Historisch Archief 1877-1940
~
No. 896
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Bij de toenemende onveiligheid in de groote steden.
^i rp
o 'Vbl^-.k:?, .*-... ifi,
l a^-~
Aanrander spaar: ,Als die wandelcostumes in de mode komen, kunnen wij wel tehuis blijven!"
Brief aan Nelis.
AMSTERDAM, 2-i Aug. 1894.
Lieve Nelis!
Als getrouwe lezeres van het Handelsblad heb
"ik al dikwijls het onuitsprekelijk genoegen ge
had uwe brieven aan uw ,waarden vriend"
te lezen over het boerenbedrijf en den boeren
stand en ofschoon ik door opleiding en be
roep ver van u afsta, u moet weten ik houd
een Zondagsschool en heb in de week
naaimeisjes, die voor mij zooveel zijn als voor u de
melkkoetjes, ben ik toch u nader dan u wel
licht denken zal, daar mijn wieg dicht bij de
Purmer heeft gestaan, in het gezegende
Kwadijk, waar mijn vader genees-, heel-en
yroedmeester was, terwijl mijn moeder er zich op
kon beroemen, wat zij in. zondige ijdelheid
ook wel eens deed, de_ eenige dochter te zijn van
een schoolmeester, die twintig deimd land had
geërfd,zoodathetdanookweinighad gescheeld of
ik was meteen rijken boerenzoon getrouwd;maar
daar hij tot voorwaarde stelde, ik de kap zou
opzetten, en ik daarin niet wilde treden,
aanfezien ik heel mooi haar had en mij tegelijk
e gelegenheid werd aangeboden mij met een
candidaat-notarls in den echt te verbinden,
is daar niets van gekomen, alhoewel dat
huwelijk met den candidaat-notaris ook is
afgesprongen omdat die mij in den steek heeft
gelaten voor een weduwe uit Oosthuizen met
wel veertig deimd land, en een halve ton,
waarvan haar levenslang het vruchtgebruik
was vermaakt zoodat U zult begrijpen ik daar
niet tegen op kon. Hoe ik later na een zeer
merkwaardige^ loop van zaken, met mijn
man en drie kinderen in het graf op de
Egelantiersgracht terecht gekomen ben, zal ik
U nu maar niet mededeelen. daar het mij
voldoende is voor dit oogenblik U te laten
gevoelen ik wel weet waar de Farmer ligt, wal
een boer is en er in zoo iemands ziel omgaat
en het dus voor U van veel beteekenis moet zijn
als ik Uwe brieven zoo hoog stel, dat ik nu de
pen op het papier zet om U mijne
dankbbaarheid te betuigen, want wezenlijk, lieve Nelis,
ik vind Uwe brieven zoo landelijk en frisch
dat als ik er maar een paar regels van lees
het net is alsof ik de kikkertjes in de sloot
hoor kwaken, de koetjes in de weide zie gra
zen en af en toe hun staarten zie optillen,
en of ik het hooi ?weer ruik, zoodat ik dan
bij me zelf zeg, hoe is het mogelijk een boer
zoo iets schrijft, de domme, de dokter of de
notaris zou het hem niet verbeteren en toch,
aan alles kan je het merken het een echte
boer is, die met zijn bles voor de tilbury rijdt,
die alleen Zondags zijn hoofd in het water
steekt, die met de vadoek zijn gezicht af
veegt als hij uit het hooiland komt, en die
eiken dag 's morgens en 's avonds de melk
thuis brengt, waaraan drie, vier vette poezen
te gast gaan: ja ik herinner me dat alles
nog, als had ik het gisteren gezien, het
eenige wat ik niet thuis kan brengen zijn
de olmen, in mijn tijd waren het maar
iepen, die langs den weg en op het erf
stonden, maar de regenwolken, de zonnestra
len, de kruinen der boomen, de morgen- en
de avondzon, de leewerikken en al dat
andere waarover u het telkens hebt, waren
toen net eender als tegenwoordig, evenals
de boeren zelf, die ook, op een enkele uit
zondering na, heel beste, brave mensehen
waren, die alleen iemand zouden beetne
men, als er geld mee te verdienen was, en
dat geloof ik zou u zelfs niet doen, want
wat mij wel het meest treft is uwe deugd
zaamheid, ik geloof niet dat u te veel karne
melk in de boter laat, de melk te erg afroomt.
oude eieren voor versche verkoopt, of een
kaas met gebrek voor een gave iemand in
zijn maag zal stoppen, zooals u zegt, van die
metselaar, die geen steen lei zonder zijn ge
weten, zoo zal u aan geen speen trekken zonder
uw geweten er bij te volgen, zooals ik dan
ook mijn naaimeisjes steeds voorhoud : meisjes,
geen steek hoor, daar je geen rekenschap
van zult kunnen afleggen als de ure gesla
gen is, en zoo moet het zijn. lieve Nelis.
Slaar hoe zal ik nu komen tot wat ik u
eigenlijk zeggen wilde, ik zit er een beetje
mee in, als ik mij vergis moet u het me maar
vergeven, ik weet het, u is daar edelaardig
genoeg toe, u moet dan weten ik heb al dik
wijls mijzelf afgevraagd, zou die Nelis uit
den Purmer, ook die rijke boerenzoon kunnen
zijn, die een vijf en twintig jaar geleden met
mij gevrijd heeft en met wien ik zeker ook
getrouwd zou zijn, als ik de kap had willen
(Iragen, hij heette niet Nelis maar Krelis.
maar dat scheelt zoo weinig en er kunnen
redenen zijn, waarom hij zijn naam veranderd
heeft, die Krelis was wat nu Nelis is, een
vent om zoo te zeggen verzuikerd van pure
goejigheid, die geen bedrukt papiertje kon
vinden of hij las het, Zondags ging hij altijd
's morgens en 's middags naar de kerk, en
dan kende hij 's avonds de heele ochtendproek
nog bijna van buiten, en vooral van die
mooie brokken, over de zon. de maan, de
sterren, de wolken, de storm en de regen,
over dat een boer werken moest en niet te
veel te gast gaan of warschippen, er waren
van die mooie gezegdens onder, zooals ik ze
nu af en 1o<: in uw schrijven terug vind,
zoodat ik bij me zelf zeg, dat heb ik veel
vroeger al eens van Krelis gehoord, die kende
ook al de psalmen en de gezangen van buiten,
hij had een geheugen als een klok en dan
schreef hij bovendien ook alles op, wat hij
hoorde, dat hij niet onthouden kon, en zoo
heb ik nog van hem een boek met verzen,
dat ik hem niet teruggegeven heb, omdat ik
een aandenken van hem wou houden, want
mijn hart trok toch nog al tijd een beetje naar
hem, uit dat boek heeft hij op het Nut in
den Beemstcr nog eens een voordracht ge
houden van het Vogelnestje van Spandaw en
van de Ledige (Stoel van de Bul), dat de tranen
ons in de oogen kwamen en wat ik me te beter
herinner, omdat bij diezelfde gelegenheid zich
een boercndochter, die naast mij zat, zich in
een schep suiker verslikte, dien zij uit haar
wijnglas had gehaald, wat zoo erg liep. dat
mijn vader de chirurgijn er aan te pas moest
komen. Later is Krelis met dat meisje ge
trouwd, en als Nelis nu dezelfde als Krelis
is, dan is dat die vrouw, waarmee u
tusschenbeide naar de Schermer rijdt om uw zoon
te bezoeken, die had ik indertijd het oorijzer
maar willen opzetten, mijn zoon zou geweest
zijn, en nu begrijpt u wel, waarom ik u lieve
Nelis noem. Aan trouwen denk ik niet meer,
en u natuurlijk ook niet. uw vrouw hoeft niet
bang te zijn, ik haar u zou willen a
roggelen, daarvoor ben ik evenals u te braaf, maar
ik zou als u de oude Krelis bent, wel de
kennis willen vernieuwen en eens eenige dagen
op het KriKÜKeld komen logeeren, ten minste
als u nog oen andere slaapgelegenheid hebt
dan een bedstee, aangezien ik wat asthmatisch
ben en ik sedert mijn huwelijk met mijn man
zaliger altijd in een ledekant heb gelegen,
ik zou dan mijn verzenboek meebrengen, waar
in ik een groot aantal gedichten heb geschre
ven, die u bij het opstellen van uw brieven
zeer te pas kunnen komen, versjes van aller
hande soort van dichters, maar ook eenige
die ik zelf heb gemaakt, want, u moet weten
ik in navolging van Krelis ook nog al
eens iets gerijmd heb, wat nog nooit in druk
i's verschenen en u dus als uw eigen werk
zoudt kunnen gebruiken, heele aardige versjes
als :
Wanneer de boer
zijn land maar mest
Dan groeit het gras tot in zijn vest.
of
B'ij f ver o landman van de iloscli
Van 't hypothfekkantoor en den /fo/«T/v
Rijd niet te veel met uwen bles'1
O t' 't, eind van 't lied is al wat naar is.
en dan een op een Kitijprr, dat ik altijd erg
mooi gevonden heb, maar dat te lang is om
het, hier owr te schrijven; al wil ik u wel
zeggen, daarin de fijnen vergeleken worden
bij die yeite glimmende kaasjes, waarbinnen
de maaien springen als was het een pan vol
pieren .Maar nu eindig ik niet met h;jt hart
maar met de pen; ik hoop u frisch en gezond
zult zijn, lieve Nelis, en spoedig mij eens iets
zult laten hooren, want ik brand van nieuws
gierigheid om te weten of ik eenige knus heb
u nog eens türu:* te zien, mijn a U'es is
I'jJjelantiersgracht N o. l,'ij, boven.
l'we bewonderaresse,
N. HOOIKLAMP?GUOEX.
Snuifjes.
Ik lees in een der dagbladen, dat H. il. do
Koningin-IJegentcs. bij een receptie in Z-jelahd
', 7. i c h liet voorstellen aan a' do dames en aan
bijna al de heeren. Aanvankelijk scheen n ij
deze afwijking van het gebruikelijke
cerem,.niecl vreemd en omslachtig toe. Maar toen
ik de mededeeling van den dagblad-man
nader overwoog, gin»' mij een licht op. H. M.
! //al, met hare bekende minzaamheid, hebben
overwogen, dat de Zeeuwen niet vaak in den
Haag komen en dat zij zelve nogal eens rei
zende en trekkende is; verder, dat wel h> t.
portret van hare dochter, maar niet het hasv,
op de postzegels en de gouden en zilveren
, munten staat, zoodat het noodig was. zich aan
haar goede Zeeuwen bekend te maken.
Keizer Wilhelm is. zooals ik hoor. van plan
de viering van den S^tlanday; af te schallen
en in plaats daarvan een anderen nationah u
feestdag aan te wijzen, die de buren minder
ergert.
Ronduit gezegd, dat valt mij van Z M.
tegen. liet is natuurlijk voor de Franschen
niet prettig, dat ter herinreviiip; aan \\u<\
(/'?luie/r jaar op jaar dooi1 de Duitschors worde
geïllumineerd en pret gemaakt, maar aan
overgevoeligheid moet men niet; toegeven. II V/
vieren nu al 7!> jaren lang Napoleon 's neder
laag bij Watorloo ; al wordt op Is Juli nk t
j meer geïllumineerd, er wordt in t'te kerkt-i
i HOT; trouw gepreekt over ,,den zegen God s
door Waterloo.'' De Fransehen hebben zic:i
daaraan gewend ; geen Gallische haan kraai?
or meer naar. Volhouden, dat is tegenover
zoo n wufte natie het beste.