De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 15 juli pagina 7

15 juli 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

. No. 890 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Lord Salisbury's wetsontwerp op de immigratie. Lord SALISBURY : John, neem dien bezem hier en veeg al dat schorremorrie in het Kanaal! Je zult bij de eerstvolgende verkiezingen zien, hoe dankbaar ze ons zullen zijn . . . ." JOHN BULL: Maar zouden we er dan nog wel genoeg overhouden, My Lord V" iimiintiiMiiiiimmmtiiinminitiniMii Los Kruit. M. d. B. De pantserschepen Stier en Guinca zijn te Rotterdam aangekomen, om den Deenschen oorlogsbpdem Helgoland, aan boord waarvan de 17 jarige Deenache prins Harald ons land komt bezoeken, het gebruikelijk saluut te brengen". Zoo melden de bladen. 't Is toch maar gelukkig, dat de vorsten en. prinsen van, naburige landen, het zoo nu en dan eens in den zin krijgen een pleizierreisje te doen. We weten nu althans, dat we onze dure pantserschepen niet voor niemen dal hebben. Wat hoor je gewoonlijk van die schepen? Ze zijn van Nieuwendiep vertrok ken; een poosje later, ze zijn te Hellevoetsluis aangekomen; en zoo volgen de berichten elkaar op; aan 't bestaan van de comman danten en verdere officieren wordt men alleen herinnerd, als ze promotie maken ot' gepen sioneerd worden; en als er dan niet nu en dan een klein ruzietje komt over het bedrag van 't pensioen of het vermeende passeeren van dezen of genen, zou ook dit belangrijk feit onopgemerkt voorbijgaan. Maar gelukkig daar komt in deze donkere dagen, nu men zooveel donkere geaichten ziet om al die soesah niet de bedrijfsbelasting, de heugelijke mare: er is een Deensche prins in aantocht. Welk eene uitkomst. Of het nu ook goed is dat we nog pantserschepen hebben'. Stel je eens voor: dat zoo'n 17 jarige prins eens niet met kanongebulder werd ontvangen! Wij geven onze 30 millioen voor leger en vloot jaarlijks niet voor niet uit. Ik vind anders in dat militaire vertoon erg veel bespottelijks. In vroegere eeuwen, toen vorsten en prinsen nog zooveel als voor vechters waren en bijna nooit een ander land een bezoek _ brachten dan met eene vijande lijke bedoeling, zou het nog eenige reden gehad hebben; maar waarvoor het tegenwoor dig van nut kan wezen, begrijp ik niet. Dio jonge prins komt hier natuurlijk louter voor zijn pleizier. Nu de koningen en konings zonen hun tijd niet meer met vechten be hoeven door te brengen, ranken ze. wat ik zeer verstandig vind, uitstapjes naar andere landen, 't Is tegenwoordig met keizers, ko ningen, prinsen en prinsessen een voortdurend: cliassex, croiaez! En nu moet het op den jon gen Deenschen prins,die niet het minste kwaad in den zin heeft, wel een vreemden indruk maker, dat men hem onmiddellijk bij zijne aan komst hier te lande onze oorlogsschepen laat zien. 't Is hetzelfde als dat de eerste de beste particulier, die den zoon van een vriend bij zich te gast krijgt, dezen terstond een pistool of dolk voor zijn neus draait, als wilde hij zeggen: jij of je ouwe moeten geen kunsten met me beginnen, want je ziet dat ik voor bereid ben. Nu de koningen geen vechtersbazen meer zijn, moesten de constitutioneel geregeerde ; volken het oorlogstuig niet meer zoo bij elke gelegenheid voor den dag halen: het in elk geval niet bezigen bij eene vreedzame be tooging, als de begroeting van een jongen prins. 't Heeft er zoo den schijn van, alsof de volken de koningen voortdurend hun oude métier willen herinneren. Dat het in dit geval ecu usantic geldt, doet niets ter zake. Er zijn al zooveel gebruiken verdwenen, die hun oor sprong hadden in barbaarseho zeden, dar, \ve alle_ hoop hebben, dal aan het gewraakte militair vertoon nog wel eens een einde zal komen. Wel zijn de koningen ook in de constitutioncele staten bevelhebbers van leger en vloot, doch der volken wensch zal ook hier der vorsten wil leiden. v. D. W. Hot komt mij voor, dal de geachte inzender j deze zaak wat' al te ernstig opneemt. Een schot los kruit is vooral bij jonge menschen zeer in de gratie en varen moeten onze ? pantserschepen toch! Prins Harald is pas zeventien jaar, en ik heb wel zeer bezadigde : en bedaagde menschen gekend, die niets merki waardiger vonden dan een heele zware pafj poef. Ook op het tooucel wordt dikwijls druk geschoten, zoo dat je ooren er zeer van doen en je neus er tegen zou willen protesteeren, en daarbij amuseeren zich toch de bezoekers, tot de oudste lui in den engelenbak toe. Als men vitten wil, kan men overal wel iets op aanmerken, maar daarmede komt men niet verder. Dit meen ik in 't midden te moeten brengen, nu de Redactie mij het bovengeplaatste stuk toezond, om er mijne mcening over te zeggen. Haagsclie verzuchtingen. Nu weien de lezers, uit het ingezonden stuk van veileih'ii week, hoe de kolonel van Zuylen denkt over de liberale partij. Okm de waarheid te zeggen, aanlig vind ik dien brief van <!eu kolonel niet. Wal die contra-ver zuchting betreft, wil ik wel bekennen, dal I'.'.'t, mij volstrekt niet aangenaam aandeed, Ie bemerken dat iemand van rang en stand wou gaan grasduinen in mijn weide. Nu heeft kolonel van Ziivlen dat wel weer een beetje goed gemaakt, door do erkenning, dat ik een heel grappigen stijl heb; want al weetje dat zelf wol, hei, is toch allijd pleizierig, een ander eens te hoeren zeggen, datje het'zoo mooi doet,. Kn nog plei/.ieriger is het. dat gedrukt te zien. Maar daarom had ik dan ook eigenlijk nog liever een ander woord gezien dan grap pig. Het zal wel goed bedoeld zijn, daar twijfel ik niet aan; maar lijn-humoristisch, of tint.eieml-geesUg was mij toch aangenamer geweest. Van grappig gesproken, daar heeft de brief van den kolonel nu niets van. liet is ernstig ais een hoofdartikel uit het /A/</W'«/. in plaats van luchtig, zooals de dingetjes van pagina zeven van het l\'rn/,-i>/a/l behooren te zijn. Maar n ding doet mij genoegen: dat idee van mij, van de panipluie. wil ook de kolonel nog niet zoo hec'lemaal weggooien. Zoo zie. je, een goed woord vindt altijd een plaats. I Nu^ik toch de eer hel), weder met kolonel van Zuylen te causeeren. zal hij misschien wel zoo vriendelijk willen zijn, mij eens in lichting te geven over een militaire kwestie. Over uniformen enzooyoorts zal bovendien een kolonel nog wel liever praten dan over politiek, want ^daar is hij geheel en al op eigen terrein. Nu heb ik gelezen, dat in den Haag een huzaar als hij zijn meerdere voor bijrijdt, moet stappen, en vragen, of hij als jeblieft voorbij mag. Ik zou wel eens willen weten, of de kolonel zoo'n order goed vindt, en hoe een huzaar dat nu aan moet leggen, als de luit'nant ook in draf rijdt, omhein dan stapvoets vooibijte komen. Ik geloof dat je militair moet zijn. om dat precies te begrijpen : wat dunkt den kolonel er van'.; Ook heb ik in het dagblad De AMxtrnloinncr gezien, dat hetzelfde voor schrift geldt ten opzichte van wielrijders. Alleen in liet water is het anders. Daar mag je je kolonel voorbijzwemmen zonder dat je zelfs behoeft aan te slaan. Mag ik eens aan den kolonel vragen of' dat waar is? En hoe denkt hij er over ? Zoo veel begrijp ik er wel van: om bij het zwemmen je politiemuts of shako op te houden alleen om te groeten, zou wel wat heel gek zijn. De geheel e week heb ik in de zwcmsehool zitten uil te kijken, of de kolonel ook in zijn zwem broekje op de brug kwam. Wij hadden dan meer ongegeneerd over de kwestie eens kunnen spreken. .Maar tot mijn spijt zag ik hem niet opdagen, en daarom vraag ik het nu maar in het II>r/;/'/'«/, en ik geef hem daarbij de verzekering, dat ik ailes wat de kolonel ^icron antwoordt, voor waarheid zal aannemen. Niet dat ik geen fiducie in den kolonel heb in. een van de andere vele vakken, waarvan hij verstand heeft, daarvandaan niet; maar toch, in politieke zaken vertrouw ik maar het liefst op mijzelf.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl