Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 893
geschat, en in werkelijkheid zoo armzalig kortzich
tig en oppervlakkig.
Van humor is in deze verhalen van Thomas Hardy
slechts hier en daar een spoor. Er is geen pogen
om zich boven het leven te plaatsen, maar een stille,
bescheiden inspanning om, staande midden in het
leven, zich open te stellen voor de volle inwer
king er van; goed op te letten en zoo getrouwe
lijk mogelijk ervan te verhalen, zonder eigenwijs
te zijn.
Life's Little Ironies is een leesbaar boekje voor
iedereen; en voor wie de Engelsche literatuur van
den dag met eenige belangstelling gade slaat ook
nog iets meer.
Enffelsche Geschiedenis. De Engelsche letterkunde,
die tegenwoordig zoo zelden iets sehitterends pro
duceert, is rustig en voortdurend bezig een massa
degelijk en eerbiedwaardig werk te doen. Over
eenige maanden zal het eerste deel verschijnen
van Gardiaer's .Commonwealth and Protectorate',
om een begin te maken met de aanvulling van een
der lacunen in de reeks der groote Engelsche ge
schiedwerken van den nieuweren tijd. Om te zwij
gen van J. R. Green's werken over de Angelsaksische
periode, en van Preeman's Norman Couquest en
History of William Rufus kan men nu de ge
schiedenis van Engeland sedert de Reformatie voor
het grootste deel op aangename wij'.e lezen in
boeken van grootere of kleinere letterkundige
waarde. De re.ks begint met Froude's History of
Bngland from the Fall of Wolsey to the Defeat
of the Spanish Armada, een buitengewoon onder
houdend boek, dat vakgeleerden altijd boos maakt
door zijn onnauwkeurigheid eu partijdigheid, maar
waaraan een leek alle onnauwkeurigheid zoo gaarne
vergeeft. Dan is er een lacune van 1588 tot 1603.
Met de troonsbestijging van James I begiut
Gardiner's groote werk, dat op het oogenblik de regee
ring van de eerste twee Stuarts en den burger
oorlog omvat, en dat nu staat te worden voort
gezet. Mogelijk zal Gardiner mettertijd den draad
voortspiflnen tot waar hij door Maoaulay opge
nomen wordt. Macaulay gaat tot den dood van
Willem III, en daaraan sluit zich Lecky's England
in the Eighteenth Century aan.
Dat is voor een halve eeuw een zeer respectabele
hoeveelheid werk.
Een liuskin-curiosum. De mensehen waren vijf
tig jaar geleden toch wel anders dan tegenwoordig.
Dit is de dagverdeeliug van den jongen Ruskin,
zooals hij die in 1840 aan een vriend beschrijft.
Men vindt den brief in de pas uitgegeven verza
meling : Letters addressed to a College Friend
during the years 1840?1S45 by John Ruskin.
Zoolang de Aeademy geopend is en ik thuis
ben, moet ik iederen dag naar de stad gaan om
Turner te bestudeeren; dat neemt een groot stuk
van den voormiddag weg. Dan moet ik opschrijven
wat ik van hem heb geleerd. Dan houd ik ervan
iederen dag als het mooi weer is, een tijdlang
ingespannen en zorgvuldig naar de natuur te tee
kenen; als liet buiten niet kan, breng ik een blad
of plant binnen en teeken dat. Dat leidt noodza
kelijk tot het opzoeken van botanische namen en
een beetje miscroscopische botanie. Dan houd ik
er niet van, een dag voorbij te laten gaan, zonder
mijn kennis van historische schilderkunst wat uit
te breiden, vooral van de oude Italiaansche school:
dit brengt gewoonlijk eenig werk naar Raffaelle met
zich en wat historische lectuur, hetgeen mij in het
doolhof der oude Italiaansche lepublieken voert, en
mij ook in kerkelijke questies verwikkelt; en dit
maakt het noodig dat ik de kerkvaders lees (wat ik
echter nog niet begonnen ben, maar ik ben op het
punt het te gaan doen) en dogma en sentiment
van al de takken van de oude kerk bestudeer.
