De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 9 september pagina 3

9 september 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

B». 898 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. druk mededeel van voorstellingen van de beide !Ned. Opera's, die ik deze week bijwoonde, wensch ik geen paral.'l getrokken te zien. Daarom schreef ik deze inleiding. Ik geef mijne indrukken zooals ik ze ontvangen beb, zonder in vergelijking te treden. Daar de Ned. Opera van den heer Van der Linden met een nieuw ingestudeerd werk Rienzi . optrad, vermeld ik die het eerst. De bladen hebben reeds gemeld dat deze premiere voor een stampvolle zaal plaats had, en dat ia de Opera o. a. debuteerden Mej. Joh. Kempees, reeds lang bij ons bekend als concertzangeres, doch die zich in den laatsten tijd op de dramatische kunst heeft toegelegd, waarvoor hare persoonlijkheid en haar talent haar dan ook uitstekend geschikt maken. Dit debuut (Adrianó) nu heeft bewezen dat men juist gezien heeft, want dit eerste optreden houdt eene zeer groote belofte in. Met den heer Pauwels (Rienzi) en Mevr. Dircxks?Vau de Weghe (Irene) vormde zij een drietal, dat aan de opvoering veel glans verleende. Als geheel maakte de eerste opvoering van dit zoo moeielijke werk een goeden indruk. Het publiek was zeer opgetogen en... den hoofdvertolkers, den directeur Van der Linden en den regisseur den heer Saalboru, werden vele ovaties gebracht. De heer l'auwels o. a. ontving een aantal kransen. Nu, op dezen openingsavond wilde jueu gaarne een bewijs van sympathie in deze nieuwe onderneming geven. Ik twijfel echter niet of bij de gewone voorstellingen zal ook het publiek willen medewerken, aan deze Opera een. artistiek cachet te geven. Het kan dit, door niet ontijdig te applaudiseereu, wat o. a. nu het geval was in het midden van Mej. Kempees' groote aria, (zij had echter den tact in haar rol te blijven) en door ontijdige kransen en bloemengeschenken. Znlke ovaties behooren m. i. beperkt te blijven tot buitengewone feestelijke gelegenheden. lu zeer korten tijd is de zoo veel van de krachten verlangende en moeielijk uit te voeren opera Rienzi ingestudeerd. Allen waren bezield met de grootste toewijding. Bij de eerste voorstelling heb ik de bezetting van de drie voornaamste solopartijen als liet glanspunt beschouwd, doch bij de tweede voorstelling viel tevens een schoon licht op liet koor, dat nu bijna overal met zekerheid en entrain de zoo moeielijke koren vertolkte. Zulk een koor belooft vee), wanneer men bij het insludeeren niet alleen er voor waakt dat het kiankgehalte verniia/Jere, doch er tevens op bedacht zij den klank te ver edelen; dan zal men (zooals nu reeds het geval was) weer opera's hooren vertolken op een wijze zooals in de laatste jaren onbekend was. Het orkest was de tweede voorstelling ook beter dan de eerste. Door het orkest en koor als basis te beschouwen en aau de samenstelling daar van groot en zorg te besteden, bevorderen de operadirecteuren het meest laai eigen belang, zooals licht te begrijpen is. Het Sterfen-sy-ileem. toch heeft de ontwikkeling van ons operawezen wel het meest tegengehouden. De opera Hamlet is een oude bekende. Zij werd door het Opera-gezelschap van den heer De Groot opgevoerd. Ik woon'le de tweede voorstelling bij (daar den eersten avond tevens de feestelijke in wijding plaftts had van den nieuwen Stadsschouw burg). Hoewel ik daardoor de