Historisch Archief 1877-1940
N°. 898
DE AMSTEEDAMMEE
A°. 1894
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad iVo. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Zondag 9 September
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p.
Voor Indiëper jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .
Adverteritiën van 1?5 regels /'l.10, elke regel meer . .
Reclames per regel
post ?
mail.
1.65
9.U.12*
0.20
0.40
I N K O U Ds
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Het verenigingsleven
der arbeiders, door Socius. (Slot). FEUILLE
TON: De Louis d'or, door Frangois Coppée.
TOONEEL EN MUZIEK: Tentoonstelling der
verzameling A. Th. Hartkamp betreffende het
tooneel in Ned rland. Muziek in de hoofd
stad, door Van Milligen. KUNST EN LETTE
REN: Oude Schilderkunst in Utrecht, door Jan
Veth. III. Het »Canal grande" te Venetië,
door W. Uit het verre verleden. _
Buitenlandsche Bibliographie, door R. A. H. en F. C. Jr.
SCHAAKSPEL VOOtl DAMES, door E-e.
Lombok. ALLERLEI. RECLAMES. UIT
Dr. GANNEF'S STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
iiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
De verhouding der Europeesche groote
mogendheden spiegelt zich sedert jaren af
in de verschillende Afrikaansche vraag
stukken. Dit geldt vooral ten opzichte vau
Italië, welks koloniale politiek nog geen
twintig jaren oud is en zich uitsluitend tot
het zwarte werelddeel bepaalt.
In de conferentie, welke in 1882 te
Constantinopel werd gehouden,kon deltaliaansche
minister Mancini nog aan Rusland voorstellen,
met een gemeenschappelijk programma in
Afrikaansche zaken op te treden en aan
Frankrijk het aanbod doen, het Suez-kanaal
onder Fransch-Italiaahsche controle te stellen
en gezamenlijk op te komen tegen Engeland's
toenemend overwicht in Egypte. Destijds had
Engeland aan Italiëvoorgesteld, den wacht
post aan den Nijl over te nemen, terwijl de
Britten Assab zouden bezetten; maar Man
cini wilde daarvan niets weten. Italiëzoo
dacht men toen te Rome mocht zich tot
geen prijs afscheiden van Frankrijk en Rus
land; de Italiaansche democratie dweepte
met Arabi Pacha, den door de Engelschen
bestreden »Garibaldi van Egypte", en het
Kabinet Depretis verwachtte van Frankrijk
een voordeelig handelstractaat en steun voor
de Italiaansche financiën.
Intusschen bleek die hoop ijdel te wezen.
Elke diplomatieke schrede van Italiëwekte
in Frankrijk argwaan, en na de toetreding
van Italiëtot de triple alliantie, is dit
wanofmilkkon.
iiiiiiilHiiHiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i ml| ,?m
DE LOUIS d'OR.
T)OOR
FRANCOIS COPPÉE.
Toe Lucien de Heur zijn laatste
bankbillet van honderd francs door den rntenu van
den croupier had zien weghalen, en van de
roulette-taf el was opgestaan waar hij zijn
klein fortuin verspeeld had, voelde hij zich
door eene duizeling bevangen en was het hem
als kon hij neervallen.
Met knikkende knieën, terwijl alles om
hem heen draaide, wierp hij zich op een der
met leder bekleede banken die tegen den
muur stonden. Eenige minuten keek hij rond
in het ellendige speelhuis waarin hij de schoon
ste jaren zijner jeugd had doorgebracht, hij
zag de akelige vervallen gezichten der ge
routineerde spelers, hel verlicht onder de
groote lampenkappen, hoorde het klinken
van het goud op de groene tafel, zei tot
zichzelven dat hij geruïneerd was, een ver
loren man, herinnerde zich dat op zijn kamer,
in 63n kast, de pistolen lagen, waarmede zijn
vader, generaal de Heur, zich als kapitein,
bij den aanval van Zaatcha zoo dapper ver
dedigd had, en viel, uitgeput van vermoeie
nis, in een diepen slaap.
Toen hij met een drogen mond wakker
werd, zag hij met n blik op de pendule dat
hij nauwelijks een half uur geslapen had.
Het was precies kwartier voor twaalf.
Hij had behoefte aan frissche lucht, stond
op en was bezig zich uit te rekken, toen de
oude Dronski een der stamgasten van het
trouwen overgegaan in eene zich telkens
scherper openbarende vijandige gezindheid.
De duidelijkste demonstratie in dit opzicht
was de bezetting van Tunis door Frankrijk.
