Historisch Archief 1877-1940
N'. 891
DE AMSTERDAMMER
A°. 1894.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat twee bijvoegsels
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Zondag 22 Juli
Abonnement per 3 maanden ....
Voor Indiëper jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel
?1.50, fr. p. post ? 1.65
...... mail,,
9. 0.12'
. . 0.20
. . 0.40
I N H O C Dt
VAN VEKEE EN VAN NABIJ. Praat
jes uit Rusland over Rusland. Indische
Warongpraatjes FEUILLETON: Een avon
tuurlijke rit, door Rudyard Kipling. (Slot).
TOONEEL EN MUZIEK: Het Hollandsen
Tooneel in Hamburg, door Petros Kuknos. Mu
ziek, door Van Milligen. KUNST EN LET
TEREN: Leconte de Lisle. Buitenlandsche
Bibliographie, door R. A. H. en F. C. Jr.
SCHETSJES : Carrière, een Berlijnsche geschiede
nis naar Richard Nordhausen. SCHAAKSPEL
VOOrt DAMES, door E-e. INGEZONDEN.
RECLAMES. - UIT Dr. GANNEFS STU
DEERKAMER. ADVERTENTIËN.
Bijvoegsel: Bekende Tydgenooten. XXVIII.
Mr. N. G. Pierson. Naar het leven geschetst door
Jan Veth.
llllllllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllll
In het verre oosten van Azië, in Korea,
een koninkrijk dat vooral bekend was om
de traditioneele strenge afzondering waarin
het verkeerde, waren in den laatsten tijd her
haaldelijk onlusten uitgebroken tusschen een
minderheid der bevolking, die hervormingen
op Westersche leest geschoeid wenscht in
te voeren en de machtige Tong-Hak of
Oostersche partij, die bij uitstek conservatief zich
tegen elke hervorming verzet. Zulke onlus
ten braken, in de laatste tien jaren, telkens
uit als belangrijke hervormingen, na langen
en hardnekkigen tegenstand der conservatie
ven, door de regeering waren ingevoerd. In
1884 werd in Korea een poging gedaan een
posterij in te stellen, op Europeesche leest
geschoeid; ter inwijding daarvan gaf de koning
een groot banket aan de vertegenwoordigers
van vreemde mogendheden te Seoul; maar
tijdens dit feest brak in de straten der hoofd
- stad een oproer uit, door de Tong-Hak aan
gestookt. De koning werd gevangen geno
men en in het paleis opgesloten ; allerlei
balddadigheden geschiedden, de pas geopende
postkantoren werden vernield en het
Japansche gezantschap-hotel werd geplunderd. De
Oostersche partij zegevierde m haar verzet
tegen de Westersche beschaving. Evenzoo
t ing het eenige jaren later, toen de regeering
e zijde-cultuur wilde invoeren, en een millioen
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIlllllllllllllllll | ,,,,
liilllililll illiiiiilliiiiriiliiiiniiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii u
Een avontuurlijke rit,
4) door
RUDYARD KIPLIXG.
(Slof).
Gunga Dass, die dacht dat ik plan had
hem om hals te brengen, zat op een erbar
melijke manier te huilen en te janken. De
anderen waren in een toestand van
verdooving na den ongewonen, stevigen maal
tijd van paardenvleesch en stonden of zaten
ons aan te gapen, zonder een lid te ver
roeren.
Ga er in, Gunga Dass, gebood ik. en
haal het er uit.
Ik was nu half ziek van afgrijzen. Gunga
Dass liet zich luid jammerend naar beneden
vallen.
Maar ik ben Brahmin, Sahib een voor
name kaste. Bij uw ziel, bij de ziel van Uw
vader, laat mij dit niet doen!
Brahmin of geen Brahmin, bij mijn ziel
en bij mijn vaders ziel: je gaat er in! ge
bood ik, en hem bij de schouders grijpend
stopte ik zijn hoofd in het gat, duwde zijn
verdere lichaam er in en ging zitten, het
gelaat met de handen bedekt.
Na verloop van eenige minuten, hoorde ik
een geritsel en een gekraak, daarna de fluiste
rende stem van Gunga Dass, in zichzelf'
sprekend, zacht voor zich heen snikkend;
toen een zachten plof... ik nam de handen
van het gelaat.
Het droge zand had het aan zijne zorgen
toevertrouwde lijk in een geelbruine mummie
moerbei-boomen liet aankoopen, welke gratis
zouden verstrekt worden aan hen, die zich
op de cultuur van zijdewormen wilden toe
leggen. Door den tegenstand der Tong-Hak
wilde niemand de proef wagen en verliep de
cultuur, nog voor ze een jaar oud was. Een
geweerfabriek en een eigen munt leverden
al geen beter resultaat op; een Engelsche
maatschappij, die van de regeering concessie
gekregen had mijnen in Korea te ontginnen,
werd door de Oostersche partij zoo tegenge
werkt, dat zij de poging moest opgeven.
Telkens wanneer er sprake was van het in
voeren eener «nieuwigheid" op politiek of
economisch gebied, wist de Tong-Hak de
gemoederen in beroering te brengen en op
stand te verwekken in de provinciën van het
Rijk. En waar, in Korea, te recht of ten
onrechte de vaan van den opstand werd op
gestoken, maakte de Tong-Hak met de op
standelingen gemeene zaak, steeds den eisch
stellend: verdrijving der vreemdelingen en
terugkeer tot de oude Koreaansche beginselen.
Zoo ging het ook thans in de provincie
Tsienla fo, waar de bevolking zich verzette tegen het
innen der ^belastingen, als schatting verschul
digd aan den keizer van China,wiens vasalstaat
Korea is. De Tong-Hak wist in die provincie
spoedig een leger van 50,000 man op de been
te brengen ; de regeeringstroepen werden ver
slagen, twaalf versterkte steden vielen in
handen der opstandelingen, en de
regeeringsambtenaren vluchtten naar Seoul, door het
overwinnende leger van de Tong-Hak achter
volgd.
Dit alles zou, hoe verschrikkelijk ook, in
Europa en zelfs in Aziëweinig belangstelling
hebben ingeboezemd, ware het niet dat de
opstand in Korea de aanleiding geworden
is, van vijandelijkheden tusschen China en
Japan.
China is de suzerein van Korea, en had
op verzoek der regeering van den vasalstaat
een kleine troepenafdeeling afgezonden, om
den opstand te onderdrukken. Japan, dat
reeds lang in Korea een groote rol speelde,
en welks gezant een der meest vurige aan
hangers der Westersche of hervormingspartij
is, heeft zich in 1885, bij een tractaat met
Korea en China, het recht weten te verze
keren, troepen naar Korea te mogen zenden,
indien de behartiging der Japansche belangen
dit noodig maakte. Thans schijnt het oogen
blik daartoe gekomen te zijn. De
onecnigheden tusschen de Japansche regeering en
herschapen. Ik gebood Gunga Dass op zijde
te gaan terwijl ik het nauwkeurig bekeek.
Het lijk gekleed in een olijfgroen
jachtcostuum, versleten, verschoten en vuil, met
leeren schouderbedekking was van een
man tusschen de dertig en veertig, tamelijk
groot, met lichtblond haar, een langen knevel
en een ruigen, ongekamden baard. De
linkeroogtand van de bovenkaak was weg, ook een
stuk van het lelletje van het linkeroor. Aan
den tweeden vinger der linkerhand stak een
ring met een schildvormig stukje
bloedkoraal, in goud gevat, en een monogram
»B. K." of'»B. L." Aan den derden vinger
van de rechterhand was een zilveren ring
in den vorm van een zich kronkelende slang,
erg afgesleten en roestig. Gunga Dass legde
inmiddels een handvol prullen, die hij uit
het hol had gehaald, aan mijne voeten. Ik
spreidde mijn zakdoek uit over het gezicht
en ging ook deze nauwkeurig bekijken. Ik
laat er de volledige lijst van volgen, in de
hoop dat 't moge leiden tot het bewijzen
der identiteit van den ongelukkige:
1. Een houten pijpekop met een
uitgekartelden rand; veel gebruikt en doorgerookt.
L'. Twee groote sleutels; beide beschadigd.
3. Een schildpad zakmes, met een zilveren
of nikkelen naamplaatje, waarop het mono
gram »B. K."
4. Een enveloppe; postmerk niet te onder
scheiden; Engelsche postzegel, geadresseerd
aan »Miss Mon. . . ." (de rest onleesbaar)
»ham" »nt/'
5. Notitieboekje van krokodillenlecr, met
een potloodje. Eerst vijf en veertig bladzij
den blanco: vier en een halve pagina onlees
baar; daarna vijftien met aanteekeningen op
drieerlei personen betrekking hebbend: een
Dim. L. Singleton, telkens eenvoudig »Lot;
Single' genoemd, »///r.y. S. May", en
\Garmison", hier en daar betiteld ais »Jerrv" of
de parlementaire meerderheid hebben de
eerste er toe gebracht een afleiding te zoeken
voor de openbare meening; en die werd ge
vonden, in het gevaar, dat de Japanners in
Korea bedreigt van de zijde der opstande
lingen. De Japansche regeering zond een
half legerkorps naar Korea, om daar de
orde te herstellen en de hervormingspartij
tegen de Tong-Hak te steunen.
China, dat reeds lang het doel van Japan
doorzien heeft, protesteerde tegen deze mili
taire inmenging, maar te vergeefs. Toen riep
het de hulp van Rusland in, en ontketende
daardoor een nieuw gevaar. Want Rusland
is even verlangend, als Japan, om vasten voet
in Korea te verkrijgen, omdat het daardoor
in het bezit van een haven aan de Stille
Zuidzee zou komen, die niet als die van
Petropaulskaya zeven maanden van het
jaar door ijs is ingesloten. En in Europa
werden reeds spotprenten gemaakt, over de
wijze »waarop de Noordsche Alexander den
Koreaanschen knoop doorhakte." Doch daar
liet men het in Europa niet bij. Waar Rusland
in Aziëbelangen heeft, kan men zeker zijn,
dat Engeland gereed is, die belangen tegen
te werken, en omgekeerd. En in de Koreaan
sche (juaestie neemt bovendien ook de Regee
ring der Vereenigde Staten levendig deel. Zoo
is het gekomen, dat Korea het
middenpunt werd van onderhandelingen, waarin
behalve China en Japan, drie der grootste
mogendheden betrokken zijn. Het was onder
die omstandigheden moeielijk iets anders te
doen, dan te trachten tot een vredelievende
schikking tusschen Japan en China te komen.
Daartoe boden Duitschland en Frankrijk
zich aan, in vereeniging met drie genoemde
mogendheden. Uitgaande van het beginsel, dat
alle partijen tevreden zouden kunnen zijn,
wanneer het statu i/tto ante hersteld wordt, wer
den daartoe diplomatische onderhandelingen
aangeknoopt. Doch Japan wilde daaraan niet
medewerken. Het eisehte, dat in Korea her
vormingen zouden worden ingevoerd, en dat
enkele havens, zooals die van Chemulpo en
Seoul tot vrijhavens zouden worden verklaard.
Hiertoe weigerde China, als suzerein, toe
stemming te verleenen. Het heeft besloten
geen onderhandelingen aan te nemen, zoolang
Japan zijn troepen niet uit Korea heeft
teruggetrokken. En daar Japan dit ultima
tum heeft afgewezen, zijn de vijandelijkheden
tusschen Japan en China in Korea begonnen.
Intusschen is do opstand in de provincie
Jack."
(i. Heft van een klein jachtmes. Lernmet
afgebroken.
7. Een drinkhoorn, van fraaie bewerking,
met een eindje groen zijden koord door het
ringetje.
Men denke niet dat ik al deze zaken ter
stond inventariseerde, even volledig als ik
het hier gedaan heb. Het notitieboekje viel
mij terstond in het oog; ik stak het in den
zak met het plan er later in te studeeren.
De andere dingen bracht ik veiligheidshalve
naar mijn hol en daar want ik ga altijd
roet orde en regel te werk, maakte ik er een
lijst van. Toen keerde ik naar het lijk terug
en beval Gunga Dass mij te helpen het naar
de rivier te dragen.
Terwijl wij hiermede bezig waren, viel de
ledige huls van een oude, bruine kardoes
uit een zijner zakken, vlak voor mijn voet.
Gunga Dass had het niet opgemerkt; en ik
zeide bij mijzelf' dat een man geen ledige
kardoezen in den zak steekt, als hij op de
jacht gaat. Met andere woorden: dat die
kardoes in den krater afgeschoten was. Er
moest dus ergens een geweer wezen. Ik was
op het punt er Gunga Dass naar te vragen,
maar bedwong mij, overtuigd dat de kerel
zou liegen.
Wij legden het lijk op den rand van het
drijfzand bij het helmgras.
Mijn plan wtis het met den voet een eind
verder te schuiven en te laten wcgzuigen
de eenig mogelijke manier die ik kon beden
ken om het te begraven. Ik beval Gunga
Dass weg te gaan.
Toen schoof ik het eerbiedig op het drijf
zand. Terwijl ik hiermede bezig was het
lag voorover, het gezicht naarden L'rond ge
keerd scheurde het halfvericerdc
Khakijachtbuis, waardoor op eens een
tifVchuweJijke wond in den rug te voorschijn kwam.
Tsien-la-fo nog steeds niet gedempt. De op
standelingen hebben weder eenige plaatsen
veroverd, de vreemdelingen gedood, en rukken
gedurig meer voorwaarts, naar de hoofdstad
Seoul. De Japansche bevelhebber heeft een
kanonneerboot afgezonden om den Franschen
zendelingenpost, die door de opstandelingen
bedreigd wordt, te beschermen.
n ui
Praatjes uit Rusland over Rusland.
M. de Redacteur!
(Slot).
Meneer Jansen was middelerwijl met den man
aan 't twisten geraakt over den godsdienst, en met
angst zag ik hoe de zwarte oogen van den drogist
onheilspellend begonnen te fonkelen en hij, in
plaats van 't gevraagde reukwater te zoeken, met
gebalde vuisten en hevig gesticuleorende aan
't oreeren ging.
Xoemt u dat godsdienst, meneer, ga in hunne
kerken, daar vindt u aan de wanden allerlei
prenten, die den Heere Go l voorstellen met zijn
moeder en zijn zoon. En staat er niet geschre
ven : >Gij zult geen beeltenis maken van den
lieer uwen God?" En wat voor God aanbidden
de Goïm? Ziet, de onze is Jehova, die was en
eeuwig zijn zal, de eeuwige, der Eebendige, die
de zonde der vaderen straft tot in het derde en
vierde geslacht!
Maar die God der Goïm, der Kerls, is komen
te wandelen onder de menschen en is gestorven
als een dief, 't is, 't is een »crepirter Gott."
Ho, ho, zacht wat, vriendlief, bedenk dat
je tot Christenen spreekt.
't Was een dubbeltje waard om het gezicht
van den man. na mijne opmerking, waar te nemen.
Zijt gij Christenen? En vroeger zeidoumij,
dat u een Lutheraan waart, net als de Duitschers
. in Riga, die zoo eerlijk en beschaafd zijn? Ik
! zag de noodzakelijkheid niet in om den man
een uitlegging te geven omtrent 't ontstaan en de
ontwikkeling der honderd en ten soorten van
Protestantisme uit de moederkerk. We namen dus
vlug de oau-de-cologne in ontvangst en verlieten
den al te fanatieken apotheker.
Op straat gekomen, zagen wij de menschen in
groote opgewondenheid naar den kant der K. K.
kerk ijlen, terwijl de boeren met zweepslagen
hunne paarden aandreven, die in galop tusschen
de menschen doordrongen.
Een zware, zwarte rookkolom was zichtbaar en
ik begreep terstond, dat de pasbegonnen brand
zijn volle kracht op de houten gebouwen zou
doen gelden, temeer daar een hevige wind de
vlammen maar al te veel in hun verniolingswerk
zou steunen.
lüj eiken voetstap namen rook en vlammen toe,
en toen wij eindelijk de straat ten einde waren,
Ik zeide u reeds dat het droge zand het lijk
bijna vermummiod had. Eén blik was vol
doende om mij te doen zien dat de gapende
wond veroorzaakt was door een geweerkogel
en dat het geweer moest zijn afgeschoten,
terwijl de loop den rug bijna raakte. Het
jachthuis, dat ongeschonden was, was na den
dood, die onmiddellijk ingetreden moest zijn,
het lijk aangetrokken. In een oogenblik was
mij het geheim van den dood van den armen
vent opgehelderd.
De een of ander uit den krater, waar
schijnlijk Gunga Dass, moest hem met zijn
eigen geweer hebben doodgeschoten het
geweer waarin de bruine kardoezen pasten.
Hij had atd trachten weg te komen midden
door het vuren uit de boot. . . .
Ik duwde het lijk ijlings van mij af en
zag het letterlijk in een paar seconden ver
dwijnen. Een rilling voer mij door de leden.
Versuft, half wezenloos keerde ik mij om
en begon ik in het notitieboekje te bladeren.
Een vuil, verkleurd stukje papier was tus
schen het bandje en den .rug ingeschoven
en viel er uit toen ik de blaadjes omsloeg.
Ziehier wat er op stond: »Vier van de
kraaienplaats; drie links; negen vooruit;
twee rechts, drie terug; twee links; veertien
rechtuit; twee links; zeven rechtuit; een
links; negen terug; twee rechts; zes terug;
vier rechts; zeven terug." liet papier was
aan de randen verschroeid en verbrand. Wat
het alles beteekende, begreep ik in 't geheel
niet. Ik ging op de droge helm zitten en
bekeek het op allerlei manieren, lot ik eens
klaps Gunga Dass in het oog kreeg, die,
met schitterende oogen en uitgestoken han
den, achter mij stond.
Hebt u het.gevonden? bracht hij hi'geml
uit. Mag ik het ook zien? Ik zweer u
dat ik het /.al teruggeven.
Gevonden? Wat gevonden ? Wat
terug