De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 16 september pagina 4

16 september 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 899 apart gezichtspunt een blik gunt op de toestanden gedurende dat duistere tydperk in de Fransche geschiedenis. Wy gebruiken het heden alleen, om er een figuur uit na te teekenen, die slechts in die dagen kon ontstaan en bestaan. Zij, want Het is een vrouw die wij aan onze lezers wenschen voor te stellen, heette Olympe de Gouges. Over haar geboorte ligt een geheim. In een van haar brochures; welke bekende Fransche vrouw was niet tevens schrijfster! zegt zy daaromtrent: «Ik had recht op het fortuin en den naam van een beroemden vader; welben ik niet, gely'k sommigen verzekeren, een dochter van een koning (Louis XV), maar toch droeg zijn hoofd een kroon, al was zij slechts van lauweren. Ik ben de dochter van een man, be roemd om zijn deugden zoowel als om zijn let terkundig talent. Hij heeft in zijn leven slechts n onrecht begaan, en dat was tegenover mij. Ik zal er niet meer van zeggen." Verschillende redenen leiden er toe, om te geIboven dat zy de dochter was van Lefranc de Pompignan, den ijverigen en oprecht geloovigen bestrijder van de encyclopedisten, die doorVoltaire en d'Alembert in een hoek gedrongen, zich troostte met het vertalen van Aeschylus. Hy had nog wel wat slechters kunnen doen, en hij deed het ook: hij maakte slechte verzen. Zyn dochter maakte al vroeg kennis met het leven. Op haar vijftiende jaar trouwde zij een rijken koopman van Montauban, Aubry geheeten. Op haar zestiende was zy weduwe, zij ging naar Para's, en werd er ... het was in den tijd van Louis XV, dames ! «femme galante." Dat duurde tot 1789, toen zij dertig jaar oud was, haar geld er door had gebracht, en geen sou meer bezat. Toen ontdekte zij in zichzelf een schrijverstalent en ging met evenveel vaart aan het fantaseeren, als zij tot nog toe door het galante leven was gestormd. Zy kende geen mismoedigheid, en klopte met de hardnekkigheid van de vrouw met een idee fixe, telkens en telkens weder aan bij de schouwburgdi recties, hoe dikwijls zy ook was afgewezen.Eindelijk gaf het «Théatre de la Nation" toe, en speelde een sentimenteel drima van haar hand, in drie bedryven. Het heette: De slavernij der negers of de g zegende schipbreuk. Sophie, de natuur lijke dochter van den gouverneur van een Fransch eiland, lijdt schipbreuk, ma.ir wordt uit de golven gered door een Indiaan, Zamor, eea Indiaan »d'un esprit distingué". Zamor is verliefd op de liefelijke Indiaansche jonge dochter Mirza. Maar een «trouwelooze intendant" wil Mirza verleiden, en Zamor, die hem overhoop steekt, wordt ge vangen genomen en ter dood veroordeeld. Dan komt Sophie tusschen beiden, en weet voor den gedistingueerden Indiaan genade af te smeeken. De soldaten, die veroordeeld waren om den armen Zamor te slachten, zijn door die scène tot schreiens toe bewogen. Traan op traan biggelt hun langs de wangen. En de gouverneur zpgt: «Brave kerels, schaamt u niet over uw gevoel, het loutert den moed en versterkt het geweten!" Hij schenkt aan Zamor en Mirza de vrijheid met de woorden: »Ach, waarom kan ik niet aan al uw gely'ken de vrijheid schenken, of althans hun lot verzachten! Slaven, luistert naar mij! Indien ooit uw lot zich keert, vergeet nooit het algemeen belang, waaraan gij tot heden weinig hebt gedacht. Stelt al uw hoop op een verlicht en welwillend gouverneur! Gaat henen, vrienden, kinderen, en laat een algemeen feest het gelukkige voorteeken zyn uwer zoete vrijheid!" En dan eindigt het stuk met een ballet van Indianen. Het werd maar tweemaal opgevoerd. Schande! Den loden April 1791 speelden de «Com diensItaliens" een stuk van Olympe de Gouges, geti teld: De schim van Mirabeau in de E'yseesche veld-n. Zy verzekert, het in vier uur tijds te hebben geïmproviseerd. In den proloog zegt het