Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 889
beide partijen gelijk moet zijn en de gevallen
te omschrijven waarin ontslag kan worden
gegeven, en genomen binnenstijds; zij moet
ook de vergoeding regelen door den werkge
ver en den werknemer te betalen, zoowel voor
tijdig als van ontijdig ontslag. Eindelijk moet
het geven van een getuigschrift bij ontslag
verplichtend worden gesteld en verboden
worden de getuigschriften van geheime tee
kenen te voorzien, ten einde de instelling der
gehate livretten tegentegaan.
Bij het Bewijs en de Procedure stuiten wij al
dadelijk op het hatelijke art. 1638 Burg.
Wetb. waarbij in loonkwesties de meester
altijd op zijn woord wordt geloofd. Zondereenige
moeite zou dit artikel in een verloren oogen
blikje uit onze wetgeving kunnen zijn gelicht
en behoorde dit reeds voor lang te zijn ge
schied. Maar daarbij zou de kwestie toch nog
volstrekt niet zijn opgelost want dan zouden
toch de gewone bewijsmiddelen tusschen pa
troon en arbeider gaan gelden, en de arbeider
zich zien gesteld voor een procedure die
voor hem veel te lang is, aangezien hij op de
uitbetaling van zijn loon niet wachten kan.
De meest doeltreffende oplossing zou wel zijn
de berechting op te dragen aan scheidsrech
ters, Kamers van Arbeid of dergelijke colle
ges, maar tegen zoodanige opdracht, in strijd met
den wil van een der partijen, verzetten zij de
art. 153, 155 en 166 der Grondwet, bepalende
o. a. dat alle twistgedingen over schuldvor
dering bij de rechterlijke macht behooren, dat
niemand tegen zijn wil van zijn wettelijken
rechter kan worden «afgetrokken" en eindelijk
dat alle leden der rechterlijke macht door
den Koning worden benoemd. Waar deze weg
dus is afgesneden, zou het meeste wat op
't oogenblik bereikt kan worden zijn, dat alle
geschillen uit arbeidsovereenkomsten zon
der beroep bij den kantonrechter worden ge
bracht. Ook zou men, evenals in Frankrijk,
zijn toevlucht kunnen nemen tot een beroep
pp de publieke opinie, zooals dat voorkomt
in de Loi sur la conciliation et V arbitrage van
27 Dec. 1892, Daarbij heeft ieder der partijen
het recht aan den kantonrechter het geschil
uiteen te zetten en een scheidsgerecht aan te
vragen. Weigert de tegenpartij de arbitrage
te accepteeren dan wordt dit door aanplak
king bekend gemaakt. Bij werkstaking kan
de kantonrechter in dezen zin ook ambtshalcn
optreden. Zoodoende zou ook bij ons te lande
door den drang der publieke opinie soms een
geschil uit de wereld kunnen worden gehol
pen, zonder wijziging der grondwet en nog
voor dat Kamers van Arbeid zijn ingesteld,
die natuurlijk altijd de meest aanbevelings
waardige instellingen blijven om gerezen ge
schillen te beslissen.
Wat het leerlingwezen betreft acht de Com
missie, zoolang wettelijke regeling ontbreekt,
de practische moeilijkheid vooral deze: dat
de patroon of meesterknecht, die met opoffe
ring van tijd en moeite een leerling heeft
groot gebracht onder beding dat deze hem
daarna dan een tijdlang tegen een bescheiden
loon als knecht zal dienen, machteloos staat
wanneer de leerling deze voorwaarde niet
nakomt maar zich bij een ander gaat ver
huren. De Commissie meent daarom dat
in de eerste plaats noodig is een wettelijk
verbod aan vakgenopten om een leerling aan
te nemen zoolang hij aan zijn verplichtingen
jegens zijn vorigen patroon niet heeft voldaan.