Maucini, Depretis, Visconti, Minghetti,
Cairoli hadden zich nog illusiën gemaakt
omtrent eene Fransch-Italiaansche alliantie
in Egypte, welke, naar hunne meening, met
de Duitsch Oostenrijksch-Italiaansche allian
tie in Europa zeer wel kon samengaan. Daarom
bleef in 1883 en 1884 in de Egyptische
quaestie Italiënog staan aan de zijde van
Frankrijk en Rusland, tegenover Engeland.
Uit Rome werd meer dan n schrijven ge
richt aan het kabinet van St. James ten
gunste van eene Europeesche controle in het
Nijldal; Italiëdrong aan op het eindigen
der Engelsche bezetting van Egypte en onder
steunde eiken eisch van Frankrijk en van
Rusland. Er is zelfs een oogenblik sprake
geweest van eene samenwerking der Italianen
met de uit Tonkin huiswaarts keerende
Fransche troepen, om Soeakim en Massowah
te bezetten en vandaar naar Soedan door
te dringen, een plan, dat wellicht tot uit
voering zou zijn gekomen, als niet te zelfder
tijd het Engelsche kabinet-Salisbury was ver
vangen door een kabinet-Gladstone, dat meer
toenadering tot Frankrijk zocht.
Nu volgde een overgangsperiode, waarin
Italiëvoor de bezetting van enkele punten
aan de Roode Zee Engeland's toestemming
verwierf, maar nog steeds zijn aanbiedingen
om met Engeland te zamen in Soedan op
te treden, geweigerd zag.
Eerst met het optreden van Crispi (1887)
neemt de samenwerking met Engeland een
meer tastbaren vorm aan. Crispi is niet slechts
als minister en minister-president steeds een
onvoorwaardelijk aanhanger geweest van de
triple alliantie, maar heeft ook veel bijge
dragen om de verhouding van Engeland tot
dit verbond tot eene bijzonder welwillende
te maken. Meer dan eens is in het Engelsche
Parlement aan de regeering.de vraag gesteld,
of Engeland zich door eenig traktaat had
gebonden aan de triple alliantie in het al
gemeen en aan Italiëin het bijzonder, en
die vraag is altijd in ontkennenden zin be
antwoord, onder verwijzing naar Engeland's
traditioneele, van alle allianticn afkeerige
politiek. Maar steeds duidelijker gaf de En
gelsche regeering te kennen, dat Engeland
en Italiëin de Middellandsche Zee en in
Afrika gemeenschappelijke belangen hadden,
speelhol, de klassieke Pool, in een lange
overjas naar hem toe kwam, en hem met
een schorre stem in het oor fluisterde:
»Leen mij even een vijf-f'rancs-stuk, mijn
heer. Ik heb hier nu twee dagen gezeten
en in al dien tijd is de roulette niet op
zeventien geweest. Lach er om als gij wilt,
maar ik wil er mijn rechterhand onder ver
wedden dat straks, als de pendule twaalf
slaat, nummer zeventien uitkomt."
Lucien de Heur haalde de schouders op,
hij had nauwelijks genoeg in den zak om
zijn vertering te betalen. Hij ging in de
antichambre, schoot zijn pels aan, zette zijn
hoed op, en liep met koortsachtige haast de
trap af'.
Sedert Lucien vier uur geleden het speel
hol binnen gekomen was, had het aanhou
dend gesneeuwd en de nauwe Parijsche straat
was geheel wit. In de heldere, donkerblauwe
lucht schitterden de koude sterren.
De verarmde speler huiverde onder zijn
bonten jas, en stapte flink aan, altijd vervuld
met gedachten van wanhoop, en van het
kistje met de twee pistolen, die hij in een
lade van zijn kast bewaarde, toen hij eens
klaps stilstond.
Op een steenen bank zat een klein meisje
van zes of zeven jaar met niets dan eenige
lompen, om het teere lichaam tegen de sneeuw
te beschermen. Ondanks de hevige koude was
zij ingeslapen, heel haar uiterlijk getuigde
van ellende en uitputting, het arme kleine
hoofdje, de teere schouders rustten tegen de
ijskoude ruwe steenen in een hoek van den
muur. Een der lompe schoenen was van het
afhangende voetje gevallen en lag als een
vuile, doffe plek op de smetteloos reine sneeuw.
Wer: tuigelijk bracht Lucien de Heur de
vingers naar zijn vestzakje, doch herin
nerde zich dat hij een oogenblik te voren
zelfs geen fooitje aan den knecht had
kunen niemand houdt het meer voor onwaar- '
schijnlijk, dat bij een conflict in de Middel
landsche Zee de Engelsche vloot aan de
Italiaansche te hulp zou komen.
