Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 894
Zjj schreef wekelijks een kritisch feuilleton voor
de Lloyd en bleef er, tot haar een schitterende
betrekking werd aangeboden, die van gezelschaps
dame van prinses Karl Schwarzenberg, de weduwe
van den maarschalk, die by Leipzig beroemd
werd. By deze prinses bleef zij vele jaren, reisde
met haar naar Parijs, Helgoland, Berlijn en leerde
daar Bettioa von Arnim en déVarnhagens kennen.
Toen de maarschalksweduwe overleden was, zon
der voor haar te zorgen, deden de prinsen Karl
en Fritz wel wat aan haar, maar toch niet zoo
veel, of zy moest weer de pen ter hand nemen
/om van haar levensonderhoud zeker te zyn. Zy'
schreef weer voor de journalistiek en gaf ook
lessen in de litteratuurgeschiedenis en stijl, die
zeer in de mode kwamen en hoog gehonoreerd wer
den ; tegelijk zocht zij toch weer opname in
aanzienly'ke familiën en woonde een tydlang bij mevr.
von Sahr-Binsiedel en later bij mevr. von Bagr
efSperanski, eene Russische, die een litterairen salon
hield, waar Betty ook Grillparaer en Kompert
wist te brengen. In het jaar 1855 eindelijk kwam
zy' by' de familie von Fleischl-Marxow, die haar,
zonder eenige verplichting te eischen, een aan
genaam en zorgeloos familieleven voor altoos aan
bood. Zy toonde zich daarvoor zeer dankbaar en
wijdde haar volgenden bundel aan de vrouw des
huizes; maar, naar mevr. v. Ebner-Eschenbach
mededeelt, haar omgang was «verwennend
genotvol.'' Zij citeerde gaarne, van Goethe: «Höchstes
Glück der Erdenkinder ist nur die Perfi
nlichkeit", en was daarvan een voorbeeld door haar
beminnelijkheid, intelligentie en het imponeerende
van hare verechyning. Haar zwarte oogen bleven
tot in hoogen ouderdom fonkelend; haar geheu
gen bleef steeds frisch. In slapelooze nachten
trouwens herinnerde zij zich al de gedichten
(duizenden) die zy gekend en bewonderd had en
de personen met wie zij had gesproken. Lenan
dichtte daarop:
Heil' auf mir, du dunkles Auge,
Uebe deine ^anze Macht,
Ernste. milde, traumerische,
Unergründlich tiefe Nacht!
Haar kritisch oordeel, haar gave om met een
enkel woord te karakteriseeren, werden in haar
kring hoog geroemd; zy vertelde aangenaam en
was er niet weinig trotsch op, zooveel beroemde
menschen gekend te hebben, van Heinrich Heine
en Anastatius Grün tot de Weener celebriteiten
dan de laatste jaren. Zij sprak van Lenau,
Feuchtersleben, Iwan Turgenjew, Johann
Gabriël Seidl, Faust Pachter, Friedrich Halm,
Miklosich, Ottilie von Goethe, Fanny Elsler,
Rettisch en zyne vrouw, La Roche en zy'ne vrouw;
zy kende intiem Crillparzer en de gezusters Fr
hlich; in het huis van Heinrich Laube was zij
steeds welkom: de laatste tien jaren van haar
leven waren mevr. von Fleischl-Marxow en mevr.
v. Ebner-Eschenbach haar dagelijksch gezelschap.
's Middags maakt men een partijtje tarok.
«Het maakte op mij altoos een treffenden in
druk", schryft mevr. v. Ebner-Eschenbach, »als
2y' uit hare kamer den salon binnentrad, de ka
menier de deur voor haar opende en zij naderde,
op haar stokje steunend, gebogen en trotsch,
hulpeloos en gebiedend. Ze had altoos een
vriendelijken glimlach, een warmen handdruk ten
welkomstgroet, en bracht meestal iets mee, een
brief, een boek, een manuscript, waaruit zij wilde
voorlezen, eer het partijtje begon. Soms was het
een brief van Friedrich Pecht. Hij had het wel
eens over ons tarokpartytje: «Hoe? Hebben dan
drie verstandige vrouwen niets beters te doen,
als ze by'een zyn, dan naar de kaarten te kijken?"