Met de Commissie gevoelen wij het bezwaar
waarop zij wijst, maar toch komt het ons voor
dat zij daardoor wel eenigszins verblind is ge
raakt voor liet belang van dien leerling
zelven. In zijn belang toch zouden ook bepa
lingen in het leven dienen te worden ge
roepen die hem gedurende den tijd van zijn
wanneer ik kampeer, klein geld in overvloed
te hebben voor bakshish 1). Gunga Dass
klemde de magere vingers om het geld en
stopte het onmiddellijk weg in zijn smerigen
gordel, terwijl hij met een duivelschen trek
op zijn gezicht om zich heen keek, om zich
te verzekeren dat niemand het gezien had.
Nu zal ik je wat te eten geven, zei hij.
Welke redenen hij had om blijde te wezen
met het geld, is mij een raadsel, maar toen
ik dit zag, speet het mij niet dat ik het hem
dadelijk gegeven had, want ik twijfelde geen
oogenblik of hij zou mij, bij eeue weigering,
vermoord hebben. Men laat geen protest
hooren tegen de grillen van een troep ver
scheurende dieren en mijn omgeving bestond
uit erger dan deze. Terwijl ik verslond wat
Gunga Dass mij voorzette, een gebraden
cliapatti en een kommetje vuil putwater,
gaven de menschen niet het geringste teeken
van nieuwsgierigheid welke men in ieder
dorp anders in hooge mate aantreft.
Ik begon mij zelfs te verbeelden dat zij
met minachting op mij ncderzagcn. In alle
geval behandelden zij mij met ijskoude on
verschilligheid, en Gunga Dass was bijna
even erg. Ik deed hem allerlei vragen om
trent het afschuwelijke dorp, maar kreeg
weinig antwoord. Voor zoover ik uit hem
wijs worden kon, bestond het reeds sedert
onheuchelijke tijden waaruit ik opmaakte
dat het minstens honderd jaren oud was
en in al dien tijd was er, zoover men wist,
niet n weer uit gekomen. (Ik moest mij
zelven met geweld inhouden, of voor de
tweede maal zou de angst mij gek gemaakt
en ik als een waanzinnige door den krater
gehold hebben.) Gunga Dass scheen er een
boosaardig genot in te vinden dit met na
druk te doen uitkomen en mij te zien ineen
krimpen van angst. Niets kon hem bewegen,
mij te zeggen wie die geheimzinnige »zij"
1) fooitjes.
V.
verplichte knechtschap tegen willekeur en
exploitatie behoeden en, last not least, bepa
lingen die hem waarborgen dat hij gedurende
zijn leerlingschap werkelijk iets leert. Het
ontbreken van zoodanige waarborgen achten
wij het hoofdbezwaar van den tegenwoordigen
toestand. De zoogenaamde leerling wordt
tegenwoordig bij de meeste patroons de
goede niet te na gesproken gebruikt als
loopjongen, als duivels toejager van den heelen
winkel, terwijl zoowel de meesterknecht als
de andere knechts geen tijd of lust hebben
zich met hem te bemoeien en de patroon hem
dikwijls in 't geheel niet kent. Naast het
weinigje dat hij op zoo'n manier van zijn vak
leert, leert hij bovendien uit de gesprekken
en het voorbeeld zijner omgeving vaak maar
al te veel dat hij gerust had kunnen missen!
Wij achten deze bezwaren zoo groot en on
overkomelijk dat wij aan de vakopleiding in de
werkplaats weinig waarde hechten, daar het
belang van den patroon steeds medebrengt
de jongens te exploiteeren in plaats van te
leeren te meer daar de maatschappelijke positie
der ouders meestal medebrengt dat de jongen
dadelijk wat moet verdienen en de meester
dus ook_ eigenlijk recht heeft op eenige
tegenpraestatie. De commissie zegt nu wel dat het
ook in het belang van den patroon is, zijn
leerling zoo goed mogelijk op de hoogte te
brengen omdat hij er dan later de vruchten
van kan plukken, maar dit is meer waar in
de theorie dan in de praktijk, die immers leert
dat een patroon ten allen tijde zooveel heel
en halfwassen knechts kan krijgen als hij maar
wil, van de meest verschillende kwaliteit en prijs.
Zoo ergens dan is hier de Staat of de_ gemeente
geroepen om op te treden, ten einde ieder
werkman in de gelegenheid te stellen aan
behoorlijk ingerichte scholen zijn vak te leeren
evengoed als de overheid hierin voorziet ten
behoeve van aanstaande advocaten,
geneesheeren, dominés, officieren, ingenieurs etc.
Maatregelen tegen ongelukken en verzekering
tegen invaliditeit zoowel wegens onyelukkcti
als wegens ouderdom staan natuurlijk ook op
het program der commissie. Aangezien
deverzekering uit eigen vrijen wil onvoldoende"
is gebleken meent de commissie dat de
verplicltting tot verzekering niet kan uitblijven.
De Staatscommissie wenschte dan ook reeds
de werkgevers te verplichten tot verzekering
hunner werklieden tegen invaliditeit wegens
ongelukken, mits zoo geregeld dat van Staats
wege gelegenheid tot verzekering worde ver
schaft en voorts regeling der verplichte ver
zekering wegens ouderdom met bijdragen van
de werkgevers, de werklieden en den Staat.
De Commissie uit Fabrieks- en
Handwerksn ij verheid, althans een deel harer leden, wil
zoo ver niet gaan, en meent dat voorloopig
kan worden volstaan tnet verplichte verzeke
ring en openbaarheid van het beheer der
verzekeringsmaatschappijen. Ook is zij liet
niet eens over de kwestie der kosten en meent
de een dat die geheel ten laste van het bedrijf
moeten komen, terwijl de andere van oordeel
is, dat ze door Staat, werkgever en werknemer
gezamenlijk moeten worden gedragen. De ver
zekering tegen wielde wenscht de commissie
onverplicht te laten omdat /ij de vrijwillige
deelneming hier »vrij krachtig' meent te mogen
noemen. Deze laatste meening wijkt nog al
belangrijk af van hetgeen zij te hooren kregen
bij de de behandeling van het reglement voor
de gemeentewerklieden in den Raad van
Amsterdam, toen van verschillende zijden,
o. a. door den heer Xoltiny, werd geconsta
teerd, dat het loon maar ui te dikwijls on
voldoende is om de contributie te betalen.
Overigens leveren in het geheele verzeke
ringswezen de veelheid van ibndsjes en in 't
waren, die de menschen hier brachten.
Het wordt verordineerd, klonk telkens
zijn antwoord, en ik weet niemand, die er
zich ooit tegen verzet heeft.
Wacht maar, tot mijn bedienden mij gaan
zoeken, beet ik hem toe; ik verzeker je:
deze plaats zal van de aarde verdwijnen en
ik zal jou een lesje geven dat je een toontje
lager zal doen zingen.
-?Je bedienden /.ouden aan stukken ge
scheurd worden, nog eer ze hier waren en
bovendien, mijn vrind, je bent dood 't Is wel
jou schuld niet, dat geloof ik graag, maar
't komt op 't zelfde neer, je bent dood m
begraven.
Nu en dan hoorde ik, werd er van de
landzijde voedsel geworpen in het amphithcatcr,
waar de menschen om vochten als wilde
beesten. Zoodra iemand den dood voelde
naderen, kroop hij in zijn hol om daar te
sterven. Soms werd het lijk er uit gehaald
en op het zand gegooid, of'men liet het, waar
het lag, tot bederf overgaan.
De uitdrukking ,>op het zand gegooid,"
trok mijne aandacht en ik vroeg Gunga Dass
of' dit geen pestziekte ten gevolge had.
Dat, antwoordde hij met zijn wezenloos
gegrinnik, zul je zelf gaandeweg wel onder
vinden. Je zult tijd genoeg hebben om alles
op te merken.
Met welgevallen zag hij hoe mij opnieuw
een rilling door de leden ging. Ik bracht
terstond het gesprek op iets anders en vroeg:
En wat voer je hier den heelen dag uit?
Hoe breng je je leven door?
De vraag werd op dezelfde wijze als de
vorige beantwoord, met de bijgevoegde ver
klaring: Het is hier als in je Europeeschen
hemel; er wordt hier niet getrouwd, noch ten
huwelijk gegeven.
