Historisch Archief 1877-1940
Ha. 888
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de gelukkigste proeven werden afgelegd. Ik noem
de dames Schouten, Sealtiel (piano), en de heeren
Ruinen (viool) en Bos (piano), en de zangleerlinge
mej. B. Bonger.
Voor het eerst hoorden wij enkele werkjes van
leerlingen van de compositieklasse, van de heeren
Bos, Van Elk en Haanstra (de tweede maakte,
naar ik vernam, ook als violist een zeer goeden
indruk; zijne voordracht kon ik echter niet meer
hooren).
Met sympathie begroet ik dit debuut van de
compositie-klasse. Een volgend jaar, wanneer de
vorderingen kunnen blijken, hoop ik er meer van
te zeggen.
Het mag niet verzwegen worden, dat de eens
zoo bloeiende zangklassen sterk aan het kwijnen
zijn gegaan. Die klassen, vroeger het glanspunt,
verkeeren blijkbaar in een stadium van tering.
Hiermede wil ik niets zeggen van de waarnemende
onderwijzers, die in den laatsten tijd den heer
Messchaert vervingen, want om daarover te
oordeelen, zou men geheel ingewijd moeten zijn; doch
zonder in eenige appreciatie te treden, dient (in
het belang van de zaak) er op gewezen te worden,
dat krachtige pogingen noodig zijn om aan die
klassen den vroegeren glans terug te geven.
Stilstand is achteruitgang, en hier is blijkbaar meer
dan stilstand.
Ik hoop, dat eene volgende uitvoering weer zal
getuigen van vooruitgang, en hoop tevens, dat het
Conservatorium niet langer een zoo geheim ge
nootschap zal blijven, dat men, evenals het volk
Israëls, niet verder mag komen dan in den voor
hof van den tempel.
VAN MlLLIGEN.
Op de eerste auditie, in de Duitsche afdeeling
der Antwerpsche Tentoonstelling gegeven, heeft
zich onze gawezen stadgenoote, mevr. Fischer
Sobell, geb. Scheper, doen hooren. Zij speelde
op een fraaien Blüthner-vleugel de sonate opus
53 van Beethoven, twee préludes en eene tude
van Chopin, de tweede rhapsodie van Bralims en
het Perpetuum mobile van Weber; de Opinion
en andere bladen roemen hare techniek, virtuo
siteit en vooral haar muzikaal gevoel.
Op het tweede concert in de Salie des Fétes
speelde Mevr. Fischer Sobell het concert in
utmineur van Saint Saëns; de heer Fischer Sobell
zong het Liebeslied uit Wagner's Walküre, lie
deren van Rubinstein, Grieg en Massenet, en tot
slot Die Zwei Grrenadiere, van Schubert; de heer
Marien, violist, een romance van'Svendsen. Het
succes van de talentvolle pianiste was hier bij
zonder groot; als toegift speelde zij het
Perpeturum mobile en moest dit, op aandrang van het
publiek, nog herhalen.
Mariano Vasquez.
Na den schrijver Correa, den musicus Arrieta,
den schilder Madrazo, heeft Spanje nu weer een
man van naam, den componist Don Mariano
Vasquez. verloren. Hij was professor aan het con
servatorium te Madrid, tegelijk een
muziekgeleerde en de componist van tal van zarziielas (een
soort van operette). Aan zijne bemoeiingen was
het te danken dat Madrid het eerst kennis
maakte met Meijerbeer's Stniensee, Mendelssohns
Sommernachtstraum en Beethovens Negende.
Onder zijne meest bekende zarzuela's behóoren:
De musketiers der koningin, De zoon van Joaé,
Dooden of sterven, Voor een Engehchman, die
tallooze malen te Madrid gespeeld werden.
Een vaudeville van Sarcey.