Noodlot: Ik heb den levensdraad van den grooten Mirabeau afgesneden. Dat men in de Elyseesche velden alles gereed make om hem te ontvangen !" Aldus geschiedt. Voltaire, Rousseau, Montesquieu, Henri IV en Désille komen ten tooneele; de laatste legt aan den koning de beteekenis uit van de «Constituante", en de goede Henri IV, die anders voor een kleinigheid niet vervaard is geweest, zeide: Uw verhaal interesseert mij, maar ik vrees dat die nieuwigheden niet veel goeds zullen brengen !" Olympe liet het niet bij deze drama's. Zij schreef er nog een dertigtal, die allen door de Comédiens-Francais" werden geweigerd, trots de protectie die zij zich door geschenken van Moléhad weten te verwerven. Zij verweet hem later die kadeau's. Hij had twee magnifieke sinaas appelen van haar gekregen, een getruffeerden kal koen, een Parnasse van Sèvres-porcelein, die haar meer dan 600 livres had gekost. Daarna ging zij romans schrijven. Le Prince philosophe was volgens haar eigen getuigenis de verstandigste, de gekste en de meest moreele roman die er was; »ik heb maar vijf dagen noodig gehad om hem te bedenken en op te schrijven." Om jaloersch van te worden ! En van een blij spel : Molière chez Ninon vertelde zij: «Mannen die in de literatuur zijn vergrijsd hebben mij verzekerd dat dit werk goed is; naar mijn meening bestaat er geen beter. In heb het in den droom gecon cipieerd. Molière verscheen mij, en gaf mij zelf het plan aan. In '93 werd er weder een drama van haar aangenomen: Generaal Dumouriez en de marketentsters. Het was cru, zelfs voor die dagen. De zaal golfde, en toen Mlle Candeiller te midden van het rumoer verscheen om den naam der schrijfster te noemen, zag men uit een der loges een grijzend vrouwenhoofd naar voren komen, verslagen, met losgeraakt kapsel en de muts scheef, roepende met een Languedocsch accent: «Citoyens, gij vraagt naar de schrijfster! Ik ben het, Olympe de Gouges; gij hebtgetioten, maar mijn stuk is niet slecht; het is afschuwlijk slecht gespeeld!" Toen hield het fluiten op, maar een donderend lachen ging door de zaal. Wij zouden bij deze, niet meer jonge dame niet zoo lang stilstaan, indien zij niet behalve haar snelschrijverij en haar geërfde Ijdelheid ook den moed van haar overtuiging had bezeten. Zij vervolgde Robespierre in het openbaar met een onverzoenlijken, bijna heldhaftigen haat. In een pamflet, getiteld: Prognostic voor Maximilian Bobespierre door een amphibie sprak zij hem zoo toe: »Gij noemt u den eenigen stichter der Revo lutie; gij zijt en zult tot in der eeuwigheid nooit iets anders zijn daar haar afschuw en haar schande . . .. Uw adem verpest de lucht die wij inade men ; uw vonkelend ooglid drukt ondanks uzelf alle verdorvenheid van uw ziel uit; aan ieder van uw haren hangt een misdaad." Zij werd gearresteerd. Dumouriez was in den tusschentyd overgeloopen tot den vijand, en Olympe, beschuldigd van zijn medeplichtige te zijn, was bestemd om bezwarend getuigenis tegen hem af te leggen. Om haar daartoe over te halen werd de naam genoemd van een zoon die haar oogappel was, en door haar dood wees zou wor den. Zij antwoordde: »Ik ben een vrouw ; ik ben bang voor den dood ; ik ducht uw geweld ; maar ik heb niets te bekennen, en de liefde tot mijn zoon zal mij moed geven. Sterven in de vervulling van een plicht is het moederschap uit strekken tot over het graf." En uit de kar stij gend, die haar naar de guillotine had gebracht, zeide zij : «Ongelukkig verlangen naar roem ! Waarom heb ik iets willen zijn ?" Nog op het schavot werd zij uitgefloten. gelijk in den schouw burg, de dochter van Lefranc de Pompignan. En toch was zij van al wat hij naliet het eenige dat bestemd was om zijn nagedachtenis te doen leven ! lllllimililHlll Buitenlandsche Bibliographie. MAUEICB SPRONCK. L'An 330 de la République, (XXIIe Siècle de l'Ère Chrétienne). Dit is een klein, zorgzaam gedrukt boekje van 140 pagina's, dat niet nalaat een eenigszins naargeestigen indruk te wekken. Het is een kwaad aardig boekje, een nijdig, valsch boekje; 't prikt als een venijnig onbeduidend insekt op een ge voelige plek. Dat prikken is op zich zelf een volstrekt onverdienstelijk werk, doch de indruk is er niet te min smartelijk om. Maurice Spronck rekent op het vaag gevoelspessimisme van vele menschen (vooral Franschen misschien), als zij aan de toekomst van ons ge slacht denken. Het tegenwoordige is niet vroolijk, dat geeft menigeen toe; millioenen zwoegen van de eenen dag op den anderen, alleen maar om te behouden wat zij hadden, toen zij geboren werden: het naakte leven. Het is wel beroerd, «als niet te sterven 's levens eenig doel is." Dat heeft reeds de groote Multatuli voortreffelijk gegezegd. Het is een schandelijke, onnatuurlijke toestand de tegenwoordige, mijne heeren! 't Kan zoo niet langer. Maar als nu waarlijk de groote evoluties zijn tot stand gekomen, geen mensch meer zijn leven doorzwoegt in de enkele zorg om zijn dagelijksch brood; dan komt, volgens 't gevoel van velen, die thans leven, de tweede sociale kwe^ie: Wat moet hij dan gaan doen, om zich niet te vervelen ? Wat zal de wereld, d. w. z. de Europeesche wereld, onuitstaanbaar worden van emotielooze rust en platheid, zegt deze schrijver. Werken is natuurlijk overbodig. Eenige gehuurde Aziaten, die de ten uiterste volmaakte machines bedienen, zijn voldoende. Van oorlogen, politiek, buitenlandsche verwikkelingen, binnenlandsche beroe ringen geen kwestie meer. Geheel Europa, anar chistisch in gemeenten verdeeld, die als lammeren zoo zacht naast elkaar leven. Geen epidemien meer, geen landbouwplagen, geen mijnen die instorten, geen treinen die op elkaar loopen, niets, niets: een wijde rust, en... n eindelooze verveling, een doodelijk «désoeuvrernent", dat als een wattendeken ligt over al die millioenen slappe, fijngezenuwde, lichaamszwakke menschon. Want waartoe zou de lichaamskracht nog dienen? Maar de zelfmoorden zijn zeer talrijk «il tait admis par les moeurs et n'étonnait personne," en de geboorten nemen snel af, want »les femmes se souciaient peu de subir pendant des mois les ennuis d'une grossesse d'autant plus difficile que leur organisme tait plus délicat." Verder maakt men veel gebruik van »excitants artificiels, ordinairement a base d'alcool ou d'opium," in de ontzenuwende «inactivitégénérale," die alom is; en worden de soorten van waanzin voortdurend talrijker, temeer daar ook de misdaden nu als zoodanig worden geclassiticeerd. Maar in 't algemeen wil men van die sombere verschijn selen niet weten. De mcnschheid heeft alle reden gelukkig te zijn en moet 't nu ook maar zijn. Het is een koort-ige, onnatuurlijke toestand : d'? nieuwe tijden worden hemelhoog geprezen en men ziet met medelijden terug naar die barbaarsche perioden, toen de woorden staat, godsdienst, vaderland, gezag even zoovele grove gevoelens en primitieve gedachten beteekenden. Doch terwijl men zich met geweld voor zeer gelukkig houdt en alleen eenigermate vero .trust door de gedachte, dat bij de afnemende bevol king slechts een:ge geslachten van die zaligheid zullen kunnen profiteeren, is er n zaak vergeten. Dom genoeg, heeft men niet bedacht, dat de beschaving niet overal gelijken tred loopt, en dat dus de overige rassen, op de aardbol ver spreid, thans eerst aan de repeteergeweren en mitrailleuses zijn, terwijl Europa reeds in etiene rust, als een verwijfde Sybariet, op een rustbed ligt uitgestrekt. En och je! daar komen ze nu van alle kanton met de repeteergeweren en de getrokken kanonnen aanzetten, van :t zuiden, van 't zuid-oosten, van 't noord-oosten: een tweede volksverhuizing ! Als een biscuittaart verkruimelt onder die grove han den 't teere, weinig begeerbare menschheidsgeluk der Europeesche landen, die niet vermogen eeni gen