Hy wist niet, hoeveel er onderdoor gepraat werd,
ofschoon Betty, als we wat lang met redeneeren
en luisteren bezig bleven, met glimlachenden ernst
zeide: «spelen! spelen! we zijn niet hier om te
babbelen!" En dan speelden we, maar ook onder
het spel was een woord voldoende om ons te doen
afdwalen naar een nieuw tooneelstuk, een nieuw
boek, eene politieke of litteraire gebeurtenis. Het
mooiste voorspel tot het spel was het, als zij, in
haar fauteuil gezeten, dezen bij de tafel schoof,
en aankondigde: «Eene jonge dilettante zal iets
voordragen."
De «jonge dilettante" was zy' zelf, en vaak was
er wat zeer goed gelukts onder. Werd de
tarokparty gestoord, dan speet het mevr. von Fleischl
en mevr. von Ebner-Eschenbach, maar zij zwegen;
Betty daarentegen gaf met «koninklijke vrijmoe
digheid" haar misnoegen te kennen. Eene dame.
die op dit ongelukkig uur een bezoek gebracht
had, beklaagde zich den volgenden dag: ;>Betty
heeft mij letterlijk met de oogen op straat gezet".
Haar 70ste verjaardag werd zeer plechtig ge
vierd ; allerlei geschenken, deputatiën, eerbewijzen
kwamen opdagen; de burgemeester van Weenen
kwam met het eereburgerschap. Haar 80ste ver
jaardag naderde en men scheen het alles, nog
eens over te willen doen; maar het zenuwlijden
dat haar sinds jaren plaagde, en waarvoor zy'
weer spoedig naar een badplaats hoopte te gaan,
nam dezen winter zoozeer toe, en sloopte zoo
hare krachten, dat zij den ty'd van vertrek niet
meer kon bereiken. Zij overleed dus te Weenen,
ten huize van de familie Fleischl.
lliiiiliilliliiiimltttiiiuiiiiiiillii
iimiiniiiiiiiiiil
Bnitenlandsche Bibliographie.
Journal des Goncourt, 7e deel.
Goncourt zelf citeert in dit deel een stuk uit
het blad, de «Francais", als proeve van de mon
sterachtige critiek op het Ie deel van 't «Journal".
Het zou zeer jammer zijn als zoo iets vergeten
werd, zegt hij:
«tin chef d'oeuvre d'infatuation en ce genre,
c'est Ie Journal des Goncourt. Un premier volume
a paru, il n'a pas moins de quatre cents pages...
Impossible d'y trouver un chapitre interessant,
une ligne, qui nous apprenne quoi que ce soit."
En verder: «Voulez-vous devenir auteur?
Voulez-vous voir dans quelques années votre nom
sur une couverture beurre frais avec l'indication
du tirage? Commencez dés aujourd'hui et mettez
hardiment a votre Journal: »27 mars, Déjeüner
ce matin , huit heures. Parcouru les journaux ..
pluie, soleil, giboulées... diner chez X... Nous
tions douze a table, les six messieurs avaient la
barbe en pointe, les six dames avaient les cheveux
roux."
Intitulez: «Journal de ma vie," ou «Documents
sur Paris" ou comme vous voudrez. Ajoutez
l'indication : «Troisième mille." Et je vous garantis
une vente de quarante exemplaires."
Dit is alles zeer onwelwillend en onrechtvaardig
ook, en ten opzichte van het tweede deel, in '87
verschenen, is de «pers" gansch anders gestemd
geweest. Maar toch, er is hier «een kern van
waarheid" in het losse omhulsel van veel Fransche
schrijfvlugheid.
De voornaamste indruk, dien dit deel jourual
maakt, is echter niet die van zelfingenomenheid,
doch van verveelde bevreemding, hoe iemand 't
gedaan krijgt, om, zonder zich belachelijk te
vinden en moe-misselijk te worden, in hooge
ernst voor zijn schrijftafel gezeten, dingen op te
teekenen als deze en dat zijn dan de resultaten
van een dag!
«Mardi Ier septembre. Des maux d'estomac
continuels. Décidément je n'ai plus un estomac
d'été; tous les ans, les chaleurs Ie détraquent
absolument."
«Jeudi '20 aout. Dans l'isolement de ce mois,
dont je souffre cette année, et dans Ie gris des
jours,... j'ai inventéune distraction, je passémes
soirees aux Louvre."
Hij heeft maagpijn en hij gaat alle dagen naar
't Louvre.
Moet men nu een groot man zijn om zulke
dingen te zeggen ? En hoort dat ook tot de
«documents de la vie littéraire"? Maar vooral:
vanwaar komt hem de opgewektheid die feiten
neer te schrijven, daarbij aanteekenende: »M-irdi
Ier teptenbre" en »Jeudi 20 aoüt''? En dan
niets meer! Er gaat niets anders vooraf, er volgt
niets meer!
Is dat misschien, om later, herlezende de vorige
jaren, in een bitter-zoete voldoening van pessimisme
te denken hoe leeg 't leven wel zijn kan, ook
voor de grootsten, hoe er reeksen van dagen
vergaan in grjze eflenheid, zonder gedachte,
zonder emotie ?,.. Ik heb maagpijn gehad en ik
heb de seconden geteld. Anders was er niets....
Maar daarvoor is dit, geloof ik, niet geschreven.
't Is ook niet uit »infatuation," ais die krant zegt,
doch, omdat Goncourt die dingen wel degelijk
interessant vindt, niet juist wijl ze hemzelf aan
gaan, maar omdat het dingen van het heen zijn.
Want Goncourt is voor alles een natura/isf, een,
die het leven om zich zelf belangrijk vindt
en daarbuiten niets meer noodig heeft. Als men
dit al niet heel lang wist uit zijn romans, zon
't door dit Journal duidelijk worden. Niet Zola,
maar De Goncourts zijn de groote naturalisten.
Zij zijn hier maar weinig bekend. Het publiek
ziet in Zola het naturalisme verlichamelijkt. het
begint en eindigt bij hem. Doch dat heeft er
maar heel weinig van. Zola is naturalist in theorie,
in neiging misschien, doch sedert lang heeft hem
zijn ware natuur over die dingen doen heenvaren
en wat hij als naturalistische romans opzette is
ten slotte geworden tot hetgeen Brandes karak
teriseert als: «groote lyrische gedichten, van de
gestalten, die het noodlot aanneemt in't Leven,"
Maar bij de Goncourt weinig daarvan. Alleen 't
levenspessimisme heeft hij met Zola gemeen, doch
het is bij hem, meen ik, minder beredeneerd.
Het is pessimisme voor dagelijksch gebruik, 't
zuivere (jeKoefopessimisme van zwakke gestellen,
iets waarmee hij geboren werd, en dat hij zóó
natuurlijk vindt, dat hij het noemt: »le cót
humain ' om de dingen te zien.
Doch daartegenover staat, dat hij veel meer
koud en exact naar de natuur werkt, dan Zola,
dat zijn liefde voor de uiterlijke dingen veel
grooter is. En zoozeer is hij overtuigd eerst na
koele observatie te schrijven, dat hij soms bijna
schijnt te vergeten hoe 't ten slotte toch slechts
zijn eigen visie der dingen is, die hij geeft.
En door deze »amour du réel" wordt zijn werk
tot een accumulatie van bijzonderheden, in daad,
in gevoel, in gedachte in de omgeving der per
sonen, o! vreeselijk knap, maar vaak zoo ver
velend, omdat hij geen behoefte heeft, gelijk
Zola, achter al die buitenleden de beteekenis te
zien, omdat hij de dingen niet als symbolen opvat
en geen eigen wereldvisie heeft.
De Goncourt is geen philosoof en begeert dat
ook niet te zijn. Zegt hij i iet zelf zijn incom
petentie in die dingen met deze passage uit zijn
dagboek ?
». . . . On s'est mis a parier des pourquoi de
la vie. C'est tonnant comme sur ces cula-de-sac
transcendentaux, on se sent inférieur, parlant
comme tout Ie monde, pas mieux que des enfants.
Et.... je ne pouvais m'empêcher d'avouer
l'espèce d'humiliation, de tristesse que j'avais
ressentie de notre inférioritéen ces questions
nous, qui, a propos de toutes autres choses
trouvons des idees personelles, des dires originaux."
Is dit niet curieus? En zie ik dit verkeerd,
als ik meen, dat hier de belijdenis staat van zijn
onmacht om 't ensemble der dingen persoonlijk
te zien ? Hij is daartoe niet aangelegd, hoe machtig
zijn begrip ook is voor alle verschijnselen van
't leven: hij is geen philosoof.
Wat anders zegt ook een uitspraak als deze,
die hij zelf een tamelijk idee schijnt te achten:
»Kn enlevant a l'hurnanitétoute religion d un
idéal quelconque, je crains bien que ce prétendu
gouvernement de la fraternitépréparéaux
malheureux des temps fuhirs, des concitoyens a
l'égoïsme impitoyable, aux entrailles de fer."
Nog al naar is dit, niet bepaald van een man
met onbekrompen inzicht. Dat, als men alle gods
dienst zoo maar wegneemt, de menschen met twee
handen naar 't aardsche zullen grijpen, nu ze op
't hemelsche geen uitzicht meer hebben.... is
dat niet of men een beursmakelaartje hoort pra
ten over maatschappelijke dingen, in een hoogst
zelfvoldane stemming na een goed diner:
>-Je moet de menschen al d'r geloof niet ont
nemen, meneer!...."
Jawel, jawel!.... maar dat nu ook de Gon
court zoo iets zegt! .. . Doch daar moet men
aan wennen, iets anders hoort niet bij zijn per
soonlijkheid.
Maar daarentegen zijn er ook in menigte,
in dit boek van et n gevoelige voor alle kleine
uitingen van 't gewone leven, in menigte tijne
opmerkingen, die 't schilderachtige, 't curieuze,
zeldzame van overal signaleeren, de innige ont
vankelijkheid voor dingen van de natuur:
«Enfin, ce soir, dans l'effacement du cr
puscule, Ie doux bruit humide de la pluie sur les
feuilles neuves, avec cette fraiche et revivifiante
senteur de la pousse des choses de la nature."
Dit en niets anders teekent hij aan op den
15en Mei, met die zucht van verlichting, nu de
lente eirdelijk gekomen is, die beteekent (en hoe
zeer is dat ook in dit enkele zinnetje) de grootte
van zijn zomergevoel, vatbaarheid om diep in te
zuigen wat in den zomer aan nieuwe kracht en
warmte is.
Hier is een andere opmerking, een van merk
waardige menschenbegrijping, vind ik:
»Dans les restaurants, les femmes, aux-quelles
des hommes payent a diner, Ie plus souvent
apparaissent distantes des paroles que leur disent
ces hommes, de la distance qui sépare les
continents."
Eindelijk r.og deze impressie van Japansche
chrysanthemums:
»Elles ont, ces plantes a hautes tiges, avec leurs
houppes a la fa^on de certains chassiers
(steltloopers), et en leurs penchements et
enleurlangueur, quelque chose deséducteur, d'attractif des
produits originaux excentriques, paradoxaux de
la nature. Puis leurs couleurs ne sont pas tout
a fait des couleurs de fleurs ordinaires, de fleurs
du bon Dieu ; ce sont des tons brisés, des tons
rompus, des tons passés, des tons artistiques de
tentures et de meubles, des coloriages d'intérieurs
de civilisations décadentes "
Een teere impressie is dit van een
gevoelsaristocraat, luchtig weergegeven in een stijl, die
tracht te zijn als de bloemen zelf, van een
zwakke, oververh'jnde gracie. Uit de groote
massa dergelijke pikante fijnheden, heb ik zoo
maar eenige genomen ; het boek is er vol van.
Deze zijn, meen ik, ter karakteriseering voldoende.
Dit is geen boek voor iedereen, het is niet groot
van wijsheid, het is curieus, het is belangrijk
als de werkplaats van een naturalist Wat het
materiaal is waaruit de naturalistische roman
wordt, kan men hier zien. Doch wie andere
dingen verlangt in een dagboek: meest-innig
gevoel in waarheidsernst gezegd, en wat soms,
in zeldzame oogenblikken, aan vreemde ge
dachten geboren wordt in een menscheuhoot'd,
die zal zeer onbevredigd uit de lectuur van dit
Journal opkomen en hem is dit ter waarschu
wing gezegd.
R. A. H. en F. C. .Ir.
De onthulling van het monument
voor Léon Cladel.
Te Montauban is een monument onthuld ter
eere van den romancier Léon Cladel, den schrij
ver van Le Uouncassier, l'tiomme de La
croixavx-H<Knfs en vooral mpdruilles (1877). Hij
was in 18:35 te Montauban geboren, zijn eerste
belangrijk werk, Les Murtyrs iidicute?, eene
schildering van de lagere zoogenaamd letterkun
dige kringen in Parijs, verscheen met een voor
rede van Baudelaire; wegens een novelle
Unemaud<1e, die als aanstootelijk beschouwd werd, bracht
hij in 187(5 eenige weken in de gevangenis door.
Later behandelde hij na de praktijk, de theorie, en
schreef litteratuur-studiën als L'amour
romantlque en Le dcuxiï'iiie MIJ ft ere de l'incarnation.
Bij de onthulling van zijn monument, zeide
Ernile Pouvillon o. a. : «Niemand heeft meer dan
Cladel van de uitdrukk'tnj gevergd ; niemand heeft
ook meer dan hij van haar verkregen, usschen
hem en het woord was het een voortdurend duel,
een altijddoor worstelen." Dan zocht bij verband
tusschen Cladel's natuur en die van zijn stadgenoot
Ingres; vervolgens had hij het over Cladel als socia
list, als idealist, tot hij het woord gaf aan Armand
Silvestre, die in Cladel vooral opmerkte, »de innige
behoefte aan intimiteit met al wat leeft, de uit
straling van instinktmatige goedheid." Fabiégaf
eenige verzen, besluitend met:
Toi, jouis du succes et souris a ton rêve,
Maitre! Laisse il présent ton Ame errer aux lieux
Oïi palpitent anssi celles de tes aïeux,
Et contemple de haut la Terrc dont la sève
Tout endere a passédans ton U'iivre, qui léve,
Comme un chvne, son front toutt'u, vertel joyeux !
De traditioneele prijzen van de Kunstkroniek,
een massief zilveren koffie- en theeservies uit
de fabriek van J. M. van Kempen & Zonen, een
pianino van de tirma II. Rahr te Utrecht, een
twintigial schilderijen van Koekkoek, Vogel, Rip,
Bauffe e. a., verder verschillende voorwerpen van
waarde of' smaak, zijn tentoongesteld bij den
heer C. Stooter, Nieuwe Leliestraat '2~2. De lezer
weet waarschijnlijk dat de abonné's van de
Kunstkroniek recht hebben op een lot, en dat de
inteekenaars op Hacklanders geïllustreerde werken
als premie de Kitnutkroniek met een lot ontvan
gen, in ctober zal de verloting plaats hebben.
De Juli-arlevering van Eigen Haard bevat een
schets van A. l'eaux: »(>p goudgrond"; een artikel
van Jo de Vries over de gewelfschildering uit de
kerk te Warmenhuizen in de oefenschool achter
het Rijksmuseum; «Plakkaten tegen pracht en
praal in Indië", door A. W. Stellwagen ; Een
bezoek aan de chemische wasscherij en ververij
van de firma T. Knottenbelt te Amsterdam, door
dr. J E. Rombouts (met illustraties); een artikel
van mr. .1. A. l-'eith over de reductie van Gro
ningen tot de Unie van Utrecht, met een platte
grond en afbeeldingen van gedenkpenningen; Leer
om leer; Kijkjes op West Bornoo (Pontianak); »Een
stukje leven" van M. van Walcheren ; «Avond",
een gedicht van Edw. B. Koster; een schets van
prof'. II. G. van de Sande Bakhuyzen door prof.
J. A. C. Oudemans, met portret; verder illustra
ties naar schilderijen van v. d. Waay, Joseph
Bail, Adriaan Brouwer ; de portretten van
Casimirl'érier, prins Frederik van Waldeck Pyrmont en
zijn verloofde, en verder de gewone rubrieken.
HETSJES
Het leven te
Ballyrum.
Mr. Dan. Gorman, uitgever en eigenaar van de
Wacbthond van Ballyrum", wandelde op een avond
in gedachten verzonken van zijn kantoor naar liuis.
De //Wachthond" bleef, in spijt van al zijn on
dernemingsgeest, en inspanning, stilstaan in plaats
van snel tot, bloei te komen.
,/Hij moet de een of andere nieuwe sensatie
hebben, dat moet hij," riep hij uit.
//Wie moet een nieuwe sensatie hebben ?" vroeg
een stem achter hem. En zich verwonderd
omwendende, zag hij Sbaun Codey.
//Ik liep al een poosje achter u en dacht er
juist over, dat u er zoo //triesterig" uitzag,'' ging
Shaun voort, en in eens hoorde ik u tot uzelf
spreken. U ziet er heelemaal niet in orde uit,
heelemaal niet, mr. Gorman; heelemaal niet, mijnheer."
//Naar genoeg!" verklaarde mr. Gorman. //Deze
stad verdient geen courant te hebben. Ik heb
grooten lust ze te verkoopen en naar Dublin te
gaan. Wat helpt liet, of ik dag en nacht mijn her
sens aftob voor niets. De kleinzielige kreuterige
koopmannetjes hier hebben niet het hart eens een
flinke advertentie te geven; nooit meer dan tien
regels en dan durven ze nog verlaagd tarief en
rabat voor conlante betaling te vragen. En dan
moet u die wagen vrachten brieven zien, die ik in
gezonden krijg. Alles over niets! Een pachter zond
mij verleden week een brief die twee kolommen
gevuld zou hebben, alles over een big van hem
die de mazelen heeft! En dan de vragen die zij
verwachten dat ik beantwoorden zal in mijn //Brie
venbus". Mijn hemel, ze denken zeker dat ik een
wandelend Woordenboek voor Nuttelooze Weten
schap" ben. Verleden week schreef een jonge dame
mij als volgt:
Waarde heer, ik wilde mijn aanstaande iets
cadeau geven. Hij heeft alles wat hij noodig heeft.
Wat mout ik hem nu geven? Ik schreef haar dan,
hem iets te geven wat hij niet noodig had. En
een andere gek schreef: Geachte heer, ik ben een
zeer ijverig beoefenaar der natuurlijke historie
Schrijf u mij s. v. p. in uw volgend nommer, waar
om de ganzen altijd n voor n achter elkander
loopen. En omdat ik antwoordde met het verzoek
het liever aan een gans van zijn kennis te vragen,
heeft hij zijn abonnement opgezegd."
Maar kijk eens hier, mr. Gorman, mijnheer,"
zei Shaun. // Vindt u nu zelf niet, dat u een beetje
bij uw tijd ten achteren bent? Beste man, je moest
de Amerikaansche couranten zien."
Ik weet er alles van," antwoordde de uitgever,
maar wij zijn hier niet in Amerika."
Dat is waar, dat weet ik wel, Mr. Gorman,"
verklaarde Shaun. Maar hoe is het mogelijk dat
ge er niet een beetje sensatie in kunt brengen. "
Shaun, mijn jongen, je bent al even dwa;is als
die arme Kafl'erty!" rit p Mr. Gorman uit. Hoe
zou ik in vredesnaam, hier een onderwerp vinden
dat sensatie maakt?"
Zoudt ge dat aan mij willen overlaten, mijn
heer?" vroeg Shaun. ,/Zeker beu ik de man voor
sensatie, dat ben ik ! In Amerika heb ik heel wat
van dien aard geleerd, dat is zeker ! Mij u beste
man, je zult omvallen van verbazing als je ziet
hoe je blad bij millioenen wordt verkocht."
»\Vat bedoelt ge, Shaun?"
Stil!'' antwoordde Shaun geheimzinnig.
Laat alles maar aan mij over, en ik zal uw
fortuin maken. Mr. Gorman, het zal u geen stuiver
kosten, geeu stuiver. Alles wat ge hebt 1e doen is
dit: Plaats wat ze noemen een coupon ju uw blad,
en dan zal ik een advertentie schrijven om een
prachtige staalgravure aan te bieden aan hem, die
een moeilijk raadsel oplost, ledereen moet den cou
pon er uit knippen, zijn naam en adres er op
schrijven en die dan inzenden met de oplossing.
En ik zeg je man, je zult een half millioen bladen
verkoopen om dien coupon."
//Maar een oogenblikje, Shaun, mijn jongen,"
zeide Mr. Gorman. Wat met die staalgravure, wie
zal die cadeau geven?"
,.Ik !" verklaarde Shaun. Ik ben de man die dat
zal doen, Mr. Gorman, mijnheer! Maar gij zult er
natuurlijk niet bij te kort komen ; al de eer en de
roem zullen natuurlijk voor u zijn. Zend mij al
leen al de coupons, met de oplossingen er hij,
zooals zij komen, en dan zal ik den man uitkiezen
die de goede oplossing heeft gegeven, dan moet u
zijn naam en adres in het blad bekend maken en
ik zal de gravure met de post zenden."
j/En wat zal het raadsel wezen?'' informeerde
de uitgever.
Dat zult ge zien, Mr. Gorman, als ik de adver
tentie schrijf."
Heel goed. Shaun," zei Mr. Gorman, ik zal
de proef er van nemen. Als het gelukt, zal ik het
denkbeeld op mijn eigen hand voortzetten."
Den volgeuden dag zoud Shaun aan Mr,
Gorman de volgende advertentie, die ook als volgt
werd opgenomen:
ll<>t!x(i<-ltliffe Haiiilfel- H'eilffrij//.
Wij hebben het genoegen aan onze talrijke lezers
te berichten dat wij cadeau willen geven een mooie :
^tiuiliit'tn't'.i'v n//? Hart' Hu jcstvit ih Ko)tiin/tnt
? aan hem die het juiste antwoord geeft op de
volj gende vraag: Hoeveel doornstruiken staan er langs
den weg van Ballyrum naar het kruis van Dooley r"
Iedereen die antwoord zendt moet dit vergezeld
doen gaan van zijn naam en adres, geschreven op
; de coupon, geknipt uit pagina vier van dit blad.
Wedstrijd open voor i( dereen. De laatste coupon
moet niet na de eerste post a. s. Donderdag worden
ontvangen. Naam van den winner zal gepubliceerd
worden in het volgend nummer van dit blad.
leder mededinger mag zooveel coupons inzenden
als hij zelf wil."
liet , kruis van Dooley" was, laten wij zeggen,
twaalf mijlen van Ballyrum af. op den weg naar
Dublin. (Alle lersche wegen leiden naar Dublin).
Groot was de opgewondenheid toen de
Wurhthniid, die de bovengenoemde advertentie beval te, ver
schenen was; vele menschen kochten wel zes bla
den, terwille van de coupons. Op het hoogst van
de koorts ging Shaun Codey toevallig Rafferty's