ovatie-avond bij dit ge zelschap moest missen, had dit voor mij toch een voordeel, namelijk: //dat bij eene tweede voorstelling alles rustiger loopt", dan bij eene eerste voorstelling. Bij dit gezelschap was de groote merkwaardig heid, kennis te maken met den bariton-zanger, den heer Maurits de Vries, in den titelrol. Zijn enga gemeut is een zeer gelukkige keuze, want zijne ervaring en routine op het gebied van de Fransche Opera, zijne schoone stem en het woekeren met zijne middelen, maken dat hij voor zulke partijen j uitstekend is. Hoe hij zich in werken van anderen \ stijl zal bewegen, moet later blijken, doch voor dit genre is hij een artiest van beteekenis. Mej. Stella de la Mar had zeer goede en zeer slechte oogenblikken als Ophi-lie. De waauzinscene was veel beter dan al het overige. Over deze dame dus later meer. Voeg ik hierbij, dat in den heer e la Fueute een uitstekend kapelmeester is gewonnen, die alles rustig en z< ker leidde en waardoor alles vlot mar cheerde, en dat het koor verbeterd is, dan heb ik de twee glauspunten opgenoemd, die in deze voor- j stelling waren op te merken. j Thans wil ik nog een woord wijden aan het muzikale gedeelte van de invitntie-vojrstelling in den Stadsschouwburg, waar het orkest van het Concertgebouw onder leiding van den heer Kes, de muziek van mej. Van Oosterzee gcomponeerd voor het lyrisch drama Julinitln' van Henrik Hertz metrisch vertaald door J. L. \Vertheim en van de slotscène van; GijshrrijU van .-?/r1,/^/;//gecomponeerd door Beman! Zweers. benevens als openingsstuk de ouverture Die Wei hèdes Hattseit vau Beethoven uitvoerde. Uie voorstelling gaf ons het eerst gelegenheid over de acoustiek te oordeeleu. \Vat men van de geheimen van de acoustiek heeft loeren ontdekken is hier blijkbaar zeer p.-pcics te pas gebracht. Ik heb nog geen gelegenheid gehad de klank op verschillende plaatsen van de zaal te beoordeeleu, doch waar ik geplaatst was heb ik een zeer guir stigen indruk er van ontvangen. De muziek van Zweers bij Voudel's iïi}xtimht zal men den leu Januari geheel te hooren krijgen. De korte fragmenten in de 5e acte zijn alleen voor deze gelegenheid bijgeeompoueerd. liet lag oor spronkelijk niet in de bedoeling van den componist. Het schoone voorspel voor de vijfde acte gespeeld, besprak ik reeds vroeger, das ga ik thans over tot de /o/üV^/K'-muziek. De componiste toont in dit werk, dat zij zeer veel takt voor instrumentatie heeft en met vrucht de moderne middelen en effecten heeft bestudeerd. Het voorspel munt nog meer uit door stemming dan door diepte, doch in een werk als dit komt het vooral op stemming" aan. Daarom ben ik er beslist mede ingenomen. Zeer schoon is ook de stemming in de begelei dende muziek, waarbij de heer Kes de schoonste verhouding met het gesproken woord wist te be waren, en waar het vooral mevr. Holtrop-Van Gelder was, die door hare zangerige wijze van verzenzeggeu de harmonie met de muziek wist te bewaren. Alleen wanneer de verzen zóó voorgedragen worden, valt de kloof, die tusschen instrumentale muziek en het gesproken woord bestaat, weg. Daardoor kwam ook het streven van de compo niste tot zijn recht. Moge de nieuwe kunsttempel op het Leidspheplein met haar schoone zaal ons veel schoone kunst geven. VAN MILLIGEN. De tentoonstelling, het Tooneel in Nederland betreffende, verzameling van den heer A. Th. Hartkamp, verheugt zich in een zeer belang stellend bezoek. De venchillende