tegenstand te bieden. Wol bezat men schrik kelijke ontploffingsmiddelen en waren er hier en daar legers van gehuurde troepen. Doch het recept dier -explosifs" was reeds lang aan den vijand verkocht, die zich voor die dingen voel meer interesseerde dan de Europeeërs hadden gedaan. En de huurtroepen 'i Als ze niet on bruikbaar waren geworden in de algemeene ver slapping, liepen ze over; en bleken ze trouw, dan waren ze te onbeduidend in getal. Wel deed men nog oproepingen tot een ??levée en masse", zooals nu voor Lombok, doch, helaas! «les jeunes gens, proposés comme recrues. se mont'rèrent dénués d'enthoufiasme . . ." Die tijd was voorbij. Ze waren bovendien ook te zwak en hun gansche voelen en denken streed tegen dat idee van menschenmoorden. En zoo betoon den alleen de leiders der pas opgerichte «Ligue contre la paix" eenige energie. En het einde is, dat het gansche droeve ge slacht der Indo-germaansche volkeren van het aangezicht der aarde wordt weggevaagd, door slachting, door zelfmoord, door epedemiën, die terugkeeren met de overwinnaars. «Les Barbares ont reconquis Ie monde. La civilisation est morte." Dat is 't einde, 't erg droevige einde. Het is wel merkwaardig, dat oen Franschaian de moeite neemt zoo'n verhaal, niet onaardig, maar lang niet mooi, te schrijven. Het is niet beter dan journalistiek werk, los verteld, met nu en dan een geestigheid. Het geheel in den overbekenden blague-toon der Fransche kranten schrijvers, die zoo geestig en luchtig en elegant en zoo zielloos kan zijn. Doch al is 't mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat hij zijn boekje om allerlei bijredenen schreef, toch moet er van hem, van den middensoortgeblazeerd- vermoeiden negentiende-eeuwschen Franschman, van zijn geest wel iets in zijn. Het is natuurlijk dwaasheid zich toekomstige maatschappijen voor te stellen met de menschen van nu. Dat is duidelijk. Maar wel is 't een symptoom te meer van de matheid, die thans over de landen ligt, dat men zoo'n toekomstbeeld zich ontwerpt. »Nu beroerd, maar later ook be roerd,'' dat is 't resumévan die levensbeschouwing. Waarvoor zou je eigenlijk moeite doen ? En dat gevoel van dezen man is in 't onbestemde 't gevoel van duizenden. Daarom raakt dit op zichzelf niet verdienstelijk boekje iets zeer gevoeligs in ons, dat smartelijk natrilt. Wat hier in deze 140 bladzijden ge geven wordt, is een der vele kanten van het alom warend gevoelspessimisme van nu, dat niet meer gelooven kan in eenige toekomst, en zwaar de nutteloosheid gevoelt van het menschenleven niet alleen, maar ook van dit gansche wereldzijn. Al die doldraaiende bollen, die als kogels in razende vaart door en om elkaar voortschieten. .. Wat moet dat allemaal eigenlijk V En op elk van die bollen, dat zinlooze gekriel van duizenden in secten, menschen en anderen, die maar niets doen dan zich ontwikkelen en verfijnen, ontwikkelen en verfijnen maar... tot op een dag de bol weer afkoelt en de heele zwerm verstijft on dood gaat als de vliegen in den winter ... En dan begint 't weer op een anderen bol te leven; 't spelletje weer van voren af aan . . . heel aardig ! Maar wat moet dat eigenlijk allemaal '! En tusschentijds heeft men op zoo'n bol nog kleine vermakelijkheden: van rassen die een hoog tepunt in «beschaving", o ja! «beschaving" be reiken en dan door andere rassen worden afge maakt; en van andere rassen, die lang vóór zij dat begeerenswaard ideaal bereikten werden verdreven en gedood. Die hebben dan eigenlijk hun bestemming niet bereikt en zijn allen met elkaar als enkele individuen die hun roeping missen. . . Jammer ! Maar wat moet dat eigenlijk allemaal? Dat is toch niet zoo /u-el erg belangrijk ! In 't zeer onbepaalde, in 't zeer grove zijn dit de gevoelens van duizenden nu in deze tijden; en dat deze meneer Maurice Spronck een nieuw zeer klein gedeelte heeft geformu'eerd, is men geneigd zijn nederige verdienste te achten. Andere verdienste is er in dit boekje tenminste niet. R. A. II. en F. C. Jit. De roman in drie deeïen. liet Engelsche publiek, en het bewijst daar mede misschien zijn goeden smaak, koopt geen romans. Het leest al wat er nieuws uitkomt met een nog wel zoo sterke verslimlingsmanie als het Hollandsche, maar voor koopen is het niet tehuis. Rider Haggard beweert zelfs dat het een Durehschnitts-Engelschman in het geheel niet kan schelen wat hij leest, als hij maar een nieuwen roman krijgt te lezen. Hoe hij dien dan in han den krijgt? l'it de bibliotheek, de c-reuluting Jibrury. Daarom verfoeit Ilnggard deze instellingen. Want iedere nieuwe roman wordt door de circulntin;/ Uhrariex onmiddellijk gekocht. De twee groote tirma'sMudie enSmitb and Sons hebben ieder (iO,000 en meer abonné's. liet loont dus voor haar de moeite, een groot aantal exemplaren te koopen ; soms nemen zij in eens de geheele oplaag. Dan kan niemand het werk lezi'n, die zich niet bij hen heeft geabonneerd. Maar om dan ook hun geld terug te krijgen, dwingen zij de uitgevers, iederen nieuwen roman in drie dure deeïen te drukken, zoodat het publiek driedubbel voor het lezen betaalt, en mocht iemand nog eens een aanvechting krijg n om bet werk te koopen, in ieder geval de prijs hem afschrikt. Bovendien zijn de uitgevers, indien zij maar zeker zijn, hun oplaag geheel ?? e verkoopen, gaarne geneigd, om tegenover de wrctiluthig lilir fiets een (loei van den koopprijs dien hot publiek betaalt, te laten vallen. Romans waarvan de winkel prijs anderhalve guinea is. krijgen de firma's Mudie en Smith and Sons voor do helft, en do uitgever verdient er nog aan. Xu komen nog de beginners en do «voorname liefhebbers", die geen of maar heel weinig salaris verlangen, en de markt dus drukken voor de boroepsromauciers. Togen hen houdt Rider Haggard i u de Timen een verdelgende philippica. Het gevolg van al do concurrentie is, dat een maand of zes lang niemand dan do abonné's der lees bibliotheken de nieuwe romans in banden krijgt; kotüt er eindelijk een. goedkuope uitgaat', dan heeft i."Ier hot work gelezen, en brengen de bibliotheken bun exemplaren voor een appel en een ei aan de markt, zoodat dezen de afname der goedkoopc editie tegenwerken. Periodiek trekt de Autlfirx Xociffy tegen doze gewoonte to velde, zoo ook nu weder, uitgelokt door een poging der groote leesbibliotheken om hun den roman in drie deeïen nog goedkoopor te leveren, en aangevuurd door liet 'oorbeeld van G. Moore, (He dadelijk een goedkoope uit gave beeft doen verschijnen, waarvoor hij gestraft is met de plaatsing op den index van de grooto bibliotheken van al zijn werken. Walter liesant leidt de campagne, die zeker de populaire ro manciers niet tot nadeel zal zijn. Maar de arme ; stumperds van den tweeden rang gaan erbij onder. Want winnen de bibliotheken het pleit, dan zien zij hun salaris slinken, en winnen de schrijvers, hoe zullen zij dan een uitgever vinden voor hun onberoemdheid, zoolang de Engelschman zich van het koopen van romans zorgvuldig blijft ont houden ? Vertalingen van Tolstoï's werken. De letterkundige eigendom heeft nimmer het cachet van heiligheid gehad waarmede het grond bezit en andere, verworven, goederen zich mogen verheugen. De dichters zelf, naïef en slordig als zij dikwijls in geldzaken zijn, dragen een deel van de schuld daaraan, de uitgevers, de goeden niet te na gesproken, een zeker even groot, maar de meest schuldigen zijn de beunhazen in het rijk der letterkunde, de copiisten en vertalers. Tegen de laatsten vooral is reeds menige bliksem uit vertoornden dichterrnond geslingerd, maar zij hebben een harde huid, en geven hun bedrijf niet spoedig op. Thans komt Tolstoïtot hen met een herhaling van de oude klacht. Tolstoï, de patriarch, die hongerigen voedt, en zwakken steunt, maar die toch ook ten slotte zijn christendom niet zoover doordrijft, dat hij de parasieten die op zijn werken leven geheel ongestoord hun gang laat gaan. Hij laat aan ieder alle mogelijke vrijheid om zijn geschriften te vertalen, en er naar goedvinden mede te handelen, maar beklaagt zich over de verminking die zij hebben ondergaan door onbe kwame en onbeschaamde handen. Het gebeurt zeer dikwijls, zoo schrijft hij, dat de vertalers een onjuiste copie van het handschrift gebruiken, of vertalen uit een vertaling die gewoonlijk reeds zeer slecht is. Van hen die het Russische hand schrift gebruiken kent menigeen de taal maar gebrekkig; sommigen weten er zoo weinig van, j dat zij een geheel nieuwen roman schijnen te i hebben geschreven. De uitgevers voltooien dan dit barbarisme, door verscheiden verspreide opstellen onder n titel bijeen te voegen, de titels die Tolstoïzelf koos door anderen van hun vinding te vervangen, en geheele brokstukken die hun niet aanstaan, of die zij liever niet t gedrukt hebben, weg te laten; zij zetten dan de | kroon op het werk door op den omslag te ver| melden dat dit de eenige door den schrijver erkende uitgave is. Tolstoïeindigt met de verklaring, dat hij ook nu nog zijn geschriften tot ieders beschikking blijft stellen, maar de vertalingen die hij heeft goedgekeurd zal bij opzettelijk van de anderen onderscheiden. Montegazza broodschrijver. Italiëis het moderne land der armoede. De Italianen zullen de eersten zijn om dat toe te stemmen. Maar toch meenen zij aan sommigen j van hun begaafde medeburgers een onbezorgd i bestaan te hebben verzekerd, en l'aolo Monte! gazza, die een gezocht schrijver is op het schierj eiland, behoeft zeker geen honger te lijden, want j hij is behalve schrijver professor, en senator op ! den koop toe. Hij beloont echter de vereering j van zijn talent slecht. Een Duitsche parfuml fabrikant, Hermann, die een mooi débouchéheeft j in Italië, schreef onlangs een prijsvraag uit voor i de beste novelle waarin voor zijn odeuren re clame werd gemaakt. II j ontving 1002 antwoor den, en daarbij een novelle van. ... Paolo Mon tegazza. Voor van Houten, Géraudel en den Sunlightsoap-fabrikant een zaakje om jaloersch van te zijn ! BOEKAANKONDIGINS. Een Fransch edelman. Uit de Gxlenkschriften van Guitton ite lionne, Sieuw de M.ars<:c door STAXLEY J. WEGMAX. Uitgave van Ai.LEKT in-: LAX<;B, Amsterdam. De Westtninsttr Gazette zegt van dit boek: Wij weten niet of mr. Stanley Weijman's «Een Fransch edelman'' goed historisch is, maar een c/oei boei is het zeker ... Er komen genoeg gevechten, moorden en geluk kige reddingen in voor om iedereen te voldoen, het een boek voor eiken leeftijd. Historische Studiën door Prof. THEOD. JOIUSSKX, :Jnyoed/Moi>r druk, >n'i. > Lnrd Uhexterfi-ld" en de Republiek der Vereenigde Xederlandon en «de Ondergang van bet Koningrijk Holland." Uitgave van H. D. TJUKXK WILLINK, te Haarlem. Hangend Mos, Roman uit liet Jierlijuache laven, door l'.VUL LI X D AU, uitgave van G. G. \"ONK, te Alkmaar, Een boek van Lindau vindt steeds zijn weg. P. XooiiiiiinFF Groningi'n, gaf uit: Traite complet de la prononciation Fr-<ncaise, tl l'uvigc f/es Ho!kind,n«, par J. J. STREl'MER / 0.90 oe Vijftig Deuntjes en Liedjes, ten dien-te der />'<' tinarschnlett en tic liutq^te IdusRen dtr Vulk^ch'iol, door E. J. BOXESCHANSCHER, ;>() cent. iiiMmniimMiimiimimiiiitMiMill vo DAMES De l'eizfTht fin Chin'i. De dichter Jurdan. J)e li irmoituleer der odeuren. De keizerin van China, wier verjaardag nu l ondanks oorlog on pest niet ongeloofelijke ver; k\vi>ting zal gevierd worden, is inderdaad oene merkwaardige en buitengewone vrouw. Zij beeft ' bet wel aan het volk verdiend, en het is niet ' onbillijk, dat de regceringswerekl haar erkentei lijkhoid betoont. De keizerin-weduwe Tsi-Tshi i mag, als Elisabeth en Catharina de Tweede, tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl