Historisch Archief 1877-1940
JP, 892
DE AMSTERDAMMER
. 1894.
WEEKBLAD YOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel b}j de Vijzelstraat, 542.
Zondag 29 Juli
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/7 1.65
Voor Indiëper jaar mail» 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I M H O U B»
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: La MutualitéMaternelle,
door Socius. (Slot). Brieven uit Utrecht, door
Giese van den Dom. Uit Californië, door
Pioneer. FEUILLETON: »Zrjn man," door
P. van Assche. MUZIEK : Muzikale Kritieken,
door Van Milligen. KUNST EN LETTE REN:
Lourdes. Buitenlandsche Bibliographie door R.
A. H. en F. C. Jr. SCHETSJES : Haast u
langzaam, naar F. C. Philips SCHAAKSPEL
VOO il DAMES, door E-e. ALLERLEI.
CORRESPONDENTIE. RECLAMES. UIT
Dr. GANNEF'S STUDEERKAMER. PEN
EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN.
IIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIMI1II
iliiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiMiiiiiiiii
Coüle que coüte, il faut aboutir! Met deze
woorden werd, zoowel in de Fransche Kamer
als in de Fransche pers, de behandeling der
wet -tegen de anarchistische misdrijven be
sproken, sedert de minister-president Dupuy
Zaterdag, na een conferentie met den Pre
sident der Republiek, zijn besluit mededeelde,
geen wijziging in de bedoeling van het
regeeringsontwerp te zullen toestaan. En in dien
geest is dan ook gehandeld door de meerderheid
der vertegenwoordiging. Na een beraadslaging
van twaalf dagen is de wet met 268 tegen
163 stemmen aangenomen. Het doel is dus
bereikt; maar hetgeen bereikt werd is de
groote inspanning niet waard geweest, want
het vertrouwen in de rechtvaardigheid der Re
publiek heeft zeer veel geleden. Of de bepa
lingen der wet worden niet ten volle nage
komen, en dan was het niet noodig geweest
zulk een opgewondenheid te doen ontstaan
bij het volk en bij de vertegenwoordiging,
als door deze wet is geschied; of de wet wordt
toegepast in al haar ?strengheid, en dan zal
het tot een strijd komen, waarbij de strijd
om de pers-ordonnantiën van Karel X slechts
kinderspel was. Wat zelfs het tweede keizer
rijk, toen het op het toppunt zijner macht
stond, niet heeft durven doen, waagt de
liiiiln niiiimiiiiiiiiiiiin
miiiiiitimiiiitiiiii
Z ij n ma n".
DOOR
P. VAN ASSCHE.
Ik herinner me alles nog zeer goed, al was ik
toen slechts negen jaar oud; hij, mijn grootvader,
telde er vijf-en-zeventig. Mijn ouders woonden iu
de heide, in die eenzame barre vlakte, tragisch
onvruchtbaar, waarover, als 't stormde, de wind
joeg door de dennen, met kreten van angst en
smart, als van juichende demonen; de heide, die er
soms lag, doodsch onder dien grauwen
zwaarbewolkten hemel, soms alsof ze knetterde en knarste,
gebrand door zonnegloed . . .
's Winters, als uit den loodkleurigen, stommen
hemel baren van sneeuw joegen of de regen strie
mend op de ruiten zweepte, dan zaten wij, ik
en mijn oudje bij den haard, luisterend naar de
klachten der winden, die de dennen bij de woeste
haren sleurden of huilden in de schouw, terwijl
vonkjes opwarrelden uit den haard. En dan, in die
korte dagen, vertelde de goede oude Napoleonist
van zijn vroegere tochten uit Rusland, van dien
man van brons, zijn held . . .
Dat waren gelukkige tijden, die me in de zwar
tende verte nog toelachen, weemoedig uit dat ver
leden, me verwarmend soms in uren van hoop.
De ontgoocheling des levens had me toen nog niet
nijdig bij den strot gegrepen, me nog niet verpletterd.
Een ijzige wind waaide eens over de eenzame hoeve,
die nu tot puin verbrokkelt, waarop braam
struiken woekeren en het magere gras spichtig op
schiet. En nu zijn allen dood, broertjes en zusjes ;
heikruid groeit op het graf van den goeden ouden
man en ik, arme zwerver, ik smeek om wat rust,
om een hoekje waar het hoofd neer te leggen en
wat brood te vinden; droevig kamp ik om het be
staan, en zelfs geen straaltje van een a'mocsje ge
luk zie ik mij tegenglimmen . . .
4= %?
O, ik herinner me alles nog zeer goed.
Op een winternamiddag rukte de wind aan met
wilde vlagen, en rolde sueeuwbaren voor', over de
derde republiek. Na de aanslagen van Pianori
en van Orsini bleef de openbaarheid der
terechtzittingen gehandhaafd; en de publi
catie van Orsini's beroemd geworden brief
aan Napoleon III werd, niet geheel zonder
grond, als de eigenlijke aanleiding van den
oorlog van 1859 tegen Oostenrijk beschouwd.
Een ministerie en een kamer durven,
onder de derde republiek, in dit opzicht,
zelfs den derden Napoleon overtreffen.
Het is niet noodig hier de
anarchistenwet en de behandeling ervan in bijzonder
heden na te gaan; het zal voldoende zijn
de voornaamste bepalingen uit die wet mede
te deelen. Daarin wordt gezegd: wie zich
schuldig maakt aan anarchistische propaganda,
in woord, geschrift of daad, wordt niet meer
voor de jury terechtgesteld, doch voor de
correctioneele politie-rechtbanken, die uit be
roepsrechters zijn samengesteld. Deze recht
banken kunnen in dergelijke gevallen ge
vangenisstraf opleggen van 3 maanden tot
2 jaren en boeten van 100 tot 2000 francs.
Iemand, die tot meer dan l jaar gevange
nisstraf wordt veroordeeld, of in den loop
van 10 jaren meer dan eenmaal met 3 maan
den tuchthuis is gestraft, kan worden
gerelegeerd. De gevangenisstraf wordt in een
zame opsluiting ondergaan. De rechtbank
heeft de bevoegdheid de behandeling eener
zaak geheel of gedeeltelijk in het geheim te
doen plaats hebben, en het doen van
mededeelingen erover te verbieden. Overtreding
daarvan wordt gestraft met gevangenisstraf
van 6 dagen tot l maand en boete van
1000 tot 10.000 francs.
Uit deze bepalingen blijkt, dat de wet veel
meer tegen de pers dan tegen de anarchisten
gericht is, al is dan ook in de discussie her
haaldelijk er op gewezen, dat de Derde Repu
bliek op het beginsel der vrije uiting van
meeningen berust. Zelfs al was het mogelijk
nauwkeurig te definieeren, wat anarchisme en
anarchistische propaganda is, dan nog zou
dit een uitzonderingswet zijn; de regeering
grondt zich wel is waar op het beginsel, dat
tegenover buitengewone omstandigheden met
buitengewone middelen moet worden opge
treden. Doch die redeneering gaat in dit geval
niet op; tegenover de buitengewone omstan
digheden wordt een gewoon, verouderd en
ondoeltreffend middel gesteld, dat geregeld
tot willekeur aanleiding zal geven, en waarbij
iiiimiiiiiiiiiiniiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiniiiiiiuiiiiiiiiMiiMi
dennen heen, ons huisje bestormend, 't Was drie
uren en de schemering waarde reeds tusschen de
zwartberookte balken, waaraan paternosters ajuinen
hingen, en in de hoeken. In den haard vlamde
het vuur; de takjes knetterden en lustig kronkel
den de vlammen om den zwarten koeketel; een
rosse fantastische glans gleed over de muren,
en de warrelende schaduwen op de wanden waren
als reusachtige demonen die in rook en vuurgloed
kampten, met de heftige beweging hunner vlerken
en armen, in den rnoeilijken strijd.
Hij, mijn grootvader, zat in een hoek van den
haard, in de halve schemering, naast de kast. Zijn
baard van sneeuw viel op de nog breedgewelfde
borst; voorhoofd en wangen waren gebronsd en
dooretst met groeven. Daar zat hij, de handen op
de knieën, uit te turen naar buiten, naar de woe
dende elementen en dau naar de langzaam be
wegende vlammen. Zijn oogen werden vochtig nu
en dan. En soms het hoofd knikkend prevelde hij:
Dat was eerst een man.. . een man !
Ik zie me nog neergehurkt aan zijne voeten, ik
kleiu en teeder, schuchter en nog niet, bestand
om den harden levenskamp te voeren. Ik voelde
zijn beenderige bevende vingeren uitglijden over
mijn hoofd, ik staafde hem smeekend aan opdat hij
zijn oude vertellingen zou herbeginnen, de smeulende
vlammen der fautaisie in mij aanblazen; maar steeds,
in de duisternis van dien \vinternainiddag, terwijl
buiten de wind huilde, hei haalde hij, de oogen strak
voor zich, terwijl er een traan in zijn baard rolde:
Dat was eerst een man . . . een man !
En voor zijne oogen zweefde het visioen van een
man, kort van gestalte, het hoofd eenigszins gebogen
op de borst, het zwarte oog schitterend onder de sterk
op dat waskleurig voorhoofd afgetcekcnde wenkbrau
wen. Hij stond er te midden van den krijg, om
ringd van zijn dapperen .. .
Dat was een man.. . een man ! herhaalde de oude
en 't klonk eentonig in de eenzaamheid der kamer,
terwijl het buiten stormde en hij het boek nam,
een oud stukgelezen boek, dat geopend lag opzijn
kuiten, een ,//>,sr///c'A'/,w cuii. Xnjinln//" waaruit
hij soms las met bevende stem, gansch alleen of
voor de liuisgenooten, vergaderd om den haard en
die lezing slechts onderbrak door /iju: kuche.
kuclie, kuch . . .
Soms wierp hij den blik op zijn held, die daar
prijkte op de kast, in pleister . . .
En door de oogeu der herinnering zaj hij die
alles aankomt op de manier, waarop het wordt
uitgevoerd.
De Fransche bladen hebben in den
laatsten tijd vaak beweerd, dat deze wet een
wraakneming der »Panamisten" is op de pers,
die hunne handelingen in zulk een helder
licht heeft gesteld. Aan deze beweri-ng is niet
meer waarde te hechten, dan aan het ver
haal, dat eenige afgevaardigden, die recht
streeks of zijdelings in de Panama-affaire be
trokken waren, vergaderd hebben om te be
slissen welke houding zij tegenover deze wet
zouden aannemen. Degenen, die werkelijk in
de Panama-zaak betrokken waren, hooren
daar thans maar liever niet meer van spreken!
Van meer dan een zijde wordt verzekerd, dat
vele afgevaardigden deze wet hebben ge
steund, en door hun steun de regeering
hebben gesterkt, met geen ander doel dan
daarmede hun politieke tegenstanders te
treffen. Datzelfde zou kunnen gezegd worden
van rechters, als de heer Breuillac te
Lyon, die in zijn toespraak tot de
gezwo enen zich op politiek gebied gewaagd
heeft en de jury tot handhaving der be
staande toestanden heeft opgewekt, wat hem
een terechtwijzing van den grootzegelbewaar
der en een officieuse opmerking in den
ministeriëelen Tenips op den hals haalde. Dit
blad zeide, »dat dien rechterlijken ambtenaar
het onpersoonlijke en de kalmte ontbraken,
welke voor een rechter zoo hoog noodig zijn.
De wet en niets dan de wet, moet het richt
snoer zijn eener democratie, die zich zelve
regeeren wil. Die wet moet voor allen gelijk
zijn, moet steeds op dezelfde wijze worden
toegepast, naar dezelfde regels en met het
zelfde doel. De gelijkheid, welke een deel
der justitie is, wordt geschonden, zoodra het
anders is. Dan wordt wantrouwen opgewekt
bij het volk; en het is een treurig verschijn
sel, als een volk niet meer gelooft aan de
rechtvaardigheid zijner rechters."
Hoeveel treuriger moet het dan wel niet
zijn, als de wetgever zelf het voorbeeld van
onrechtvaardigheid geeft ?
Op de vraag, welke gevolgen de nieuwe
wet hebben zal, wat het tegengaan van anar
chistische aanslagen betreft, geeft de geschie
denis van Frankrijk het beste antwoord. De
Restauratie stelde de persvrijheid verantwoor
delijk voor den aanslag van Louvel op den
hertog van Berry. Na den aanslag op
lange reeksen van veldslagen die hij, nog geen twin
tig jaar tellend, had bijgewoond; l.ij sprak van die
triomfen, van vermoeienissen en wonden, vernieti
ging en bloed, van trommelgeroll'el en kanon
gebulder. Soms rees hij op uit den leunstoel, in
het vuur der vertelling, en zijn st m trilde. De
bevende arm rees op; het oog was in vuur.
Jongen, sprak hij, op dien namiddag, zie,
dat was een held, en wij allen werden 't met hem .. .
Fier droegen wij onze wonden, de met kogels door
boorde handen en bloedende hoofden: krijgsliederen
zongen wij terwijl we vastberaden voortstapten . ..
'n knevel, neen die was er bijna bij mij nog niet
te zien, maar 't hart, daar had hij den moed van
een leeuw in geblazen; als ////' je aanzasr, kreeg
je moed: bij had het oog van een arend, overal,
alles zag hij.
Luister, jongen, de windvlagen huilen en de
hagelsteenen kletteren tegen den muur... hoor! On
der zulk huilen en razen, te midden van sneeuw
stormen, heb ik de trommen hooren roll'eleu; 't
commando klonk; paarden brieschten . . . en later,
kwam 't kanon, dat bulderde boven den storm uit'....
Ja, hij was de held die oprijst in het midden van den
slag, onbeweeglijk op zijn paard, als van brons, bra
veerend de kogels, als de (iod des zegepraals ! . .
Steeds hield ik de oogen gevestigd op mijn
grootvader.
Hij sprak voort van die verre tochten; hij
sprak snel en hijgend, kuchend . . .
O, dat was eei man . . . een man . . .
Toen greep hij het boek en las met opgewonden
stem :
En plotseling stortte de adelaar neer met gebro
ken vleugels; een rijk kraakte en de aarde sidderde bij
dien val. De eleim nten wreekten zich op den reus
der overwinning, in dat land van sneeuw en ijs
met dien hopeloozeu stommen horizont, waar de
winden, met, hunne hongerige grafaehtige klachten,
de dapperen verzwolgen in de opgezweepte massa
sneeuw, de dapperen die ziel) poogden voort te sle
pen, levende geraamten, zoo akeli? waren zij met
die beenderige kaken en die knokkelige leden en
die zwartoinrandc oogen.
lui terwijl ze moedeloos voortwaggelilen,opende
de verte eensklaps haar muil, en op briesehende
paarden met, uitgestrekte nekken, kwamen de Ko
zakken, met huil en inoordgeseiireeiiw, aangerend.
In de verte krasten de raven boven de lijken;
uit de met ijs en sneeuw bedekte bosschen
Louis Philippe door Fieschi in 1835 werden
de September-wetten ingediend en aangeno
men, waarbij de pers aan banden werd
gelegd. Dit belette toch niet, dat Louis
Alibaud den 25 Juni 1836 een aanslag pleegde
op Louis Philippe; dat Pierre Frangois
Meunier den 27 December van hetzelfde
jaar trachtte den burgerkoning te vermoor
den; om van de andere aanslagen op dien
vorst niet te spreken. Onder de regeering
van Napoleon III was een ophitsing in de
pers geheel onmogelijk; en toch werden tegen
den keizer verschillende aanslagen onder
nomen.
Het voorwendsel, dat de volmaking der
verwoestingsmiddelen een ander optreden
noodig maakt, kan toch niet worden tehulp
geroepen om de beperking van de persvrijheid
te verontschuldigen.
Tot bestrijding van het anarchisme moet
een andere weg worden ingeslagen: verbete
ring van den toestand der arbeidende klas
sen. En daarnaast: verbetering der politie.
De aanslag van Caserio had zoomin kun
nen plaats hebhen als die van Lega op
Crispi, indien de politie een beter gebruik
had gemaakt van haar wetenschap betref
fende het drijven dier mannen. De over
tuiging, dat de politie in de steden en de
gendarmerie ten platten lande grondig
moeten worden gereorganiseerd, is in Frank
rijk algemeen; en de regeering heeft dit er
kend door voor die reorganisatie het noodige
crediet aan te vragen. Had zij het daarbij
gelaten en de reorganisatie ter hand geno
men, dan zou zij iets goeds hebben gedaan.
Maar daarmede zou niets bereikt zijn geworden,
dan dat het anarchisme bestreden werd ; en de
regeering vond ditmaal de gelegenheid, om
zich in de oogen der verschrikte burgerij als
krachtig en doortastend voor te doen, te
mooi, dan dat zij die zou kunnen laten voor
bijgaan.
Daarom gaf zij er 'de voorkeur aan,
gesteund door een serviele kamermeerder
heid, een wet tot stand te brengen, die voor
Frankrijk bedenkelijke gevolgen na zich kan
sleepen.
kronkelden vlammen als vurige tongen, als
armen die om medelijden smeekten; bloed scheen
in de blauwende schemering te vloeien, onder dien
steeds stommen loodgrauwen hemel. . . ."
Dat was een man, een man . . . prevelde de
oude, dit alles herdenkend, na het gelezen te heb
ben, en een traan welde hem in het weemoedige oog.
In de kamer der hoeve was het donkerder
geworden. De takjes knetterden in den haard. De
schemering waarde er geheimzinniger. En de wind
stak op met meer woede en joeg de sneeuw voort
als waren 't bezeten vrouwen met verwarde,
vliegende haren eu opgestoken armen ....
Een rilling liep eensklaps door het lichaam des
ouden en bevend rees hij op.
Hoor! riep hij... hoor!
En als vuur schoot hem uit het oog.
Als een kreet om hulp, vreemd in die
worstelingder losgebroken elementen, klonk door den storm
heen, trompetgeschal.
Toen wankelde hij met uitgestoken armen naar
het venster en drukte het gelaat tegen de ruiten.
Soldaten van een naburig fort stapten voorbij;
zij waren in dikke mantels gewikkeld en gingen,
het hoofd gedrukt op de borst, glijdend als schim
men in de dalende avondschemering.
Jongen, zoo was't ook in Rusland, bij sneeuw
storm en windengehuil. Zoo trokken wij gekromd
voort. Eens gleed hij voerbij in de slede, en staarde
strak voor zich uit... //Leve de keizer !''riepen wij
en presenteerden geweer... en later, mijn jongen,
toen sprongen de houwitsers, rook warrelde op,
degens en bajonetten kletterden ; paarden hinnikten
eu schreeuwden, de aarde dronk bloed! Hij was in
ons midden gedaald ... zie ...
En met uitgestrekte armen liep de oude toen
naar het plcisterbeeldj* van zijn held.
Zie, de adelaar rijst op tot boven de hoogste
kruinen, in het schitterende zonnelicht, hooger
dan de pyramieden . . . want hij was een man . . .
een man . ..
Bevend zonk de oude op de knieën. Toen vatte
hij het beeld van zijn keizer, drukte het aan zijn
hart eu zette 't daarna bijna eerbiedig weder op
zijn oude plaats en terwijl hij naar de in de verte
wegstervende trompettonen luisterde, fluist.eidc i;ij:
Ja dat, was eerst, een man... een man..."
liet, haardvuur knetterde, als geheimzinnige vleu
gels zweefden in de duisternis; buiten huilde de
storm , ..