Gunga Dass had zijne opleiding genoten
in een Zendelingen-school en zooals hij zelf'
zeide, ware hij slechts zoo verstandig geweest
tot eene andere godsdienst over te gaan, zou
algemeen de particuliere ondernemingen in
deze weinig soliede tijden zoo groote risico
en zooveel verlies aan tijd en kosten dat
concentratie hier zeer gewenscht en
Staatstusschenkomst dringend noodig is.
Indien wij ten slotte nog vermelden dat de
commissie zeer terecht aan het slot harer be
schouwingen nog aandringt op uitbreiding der
fabrieksinspectie met mannelijke en ook met
vrouwelijke krachten, dan meeneii wij hier
mede aan den arbeid der commissie de
verschuldigde_ eer te hebben bewezen. Zooals
men ziet is haar werk uitvoerig en volledig
genoeg en heeft z5 in zoover aanspraak op
de dankbaarheid van allen die zich voor deze
zaak interesseeren. Maar dankbaarheid is
niet altijd voldaanheid en in casu zeer zeker
niet. Keeds de vorige week ontvingen wij den
indruk dat niet recht blijkt wat de commissie
eigenlijk wil ten aanzien van een minimum
loon en een maximum werktijd, Hoewel op pag.
6 van het rapport te lezen staat dat de Kamers
van arbeid o.a. tot taak zullen hebben »vast
te stellen" wat naar het heerschend gebruik
plaatselijk en voor onderscheiden soort van
arbeid ais normaal leven en normale arbeids
tijd te beschouwen is, lezen wij weer op pag.
35 dat zij in deze zaken slechts zal hebben
te »constateeren" en niet te «scheppen" wat
normaal is. Het schijnt dus inderdaad dat
naar het oordeel der commissie van al het
geen de arbeidsraden ten deze «vaststellen"
niets zal komen vast te staan, niets voor
iemand bindend zal zijn! Maar aan zulk een
vaststelling hebben de arbeiders absoluut
niets; zij hebben waarlijk geen raad noodig
om te weten wat als normaal wordt be
schouwd en dat dit »normale" maar al te
dikwijls zeer abnormaal is. Wat zij wél
noodig hebben is een macht, die 'bindende
bepalingen maakt omtrent het loon dat
moet worden betaald en den werktijd die
mag worden gevorderd in verband met de
eisenen van een mensonwaardig bestaan.
Wil men eenmaal /rettelijke regeling van
het arbeidscontract, dan mogen zoodanige
bepalingen niet ontbreken. Zij zijn voor den
arbeider de hoofdzaak ; mist hij ze dan zal
hij over alle andere fraaiigheden in het con
tract voorkomende, de schouders ophalen, als
over bijzaken meer bestemd om hem drijvende
te houden dan wel om hem te redden en te
verheffen. S'X'H'H.
Muzikale Kritieken.
Aiis dein Lande Benibranilt's. Droi
Charactorstiicke t'ih1 I'ianoforte von JAN
liiiANürs ]!i !,is. Opus 5. 1)
Deze zeer talentvolle landgenoot, die reeds
eeiiige?! tijd in den vreemde vertoeft, blijft met
hart en ziel Nederlander. Daarvan getuigen weer
zijne drie klavierstukken op Xededandsche wijzen.
Deze wijzen zijn niet ontleend aan de vrome
en spotliederen van de (leuzen, hot zijn deunen
die voor langer of korter tijd ook nog als
kermisliederen hebben dienst gedaan, o. a. het eerste
JKens k-til ik inijn witycn, waarvan het Louii;,
loutv. leelijke louir, den meesten lozers nog wel
in het geheugen zal liggen.
hij niet in dit levende graf zijn gekomen.
Maar zoolang hij mij had, geloof ik dat al
zijn wcnschen bevredigd waren.
Hier was een Sahib, een vertegenwoordi
ger van het ras, dat over alle menschen den
scepter zwaait, hulpeloos als een kind, ge
heel en ;tl aan do genade van hem en zijn
broeders overgeleverd. Op langzame, be
redeneerde wijze zette hij er zich toe, mij te
plagen en te pijnigen, zooals een schooljon
gen een half' uur lang den doodstrijd van
een tor aanziet dien hij op een speld gesto
ken heeft, of zooals een fret in een konij
nenhol zich. zonder wederstand te ontmoeten,
op het konijn werpt. Het refrein van alles
wat hij zeide, was dat er geen mogelijkheid i
bestond om er uit te komen, dat ik hier
moest blijven tot ik dood was en »op het
zand''' geworpen werd.
Als het mogelijk is, zich ccnc voorstelling
te maken van de gesprekken der Verdoem
den bij de komst cener nieuwe ziel in hun
midden, zou ik zeggen dat zij zouden spre
ken zooals (Junga Dass het dien middag
tegen mij deed. Ik was totaal machteloos
om er iets tegen in te brengen; ik had al
mijn krachten noodig om te strijden tegen i
dien onverklaarbare!) angst, die mij telkens
weer overmeesterde. Ik kan die toestanden
alleen vergelijken niet het kampen tegen het
ranip/alig gevoel van zeeziekte bij het over
steken van het Kanaal doch in dit geval
was de geest er mee gemoeid, dit was dui
zendmaal erger.
Naarmate het later op den dag werd, ver
schenen de bewoners meer en meer buiten
hun holen, om de stralen op te vangen van
de middagzon, die nu tot in den krater door
drongen. Zij kwamen in trocpjes bijeen en
spraken met elkaar, zonder mij te verwaar
digen met een enkelen blik.
Toen het naar mijne berekening ongeveer
vier uur was, stond (Junga Da.ss op en ver
dween in zijn hol, waaruit hij een oogenblik
Wie deze regels leest kome niet tot de con
clusie dat men hier te doen heeft met eejie spe
culatie op weinig serieuse pianospelers die graag
een »mop" koopen; of dat deze stukken van het
gehalte zijn van fabrikaten die sterk verkocht
werden, hoewel zij alleen getuigenis aflegden van
de onkunde en smakeloosheid van den maker.
(Ik noem o. a. de voor eenige jaren zoo in trek
zijnde Marsch: Schuieren mot je maar met het
trio Haagsche Leen. Van dit leelijke stukje ver
scheen het derde of vierde duizendtal.)
Zulke spelers zullen van de stukken van lirandts
liuys niet het reehte genieten, want men kan er
uit leeren dat onze volksdeunen vaak heel wat
belangrijker zijn dan men dikwijls meent, mits de
harmonisatie en de bewerking van smaak en geest
getuigt.
Urandts Buys bezit beide en daarom raad ik
alle pianisten die van hun ingespannen studiën
een oogenblik willen verpoozen, deze karakter
stukken eens door te spelen.
Het hierboven genoemde lied is het eenvoudigst
bewerkt; zonder aan het karakter af breuk te doen
is reeds hier menig interessant trekje in de
harmonisatie op te merken.
Zeer eigenaardig bewerkt is Xo. 2.
PalmPaschen Volkslied; Palm, Palm-Paschen, Hoerei
Koerei.
Zonder eentonig te worden keert het korte
motief aanhoudend terug, terwijl het blijven han
gen op den dominant als het ware iederen keer
doet vragen naar eene herhaling. De losse bege
leiding in zestienden en het tegentiguur dat
later in den discant tegen het motief streng is
volgehouden verleent groote aantrekkelijkheid aan
het geheel.
Ook het laatste: Vastenavond in het land van
Bembrandt op de wijze: Vi Heb zoo lang met de
rommelpot yeloopen zal ieder met verrassend ge
noegen doorspelen. Wellicht is dit stuk het meest
sprekend voor den hoorder. De bewerking ook
van dit stuk stel ik zeer hoog en raad dus ieder
aan die van frissche muziek en humor houdt met
deze stukken kennis te maken.
Brandts liuys heeft in den ernstigen stijl reeds
getoond wie en wat hij is, daarom kan men van
hem niet anders dan eene degelijke bewerking
verwachten, doch aangenaam is bet in onzen tijd
waar te nemen dat men voor den gulronden lach
van onze voorvaderen nog oog en oor heeft.
Den serieuzen jo"gen kunstenaar, die niet als
zoovelen het onschuldige lachen verleerd heeft,
en wiens glimlach geen grijnslach geworden is
door onzen aan pessimisme zoo rijken tijdgeest.
een woord van bijzondere waardeering voor deze
bewerking.
Op deze wijze worden niet alleen oudere en
vergeten volksmelodiën in eere hersteld, doch wor
den zij met nieuwen glans bekleed, zonder dat zij
het naïeve karakter verliezen.
NcdcrlandnaJte ~'Hi(/fitnl'Ixn met
klavierbegeleiding (L'). ( Dertiende reeks eerste
en tweede helft).
Van deze afdeeling werden nog in den loop van
den winter twee liederen ter beoordeeling gezon
den, n.l. }'erliti:ti''.n (gedicht van C. Vosmacr)
van l ^ Adr. van Tettcrode en l'A:n zoet iiedekcn
(gedicht van A. L. do Kop) van 11 ugo Xoltho/nius.
liet is een gelukkig verschijnsel dat ik ieder
jaar minder waardelooze compositien te
beoordeeleu krijg. Dit bespaart mij menige executie
en bewijst tevens cl n t mou meer dan vroeger eene
bespreking van zulke werken schroomt; dus dat
de onbedreven componisten fof laat ik liever
zeggen: muziekfabrikantcn) zich zelf beter leeren
kennen.
Dat bovengenoemde liederen in de uitgave van
het Willemsfonds zijn opgenomen is op zichzelf
reeds eene aanbeveling, doch er is onder de
liederen van het Willemsfonds niettemin nog al
eenig verschil van waarde.
IIIIIIIIIIIIIIMMIUIIIHHI
later weer te voorschijn kwam met een levende
kraai
de hand. Het arme dier was ii
een deploralielen toestand, maar scheen in
het geheel niet bang voor zijn meester. Deze
liep voorzichtig naar den oever der rivier,
van het eene toetje helm op het andere
springend, lot hij op een smalle strook zand
stond, vlak tegenover de boot, vanwaar de
geweerschoten gelost werden. De mannen in
de boot letten niet op hem. Gunga Dass
bleef staan, en had na een paar vlugge
handbewegingen den vogel met uitgespreide
vleugels, (jp zijn rug aan den grond genageld.
Natuurlijk hief de kraai onmiddellijk een
erbarmelijk geschreeuw aan, terwijl hij met
zijn pootjes krampachtig in de lucht sloeg.
Binnen enkele seconden had het kabaal de
aandacht getrokken van een troep wilde
kraaien, die een paar honderd meters verder
schenen te vechten om een aas. Ecu half
dozijn kraaien vloog dezen kant uit om te
zien wat er gaande was en ook, zooals bleek,
om den vastgepriktcn vogel aan te vallen.
Gunga Dass was op den grond gaan liggen
en gaf mij een wenk mij stil te houden, een
onnoodige voorzorg. In een oogenblik ik
had geen tijd om te zien hoe het in zijn
werk ging was een wilde kraai, die niet
den hulpeloo/.en, schreeuwenden vogel aan
het bakkeleien was, in diens klauwen vast
geraakt, bliksemsnel door Gunga Dass los
gemaakt en naiisL zijn broeder in het ongeluk
aan den grond genageld. De nieuwsgierigheid
maakte zich van de andere vogels meester,
en nog voor Gunga Dass en ik naar de helm
teruggeloopen waren, worstelden er opnieuw
twee slachtoffers in de klauwen van het lok
aas. Zoo werd de jacht als dit niet een
te mooie term is voortgezet, tot Gunga
Dass zeven kraaien buit gemaakt had. Vijf
draaide bij onmiddellijk den hals om, twee
werden voor den volgenden dag bewaard om
de kunstbewerking te herhalen.
(Woi'dt var c ui ij d).