bescheiden over den Stadsschouwburg voorheen en thans, trekken vooral de aandacht. De expositie sluit onherroepelijk Zondag 10 Sept. a.s. Eenige dagen later wordt de groote kunstzaal geopend voor < eene expositie van werken van den heer S. Voerj man te Hattem. Deze expositie wordt gegeven l door de firma Frans Buft'a & Zonen alhier, en blijft slechts enkele weken te bezicht;gen. Daarna komt dan de tentoonstelling van kunstwerken, vervaardigd door leden der Maatschappij, de zoogenaamde najaars-tentoonstelling van schil derijen. Den vierden September is de componist Anton Bruckner 70 jaar geworden. Het heeft lang ge duurd voor deze meester »lexiconfahig" geworden is, en voor zijne aanhangers er in geslaagd zijn, hem als componist dezelfde erkenning te doen geworden, die hij als voortreffelijk leermeester en organist reeds genoot. Zich in den beginne alleen door eigen studie ontwikkelende, gelukte het hem in 1855 de be trekking van Dornorganist te Linz te verkrijgen. Toen oefende hij zich onder leiding van Sechter en Kitzler in contrapunt on compositieleer, waarna hij tot organist van de Hofkapel te Weenen be noemd werd. Spoedig werd hij toen tot professor in orgelspel en compositie aan bet Conservatorium aldaar en later tot lector in de muziek aan de Uuniversiteit benoemd. Brnckner is een voor treffelijk organist en wordt als componist tot de nieuwduitsche school gerekend. In die school neemt hij echter een eigenaardige plaats in. Hij had reeds verscheidene missen, eenige symphonies en koorwerken geschreven, alvorens de concertvereenigingen notitie van zijne werken namen. Het succes van een zijner symphoniè'n vestigde do aandacht op hem, en met verwonde ring bespeurde men dat dit werk niet de schep ping- van een jong vooruitstrevend componist was, doch van een man die vergrijsd was in do studie van de oudere meesters. Vooral zijne symphoniën in D moll en E dur zijn meermalen ten gehooro gebracht. Het oordeel over zijne werken is nog zeer verschillend. Men is het eens omtrent de mees terlijke contrapuntische bewerking, docli roemen velen de geniale trekjes en stoute harmonische wendingen, anderen verwijten hem gebrek aan harmonie in bouw en vorm. Oude schilderkunst te Utrecht. ui Om nog even op die Ilollandsche renaissan cisten der l lio eeuw terug te koman : het was, zoo heeft reeds van Vloten in zijn, a! is het nu wat verouderd, toch kundig handboekje, Tuino nagezegd, »het was als brabbelde men Italiaansch met een uithe^mschen klemtoon en allerlei barbaarsche woorden". En zonderling, de schilderkunst die ook in de eeuw daarop bin nen Utrecht haar tenten opsloeg, bleef zich mee rendeels van een Italiaansch met Hollandsen of wel van een Dietsch met zuidelijk dialakt be dienen. Zet men dan ook de namen bij elkaar van de Utrechtsche grootheden der 17e eeuw, die in de tweede zaal der bewuste expositie voornamelijk vertegenwoordigd hangen: Abraham Bloemaert, die van de kentering der Uie en 17e was de beide Ciravairisten MUI Bijlert en Hontliorst, van Poolenburgh, Ssftleven, de lïoths zt'lfs nog, zoo hooft men inderdaad eenige moeite in ben zich tijd- en raseen ooien te denken van die gezonde meesters van Am sterdam, Haarlem, Leiden, den Haag, Delft of Dordrecht die aan de hybridische overgangs periode vlotter ontwassen, onder misschien enger gezichtseinder zooveel gedegener schilderkunst hebben getogen. Het karakter dezer Utrechtenaars voet voor voet na te gaan. in bizonderen aard en onderling ver band, het zou zijn zich in een doolhof van nu ancen begeven, welke ronduit gezegd ton slofte meer gekomplikeerd dan belangwekkend zij ir en bovendien zou het, verondersteld dat wij ons tot zulk slag werk al geschikt waanden, voor ditmaal zeker veel te ver .voeren. Xu wij over het karakter der zoogezegde Utraclitsche school reeds algemeens genoeg te berde brachten, zullen wij het best binnen het kader blijven van een attente beschouwing dezer zonder het besteden van bizondere aandacht te ongenietbare tentoon stelling, door deze tweede zaal rondgaande, er eenvoudig de meest opvallende schilderijen in aan te wijzen, het kunstiiistoricsch belang er dan liefst verder maar buiten latend. In den doorgang al tot de tweede zaal, wordt men niet ongunstig ontvangen door een oudevrouweportret van den besten schilder dien het | Sticht in de 17e eeuw zag leven, van I'aulus Moreelse, een portret van kalme burgerlijke maar onweerlegbare deugdelijkheid, dat verwant is aan het bekende portret van Maria van Utrecht iu het Rijksmuseum, l-'risseher intusschen is het vrouweportret van denzelfdon. dat nu den hoek om volgt, en nog meer treffend door een gansch achtbare en aantrekkelijke pittigheid, die Moreelse's mannen bijna altoos te zeer missen, is de vrouwebuste die no. 142 heeft gekregen, en waar waarlijk iets van een Van Dijcksche bekoring van uitgaat. Hiermede heeft men trou wens al dadelijk ht-t beste portret uit de zaal geconfronteerd. Doorgaande langs dezen wand krijgt men dan een »voornaam gezelschap" van Weenix te zien, waar de voorname verveling mee wordt ingeluid die, ook wel minder voornaam, ons verder in de zaal staat te wachten. Doch, verliezen we zoo spoedig niet ons geduld. Den hoek om, vindt men iets moois van schildering in een stuk van Paulus Bor, iets moois, voor ons niet omditt maar ofschoon het als eonig bekend werk van dezen schilder als curiosum geldt. No. .'til van Van IJijlert is een soort kras, maar van oen op gemaakte kranigheid die tegenstaat. Veel beter is dan Xo. 40, een gaaf specimen van zijn bokwaam-pleisterachtigen trant. Wel wat mallootig is no. 121 van zekeren Knupfer, maar in 47!) toegeschreven aau de Ileusch, kan men, mits zeer goedgemutst een zekere koele friscbbeid van aspekt waardeeren. Xu komen de portretten van Wijbraml de Geest, die in zijn kwaliteit van zwager van Uembrandtaltijd veel kunsthistorische belang stelling geniet, inaar wiens te receptmatige, bleekbeschaafdc k on t erf ei ts el s toch al te zeer die stouter eigenschappen missen die men achter zijn bijnaam van Fri(schen adelaar licht in hem zoeken zou. Van veel meer distinktio dan is daar in de buurt een teer vrouweportret van Henrick Bloemaort, en nog beter zijn weer verderop de Mierevelts: oen zeer kloek, eenvoudig mansportret (1.V2), een I'. C. Hooft, erg goed van houding, een vrouwe portret (!?'!!), in het kostuum heel mooi, en maar waar is de Jacobs-ladder! een bijna delicieus oud-vrouivtje, dat tienmaal meer menschelijkbeid heeft dan al die welgef'taleerde llontborsten er onder, te samen. In zijn gewone, Italiaansche-bent-manieren was Ilonthorst lang niet zoetsappig, maar weinig hotfahig, en dit voelende, schijnt hij zich met grenzelooze saai heid ingezeept te hebben, wanneer hij die l'rincen en Princessen maakte, die ons te Amsterdam in de nabijheid van de Staalmeesters al zoo vaak tergend hebben aangegrijnsd, dat men zich hier gaarne aan hun nabuurschap spoedig onttrekt. De wand don hoek om, biedt trouwens ook wei nig boeiends, wanneer men tenminste door allerl 'i afbeeldingen van wellicht eenig genealogiosch of iconogratiesch belang zich van nature niet laat lijmen. Xn komen bij de ramen nog eenige bezienswaardige nummers. Ik bedoel ze niet van het genre als no. W, een lijntje dat ietwat op de maag werkt. Maar als men op Italiaansehe land schappen uit het hokje der lieve Duitsche hotolkamerkunst (no. 7.'!). nog niet blindgckeken is, en niet weggcloopon van schaamte, om wat een meneer heel uit Petersburg toch wel van ons donken moet, dat I'imbra'idts nakomelingen een vod als no. 2;!0 glorieus daarvandaan ter expositie vragen durven, dan blijft er iets als een aangename verrassing, bij bet zien van oen door dienzelfden I!ns gezonden, vrouwestii l'o van een zekeren Smit. waar zeer gezonde, lekkere kwaliteiten in te waardeeren vallen. Ik heb ook nog een vree-olijk genoegelijk tafereel van Drooehsloot gezien : een Valentijnsdag, (;V>), en een heel aantrekkelijk klein dorpsgezicht van Jan IJoth en zeker nog wel meer goeds, maar waarlijk als men zoo een paar uren hier zijn aandacht heeft uilgeput in het rechtvaardig turen op stukken die klakkeloos, soms niet vijf maar zelfs zes boog boven elkaar zijn gehangen een hangen dat moorden is dan k.in men nut den besten wil niet de rijen vorschend gaan herzien. I'Jn ik voor mij, zonder hot minst mij inophistopheliesch te \oelen, kan verklaren den droogen toon van d ze opsomming zoo zat te zijn, dat bet nüj hindert, zelfs niet meer naar behooren te kunnen spreken over het franke schilderij, wat bij den uitgang van do zaal zoo treft. Intusschen bijna lief is mij die impotentie omdat zij mij de gelegenheid geeft in het afschrijven van een eindje wat over dien Savery elders geschreven werd, een staaltje te geven van zulke intelli gente liefde en zulk een onbevangen begrip voor oude schilderijen om bun zelfs wille, als waarvan heel de consciëntieuze catalogus dezer expositie j in zijn weten-chappolijke liefdeloosheid zeker niet te getuigen vermaj. ?-Waar beeft Savery'" zoo roemt ecu onge- j noemde in l)t Antttcrii-niniiei', Dagblad van O i September, -waar heeft Savery dat overdreven j wonderlijk romantisme opgedaan, hoe komt hij ; aan die angstige venijnigheid on dat vreemde bruin'.-' j Dc/e man is waanzinnig geweest, reactionair j waanzinnig, monster-waan/innig, belevend waan zinnig. Het verwaasde blauwgroene lluweelen landschap bracht hem tot wanhoop, hij moest donkerte hebben, geen doorzichtigheid. De lijn- j heid zooals hij ze uit traditie wel gaf in zijn | bloemen, moest zich wreken in een woest vergrooten van do beusten, had bij gedurfd, bij zou de bokshoornen oneindig verlengd hebben en die der herten oneindig verbreed ; maar daar was bij helaas niet waanzinnig genoeg voor. Maar wel herleefde soms in hem de oude traditie van liet Spookland Kempen, die eens den ouden j J'ieter JJreughel en den ruzenden ./(.?ronimo Dosch had aan den kolder gebracht, de invloed die het niet-levende organiesch maakt, die u uit een oesterschelp door een oog laat beloeren en in een vrucht een gigantenten kop doet zien. Kn dan nog de vallende waanzin die in Vincent v. Gogh zoo sterk is. Ook Savery liet soms geen enkele rots stilstaan, maar donderde ze met geweld door elkaar. O. die groote kip, ze is ecu nachtmerrie, levensgroot zegt de cata logus, gelogen, driemaal gelogen, ze is drie. tien maal levensgroot, hi't is een reuzen-kip, ze slokt de geheele tentoonstelling op." . . . Dat ademt tenminste. Mij rest nu nog, in een slotartikel de andere schilderijen, ter opluistering van deze historische tentoonstelling te beschouwen. JAN VH'ni. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co . Spui 23, zijn geëxposeerd drie schilderijen van Willem Witsen : »0udejaarsdag te Londen", »Avond" en «Souvenir aan London." Voor het zijraam een schilderij van Ilervier »Visschersbooten". iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiniiiiiiiimuuiiiiiiiiniiiiiiniuu Het Canal grande" te Venetië. Te zeggen, dat een Venetiaan trotsch is op zijn Canal Grande", den grooten w gevormden ver keersweg van zijn beroemde stad, zou te veel ge zegd zijn, want, omdat men er enkel met een gon del of bootje vcrkeeren kan, zijn er zeker dertig percent Venetianen, die het yCanal grande" enkel van zijn drie of, als het feest van den Verlosser gevierd wordt, van zijn vierde brug gezien hebben en dus het Caualaggio" niet kennen. Maar als zij lezen kunnen, wat bij een zeker deel van de bevolking óók al een haas geschoten is, hebben zij zooveel lofs gelezen en in ieder geval hebben zij vreemden en vrienden zooveel lofs hooren spreken van het Caualaggio", dat zij op die manier tot de over tuiging zijn gekomen, dat iemand al heel onvol maakt is, die nooit het //Canal grande" heeft gezien. En, wel ja, ik kan mij voorstellen, dat iemand die van Chicago, of van Parijs, of vau Berlijn te Venetiëkomt en nooit ons kostelijk Amsterdam en zijn Bocht" gezien heeft, luid van bewondering zij voor dat prachtige breede kanaal, bezoomd door oude paleizen en bevaren enkel door die sierlijke langwerpig-spitse gondels met hun bevallig wrikkenden wit-gekleeden goiujuücre op de achterplecht. Het Canal grande" is mooi, maar niet mooier dan onze Bocht van de lleerengracht", met zijn rimpellooze watervlakte en 's zomers zijn massale olmen, waarvan liet groen in het water spiegelt, en, boven de bollige bladeivnbergen uit, hier en daar, even, de roodc of witte nok van ecu dier koopmanshuiziugen, die tusschen de boomstam men door hunne breede en hooge stoepen laten zien. Zelfs is de //Bocht" nog statiger, nog forscher van aard, dan het, //Canal grande". Maar Baedeker hypnotiseert niet onze vreemdelingen orn den //Bocht" mooi te vinden: wij hebben niet onze gn/ii/iilieri, die ons rond varen en zegeen: Kijk 'e.s naar dat paleis en kijk eens naar dat !" en dan namen noemen, die, als gij een beetje in de geschiedenis 1,'imis zijt geJiudcloos bladzijden voor u openslaan uit, een boek van met iroud en licht en bloed geschreven stadshistorie. Xeen, die reclame maken wij niet voor onzen Bocht", maar ik, op mijn eigen houtje, al zal Baedeker het niet goedkeuren en zelfs al zullen vele Amsterdammers te Venetiëm<t een open mond hebben rondgcvarcn, die den //B.icht'1 nooit, eens goed hebben rondgekeken, ik die het tegendeel van fon chauvinist bui, ik zeg dat, de //Bocht' van l'nittelnrin-Brommeijer, maar goddank ook van de Sixcn en de Van Loon's, even mooi is als het ( '///////////////j te Venetië. Maar mooi is 't, en liet verdient, dat, schilders van allerlei nationaliteit stille hoekjes, eu.die zijn er velen, uitzoeken om als de Venetiaansehe henu l is, dat blauw te laten spiden met het en wi of d \ Bij de heercn l'reyor A; Cio., lokaal-Pictura'', Wolvenstraat 1!