Dan is een beetje anatomie onmisbaar en veel stu
die van technische zaken het omgaan met kleu
ren, compositie, etc. Tegenover dit alles, wat mijn
gedachten veel te veel vervuld zou maken met
kunst, moet ik een correctief hebben. Dat komt
in den vorm van geologie, die noodzakelijk leidt
tot chemie; en dit laatste is niet iets om nu en
dan een beetje van te lezen, maar vereischt in
gespannen lectuur en veel van buiten loeren; en de
organische chemie heeft in den laatsten tijd zulke
vord.eringeu gemaakt, dat zij mij meer meesleept dan
eigenlijk behoorde. Naast scheikunde en mineralogie
moet ik eenig werk maken van vergelijkende ana
tomie, vooral van visschen, om eenige kennis te
krijgen van het fossiele karakter van rotsen. Dan
'wou k graag mijn Grieksch niet heelemaal opge
ven, ajiders vergeet ik het totaal. Daarom vind
ik mijzelf heel slecht als ik niet iederen dag zeer
nauwkeurig een stukje Plato lees; en de lectuur
van Plato dwingt van zelf om te denken aan meer
dan taalkundige dingen alleen. Eindelijk, daar ik
voor mijn studie van de oude religieuze
schilderschool noodzakelijk naar Italiëmoet gaan, is het
absoluut noodig, dat ik goed Italiaausch ken;
zoodat ik iederen dag een beetje Tasso moet lezen,
hetgeen mij moeite kost, daar ik vóór een paar
maanden geleden mij nooit met de taal had bezig
gehouden; en ik mag ook mijn Fransch niet heele
maal vergeten."
Ik verzoek op te merken, dat deze jonge man
zich geenszins aan den rand der krankzinnigheid,
maar integendeel allergenoegelijkst gestemd voelt.
R. A. H. en F. C. JR.
Benvenuto Coronaro, de bekende componist
van de fr'esta a marina (in het volgend saizoen
zal de directie Sonzongo in de Scala te Milaan
zijn Claudia opvoeren) vertelt in de Rivista
Musicale eenige herinneringen uit zijn leven.
Hij was bij het regiment; men zou een grooten
marsch maken en hij moest mee. Onder den
marsch viel hem plotseling een aardige origineele
melodie in. Midden door de trompetmuziek hoorde
hij de melodie; het gedruiseh der voetstappen
scheen haar te accompagneeren; gaarne had
hij ze opgeschreven; het scheen hem
vreeselijk, dat hij ze misschien vergeten en ver
liezen zou. Plotseling bleef hij staan; hij zou ze
opteekenen. Hij nam zijn notitieboekje uit den
zak en ging aan 't schrijven. Maar al schrijvend
bleef hij staan, zoodat hij uit het gelid raakte.
Een sergeant kwam op hem toe: »Wat beteekent
dat? Allo in 't gelid!" »Ik kan niet," ant
woordde Coronaro, »ik moet dit even opschrijven."
Hij floot de melodie verder, zeer tot ergernis
van den sergeant die den sabel trok en hem
een slag met het plat op den rug wilde geven.
Gelukkig kwam de kapitein aanrijden; de ser
geant bracht rapport uit, en Coronaro schreef
intusschen verder. Wat schrijf je dan toch?"
vroeg de kapitein; Coronaro reikte hem het
notitieboekje; hij sloeg het blaadje om en gaf
het hem terug. «Schrijf maar verder," zeide hij,
»maar als dit stuk niet morgen door de regiments
kapel gespeeld wordt, krijg je wegens
insubordinatie acht dagen provoost." Hij gaf zijn paard
de sporen en reed voort; den volgenden dag
speelde de kapel, die heel goed was, den nieuwen
marsch.
Te Madrid.
De leiding van den stadsschouwburg te Madrid,
(opera en tooneel), die door Staat en stad gesubsi
dieerd wordt, is door den ministerraad aan den heer
Rodrigo gegund. Deze heeft behalve het gewone ca
hier des charges op zich genomen : lo. een tenor en
eene contralto te engageeren buiten het gewone
tableau de la troupe; 2. twee nieuwe stukken in
ieder saizoen te laten opvoeren; 3. een nieuw
voordoek te laten schilderen volgens advies der
technische commissie; 4 de som van 50000
pesetas voor het derde jaar van zijn contract te
deponeeren, en voor den bouw van een nieuw too
neel aftezonderen; 5 eene zangschool voor de
opera te stichten; 6. een danscursus voor het
ballet te vestigen ; 7. den prijs der plaatsen 14
percent te verlagen; 8. aanzienlijke verbeteringen
in costuum en decor aan te brengen ; 9. ieder
jaar vier van de uitstekendste artisten te enga
geeren. Dit alles wordt beloofd; of de Spanjaard
dit alles even mooi houden zal als bij het belooft,
is de vraag. De meeste zijner voorgangers heb
ben er geld bij verloren.
Men deelt ons een aantal uittreksels uit
Amerikaansche bladen mede, waaruit blijkt dat
de baryton Maurits de Vries in het eind van
het vorig jaar te New-Orleans groot succes gehad
heeft, als acteur zoowel als als zanger.
Van B 12 Augustus zal bij de heeren Van
Lier de echte Loïe Fuller, die den slangendans
met de golvende kleeren onder electrisch licht
gecreëerd heeft, optreden.
Uit een curieus paar brieven van Alexandre
Dumas père en zijn zoon, blijkt dat de oude
heer een oogenblik het denkbeeld heeft gehad,
met zijn zoon een tooneelstuk te schrijven. De
brief van Dumas père is van 7 October 1S(J5,
en luidt:
Cher maitre!
Na dertig jaren worstelingen, nederlagen en
overwinningen, fiasco's en successen, meen ik,
zooal niet een groote beroemdheid, dan toch den
naam van een vruchtbaar romancier verkregen
te hebben. Gisteren nog ontving ik uit Guernsey
een brief van Victor Hugo, vol aanmoedigingen
en gelukwenschen. Ik heb de eer, tot den schrijvers
bond en de sociétédes auteurs dramatiqujs te
behooren; mijne bescheiden aanspraken op den
eersten titel zijn : (dan volgt eene lijst zijner meest
succesrijke romans). Nu vraag ik u, clier maitre,
om de eer, met u een stuk in vijf bedrijven te
schrijven, waarvan ik u bij onze eerste ont
moeting het idee zal meedeelen. Het is naar
ik meen, in overeenstemming met den smaak
van den dag. Zult ge er in toestemmen?
ALEXANDRE Di MAS père.
Het antwoord was:
Cher Maitre! Uw brief is aan het rechte
adres gekomen. De vriendschap, de liefde, de
achting, de bewondering, die ik voor mijn vader
koester, maken het mij tot een plicht en genoegen,
blindelings uw vriendelijk voorstel aan te nemen
Afgesproken dan : wij maken een stuk in vijf
bedrijven, waaraan wij te samen zullen werken.
Met u te werken is, onder ons gezegd, naar ik
meen, ook geen slechte affaire.
AI.KXANDRI-: DUMAS lils.
Voorzoover men weet intusschen is er van het
plan niets gekomen.
Fritz Reuter.
Te Jena in den Ringkeller, het bierhuis van
de Burschenschaft »Arminia", waartoe Fritz Reu
ter in zijn jeugd behoorde, hangt een portret
van hem, waarvoor hij zelf het bijschrift heelt
geleverd:
»Die Welt ist anders geworden ich fühl's
Der Ernst trat an Stelle des i'rühlichen Spiels:
Wo einst ich gejübelt in jungen Jahren
Hangt man mich jetzt aut' in ergrauteu Ilaaren
Fritz Reuter."
In een opstel over de -Magna Charta" in het
archief der Enghth Record ticciety beweert dr.
John Vincent, dat de tallooze schilderijen, waarop
men Koning Jan zonder Land de Magna Charta
ziet onderteekenen, op eene legende berusten.
Koning Jan heeft misschien kunnen lezen, maar
dit is niet zeker; schrijven kon hij niet, en
het exemplaar van de beroemde oorkonde, den
grondslag van Engelands vrijheden, in het liritsch
Museum bewaard, is maar een ruw concept; het
echte stuk is niet bewaard gebleven.
SCHETSJES
"i " - j
Schrijverseigenaardigheden.
Eugène Mouton heeft in de lïeriie Ii!cnc een
artikel over Je eigenaardigheden van sommige
schrijvers. Hot onderwerp is al vaak behandeld
en toch nog aantrekkelijk.
»Iemand dien ik intiem ken," schrijft hij, >/.ou
om alles tor wereld niet anders srlirijven dan
met eene ganzenveder, omdat de stalen pen zijn
stijl hard en de beelden mager maakt, llij moet
inkt hebben »de la l'etite Vertu,'' omdat die
alleen echt zwart is; geglaceml kwarto papier,
.omdat daarop de pen nooit haakt; heel stevig,
omdat de bladen dan by het heen en weer leggen
niet kreukelig worden. Op zijn tafel mag niets
liggen dan de inktkoker, heel netjes schoon
gemaakt, een doos met deksel waarin een mes,
potlood, gomelastiek, radeerijzer en vouwbeen."
Vraagt men hem, waartoe dat alles, en hij
weet u van ieder voorwerp uiteen te zetten, wat
de onmisbare eigenschappen zijn; ge moet dan
toegeven dat zonder die instrumenten, zijn hoofd
nooit een regel proza, zelfs geen slecht proza
had kunnen voortbrengen.
Een van onze romanciers, tegelijk een rechter
lijk persoon van hoogen rang, kan alleen schrij
ven op kleine vierkantjes groenachtig carton;
ieder van die blaadjes copiëert hij zoolang, tot
er geen doorhaling meer in is."
In een heel ander genre vei telt Eugène Mouton
van eene schrijfster, die op papier van niet grooter
dan twee visitekaartjes, in ns door, zonder adem
te scheppen vijftig regels schrijft, met heel lange
letters, die in elkaar sluiten. »Als het blaadje
vol is, neemt ze een nieuw, en zoo verder, tot
ze er 400, 500 a, 1000 vol heeft. Dan raapt zij
ze bij elkaar, maakt er een pakje van en brengt
ze ter drukkerij; zonder een blaadje, of zelfs
een enkelen volzin te hebben overgelezen, of zelfs
een woord. En het is er niet zooveel slechter
om geschreven of gestyleerd, dan een aantal andere
beroemde romans. Léon Gonzalès had voor zoo
iets een woord, dat men niet goed kan neer
schrijven, maar dat het vloeiende van zulk een
stijl wel weergaf".
Het tegenovergestelde van zulk een
onuitputtelijken stroom van copie vindt men bij Mérimée,
die zijne groote novelle Colontba tot zeventien
maal overschreef, en van wien men ook al weer
kon zeggen, dat het er niet te slechter om was.
Jean-Jacques Rousseau las en schreef ook
telkens zijn manuscript over; hij zegt het zelf
in de Confessions ten opzichte van LM NouvMe
lléloïie, en toen het klaar was, bond hij het met
mooie gekleurde lintjes, blauw of rose dicht.
Maar hij deed nog anders. Vóórdat hij iets
opschreef, had hij geheele perioden klaargemaakt
en schreef ze uit het hoofd op. Zijn stijl, zoo
muzikaal, staat zeker in verband met dat
componeeren; hij zong zijn bladzijden soms dagen
achtereen in zich zelven. Vandaar ook, dat hij
in de open lucht kon werken ; hij peinsde onder
een boom, aan een vijver, en als hij het goed
van buiten kende, ging hij het thuis overschrijven.
Nu de oude Dumas. »Ilij had niet de honderd
meesterwerken kunnen schrijven, die zijn naim
dragen, wanneer hij gewerkt had als Rousseau.
Aan zijn schrijftafel gezeten, kon hij zeventien
of achttien uren achtereen schrijven zonder op
houden, zonder een regel over te lezen, en zonder
dat de stroom van zijn bewonderenswaardige ver
beeldingskracht een oogenblik ophield te vloeien.
Maar plotseling, midden in de dolle vaart, bleef'
de pen steken. De meester keek schuins weg om
zich te herinneren: »Mort et damnation !" . . . de
persoon wiens avontuur Lij daar vertelde, was al
drie hoofdstukken geleden doodgeschoten, of kon
nooit op dien tijd uit Afrika of Indiëhier zijn.
Dan was het een angst, een woede, totdat men
den draad van de gebeurtenissen had terugge
vonden en de onmogelijkheden hersteld had."
Bij den zoon. Alexandre Dumas tils, is het heel
anders. »Met heel lang nadenken, organiseeren,
verwisselen en uitrekenen wordt de machtige
machine ineengezet, waarvan ieder raadje en
veertje zijn beteekenis heeft. Steen voor steen,
woord voor woord, wordt het drama in zijn hoofd
opgebouwd, ieder denkbeeld scherp geformuleerd
op /ijn plaats gezet, weer onder handen genomen,
omgekeerd, bekeken, en eerst als al de deelen
klaar zijn, wordt het geheel ervan samengesteld."
Meer aan den ouden Dumas verwant, is l'onson
du Terrail; zijn vruchtbaarheid was even groot,
maar zijn memorie niet zoo goed. liet was in al
de inktplas-en verdronken. Er kwamen in zijn
romans zooveel, en zoo zonderlinge personen voor,
dat hij ze vergat zoodra hij ze niet meer voor
oogen had, en ze niet meer herkende als hij ze
weer vond. Hij had dus, om den draad niet te
verliezen, op zijn tafel, in een halven cirkel, een
heele reeks poppetjes staan, gecostumeerd zooals
zijn helden en heldinnen' (zuu dool Ihsen ook,
naar men beweert) »en zoodra er een dood
was. werd hij liij den nek gepakt en in een lade
gegooid ; de romancier kon dan met de overige
marionnetten blijven doorspelen, zonder te vreezen,
dat de een ot' andere doode opstond en de ver
tooning in de war bracht."
Eenige schrijvers, en zij zijn de plaag van
zetter en uitgever, hebben, als zij hun «denk
beelden" o]) het papier geworpen hebben, eigen
lijk volstrekt niet gezegd wat -/.ij bedoelden ; eerst
als zij het gedrukt zien, wordt hun gedachte hun
helder. Dan beginnen de bijvoegingen, verbete
ringen, strepen inkt, omzettingen, en alles kan
opnieuw gezet worden. Een tweede proef lijkt
hun even barlmarsch; na drie of vier proeven
zweren zij dat alles in orde is, en men kan gaan
?opmaken." Maar de >opgomaakte'' proef vol
doet hen weer niet, on alles begint opnieuw, met
dat verschil dat telkens de zestien pagina's uit
elkaar moeten genomen worden, en verloopen'1;
hetgeen uren werk, correctie en ergernis kost.
In Frankrijk komt dit ten koste van den schrij
ver, en hot was de reden waarom Halzac, in
plaats van rijk te worden, met ieder van zijn
boeken die]»1!1 in de schuld kwam. Om de cor
rectie van do vorige boeken te betalen moest bij
nieuwe i-ehrijvon. De philosool' Cousin deed op
die w ij', o zijn uitgever 5o.ooo francs aan correc
tie betalen voor een betrekkelijk klein boek.
vo
l)e rroii/r ran on~c <?«/en. liet
itemrecht der vrtimc. jttud.
UeniontIJ dun. Mode. Itecrptcn.
Wanneer er van de vrouw onzer dagen kwaad
gesproken wordt, is het niet de schuld der
mannen, maar van haar zelve. Lady Jeune, Ouida,
Lynn Linton en een menigte andere schrijfsters
gaan als boetgezanten rond en schrijven wonder
lijke artikelen over de verdorvenheid van haar
sekse. In The Humanitarian heeft Lady Violet
Grevüle een klacht, zoo overdreven, als er
lichtooit een geschreven is. »De tevreden huiselijke
vrouw behoort feitelijk tot het verledene, het
eigenlijk huiselijk leven bestaat niet meer in
Engeland"... »De zucht naar genot, naar op
winding, vergiftigt het geheele jongere geslacht."
»De oproerige dochter komt in opstand tegen
arbeid, tegen plicht, tegen huiselijkheid, niet
minder dan tegen de verafschuwde conventie"...
»De moderne vrouw heeft zoowel tegen het huwelijk
als tegen het moederschap." . . . »En als zij een
man begeert, is zij niet tevreden met een eerste
liefde; neen, de man van ondervinding is degene
naar wien zij uitziet."
Lady Violet Greville is zeker te beklagen; zij
moet al heel onaardige vrouwen en meisjes tot
kennissen hebben. In Scribner's Magazine is
miss Agnes Repplier ook niet zachtzinnig, maar
toch veel redelijker. »In Amerika nog meer dan
in Engeland is er een misstand: men behandelt
en bespreekt het werk van de vrouw heel anders
dan dat van den man. Zij zelf moet eenvoudiger,
bescheidener, oprechter over haar taak en haar
streven spreken. Vrouwen willen gaarne hooren,
dat zij alles goed en beter dan de man doen,
en dat zij van niemand meer iets te leeren
hebben. Naar mate er meer doctoressen en
vrouwelijke architecten komen, zal dat wellicht
beter worden; wij zullen ons zelf en de wereld
zal ons kalmer opnemen. Het vrouwenwerk zal
ook beter worden, wanneer het niet altijd weer
begint met artikelen schrijven en speechen hou
den, om onze verwondering en verrukking te
betuigen dat wij toch waarlijk tot iets in staat
zijn; wanneer wij niet meer geprezen en op het
hoofd geklopt worden als wonderkindertjes."
Misschien zullen dan ook de vrouwen-advokaten
niet enkel aanvallend meer optreden; misschien
zullen dan de vrouwen ook, wanneer zij het een
of ander elementair feit van physiologie hebben
opgediept, er niet dadelijk een ongezonden roman
over willen gaan schrijven."
*
* *
Wat de werking van het stemrecht der vrouw
in Amerika betreft, zijn de getuigenissen niet
zoo gunstig als men zou meenen De jVort/j
American Rerieiv van Juni heeft twee artikelen
van gouverneurs van Staten. De een, gouverneur
Waite in Colorado, zegt (terwijl hij er vóór is):
:Men moet toegeven dat de uitwerking, die gelijk
kiesrecht hebben zal, nog op gissing berust. In
Utah heeft het kiesrecht der vrouw nog niet tot
het afschaffen der veelwijverij geleid; maar de
veelwijverij was er eene Mormoonsche gods
dienstinstelling, en een groot gedeelte der stem
hebbende vrouwen waren polygarnisten door geloof
of praktijk. In Wyoming en Washington is, naar
mij bekend is, geenerlei vooruitgang in politiek
opzicht aan het kiesrecht der vrouw te danken;
en in Colorado is de maatregel nog niet lang
genoeg ingevoerd om reeds over gevolgen te
kunnen spreken. Zeer zeker is er weinig hoop
voor de toekomst zoolang de vrouw niet meer
dan de man, zich grondig toelegt op de kennis
van politieke zaken, en tracht een eind te maken
aan de treurigen toestand waarin ons volk tusschen
het samenzweren van monopolisten en de misda
dige onverschilligheid van de groote massa der
kiezers verkeert."
De gouverneur van Nebraska meent dat men
in zijn staat wel niet tot het kiesrecht voor de
vrouw komen zal: »Men kan, vergelijkingen
makend, opmerken, dat de drankwetten in Ne
braska veel strenger zijn en veel beter in acht
genomen worden dan in den aangrenzenden staat
Wyoming, waar de vrouw al vijf en twintig jaar
het kiesrecht bezit". .. »ln de hoofdstad Wyoming
zijn de speelhuizen talrijk ; open nalcons zijn er
evenveel als eenige andere soort van winkels; nog
onlangs is de beschuldiging uitgesproken, dat geen
enkele wetsbepaling van humanitairen aard door den
invloed der vrouwen is tot stand gekomen. Of
dit geheel waar is, weet ik niet, maar wel, dat
in Lincoln, de hoofdstad van Nebraska, een stad
van (55,000 inwoners, er noch speelhuizen, noch
huizen van prostitutie zijn, en dat de enkele
saloons er onder het strengste toezicht staan."
Opmerkelijk is het, dat in den staat
NewJersey lang geleden, van 177(> tot LSüT, de
vrouwen het kiesrecht gehad hebben. Toen is het
afgeschaft om de wonderlijke reden, dat de blanke
mannen zich, na het stemmen, als vrouwen of
negers verkleedden, en dan nog eens gingen
stemmen! Ue nieuwe beweging dateert vanlSöO;
de eerste staat die er aan gehoor gaf was
Wyoming, in JSiüi. De qiiaestie wordt in de meeste
staten nu en dan opgeworpen; een curieus argu
ment is dat van den heer Matthew Hale te
NewYork. Hij ber kent het aantal vrouwen van slecht
levensgedrag te New-York op 50,000 en vreest
den invloed van dezen als kiesgerechtigden, zon
der te denken om het aantal onberispelijke
vrouwen, dat natuurlijk veel grooter is, en het
aantal mannen van verschillend levensgedrag, die
nu reeds stommen.
* *
Na Ilosa Bonheur heeft nu weder eene Fransche
schilderes het kruis van het Legioen van Eer
gekregen, Virginie Demont-Breton. Sedert jaren
zijn haar groote doeken, Les Loups de Mer, La
l\m/r. Le Bain, Ij'llomme est en mer, lïetour
de l'ccli", Jeurme d'Are, Lc Messie, -leun Varf,
meest alle groote stnimlstukken en tafereelen uit
het zeemansleven, de eer van den salon. Virginie
is de dochter van den schilder Jules Breton en
de vrouw van den schilder Adrien Demont. Hun
atelier ligt in een kleine villa to Montgoron ;
ieder jaar gaat zij zes of acht maanden op de
krijtrotsen van Tas de Caluis, en aan de stranden
stucleeren, en vult dan te .Montgeron, inde stilte
van het atelier, ver van Parijs en den strijd van
scholen en talenten, haar enorme composities aan.
Mevr. Virginie Demont heeft twee dochtertjes,
en een allergelukkigst familieleven.
* *
*
Voor Ostendo en Trouville schijnen de groote
couturiers, behalve wit, zwart en geel, vooral