Deze veranderde omstandigheden zijn niet
zonder invloed gebleven op Italië's koloniale
staatkunde. Nog slechts een paar jaren ge
leden wekten de pogingen der Italiaansche
regeering, om in Abessiniëvasten voet te
verkrijgen, in de Kamer te Rome schampe
ren spot, zoo al geen heftige ergernis. En
inderdaad rustte er geen voorspoed op die
koloniale ondernemingen en scheen de neder
laag bij Dogali aan de oppositie volkomen
gelijk te geven.
Maar Crispi is een volhardend man, die
zich door een Kamervotum in de uitvoering
zijner plannen niet laat storen. Van Mas
sowah met zijn moorddadig klimaat werd de
lijn der Italiaansche versterkingen vooruit
geschoven naar het heuvelachtige, veel ge
zondere Saati; weinige maanden later werd
Keren bezet, en toen sloeg men de oogen op
Asmara. In het Italiaansche parlement
stonden nog steeds twee richtingen tegen
over elkander; de eene wilde niet verder
gaan dan Keren, en zich bepalen tot eene
landbouw-kolonie; de andere had grootscher
plannen en wees op den ouden handelsweg
van Massowah over Keren en Kassala naar
Khartoem. Thans is ook Kassala door de
Italianen bezet; Crispi's actieve koloniale
politiek zegevierde, niettegenstaande den
bedroevenden toestand der Italiaansche schatkist.
En nu hoort men weer spreken van een
gezamenlijk optreden van Engeland en Itali
in Soedan. Kort na de inneming van Kas
sala, zoo verzekert men, hebben de Italianen
groote hoeveelheden oorlogsbehoeften, ge
weren, am munitie en mond voorraad gebracht
naar Soeakirn en van daar naar Berber, ter
verdeeling onder de inlandsche stammen, die
zich nog steeds tegen de Mahdisten zijn
blijven verzetten. In October zullen deze
stammen zich meester maken van de aan
den Nijl gelegen hoofdstad Berber; tegelijk
zal een Anglo-Egyptisch expeditiecorps te
Soeakim worden ontscheept en van daar eerst
naar Berber, daarna naar Khartoem ruk
ken, terwijl tegelijkertijd de Italianen van
Kassala naar Khartoem zullen optrekken.
Zal het plan werkelijk worden uitgevoerd ?
Het is, als men de noodige voorzorgen neemt,
niet zoo moeielijk uit te voeren, ofschoon de
ondervinding heeft geleerd, dat men den
te
iiMiiiiiiMiiiHiuiiiiiiitiiiiiiiiiiMuniiiiiiiuiiuiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiinnl
nen geven. Toch naderde hij het kind, door
medelijden gedreven, en juist wilde hij het
opnemen en naar een asyl voor verlaten
kinderen brengen, toen hij in den zwarten
schoen iets zag schitteren.
Hij bukte zich. Het was. .. een louis d'or!
Een liefdadige geest, een vrouw zonder
twijfel, was op dezen Kerstavond voorbij
gegaan, had den schoen voor het slapende
kind zien liggen, en, gedachtig aan de
vriendelijke legende, er een schitterend ge
schenk in gelegd opdat de kleine zwerfster
nog gelooveu zou aan de geschenken van
het kind Jezus, en, ondanks haar ongeluk
kig lot, blijven vertrouwen in de liefde Gods.
Een luid*.' Dagen lang zou het kind kun
nen rusten, zou zij rijk zijn ; Lucien was op
het punt haar te wekken en het haar te zeg
gen, toen hij vlak aan zijn oor, als in een
hallucinatie, eene stem hoorde, de stern van
den l'ool met zijn sterk geaccentueerde let
tergrepen :
-Daar zit ik nu twee dagen, en al dien
tijd is de zeventien er niet uit geweest. ...
Ik wil er mijn rechterhand onder verwedden,
dat strak?, als de pendule twaalf' slaat, cle
zeventien er uitkomt."
Toen kwam die drie en twintig jarige
jonge man, die van brave ouders afstamde,
wiens naam in militaire kringen een zeer
goeden klank had, die nooit tegen de eer
gezondigd had, op eene afschuwelijke ge
dachte ; een waanzinnige begeerte greep hem
aan. Met een blik in het rond verzekerde
hij zich dat hij alleen was in de stille straat
en, even de knie buigend, voorzichtig de
bevende hand uitstekend, stal hij den louis
d'or uit het op den grond gevallen schoentje.
Toen, zoo hard hij kon, loopende, kwam hij
in het speelhuis terug, vloog met een paar
stappen de trap op, stootte de deur van de l
ovei volle zaal open, hoorde, juist toen hij j
genstand der Mahdisten niet te gering moet
schatten. Het zou het groote voordeel kunnen
opleveren dat Khartoem, waar Gordon Pacha
indertijd op zoo onverantwoordelijke wijze
door de Engelschen aan zijn lot werd over
gelaten, voor de beschaving werd herwonnen.
Maar de groote moeielijkheid ligt juist in de
vraag, wat er zal gebeuren, als de expeditie
haar doel bereikt. Engeland kan hier niet
voor eigen rekening werken; het speelt in
Egypte nog steeds de rol van voogd en zou
dientengevolge verplicht zijn, de vroegere
Egyptische provinciën weder onder Egyptisch
gezag te brengen, te meer daar het expeditie
leger minstens voor drievierden uit Egyptische
troepen zou bestaan. Nu kan men in Enge
land denken : vroeger of later valt Egypte
ons toch als een rijpe vrucht in den schoot.
Maar zóó ver is het nog niet. Evenmin kan
Soedan worden beschouwd als r es rntllius,
als een onbeheerd eigendom, dat Engeland
zich kan toeëigenen of, in het gunstigste ge
val, met Italiëkan deelen. Geen wonder dat,
onder deze omstandigheden, de Engelsche
pers zich over het jongste coöperatieplan zeer
voorzichtig uitlaat. Maar dat het besproken
wordt, hier met ingenomenheid, elders onder
protest, doch in elk geval als een ernstige
mogelijkheid, is het beste bewijs voor de bo
ven uitgesproken bewering,dat de Europeesche
internationale verhoudingen zich afspiegelen
in de Afrikaansche quaestiën.
Sociale
Het vereenigingsleven der
arbeiders.
(Slot).
Ile.t .Xnlrrlamlnc!t Werklif den-Verbond
PATitiMoNir.M'' is een positief Christelijke
vereeniging en belijdt op politiek gebied de
democratische beginselen door de ^landaard
voorgestaan. »In de overtuiging zoo luidt
art l der Statuten dat Gods woord en de
traditiën onzes volks de vertrouwbare grond
slagen eener christelijke maatschappij uitma
ken, stelt het zich ten doel allerwege de kennis
daarvan te verbreiden, om de liefde daartoe
op te wekken, ten einde op deze grondslagen
de belangen der maatschappij in haar geheel,
iiiiiiiuiimiimniiiimmiiim
binnenkwam de eerste slag van twaalf op
de pendule, en wierp het goudstuk op de
groene tafel niet den uitroep:
»Zeventien! !?'>! jilcittï'
Zeventien won.
Met n streek van de hand schoof' Robert
de zes en dertig louis op rood.
Rood won.
Hij liet de twee en zeventig goudstukken
onaangeroerd liggen. Weer kwam rood uit.
Hij herhaalde dit spelletje, twee- driemaal,
altijd met hetzelfde geluk. Hij had thans
een stapel goud en bankbilletten voor zich
maar waagde telkens op nieuw. Alles gelukte.
Het was een ongehoorde veine, onbegrij
pelijk. Het kleine ivoren balletje, dat in
de roulette ronddraaide, scheen als
gemagnetiseerd, betooverd door de bukken van
dien speler en hem te gehoorzamen. Hij
had, in tien zetten, zijn bankbilletten van
duizend francs teruggewonnen, het overschot
van zijn fortuin, in het begin van dien avond
verloren. Thans zette hij twee, driehonderd
louis te gelijk op, om, eenmaal die dolzin
nige veine hebbend, alles terug te winnen,
en bovendien het kapitaal dat hij van zijn
vader geërfd en in enkele jaren verspild had,
zijn verloren fortuin te herstellen. In de
haast om de speeltafel te bereiken had hij
zijn zwaren pels vergeten uit te trekken;
reeds waren de wijde /ukken vol banknoten
en rolletjes goudstukken, niet wetende waar
met al zijn winst te blijven, stopte hij ook
de binnen- en buitenzakken van zijn jas
vol, vestjeszakjes, broekzakken,
sigarenkoker, zakdoek, alles waar iets in geborgen
kou worden. En intusschen speelde hij door
en altijd won hij als een razende, dronken
van geluk! Hij wierp de louis bij handen
vol op de groene tafel, op goed geluk af.
met een gebaar van zekerheid, of van min
achting.