Sarcey heeft, aangezocht om voor een liefdadig
doel een manuscript af te staan, een oude vaude
ville gegeven, door hem op zijn twintigste jaar
vervaardigd. »Het stuk is nooit openbaar gemaakt",
schrijft hij »en nooit gespeeld ; en dat zal ook
nooit gebeuren, want het is parfaitement idiot".
Ondanks deze bescheiden qualificatie, door hem
zelf gegeven, heeft een chroniqueur van Figaro
de boosaardigheid, er een gedetailleerde analyse
van te geven, met aanhalingen en »sic" 's; en
dan er aan toe te voegen, dat het l G francs heeft
opgebracht.
In het Grand Theïitre van de heeren Yan Lier
wordt Zaterdagavond gegeven Aan lager wal,
(A Basso Porto), tafreelan uit het volksleven te
Napels. »In het midden van Februari is het," naar
de heeren Yan Lier melden, »voor het eerst te
Berlyn opgevoerd en had er dadelijk overwel
digend succes." De hoofdrol wordt in het Grand
Theatre vervuld door mej. Julia Cuypers.
limiMIIMIIMI
Een geïllustreerd boek van
William Blake.
Het is maar weinig bekend hoe William Blake
er in slaagde de vruchten van zijn geest te
verspreiden, en toch is het zelfs voor hen, die
het werk van dezen zoo vaak krankzinnig ge
scholden wondermensch, in woord noch beeld
zelf kunnen genieten, nog de moeite waard, to
vernemen, hoe de schepper van zooveel groots
als een kind moest ploeteren om gedaan te krijgen
wat aan eiken nietswaardigen en thans
langvergeten schnjver van zijn tijd gelukken mocht.
Een bewijs hoe onder den grootsten tegenspoed
een machtige wil er in slaagt zich te doen gelden.
Blake was arm en onbekend en zag geen kans
voor zijn verzen een drukker te vinden. Twee
beschermers, een van welke FTaxman, hadden
hem in staat gesteld tot een overigens schunnige
uitgave der Poetical Sketches, zijn jeugd-verzen.
Doch buiten de exemplaren die onder vrienden
en bekenden waren verspreid, hadden zeker al
heel enkele er van hun man gevonden, en aan
een herhaling van dit mislukt bestel viel voor den
armen slover niet te denken. Doch Blake's vurige
geest met zijn profeten-aspiraties kon er moeilijk
in berusten aldus ongehoord te blijven, hij die
nog zooveel in zijn mars had. Dies zon hij op
afdoende middelen om later werk in het licht
te zenden. En in den slaap, zoo verklaart
hij, verscheen hem zijn vleeschelijke en geeste
lijke, vijf jaar jonger en veel beminde broeder,
aan wiens sterfbed hij dagen en nachten had
gewaakt, tot hij meende hem ten hemel te zien
rijzen, de handen klappend van blijdschap. De
geest van den gestorvene vertrouwde aldus hem
het geheim toe, hoe zijn scheppingen vermenig
vuldigd onder de oogen der menschen te bren
gen. Dit gelooven in een bovenaardsche inmen
ging is karakteristiek voor den ziener, die, vol
komen te goeder trouw, van zijn vizioenen placht
te spreken, ofschoon niet ieder er een
geestenwenk in zal zien, op het denkbeeld te komen van
een zeer eenvoudig procédé. Blake die van kind af
aan in een graveurswerkplaats was doende ge
weest, paste voor het verveelvuldigen van wat
hij zelf opschreef en teekende, eenvoudig nega
tief een onderdeel toe van het etsprocédé. Met
de stopvernis des etsers schreef hij zijn verzen
op de koperen plaat en omlijstte blad na blad
den tekst harmonisch met zijn eigen verluchtingen.
Daarna beet hij de plaat, zoodat het geteekende
en geschrevene in hoogdruk bleef staan, geschikt
om als boekdruk te worden afgedrukt. Dit druk
ken deed hij op eigen pers in een kleur door
hem zelf gewreven, en elke afdruk werd
met de hand, somtijds zeer rijk opgekleurd.
Hierin, zoowel als in het drukken en in het
binden werd de eerbiedwaardige bijgestaan door
die zeldzame vrouw, die de huwelijksakte
met een kruisje had moeten teekenen, maar die,
van ganscher ziel de zijne, door hem dermate
werd ingewijd in de verrukkingen van zijn geest,
dat het haar oenige vreugd werd hem te volgen
op al zijn weinig begrepen wegen, en wij zelfs
een door Catharina geteekend portret van haar
echtgenoot kennen, dat iets van de verhevenheid
van een aartsengel uitstraalt.
De boeken die Blake op deze wijze uitvoerde,
hebben nog buiten hunne groote beteekonis als
uitingen van een overtuigden geest, ook die spe
ciale waarde van een deugd aan homogeniteit te
bezitten, als waarop geen boeken van later tijd
bogen kunnen. Van stonde af aan dat de druk
kunst met losse typen werd toegepast, heeft men
in het geïllustreerde boek niet meer die eenheid
van hand kunnen houden, die aan de met mini
aturen verluchte handschriften eigen was geweest.
Doch hier, waar de tekst en de figuratie er om
heen geheel in eenzelfde schrift en door n hand
zijn uitgevoerd, treft men weder een natuurlijke
harmonie van uitvoering, die in boekdruk onge
kend is.
De hoogst merkwaardige boeken die William
Blake op deze wijze bezorgde, vindt men buiten
Engelsche bibliotheken uiterst zeldzaam, het zijn
kostbare kuriosa geworden. Onlangs echter heeft
een vurig vereerder van Blake, dezelfde Edwin
J. Ellis, die in samenwerking met W. B. Yeats
verleden jaar de voortreffelijke standaard-editie
van Blake's werken in drie deelen heeft voltooid,
van de Song* of Innocence and Experience een
herdruk doen maken die alle aandacht verdient.
Herdruk is het woord niet, want ook bij deze
vijftig exemplaren is de druk maar de helft van
de uitvoering, elk der nummers is op de gedrukte
kontoeren geheel uit de hand gekleurd door oen
vakkleurder Laine genaamd, in nauwkeurige volging
van Blake's eigen werk. De druk is in roodbruin,
met een pen met zwart geaccentueerd, en met
het penceel gekleurd en bij tikjes verguld. De
oorspronkelijke exemplaren zijn zeer
uiteenloopend van bewerking. Tusschen 1789 en 1M27
maakte Blake telkens een boek gereed als er
vraag naar was. Maar als model voor deze fac
simile's, die werkelijk hot oorspronkelijke getrou
wer weergeven dan door eenig kunstprocéd
mogelijk ware, heeft men een exemplaar genomen
dat voor het laatste gehouden wordt dat uit zijn
handen kwam, en waarvan men weet dat het tegen
tien pond voor een vriend gemaakt werd. De
vriend was blijkbaar een mild beschermer, want
Blake had er wel voor minder dan twee pond
afgeleverd. Het exemplaar in kwestie is thans
honderdzeventig pond waard. De vijftig facsimile's
gelden tachtig gulden. Vereerders vanden verheven
poëet-schilder, zullen den ijverigen Ellis voor
het bezorgen van deze merkwaardige editie dank
baar zijn. J. v.
F. W. Th. Janssen.
Te Dusseldorf is op zijn 7:isten verjaardag
overleden de schilder en graveur F.W.Th. Janssen,
geboortig uit Oost-Friesland. Hij begon te schil
deren als leerling der Dusseldorfsche kunst
academie, en nam het ook later een tijdlang weer
op; maar zijn waar talent was bet etsen. Onder
zijn beste werken behooren drie illustraties voor
de Jobsiade, naar Ilasenclevor; voorts llellwig
aus riem Schifflirttch naar liudolf Jordan,en Lut/ter
verbrennt die Hannbultc, naar Lessing,
Bij de heoren Treyer & ('ie., Wolvenstraat 19,
is geëxposeerd eene aquarel van J. S. II. Kever,
«Oudervreugde".
Nederland voor l Juli bevat: Thérèse Hoven,
Flirtatwn (met portret van de schrijfster); F. J.
van Uildviks, SascJiti"; Helene Lapidoth-Swurth,
Idioot; Frits Lapidoth , (her Pojtpcnrepertoires;
l', van Dalen, lïen ziehtegerul, on Geschiedenis j
ran de Jongen," en J. B. Schepers. Kroonprins- \
Sonnetten.
Jacób van Maerlant. (Nederlandsche
dichters. Met proza van ALUP.BT
YEKWEY. Amst, van Looy en Gerlings).
Het bijzondere in de reeks Nederlandsclie dich
ters door Albert Verwey is, dat oude dichtwerken
hier gegeven worden niet als voorwerpen van
wetenschap, maar als kunstproducten. Met kennis
is hier het doel, maar genot. Voor sommigen zal
er dus iets in deze handige en mooi-uitgevoerde
editie ontbreken: met toelichtingen is de heer
Verwey spaarzaam; van den dichter en zijn ge
schiedenis vertelt hij niets, van den dichter en
zijn kunst in weinige maar teekenende woorden
zooveel als noodig is om te doen verstaan wat
den uitgever getroffen heeft, wat hij den lezer
wil doen meegevoelen. Daarom zullen vooral de
genen, die met oudere literatuur vertrouwd zijn,
deze uitgave op prijs stellen.
Thans is Jacob van Maerlant aan de beurt. Zijn
recht op den naam van dichter wordt hier, hoe
wel met eenig voorbehoud (Inleid, bl.'2) gehand
haafd. Menig middeleeuwsch dichtwerk heeft
met poëzie niets gemeen dan maatenrijrn. Waar
meedeelen van nuttige kennis hoofddoel, het doel
was, liet bezieling en dus verheffing zich wachten.
Als een deskundige, een poëet, goed »grammarijn"
te wezen een eerste vereischte in den dichter
noemt, dan lijkt het zelfs dwaas in middelecuwsche
poëzie sporen van zooveel gevoel en verbeelding
te zoeken. Maar de man die spreekt vmet het
bewustzijn de vertegenwoordiger te zijn van zijn
volk," de man die »de verbeelding en het Intel
lect, Hoofd en Hart, Mond en Vinger van zijn
eeuw" was, mag dichter heeten ook omdat hij
meer dan een van zijn tijdgenooten meester was
over den vorm.
Verwey koos, om Maerlant te kenschetsen,
drie strophische gedichten: Wapene Martijn, Van
den Lande van Ouersee en Der Kerktn Glaqe.
Juist in de strophische gedichten verhief zich
Maerlant boven zijn tijd. Stoplappen, kwalijk
geplaatste uitwijdingen, slordig rijm, verwaarloosde
maat, de gewone feilen komen hier 't minst voor.
Een voor die dagen zeker kunstige
strophenbouw wordt hier blijkbaar met weinig moeite
volgehouden en niet meer moeite heeft het vinden.
van 't rijm gekost; het duistere van enkele
plaatsen, de jarenlange toewijding van Verwey
heeft heel wat helder doen worden mag niet
aan onhandigheid van den dichter worden toe
geschreven. En neem nu b.v. Van den lande
ran Ocersec, stel u in Maerlants plaats en lees,
hier en daar een woord toelichtende, iemand
het gedicht voor; hij zal moeten erkennen, dat
er ziel in is, en indien hij niet bekend is met
oudere literatuur zal het hem duidelijk worden,
dat ook in do middeleeuwen een welsprekende
uiting mogelijk was als 't gemoed sprak. Een
ander karakter heeft Der Kerken Claije, waarin
zich de verontwaardiging over de geestelijkheid
lucht geeft, terwijl in Wapene Martijn het betoog
wordt verlevendigd door luim en ironie en door
de dialogische inkleeding.
Anders dan in de bloemlezingen uit Hooft en
Brederoo heeft Verwey hier slechts drie gedichten
en die in hun geheel gegeven, 't Heeft zijn reden:
«vreemdheid van taal en volte van tijdelijke aan
gelegenheid maken ons van al zijn (M. 's) werk
het meeste ongenietbaar" en in zijn grootere
werken «heeft hij zijn individualiteit zelve 't
minst onvermengd geuit." Gecursiveerd is hier
niets.
Terecht heeft Verwey begrepen dat bij deze
gedichten hier en daar een verklaring noodig was,
die gemakshalve naast den tekst staat. De waag
of er genoeg, te weinig of te veel verklaard is,
zal ieder lezer verschillend beantwoorden naar
de maat van zijn bekendheid met hot
middelNederlandseh; maar 't is geen studieboek. Jammer
is het voor een uitgaaf als deze, als er een op
gave van errata in gelegd moet worden. Bij die
vergissingen in de toelichting had nog opgenomen
moeten worden heren-haren (str. l, vs. G), waar
voor haren te lezen is: der hè'ren.
II. Juni '94. J. L. C. A. MUUER.
iniimiiiiiiiiiiiiiiiiuiimmiiiiMiiiiiiiiiuMMii
iiiiiiiilumiimimmt
Iets over Ouida.
lu het Culiforniim Mui/mint: geeft mr. Ch.
Robiuson eene, beschrijving van Ouida, zooals men haar
tegenwoordig in Florence ziet. liet beeld dat hij
van haar schetst, is niet aantrekkelijk.
Haar bleek, mannelijk gelaat heeft gewoonlijk
een trek van verveling, van gedrukthcid; de groote,
grijze oogen staan dof eu mat. Over het zware,
blonde haar, dat los om de schouders hangt, ligt
een aschkleurige tint. Men zegt dat, haar kamenier
er eiken dag eeiiige uren mei" bezig is, en dat de
parfumerieën op haar toilcttafel dertig dollars het
ons kosten. Zij heeft altijd veel geld besteed aau
haar toilet en is zeer ingenomen met een prach
tig stel bont, het geschenk van een bewonderaar
uit Moscou. Een tweede liefhebberij is een unieke
collectie oude kant, hier en daar, als de gelegen
heid zich voordeed, aangekocht. Ook heeft zij
eeue verbazende hoeveelheid schoenen, van allerlei
soort en vorm, alle zoo gemaakt dat ze op artis
tieke wijze de lijn gebogen wreef doen uitkomen.
Met hare handschoenen is het dito gesteld.
Ouida heeft er plezier in de buitenwereld er
gernis te geven door haar manieren, evenals ze
liet met haar boeken doet. Thuis drinkt zij cog
nac, rookt cigarettes, en is dikwijls zeer onbe
leefd tegen wie haar bezoeken.
Louise de la Raméu om haar bij haren naam
te noemen is drie en vijftig jaar oud. Lu l S10
is zij te li/'i-y A'/. /;'//,/;«/////" in Sull'olk geboren.
Haar vader behoorde tot de Frausche ,-i'/'/>yirx, die
zich in Engeland vestigden. Als kind ging zij
met bare moeder naar Londen, eu begon al spoe
dig ouder den nom >//: (/'u-i-re Ouida (overgenomen
van eeu kind dat den naam Isniixa met kon uit
spreken) te schrijven. Maar eerste roman
//InSlavciiketenen," iu ISfio verschenen, werd geschreven
voor haar twintigste jaar.
Ouida bewoont de laatste twintig jaren een villa
in de omstreken van Florence, vroeger het eigen
dom van het geslacht der Medici. Haar werkka
mer is hoogst gezellig ingericht. De wanden zijn
beschilderd met fraaie oud Italiaansche fresco's, hier
en daar slaat een tafel van iugelegd hout, vol
bloemen (meest lelietjes van dalen en hyacin
then). Voor den haard ligt een kostbaar Perzisch
tapijt, -waarop zij zich dikwijls in haar volle lengte
uitstrekt om wakend te droomen, somtijds ook om
door luid schreeuwen lucht te geven aan hetgeen
in haar bruist en woelt. Zij heeft een sierlijke
bidkapel, met een beeld van de H. Maagd, waar
voor een eeuwigdurend licht brandt, hetgeen .
gevoegd bij het feit dat zij eenigen tijd veel gezien
werd in het naburige Fiesole, om allerlei theolo
gische quaesties te bespreken met den zwarten
Paus" zooals vader Auderledy, het vroegere hoofd
der Jezuïeten, genoemd werd, aanleiding gaf tot
het praatje dat de schrijfster er ernstig over dacht
Roomsen te worden.
Haar boeken volgen elkaar op met een
tusschenruimte van ongeveer twee jaar, de intrignes worden
verzonnen en uitgesponnen op lange tochten te
paard. In den laatsten tijd werkt zij echter minder
dan vroeger. Zij begint des morgens te vijf uur,
hetgeen evenwel uiet zeggen wil dat zij wezenlijk
gaat zitten schrijven; zij deukt na over een harer
eigenaardige romantische verhalen, want zij neemt
de pen niet cp voor de inspiratie komt. Zij schrijft
nooit aan een tafel, maar zit op een laag stoeltje,
eeu inktkoker voor zich, een blotter op de knie,
de grond bezaaid met vellen papier elk met
slechts weinige woorden beschreven, zoo groot eu
forsch zijn hare letters. Zij gebruikt een veeren pen.
Ouida houdt veel van wandelen en is op hare
omzwervingen steeds vergezeld door een troep hon
den van allerlei ras, van den grooten St. Bernhard,
tot den aardigen kleinen Malta-terriër, van wien
ze zulke bijna ongeloofelijke verhalen doet. Als een
dier houden sterft, wordt hij plechtig begraven.
Ieder keat haar als zij, in haar opon rijtuigje,
met goud brocaat bekleed en met fraai getuigde
paardjes bespannen, over de Aruo-kadc rijdt. Maar,
al vertoont ze zich dikwijls in het openbaar, ze
houdt niets van uitgaan, en leeft in stille afzon
dering met haar meid, eeue oude getrouwe, het
origineel dit tusscheu twee haakjes van
Cigarettc iu ., r tuier T u-o Vlagt."
Ouida geeft nooit de hand; zij vindt dit een
hoogst vulgaire wijze van begroeting. Zoodra zij
een kamer binnentreedt, gaat zij zitten, en, een
maal gezeten, staat ze niet van haar stoel op voor
ze vertrekt. \Vie haar wil ontmoeten moet den
Mahomet tegenover den berg .spelen. Wie-het ook
wezen mag, zij staat niet op eu verandert evenmin
van houding,
De eenige vrouw door Ouida benijd, is Ros-a
Bouheur; Mary Anderson kan zij niet uitstaaa.
Maar Amerikanen zijn haar vooral antipathiek. Toen
wijlen mrs. Johu Bigelow zich haast met geweld
aau de schrijfster van r>icler Ttct* l'lttg.i" opdrong,
zcide Ouiria haar ronduit dat zij de Amerikanen
onuitstaanbare wezens vond. //Hé, waarom ?" vroeg
mrs. Bigelow, zij alleen lezen uw schandelijke
boeken." Ouida riep: //Wie dat zeggen durft is
geen alledaagsche vrouw! Kom binnen.'' Want,
evenals met Carlyle het geval was, men moet haar
bestrijden met haar eigen wapenen, wil men haar
winnen.
iMmiiiiMimiiniiiiiiiiiiimiimiimMiiiiiHi Minimin
Buitenlandsche Bibliographie.
De brieven van Thomas Lovell Bcddocs
(1803:i8W, The Brides' Tragedy, Dcatli's J est Book),
die sedert lang in een beperkten kring bekend
waren, maar overeenkomstig Jen wensch van
Beddoes' literuiren erfgenaam werden achtergehouden
zijn nu eindelijk onder toezicht van Edmund Gosso
gepubliceerd. Swinburne heeft gezegd: ..Keddoes'
brilliant correspondeuce oupoetieal questions gives
to me a highcr view of his line and vigorous
in:lligence thau any otber sectiou of his literary
LMiuiins." Maar wie deze brieven leest om er op
merkingen over poëtische quaesties iu te vinden,
moet, dunkt mij, wat worden teleurgesteld. Het
aantrekkelijke van dit kleine bundeltje vind ik
vooral in wat het onthult, of doet vermoeden, van
de lijdensgeschiedenis van dezen dichter, die van
zijn dichten veel meer verdriet dan genot heeft
gehad, die zich iederen dag voornam om nooit
meer een regel te schrijven, omdat hij toch nooit
iets goeds /ou kunnen doen, en die niet velen kon
dat men vandaag mooi vond wat hij gisteren had
gemaakt. Lijdensgeschiedenis dat woord lijkt
veel te sterk voor de tobberijen, het telkens be
ginnen en weer opgeven, waarvan iu deze brieven
zoo luchtigjes, zoo humoristisch wordt verteld; en
w-at er achter dit air van luchthavtigheid werd
verborgen, komt ons eerst recht tot bewustzijn,
wanneer wij dat laatste, karakteristieke briefje
lezeu, dat bij hem werd gevonden, nadat hij zich
vergiftigd had: My dear Phillips, I am foód for
wiiat l am good for worms. l have made a
will here which l dcsire to be respectcd, and add
the douation of 20 pounds to dr. Ecklin my
physician. W. Ueddoes must have a case (30 bottles)
of Champagne Moet l S (-7 growth to drink my
death iu. Thanks for all kindness. Borrow the
200 pounds. You are a good aud noble man and
your childreii must look sharp to be like you.
Vours, if my owu, ever, T. L. B. Love to Anna,
iïenry, the, lïeddoes of Longvill aud Zoe and
Emmeline King also 1o Kelsall whom l beg to
look at my mauuscripts aud print or uot as h
thiuks lit. l ought to have been among other
things a good poet. Life was too great a bore
ou oue peg aud that a bad o tic. Buy for dr.
Ecklin above meutioned oue of Reade's best
stomach-pumps."
Do eerste van de gepubliceerde brieven is van
1^-21. \ ódr dien tijd, op zijn negentiende jaar,
had lieddoes zijn Brides' Tragedy uitgegeven. Het
eerste jaar is hij voortdurend bezig eerste bedrijven
van drama's te schrijven. Eens brengt hij het zelfs
tot eeu vierde bedrijf: A new tragic abortion of
miue has absolutely extented its foetus to a quarter
of the fourth act: when ihüshed if fuiisiied
I thiuk it will satisfy you aud myself of my
poetical and dramatic impoteucc". In ':>5 vindeu wij
hem in (iottingen, waar hij in de medicijnen stu
deert eu zich n\ct groot animo op anatomie eu
pltysiologie werpt : alleen 's avonds werkt hij nu
en dan eeu beetje aan //the ncver endiug
Jcstbook''; //it lies like a snowball and l give it, a kick
every now and then out of mere seovn and
ill-lmmour". Dan komen er periodieke vcrzekeringen,dat hij
eigenlijk volstrekt geen talent beeft, cu al iieel blij
zal zijn als hij eeu fatsoenlijk dokter wordt. Soms
ook betuigt hij //a sort of very moderate
some