>, is geëxposeerd een schilderij van Louis Apol. ->Langs het bosch." gothick paleis, dat niet zijn hoogen gevel neerziet in het bruingrocne watervlak van liet ,.C»nal", geriinp.dd door het zog der snelle bootjes, ilie liet onophoudelijk bevaren, of de zacbtsehonimelende langzaam voortglijdende zwarte gondels, die de zwanen vau Venetiëzijn, en het kanaal en zijn taliooze uitgestorven zijkanaalfjes verlevendigen, /ooals de zwarte duiven van Sint, Marens het de prachtige l'/<<::/> N,/// Miii-ro doen. Schilderachtig zijn die liV'.t-gekleiirde ptlcize.», met hun door hooge palen omringde stoepen die in het water afdalen en waaraan de gondels stilhouden, i;i hooge nutte, en beroemde namen dragen y,e ook, namen, (iinstiniani, Contavini, Koscori, Moeenigo, Criniani, die als het trompetgeschal der overwinning door de u'eschicdeius van Veneti; klinken en WOTklinkcn, namen die brave admiralen, groote veldheercn, wij/.c regenten, verlichte knnsthcschernicrs hebben gedragen, die nu nog het leven dier laguncnstad, enkel een nastralhm' van een weergaK-Os verleden, heerlijk bezielen. Maar de Italiaam'che zon brandt zoo fel en de Italianen zijn zoo slordig, dat al die paiei/e» i.-r groe/rlig en min of meer vervallen en verbrokkeld uitzie;]. Een Italiaan laat zijn huis schilderen, eens, maar dan ook nooit meer en ei, kei het feit hoe zeiden wij ..... latinisten 't, ook' .wc //-////.v/7 enz. dat, die meeste paleizui Duit-ehe of Kirjelsclie hotels en pensions znn u'eworden, maakt d:it ze eenkeer in de 1 wiutiu' laar misschien noir eens een kwastje . ? J " j knjircn. -Maar noi;j eens : hel ^ /'///,'/V/y.,//'o is mooi. Breede zuilenlnllen hier en daar onder aan liet water en daar boven het platte rose of grijze vlak van de «'evcls met hun gothicke vcnster.'-pitsbogen; van de hoeken hier en daar, waar ///'////"/// zijn en ^'c n voor vijf centimes met een U'Ondfl kunt laten overzetten, wat tViseh groen van een lomniertent om de //?-// /"//??/?/ een schaduwtje te geven voor hun duij1.1: het gespeel der /,«///'/(/// over liet ls de avond valt, een zwemmende jongen; schilders daar op stille plekjes weten /e mooie Vcnetiaansche stadsgezicht jes kunnen vinden en meestal zoeken zij 't zóó, dat boven het rost; hunner paluzen in de blauwe lucht de nj/e torens opsteken van ecu d(,T vele kerken ' de J/r'/v'r/ ilMa, Canal grande" othiek van liet niet zijn twee grootsche kolonvncn, die de een den leeuw vau Sint-Markus, de ander den heiligen Theodonis en den overwonnen krokodil dragen en, in liet water het drukke beweeg der gondels, want, de Pia;-<:lt<i is d" groote aanlcirplaats van Venetië. Maar 's avonds, als de gevels der ]'n/n;;i aau het, Caual grande"' zijn weggcdoezcld in den sche mer, dan vooral zoeken de vreemden het //Canal grande" en de i/iniiluli^fi aan de ?'/'//. --/?//« lokken hen niet hun r/nirinfc i/dulul^ xi:/nnfi ! en beloven »?/?,"//,//,-. Xiet, altijd zijn die er evenwel. Als een of meer gondels met verlichte lamjnons zijn ver sierd. als een of ander hotel aan het Canal" voor zijn deur zangers laat, zingen in een verlichte Ixifca, als ecu Venetiaan zijn pianino in een gondel heeft laten zetten en daarop, af en aanvarende, muziek laat makei', die door mandoline- muziek begeleid wordt, dan is er dat wat de Veuctianeii en hunne yuit'.lvlk'ri een sdmia ta op liet Canal grande"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl