaar in een stadium van tering. Hiermede wil ik niets zeggen van de waarnemende onderwijzers, die in den laatsten tijd den heer Messchaert vervingen, want om daarover te oordeelen, zou men geheel ingewijd moeten zijn; doch zonder in eenige appreciatie te treden, dient (in het belang van de zaak) er op gewezen te worden, dat krachtige pogingen noodig zijn om aan die klassen den vroegeren glans terug te geven. Stilstand is achteruitgang, en hier is blijkbaar meer dan stilstand. Ik hoop, dat eene volgende uitvoering weer zal getuigen van vooruitgang, en hoop tevens, dat het Conservatorium niet langer een zoo geheim ge nootschap zal blijven, dat men, evenals het volk Israëls, niet verder mag komen dan in den voor hof van den tempel. VAN MlLLIGEN. Op de eerste auditie, in de Duitsche afdeeling der Antwerpsche Tentoonstelling gegeven, heeft zich onze gawezen stadgenoote, mevr. Fischer Sobell, geb. Scheper, doen hooren. Zij speelde op een fraaien Blüthner-vleugel de sonate opus 53 van Beethoven, twee préludes en eene tude van Chopin, de tweede rhapsodie van Bralims en het Perpetuum mobile van Weber; de Opinion en andere bladen roemen hare techniek, virtuo siteit en vooral haar muzikaal gevoel. Op het tweede concert in de Salie des Fétes speelde Mevr. Fischer Sobell het concert in utmineur van Saint Saëns; de heer Fischer Sobell zong het Liebeslied uit Wagner's Walküre, lie deren van Rubinstein, Grieg en Massenet, en tot slot Die Zwei Grrenadiere, van Schubert; de heer Marien, violist, een romance van'Svendsen. Het succes van de talentvolle pianiste was hier bij zonder groot; als toegift speelde zij het Perpeturum mobile en moest dit, op aandrang van het publiek, nog herhalen. Mariano Vasquez. Na den schrijver Correa, den musicus Arrieta, den schilder Madrazo, heeft Spanje nu weer een man van naam, den componist Don Mariano Vasquez. verloren. Hij was professor aan het con servatorium te Madrid, tegelijk een muziekgeleerde en de componist van tal van zarziielas (een soort van operette). Aan zijne bemoeiingen was het te danken dat Madrid het eerst kennis maakte met Meijerbeer's Stniensee, Mendelssohns Sommernachtstraum en Beethovens Negende. Onder zijne meest bekende zarzuela's behóoren: De musketiers der koningin, De zoon van Joaé, Dooden of sterven, Voor een Engehchman, die tallooze malen te Madrid gespeeld werden. Een vaudeville van Sarcey. Sarcey heeft, aangezocht om voor een liefdadig doel een manuscript af te staan, een oude vaude ville gegeven, door hem op zijn twintigste jaar vervaardigd. »Het stuk is nooit openbaar gemaakt", schrijft hij »en nooit gespeeld ; en dat zal ook nooit gebeuren, want het is parfaitement idiot". Ondanks deze bescheiden qualificatie, door hem zelf gegeven, heeft een chroniqueur van Figaro de boosaardigheid, er een gedetailleerde analyse van te geven, met aanhalingen en »sic" 's; en dan er aan toe te voegen, dat het l G francs heeft opgebracht. In het Grand Theïitre van de heeren Yan Lier wordt Zaterdagavond gegeven Aan lager wal, (A Basso Porto), tafreelan uit het volksleven te Napels. »In het midden van Februari is het," naar de heeren Yan Lier melden, »voor het eerst te Berlyn opgevoerd en had er dadelijk overwel digend succes." De hoofdrol wordt in het Grand Theatre vervuld door mej. Julia Cuypers. limiMIIMIIMI Een geïllustreerd boek van William Blake. Het is maar weinig bekend hoe William Blake er in slaagde de vruchten van zijn geest te verspreiden, en toch is het zelfs voor hen, die het werk van dezen zoo vaak krankzinnig ge scholden wondermensch, in woord noch beeld zelf kunnen genieten, nog de moeite waard, to vernemen, hoe de schepper van zooveel groots als een kind moest ploeteren om gedaan te krijgen wat aan eiken nietswaardigen en thans langvergeten schnjver van zijn tijd gelukken mocht. Een bewijs hoe onder den grootsten tegenspoed een machtige wil er in slaagt zich te doen gelden. Blake was arm en onbekend en zag geen kans voor zijn verzen een drukker te vinden. Twee beschermers, een van welke FTaxman, hadden hem in staat gesteld tot een overigens schunnige uitgave der Poetical Sketches, zijn jeugd-verzen. Doch buiten de exemplaren die onder vrienden en bekenden waren verspreid, hadden zeker al heel enkele er van hun man gevonden, en aan een herhaling van dit mislukt bestel viel voor den armen slover niet te denken. Doch Blake's vurige geest met zijn profeten-aspiraties kon er moeilijk in berusten aldus ongehoord te blijven, hij die nog zooveel in zijn mars had. Dies zon hij op afdoende middelen om later werk in het licht te zenden. En in den slaap, zoo verklaart hij, verscheen hem zijn vleeschelijke en geeste lijke, vijf jaar jonger en veel beminde broeder, aan wiens sterfbed hij dagen en nachten had gewaakt, tot hij meende hem ten hemel te zien rijzen, de handen klappend van blijdschap. De geest van den gestorvene vertrouwde aldus hem het geheim toe, hoe zijn scheppingen vermenig vuldigd onder de oogen der menschen te bren gen. Dit gelooven in een bovenaardsche inmen ging is karakteristiek voor den ziener, die, vol komen te goeder trouw, van zijn vizioenen placht te spreken, ofschoon niet ieder er een geestenwenk in zal zien, op het denkbeeld te komen van een zeer eenvoudig procédé. Blake die van kind af aan in een graveurswerkplaats was doende ge weest, paste voor het verveelvuldigen van wat hij zelf opschreef en teekende, eenvoudig nega tief een onderdeel toe van het etsprocédé. Met de stopvernis des etsers schreef hij zijn verzen op de koperen plaat en omlijstte blad na blad den tekst harmonisch met zijn eigen verluchtingen. Daarna beet hij de plaat, zoodat het geteekende en geschrevene in hoogdruk bleef staan, geschikt om als boekdruk te worden afgedrukt. Dit druk ken deed hij op eigen pers in een kleur door hem zelf gewreven, en elke afdruk werd met de hand, somtijds zeer rijk opgekleurd. Hierin, zoowel als in het drukken en in het binden werd de eerbiedwaardige bijgestaan door die zeldzame vrouw, die de huwelijksakte met een kruisje had moeten teekenen, maar die, van ganscher ziel de zijne, door hem dermate werd ingewijd in de verrukkingen van zijn geest, dat het haar oenige vreugd werd hem te volgen op al zijn weinig begrepen wegen, en wij zelfs een door Catharina geteekend portret van haar echtgenoot kennen, dat iets van de verhevenheid van een aartsengel uitstraalt. De boeken die Blake op deze wijze uitvoerde, hebben nog buiten hunne groote beteekonis als uitingen van een overtuigden geest, ook die spe ciale waarde van een deugd aan homogeniteit te bezitten, als waarop geen boeken van later tijd bogen kunnen. Van stonde af aan dat de druk kunst met losse typen werd toegepast, heeft men in het geïllustreerde boek niet meer die eenheid van hand kunnen houden, die aan de met mini aturen verluchte handschriften eigen was geweest. Doch hier, waar de tekst en de figuratie er om heen geheel in eenzelfde schrift en door n hand zijn uitgevoerd, treft men weder een natuurlijke harmonie van uitvoering, die in boekdruk onge kend is. De hoogst merkwaardige boeken die William Blake op deze wijze bezorgde, vindt men buiten Engelsche bibliotheken uiterst zeldzaam, het zijn kostbare kuriosa geworden. Onlangs echter heeft een vurig vereerder van Blake, dezelfde Edwin J. Ellis, die in samenwerking met W. B. Yeats verleden jaar de voortreffelijke standaard-editie van Blake's werken in drie deelen heeft voltooid, van de Song* of Innocence and Experience een herdruk doen maken die alle aandacht verdient. Herdruk is het woord niet, want ook bij deze vijftig exemplaren is de druk maar de helft van de uitvoering, elk der nummers is op de gedrukte kontoeren geheel uit de hand gekleurd door oen vakkleurder Laine genaamd, in nauwkeurige volging van Blake's eigen werk. De druk is in roodbruin, met een pen met zwart geaccentueerd, en met het penceel gekleurd en bij tikjes verguld. De oorspronkelijke exemplaren zijn zeer uiteenloopend van bewerking. Tusschen 1789 en 1M27 maakte Blake telkens een boek gereed als er vraag naar was. Maar als model voor deze fac simile's, die werkelijk hot oorspronkelijke getrou wer weergeven dan door eenig kunstprocéd mogelijk ware, heeft men een exemplaar genomen dat voor het laatste gehouden wordt dat uit zijn handen kwam, en waarvan men weet dat het tegen tien pond voor een vriend gemaakt werd. De vriend was blijkbaar een mild beschermer, want Blake had er wel voor minder dan twee pond afgeleverd. Het exemplaar in kwestie is thans honderdzeventig pond waard. De vijftig facsimile's gelden tachtig gulden. Vereerders vanden verheven poëet-schilder, zullen den ijverigen Ellis voor het bezorgen van deze merkwaardige editie dank baar zijn. J. v. F. W. Th. Janssen. Te Dusseldorf is op zijn 7:isten verjaardag overleden de schilder en graveur F.W.Th. Janssen, geboortig uit Oost-Friesland. Hij begon te schil deren als leerling der Dusseldorfsche kunst academie, en nam het ook later een tijdlang weer op; maar zijn waar talent was bet etsen. Onder zijn beste werken behooren drie illustraties voor de Jobsiade, naar Ilasenclevor; voorts llellwig aus riem Schifflirttch naar liudolf Jordan,en Lut/ter verbrennt die Hannbultc, naar Lessing, Bij de heoren Treyer & ('ie., Wolvenstraat 19, is geëxposeerd eene aquarel van J. S. II. Kever, «Oudervreugde". Nederland voor l Juli bevat: Thérèse Hoven, Flirtatwn (met portret van de schrijfster); F. J. van Uildviks, SascJiti"; Helene Lapidoth-Swurth, Idioot; Frits Lapidoth , (her Pojtpcnrepertoires; l', van Dalen, lïen ziehtegerul, on Geschiedenis j ran de Jongen," en J. B. Schepers. Kroonprins- \ Sonnetten. Jacób van Maerlant. (Nederlandsche dichters. Met proza van ALUP.BT YEKWEY. Amst, van Looy en Gerlings). Het bijzondere in de reeks Nederlandsclie dich ters door Albert Verwey is, dat oude dichtwerken hier gegeven worden niet als voorwerpen van wetenschap, maar als kunstproducten. Met kennis is hier het doel, maar genot. Voor sommigen zal er dus iets in deze handige en mooi-uitgevoerde editie ontbreken: met toelichtingen is de heer Verwey spaarzaam; van den dichter en zijn ge schiedenis vertelt hij niets, van den dichter en zijn kunst in weinige maar teekenende woorden zooveel als noodig is om te doen verstaan wat den uitgever getroffen heeft, wat hij den lezer wil doen meegevoelen. Daarom zullen vooral de genen, die met oudere literatuur vertrouwd zijn, deze uitgave op prijs stellen. Thans is Jacob van Maerlant aan de beurt. Zijn recht op den naam van dichter wordt hier, hoe wel met eenig voorbehoud (Inleid, bl.'2) gehand haafd. Menig middeleeuwsch dichtwerk heeft met poëzie niets gemeen dan maatenrijrn. Waar meedeelen van nuttige kennis hoofddoel, het doel was, liet bezieling en dus verheffing zich wachten. Als een deskundige, een poëet, goed »grammarijn" te wezen een eerste vereischte in den dichter noemt, dan lijkt het zelfs dwaas in middelecuwsche poëzie sporen van zooveel gevoel en verbeelding te zoeken. Maar de man die spreekt vmet het bewustzijn de vertegenwoordiger te zijn van zijn volk," de man die »de verbeelding en het Intel lect, Hoofd en Hart, Mond en Vinger van zijn eeuw" was, mag dichter heeten ook omdat hij meer dan een van zijn tijdgenooten meester was over den vorm. Verwey koos, om Maerlant te kenschetsen, drie strophische gedichten: Wapene Martijn, Van den Lande van Ouersee en Der Kerktn Glaqe. Juist in de strophische gedichten verhief zich Maerlant boven zijn tijd. Stoplappen, kwalijk geplaatste uitwijdingen, slordig rijm, verwaarloosde maat, de gewone feilen komen hier 't minst voor. Een voor die dagen zeker kunstige strophenbouw wordt hier blijkbaar met weinig moeite volgehouden en niet meer moeite heeft het vinden. van 't rijm gekost; het duistere van enkele plaatsen, de jarenlange toewijding van Verwey heeft heel wat helder doen worden mag niet aan onhandigheid van den dichter worden toe geschreven. En neem nu b.v. Van den lande ran Ocersec, stel u in Maerlants plaats en lees, hier en daar een woord toelichtende, iemand het gedicht voor; hij zal moeten erkennen, dat er ziel in is, en indien hij niet bekend is met oudere literatuur zal het hem duidelijk worden, dat ook in do middeleeuwen een welsprekende uiting mogelijk was als 't gemoed sprak. Een ander karakter heeft Der Kerken Claije, waarin zich de verontwaardiging over de geestelijkheid lucht geeft, terwijl in Wapene Martijn het betoog wordt verlevendigd door luim en ironie en door de dialogische inkleeding. Anders dan in de bloemlezingen uit Hooft en Brederoo heeft Verwey hier slechts drie gedichten en die in hun geheel gegeven, 't Heeft zijn reden: «vreemdheid van taal en volte van tijdelijke aan gelegenheid maken ons van al zijn (M. 's) werk het meeste ongenietbaar" en in zijn grootere werken «heeft hij zijn individualiteit zelve 't minst onvermengd geuit." Gecursiveerd is hier niets. Terecht heeft Verwey begrepen dat bij deze gedichten hier en daar een verklaring noodig was, die gemakshalve naast den tekst staat. De waag of er genoeg, te weinig of te veel verklaard is, zal ieder lezer verschillend beantwoorden naar de maat van zijn bekendheid met hot middelNederlandseh; maar 't is geen studieboek. Jammer is het voor een uitgaaf als deze, als er een op gave van errata in gelegd moet worden. Bij die vergissingen in de toelichting had nog opgenomen moeten worden heren-haren (str. l, vs. G), waar voor haren te lezen is: der hè'ren. II. Juni '94. J. L. C. A. MUUER. iniimiiiiiiiiiiiiiiiiuiimmiiiiMiiiiiiiiiuMMii iiiiiiiilumiimimmt Iets over Ouida. lu het Culiforniim Mui/mint: geeft mr. Ch. Robiuson eene, beschrijving van Ouida, zooals men haar tegenwoordig in Florence ziet. liet beeld dat hij van haar schetst, is niet aantrekkelijk. Haar bleek, mannelijk gelaat heeft gewoonlijk een trek van verveling, van gedrukthcid; de groote, grijze oogen staan dof eu mat. Over het zware, blonde haar, dat los om de schouders hangt, ligt een aschkleurige tint. Men zegt dat, haar kamenier er eiken dag eeiiige uren mei" bezig is, en dat de parfumerieën op haar toilcttafel dertig dollars het ons kosten. Zij heeft altijd veel geld besteed aau haar toilet en is zeer ingenomen met een prach tig stel bont, het geschenk van een bewonderaar uit Moscou. Een tweede liefhebberij is een unieke collectie oude kant, hier en daar, als de gelegen heid zich voordeed, aangekocht. Ook heeft zij eeue verbazende hoeveelheid schoenen, van allerlei soort en vorm, alle zoo gemaakt dat ze op artis tieke wijze de lijn gebogen wreef doen uitkomen. Met hare handschoenen is het dito gesteld. Ouida heeft er plezier in de buitenwereld er gernis te geven door haar manieren, evenals ze liet met haar boeken doet. Thuis drinkt zij cog nac, rookt cigarettes, en is dikwijls zeer onbe leefd tegen wie haar bezoeken. Louise de la Raméu om haar bij haren naam te noemen is drie en vijftig jaar oud. Lu l S10 is zij te li/'i-y A'/. /;'//,/;«/////" in Sull'olk geboren. Haar vader behoorde tot de Frausche ,-i'/'/>yirx, die zich in Engeland vestigden. Als kind ging zij met bare moeder naar Londen, eu begon al spoe dig ouder den nom >//: (/'u-i-re Ouida (overgenomen van eeu kind dat den naam Isniixa met kon uit spreken) te schrijven. Maar eerste roman //InSlavciiketenen," iu ISfio verschenen, werd geschreven voor haar twintigste jaar. Ouida bewoont de laatste twintig jaren een villa in de omstreken van Florence, vroeger het eigen dom van het geslacht der Medici. Haar werkka mer is hoogst gezellig ingericht. De wanden zijn beschilderd met fraaie oud Italiaansche fresco's, hier en daar slaat een tafel van iugelegd hout, vol bloemen (meest lelietjes van dalen en hyacin then). Voor den haard ligt een kostbaar Perzisch tapijt, -waarop zij zich dikwijls in haar volle lengte uitstrekt om wakend te droomen, somtijds ook om door luid schreeuwen lucht te geven aan hetgeen in haar bruist en woelt. Zij heeft een sierlijke bidkapel, met een beeld van de H. Maagd, waar voor een eeuwigdurend licht brandt, hetgeen . gevoegd bij het feit dat zij eenigen tijd veel gezien werd in het naburige Fiesole, om allerlei theolo gische quaesties te bespreken met den zwarten Paus" zooals vader Auderledy, het vroegere hoofd der Jezuïeten, genoemd werd, aanleiding gaf tot het praatje dat de schrijfster er ernstig over dacht Roomsen te worden. Haar boeken volgen elkaar op met een tusschenruimte van ongeveer twee jaar, de intrignes worden verzonnen en uitgesponnen op lange tochten te paard. In den laatsten tijd werkt zij echter minder dan vroeger. Zij begint des morgens te vijf uur, hetgeen evenwel uiet zeggen wil dat zij wezenlijk gaat zitten schrijven; zij deukt na over een harer eigenaardige romantische verhalen, want zij neemt de pen niet cp voor de inspiratie komt. Zij schrijft nooit aan een tafel, maar zit op een laag stoeltje, eeu inktkoker voor zich, een blotter op de knie, de grond bezaaid met vellen papier elk met slechts weinige woorden beschreven, zoo groot eu forsch zijn hare letters. Zij gebruikt een veeren pen. Ouida houdt veel van wandelen en is op hare omzwervingen steeds vergezeld door een troep hon den van allerlei ras, van den grooten St. Bernhard, tot den aardigen kleinen Malta-terriër, van wien ze zulke bijna ongeloofelijke verhalen doet. Als een dier houden sterft, wordt hij plechtig begraven. Ieder keat haar als zij, in haar opon rijtuigje, met goud brocaat bekleed en met fraai getuigde paardjes bespannen, over de Aruo-kadc rijdt. Maar, al vertoont ze zich dikwijls in het openbaar, ze houdt niets van uitgaan, en leeft in stille afzon dering met haar meid, eeue oude getrouwe, het origineel dit tusscheu twee haakjes van Cigarettc iu ., r tuier T u-o Vlagt." Ouida geeft nooit de hand; zij vindt dit een hoogst vulgaire wijze van begroeting. Zoodra zij een kamer binnentreedt, gaat zij zitten, en, een maal gezeten, staat ze niet van haar stoel op voor ze vertrekt. \Vie haar wil ontmoeten moet den Mahomet tegenover den berg .spelen. Wie-het ook wezen mag, zij staat niet op eu verandert evenmin van houding, De eenige vrouw door Ouida benijd, is Ros-a Bouheur; Mary Anderson kan zij niet uitstaaa. Maar Amerikanen zijn haar vooral antipathiek. Toen wijlen mrs. Johu Bigelow zich haast met geweld aau de schrijfster van r>icler Ttct* l'lttg.i" opdrong, zcide Ouiria haar ronduit dat zij de Amerikanen onuitstaanbare wezens vond. //Hé, waarom ?" vroeg mrs. Bigelow, zij alleen lezen uw schandelijke boeken." Ouida riep: //Wie dat zeggen durft is geen alledaagsche vrouw! Kom binnen.'' Want, evenals met Carlyle het geval was, men moet haar bestrijden met haar eigen wapenen, wil men haar winnen. iMmiiiiMimiiniiiiiiiiiiimiimiimMiiiiiHi Minimin Buitenlandsche Bibliographie. De brieven van Thomas Lovell Bcddocs (1803:i8W, The Brides' Tragedy, Dcatli's J est Book), die sedert lang in een beperkten kring bekend waren, maar overeenkomstig Jen wensch van Beddoes' literuiren erfgenaam werden achtergehouden zijn nu eindelijk onder toezicht van Edmund Gosso gepubliceerd. Swinburne heeft gezegd: ..Keddoes' brilliant correspondeuce oupoetieal questions gives to me a highcr view of his line and vigorous in:lligence thau any otber sectiou of his literary LMiuiins." Maar wie deze brieven leest om er op merkingen over poëtische quaesties iu te vinden, moet, dunkt mij, wat worden teleurgesteld. Het aantrekkelijke van dit kleine bundeltje vind ik vooral in wat het onthult, of doet vermoeden, van de lijdensgeschiedenis van dezen dichter, die van zijn dichten veel meer verdriet dan genot heeft gehad, die zich iederen dag voornam om nooit meer een regel te schrijven, omdat hij toch nooit iets goeds /ou kunnen doen, en die niet velen kon dat men vandaag mooi vond wat hij gisteren had gemaakt. Lijdensgeschiedenis dat woord lijkt veel te sterk voor de tobberijen, het telkens be ginnen en weer opgeven, waarvan iu deze brieven zoo luchtigjes, zoo humoristisch wordt verteld; en w-at er achter dit air van luchthavtigheid werd verborgen, komt ons eerst recht tot bewustzijn, wanneer wij dat laatste, karakteristieke briefje lezeu, dat bij hem werd gevonden, nadat hij zich vergiftigd had: My dear Phillips, I am foód for wiiat l am good for worms. l have made a will here which l dcsire to be respectcd, and add the douation of 20 pounds to dr. Ecklin my physician. W. Ueddoes must have a case (30 bottles) of Champagne Moet l S (-7 growth to drink my death iu. Thanks for all kindness. Borrow the 200 pounds. You are a good aud noble man and your childreii must look sharp to be like you. Vours, if my owu, ever, T. L. B. Love to Anna, iïenry, the, lïeddoes of Longvill aud Zoe and Emmeline King also 1o Kelsall whom l beg to look at my mauuscripts aud print or uot as h thiuks lit. l ought to have been among other things a good poet. Life was too great a bore ou oue peg aud that a bad o tic. Buy for dr. Ecklin above meutioned oue of Reade's best stomach-pumps." Do eerste van de gepubliceerde brieven is van 1^-21. \ ódr dien tijd, op zijn negentiende jaar, had lieddoes zijn Brides' Tragedy uitgegeven. Het eerste jaar is hij voortdurend bezig eerste bedrijven van drama's te schrijven. Eens brengt hij het zelfs tot eeu vierde bedrijf: A new tragic abortion of miue has absolutely extented its foetus to a quarter of the fourth act: when ihüshed if fuiisiied I thiuk it will satisfy you aud myself of my poetical and dramatic impoteucc". In ':>5 vindeu wij hem in (iottingen, waar hij in de medicijnen stu deert eu zich n\ct groot animo op anatomie eu pltysiologie werpt : alleen 's avonds werkt hij nu en dan eeu beetje aan //the ncver endiug Jcstbook''; //it lies like a snowball and l give it, a kick every now and then out of mere seovn and ill-lmmour". Dan komen er periodieke vcrzekeringen,dat hij eigenlijk volstrekt geen talent beeft, cu al iieel blij zal zijn als hij eeu fatsoenlijk dokter wordt. Soms ook betuigt hij //a sort of very moderate some

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl