De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 5 augustus pagina 4

5 augustus 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 893 geschat, en in werkelijkheid zoo armzalig kortzich tig en oppervlakkig. Van humor is in deze verhalen van Thomas Hardy slechts hier en daar een spoor. Er is geen pogen om zich boven het leven te plaatsen, maar een stille, bescheiden inspanning om, staande midden in het leven, zich open te stellen voor de volle inwer king er van; goed op te letten en zoo getrouwe lijk mogelijk ervan te verhalen, zonder eigenwijs te zijn. Life's Little Ironies is een leesbaar boekje voor iedereen; en voor wie de Engelsche literatuur van den dag met eenige belangstelling gade slaat ook nog iets meer. Enffelsche Geschiedenis. De Engelsche letterkunde, die tegenwoordig zoo zelden iets sehitterends pro duceert, is rustig en voortdurend bezig een massa degelijk en eerbiedwaardig werk te doen. Over eenige maanden zal het eerste deel verschijnen van Gardiaer's .Commonwealth and Protectorate', om een begin te maken met de aanvulling van een der lacunen in de reeks der groote Engelsche ge schiedwerken van den nieuweren tijd. Om te zwij gen van J. R. Green's werken over de Angelsaksische periode, en van Preeman's Norman Couquest en History of William Rufus kan men nu de ge schiedenis van Engeland sedert de Reformatie voor het grootste deel op aangename wij'.e lezen in boeken van grootere of kleinere letterkundige waarde. De re.ks begint met Froude's History of Bngland from the Fall of Wolsey to the Defeat of the Spanish Armada, een buitengewoon onder houdend boek, dat vakgeleerden altijd boos maakt door zijn onnauwkeurigheid eu partijdigheid, maar waaraan een leek alle onnauwkeurigheid zoo gaarne vergeeft. Dan is er een lacune van 1588 tot 1603. Met de troonsbestijging van James I begiut Gardiner's groote werk, dat op het oogenblik de regee ring van de eerste twee Stuarts en den burger oorlog omvat, en dat nu staat te worden voort gezet. Mogelijk zal Gardiner mettertijd den draad voortspiflnen tot waar hij door Maoaulay opge nomen wordt. Macaulay gaat tot den dood van Willem III, en daaraan sluit zich Lecky's England in the Eighteenth Century aan. Dat is voor een halve eeuw een zeer respectabele hoeveelheid werk. Een liuskin-curiosum. De mensehen waren vijf tig jaar geleden toch wel anders dan tegenwoordig. Dit is de dagverdeeliug van den jongen Ruskin, zooals hij die in 1840 aan een vriend beschrijft. Men vindt den brief in de pas uitgegeven verza meling : Letters addressed to a College Friend during the years 1840?1S45 by John Ruskin. Zoolang de Aeademy geopend is en ik thuis ben, moet ik iederen dag naar de stad gaan om Turner te bestudeeren; dat neemt een groot stuk van den voormiddag weg. Dan moet ik opschrijven wat ik van hem heb geleerd. Dan houd ik ervan iederen dag als het mooi weer is, een tijdlang ingespannen en zorgvuldig naar de natuur te tee kenen; als liet buiten niet kan, breng ik een blad of plant binnen en teeken dat. Dat leidt noodza kelijk tot het opzoeken van botanische namen en een beetje miscroscopische botanie. Dan houd ik er niet van, een dag voorbij te laten gaan, zonder mijn kennis van historische schilderkunst wat uit te breiden, vooral van de oude Italiaansche school: dit brengt gewoonlijk eenig werk naar Raffaelle met zich en wat historische lectuur, hetgeen mij in het doolhof der oude Italiaansche lepublieken voert, en mij ook in kerkelijke questies verwikkelt; en dit maakt het noodig dat ik de kerkvaders lees (wat ik echter nog niet begonnen ben, maar ik ben op het punt het te gaan doen) en dogma en sentiment van al de takken van de oude kerk bestudeer. Dan is een beetje anatomie onmisbaar en veel stu die van technische zaken het omgaan met kleu ren, compositie, etc. Tegenover dit alles, wat mijn gedachten veel te veel vervuld zou maken met kunst, moet ik een correctief hebben. Dat komt in den vorm van geologie, die noodzakelijk leidt tot chemie; en dit laatste is niet iets om nu en dan een beetje van te lezen, maar vereischt in gespannen lectuur en veel van buiten loeren; en de organische chemie heeft in den laatsten tijd zulke vord.eringeu gemaakt, dat zij mij meer meesleept dan eigenlijk behoorde. Naast scheikunde en mineralogie moet ik eenig werk maken van vergelijkende ana tomie, vooral van visschen, om eenige kennis te krijgen van het fossiele karakter van rotsen. Dan 'wou k graag mijn Grieksch niet heelemaal opge ven, ajiders vergeet ik het totaal. Daarom vind ik mijzelf heel slecht als ik niet iederen dag zeer nauwkeurig een stukje Plato lees; en de lectuur van Plato dwingt van zelf om te denken aan meer dan taalkundige dingen alleen. Eindelijk, daar ik voor mijn studie van de oude religieuze schilderschool noodzakelijk naar Italiëmoet gaan, is het absoluut noodig, dat ik goed Italiaausch ken; zoodat ik iederen dag een beetje Tasso moet lezen, hetgeen mij moeite kost, daar ik vóór een paar maanden geleden mij nooit met de taal had bezig gehouden; en ik mag ook mijn Fransch niet heele maal vergeten." Ik verzoek op te merken, dat deze jonge man zich geenszins aan den rand der krankzinnigheid, maar integendeel allergenoegelijkst gestemd voelt. R. A. H. en F. C. JR. Benvenuto Coronaro, de bekende componist van de fr'esta a marina (in het volgend saizoen zal de directie Sonzongo in de Scala te Milaan zijn Claudia opvoeren) vertelt in de Rivista Musicale eenige herinneringen uit zijn leven. Hij was bij het regiment; men zou een grooten marsch maken en hij moest mee. Onder den marsch viel hem plotseling een aardige origineele melodie in. Midden door de trompetmuziek hoorde hij de melodie; het gedruiseh der voetstappen scheen haar te accompagneeren; gaarne had hij ze opgeschreven; het scheen hem vreeselijk, dat hij ze misschien vergeten en ver liezen zou. Plotseling bleef hij staan; hij zou ze opteekenen. Hij nam zijn notitieboekje uit den zak en ging aan 't schrijven. Maar al schrijvend bleef hij staan, zoodat hij uit het gelid raakte. Een sergeant kwam op hem toe: »Wat beteekent dat? Allo in 't gelid!" »Ik kan niet," ant woordde Coronaro, »ik moet dit even opschrijven." Hij floot de melodie verder, zeer tot ergernis van den sergeant die den sabel trok en hem een slag met het plat op den rug wilde geven. Gelukkig kwam de kapitein aanrijden; de ser geant bracht rapport uit, en Coronaro schreef intusschen verder. Wat schrijf je dan toch?" vroeg de kapitein; Coronaro reikte hem het notitieboekje; hij sloeg het blaadje om en gaf het hem terug. «Schrijf maar verder," zeide hij, »maar als dit stuk niet morgen door de regiments kapel gespeeld wordt, krijg je wegens insubordinatie acht dagen provoost." Hij gaf zijn paard de sporen en reed voort; den volgenden dag speelde de kapel, die heel goed was, den nieuwen marsch. Te Madrid. De leiding van den stadsschouwburg te Madrid, (opera en tooneel), die door Staat en stad gesubsi dieerd wordt, is door den ministerraad aan den heer Rodrigo gegund. Deze heeft behalve het gewone ca hier des charges op zich genomen : lo. een tenor en eene contralto te engageeren buiten het gewone tableau de la troupe; 2. twee nieuwe stukken in ieder saizoen te laten opvoeren; 3. een nieuw voordoek te laten schilderen volgens advies der technische commissie; 4 de som van 50000 pesetas voor het derde jaar van zijn contract te deponeeren, en voor den bouw van een nieuw too neel aftezonderen; 5 eene zangschool voor de opera te stichten; 6. een danscursus voor het ballet te vestigen ; 7. den prijs der plaatsen 14 percent te verlagen; 8. aanzienlijke verbeteringen in costuum en decor aan te brengen ; 9. ieder jaar vier van de uitstekendste artisten te enga geeren. Dit alles wordt beloofd; of de Spanjaard dit alles even mooi houden zal als bij het belooft, is de vraag. De meeste zijner voorgangers heb ben er geld bij verloren. Men deelt ons een aantal uittreksels uit Amerikaansche bladen mede, waaruit blijkt dat de baryton Maurits de Vries in het eind van het vorig jaar te New-Orleans groot succes gehad heeft, als acteur zoowel als als zanger. Van B 12 Augustus zal bij de heeren Van Lier de echte Loïe Fuller, die den slangendans met de golvende kleeren onder electrisch licht gecreëerd heeft, optreden. Uit een curieus paar brieven van Alexandre Dumas père en zijn zoon, blijkt dat de oude heer een oogenblik het denkbeeld heeft gehad, met zijn zoon een tooneelstuk te schrijven. De brief van Dumas père is van 7 October 1S(J5, en luidt: Cher maitre! Na dertig jaren worstelingen, nederlagen en overwinningen, fiasco's en successen, meen ik, zooal niet een groote beroemdheid, dan toch den naam van een vruchtbaar romancier verkregen te hebben. Gisteren nog ontving ik uit Guernsey een brief van Victor Hugo, vol aanmoedigingen en gelukwenschen. Ik heb de eer, tot den schrijvers bond en de sociétédes auteurs dramatiqujs te behooren; mijne bescheiden aanspraken op den eersten titel zijn : (dan volgt eene lijst zijner meest succesrijke romans). Nu vraag ik u, clier maitre, om de eer, met u een stuk in vijf bedrijven te schrijven, waarvan ik u bij onze eerste ont moeting het idee zal meedeelen. Het is naar ik meen, in overeenstemming met den smaak van den dag. Zult ge er in toestemmen? ALEXANDRE Di MAS père. Het antwoord was: Cher Maitre! Uw brief is aan het rechte adres gekomen. De vriendschap, de liefde, de achting, de bewondering, die ik voor mijn vader koester, maken het mij tot een plicht en genoegen, blindelings uw vriendelijk voorstel aan te nemen Afgesproken dan : wij maken een stuk in vijf bedrijven, waaraan wij te samen zullen werken. Met u te werken is, onder ons gezegd, naar ik meen, ook geen slechte affaire. AI.KXANDRI-: DUMAS lils. Voorzoover men weet intusschen is er van het plan niets gekomen. Fritz Reuter. Te Jena in den Ringkeller, het bierhuis van de Burschenschaft »Arminia", waartoe Fritz Reu ter in zijn jeugd behoorde, hangt een portret van hem, waarvoor hij zelf het bijschrift heelt geleverd: »Die Welt ist anders geworden ich fühl's Der Ernst trat an Stelle des i'rühlichen Spiels: Wo einst ich gejübelt in jungen Jahren Hangt man mich jetzt aut' in ergrauteu Ilaaren Fritz Reuter." In een opstel over de -Magna Charta" in het archief der Enghth Record ticciety beweert dr. John Vincent, dat de tallooze schilderijen, waarop men Koning Jan zonder Land de Magna Charta ziet onderteekenen, op eene legende berusten. Koning Jan heeft misschien kunnen lezen, maar dit is niet zeker; schrijven kon hij niet, en het exemplaar van de beroemde oorkonde, den grondslag van Engelands vrijheden, in het liritsch Museum bewaard, is maar een ruw concept; het echte stuk is niet bewaard gebleven. SCHETSJES "i " - j Schrijverseigenaardigheden. Eugène Mouton heeft in de lïeriie Ii!cnc een artikel over Je eigenaardigheden van sommige schrijvers. Hot onderwerp is al vaak behandeld en toch nog aantrekkelijk. »Iemand dien ik intiem ken," schrijft hij, >/.ou om alles tor wereld niet anders srlirijven dan met eene ganzenveder, omdat de stalen pen zijn stijl hard en de beelden mager maakt, llij moet inkt hebben »de la l'etite Vertu,'' omdat die alleen echt zwart is; geglaceml kwarto papier, .omdat daarop de pen nooit haakt; heel stevig, omdat de bladen dan by het heen en weer leggen niet kreukelig worden. Op zijn tafel mag niets liggen dan de inktkoker, heel netjes schoon gemaakt, een doos met deksel waarin een mes, potlood, gomelastiek, radeerijzer en vouwbeen." Vraagt men hem, waartoe dat alles, en hij weet u van ieder voorwerp uiteen te zetten, wat de onmisbare eigenschappen zijn; ge moet dan toegeven dat zonder die instrumenten, zijn hoofd nooit een regel proza, zelfs geen slecht proza had kunnen voortbrengen. Een van onze romanciers, tegelijk een rechter lijk persoon van hoogen rang, kan alleen schrij ven op kleine vierkantjes groenachtig carton; ieder van die blaadjes copiëert hij zoolang, tot er geen doorhaling meer in is." In een heel ander genre vei telt Eugène Mouton van eene schrijfster, die op papier van niet grooter dan twee visitekaartjes, in ns door, zonder adem te scheppen vijftig regels schrijft, met heel lange letters, die in elkaar sluiten. »Als het blaadje vol is, neemt ze een nieuw, en zoo verder, tot ze er 400, 500 a, 1000 vol heeft. Dan raapt zij ze bij elkaar, maakt er een pakje van en brengt ze ter drukkerij; zonder een blaadje, of zelfs een enkelen volzin te hebben overgelezen, of zelfs een woord. En het is er niet zooveel slechter om geschreven of gestyleerd, dan een aantal andere beroemde romans. Léon Gonzalès had voor zoo iets een woord, dat men niet goed kan neer schrijven, maar dat het vloeiende van zulk een stijl wel weergaf". Het tegenovergestelde van zulk een onuitputtelijken stroom van copie vindt men bij Mérimée, die zijne groote novelle Colontba tot zeventien maal overschreef, en van wien men ook al weer kon zeggen, dat het er niet te slechter om was. Jean-Jacques Rousseau las en schreef ook telkens zijn manuscript over; hij zegt het zelf in de Confessions ten opzichte van LM NouvMe lléloïie, en toen het klaar was, bond hij het met mooie gekleurde lintjes, blauw of rose dicht. Maar hij deed nog anders. Vóórdat hij iets opschreef, had hij geheele perioden klaargemaakt en schreef ze uit het hoofd op. Zijn stijl, zoo muzikaal, staat zeker in verband met dat componeeren; hij zong zijn bladzijden soms dagen achtereen in zich zelven. Vandaar ook, dat hij in de open lucht kon werken ; hij peinsde onder een boom, aan een vijver, en als hij het goed van buiten kende, ging hij het thuis overschrijven. Nu de oude Dumas. »Ilij had niet de honderd meesterwerken kunnen schrijven, die zijn naim dragen, wanneer hij gewerkt had als Rousseau. Aan zijn schrijftafel gezeten, kon hij zeventien of achttien uren achtereen schrijven zonder op houden, zonder een regel over te lezen, en zonder dat de stroom van zijn bewonderenswaardige ver beeldingskracht een oogenblik ophield te vloeien. Maar plotseling, midden in de dolle vaart, bleef' de pen steken. De meester keek schuins weg om zich te herinneren: »Mort et damnation !" . . . de persoon wiens avontuur Lij daar vertelde, was al drie hoofdstukken geleden doodgeschoten, of kon nooit op dien tijd uit Afrika of Indiëhier zijn. Dan was het een angst, een woede, totdat men den draad van de gebeurtenissen had terugge vonden en de onmogelijkheden hersteld had." Bij den zoon. Alexandre Dumas tils, is het heel anders. »Met heel lang nadenken, organiseeren, verwisselen en uitrekenen wordt de machtige machine ineengezet, waarvan ieder raadje en veertje zijn beteekenis heeft. Steen voor steen, woord voor woord, wordt het drama in zijn hoofd opgebouwd, ieder denkbeeld scherp geformuleerd op /ijn plaats gezet, weer onder handen genomen, omgekeerd, bekeken, en eerst als al de deelen klaar zijn, wordt het geheel ervan samengesteld." Meer aan den ouden Dumas verwant, is l'onson du Terrail; zijn vruchtbaarheid was even groot, maar zijn memorie niet zoo goed. liet was in al de inktplas-en verdronken. Er kwamen in zijn romans zooveel, en zoo zonderlinge personen voor, dat hij ze vergat zoodra hij ze niet meer voor oogen had, en ze niet meer herkende als hij ze weer vond. Hij had dus, om den draad niet te verliezen, op zijn tafel, in een halven cirkel, een heele reeks poppetjes staan, gecostumeerd zooals zijn helden en heldinnen' (zuu dool Ihsen ook, naar men beweert) »en zoodra er een dood was. werd hij liij den nek gepakt en in een lade gegooid ; de romancier kon dan met de overige marionnetten blijven doorspelen, zonder te vreezen, dat de een ot' andere doode opstond en de ver tooning in de war bracht." Eenige schrijvers, en zij zijn de plaag van zetter en uitgever, hebben, als zij hun «denk beelden" o]) het papier geworpen hebben, eigen lijk volstrekt niet gezegd wat -/.ij bedoelden ; eerst als zij het gedrukt zien, wordt hun gedachte hun helder. Dan beginnen de bijvoegingen, verbete ringen, strepen inkt, omzettingen, en alles kan opnieuw gezet worden. Een tweede proef lijkt hun even barlmarsch; na drie of vier proeven zweren zij dat alles in orde is, en men kan gaan ?opmaken." Maar de >opgomaakte'' proef vol doet hen weer niet, on alles begint opnieuw, met dat verschil dat telkens de zestien pagina's uit elkaar moeten genomen worden, en verloopen'1; hetgeen uren werk, correctie en ergernis kost. In Frankrijk komt dit ten koste van den schrij ver, en hot was de reden waarom Halzac, in plaats van rijk te worden, met ieder van zijn boeken die]»1!1 in de schuld kwam. Om de cor rectie van do vorige boeken te betalen moest bij nieuwe i-ehrijvon. De philosool' Cousin deed op die w ij', o zijn uitgever 5o.ooo francs aan correc tie betalen voor een betrekkelijk klein boek. vo l)e rroii/r ran on~c <?«/en. liet itemrecht der vrtimc. jttud. UeniontIJ dun. Mode. Itecrptcn. Wanneer er van de vrouw onzer dagen kwaad gesproken wordt, is het niet de schuld der mannen, maar van haar zelve. Lady Jeune, Ouida, Lynn Linton en een menigte andere schrijfsters gaan als boetgezanten rond en schrijven wonder lijke artikelen over de verdorvenheid van haar sekse. In The Humanitarian heeft Lady Violet Grevüle een klacht, zoo overdreven, als er lichtooit een geschreven is. »De tevreden huiselijke vrouw behoort feitelijk tot het verledene, het eigenlijk huiselijk leven bestaat niet meer in Engeland"... »De zucht naar genot, naar op winding, vergiftigt het geheele jongere geslacht." »De oproerige dochter komt in opstand tegen arbeid, tegen plicht, tegen huiselijkheid, niet minder dan tegen de verafschuwde conventie"... »De moderne vrouw heeft zoowel tegen het huwelijk als tegen het moederschap." . . . »En als zij een man begeert, is zij niet tevreden met een eerste liefde; neen, de man van ondervinding is degene naar wien zij uitziet." Lady Violet Greville is zeker te beklagen; zij moet al heel onaardige vrouwen en meisjes tot kennissen hebben. In Scribner's Magazine is miss Agnes Repplier ook niet zachtzinnig, maar toch veel redelijker. »In Amerika nog meer dan in Engeland is er een misstand: men behandelt en bespreekt het werk van de vrouw heel anders dan dat van den man. Zij zelf moet eenvoudiger, bescheidener, oprechter over haar taak en haar streven spreken. Vrouwen willen gaarne hooren, dat zij alles goed en beter dan de man doen, en dat zij van niemand meer iets te leeren hebben. Naar mate er meer doctoressen en vrouwelijke architecten komen, zal dat wellicht beter worden; wij zullen ons zelf en de wereld zal ons kalmer opnemen. Het vrouwenwerk zal ook beter worden, wanneer het niet altijd weer begint met artikelen schrijven en speechen hou den, om onze verwondering en verrukking te betuigen dat wij toch waarlijk tot iets in staat zijn; wanneer wij niet meer geprezen en op het hoofd geklopt worden als wonderkindertjes." Misschien zullen dan ook de vrouwen-advokaten niet enkel aanvallend meer optreden; misschien zullen dan de vrouwen ook, wanneer zij het een of ander elementair feit van physiologie hebben opgediept, er niet dadelijk een ongezonden roman over willen gaan schrijven." * * * Wat de werking van het stemrecht der vrouw in Amerika betreft, zijn de getuigenissen niet zoo gunstig als men zou meenen De jVort/j American Rerieiv van Juni heeft twee artikelen van gouverneurs van Staten. De een, gouverneur Waite in Colorado, zegt (terwijl hij er vóór is): :Men moet toegeven dat de uitwerking, die gelijk kiesrecht hebben zal, nog op gissing berust. In Utah heeft het kiesrecht der vrouw nog niet tot het afschaffen der veelwijverij geleid; maar de veelwijverij was er eene Mormoonsche gods dienstinstelling, en een groot gedeelte der stem hebbende vrouwen waren polygarnisten door geloof of praktijk. In Wyoming en Washington is, naar mij bekend is, geenerlei vooruitgang in politiek opzicht aan het kiesrecht der vrouw te danken; en in Colorado is de maatregel nog niet lang genoeg ingevoerd om reeds over gevolgen te kunnen spreken. Zeer zeker is er weinig hoop voor de toekomst zoolang de vrouw niet meer dan de man, zich grondig toelegt op de kennis van politieke zaken, en tracht een eind te maken aan de treurigen toestand waarin ons volk tusschen het samenzweren van monopolisten en de misda dige onverschilligheid van de groote massa der kiezers verkeert." De gouverneur van Nebraska meent dat men in zijn staat wel niet tot het kiesrecht voor de vrouw komen zal: »Men kan, vergelijkingen makend, opmerken, dat de drankwetten in Ne braska veel strenger zijn en veel beter in acht genomen worden dan in den aangrenzenden staat Wyoming, waar de vrouw al vijf en twintig jaar het kiesrecht bezit". .. »ln de hoofdstad Wyoming zijn de speelhuizen talrijk ; open nalcons zijn er evenveel als eenige andere soort van winkels; nog onlangs is de beschuldiging uitgesproken, dat geen enkele wetsbepaling van humanitairen aard door den invloed der vrouwen is tot stand gekomen. Of dit geheel waar is, weet ik niet, maar wel, dat in Lincoln, de hoofdstad van Nebraska, een stad van (55,000 inwoners, er noch speelhuizen, noch huizen van prostitutie zijn, en dat de enkele saloons er onder het strengste toezicht staan." Opmerkelijk is het, dat in den staat NewJersey lang geleden, van 177(> tot LSüT, de vrouwen het kiesrecht gehad hebben. Toen is het afgeschaft om de wonderlijke reden, dat de blanke mannen zich, na het stemmen, als vrouwen of negers verkleedden, en dan nog eens gingen stemmen! Ue nieuwe beweging dateert vanlSöO; de eerste staat die er aan gehoor gaf was Wyoming, in JSiüi. De qiiaestie wordt in de meeste staten nu en dan opgeworpen; een curieus argu ment is dat van den heer Matthew Hale te NewYork. Hij ber kent het aantal vrouwen van slecht levensgedrag te New-York op 50,000 en vreest den invloed van dezen als kiesgerechtigden, zon der te denken om het aantal onberispelijke vrouwen, dat natuurlijk veel grooter is, en het aantal mannen van verschillend levensgedrag, die nu reeds stommen. * * Na Ilosa Bonheur heeft nu weder eene Fransche schilderes het kruis van het Legioen van Eer gekregen, Virginie Demont-Breton. Sedert jaren zijn haar groote doeken, Les Loups de Mer, La l\m/r. Le Bain, Ij'llomme est en mer, lïetour de l'ccli", Jeurme d'Are, Lc Messie, -leun Varf, meest alle groote stnimlstukken en tafereelen uit het zeemansleven, de eer van den salon. Virginie is de dochter van den schilder Jules Breton en de vrouw van den schilder Adrien Demont. Hun atelier ligt in een kleine villa to Montgoron ; ieder jaar gaat zij zes of acht maanden op de krijtrotsen van Tas de Caluis, en aan de stranden stucleeren, en vult dan te .Montgeron, inde stilte van het atelier, ver van Parijs en den strijd van scholen en talenten, haar enorme composities aan. Mevr. Virginie Demont heeft twee dochtertjes, en een allergelukkigst familieleven. * * * Voor Ostendo en Trouville schijnen de groote couturiers, behalve wit, zwart en geel, vooral

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl