Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 899
Uit Dr. GANNEF's Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
De grootste publiciteit.
(Judy.)
Advertentieagent (den koopman op de Britsche vlag u-ijzend): Zooals u ziet, Sir, ik
heb nog een paar mooie hokjes vrij."
Huwelijken in Abyssinie.
De hemel is helder, het weer is frisch. Een van
mijne vrienden geeft tegelijk zijn beide dochters
ten huwelijk en hij heeft de vriendelijkhe;d gehaG
mij tot het feest te noodigen. Ik voorzie mij van
eenige flesschen likeur, zeker dat zij goed ontvan
gen zullen worden door mijn gastheer; en na een
klein uurtje per muilezel langs onwaarschijnlijke
voetpaden, doet mij een gedruisch van tam-tams,
luid genoeg om de dooden die daarboven bij
Margam rusten, te wekken, mij te kennen dat
ik aangekomen ben. Mijn vriend is een voornaam
personage, uit de omgeving van den Negus
bdlamoual zooals men hier zegt en alles kon
digt aan dat hij de dingen netjes zal doen. In
derdaad : de binnenplaatsen zijn gevuld met muil
ezels, rijk opgetuigd, wier breede zilveren
halstuigen toonen dat zij toebehooren aan lieden in hooge
betrekking, hooge officieren van het paleis of rijke
choums.
Het is nog morgen en reeds hebben de neger
hutten een gegons als van menschelijke bijenkor
ven, de vrouwen draven van alle zijden aan, op haar
hoofd manden gevuld met levensmiddelen dragende ;
de knechten, voelend dat zij werken aan hun eigen
portie, geven zich een ongewone drukte en de
fam-tam weerklinkt maar al door, al sterker,
maatbrengend in de liedjes en het geschreeuw der vrou
wen, een soort van stoomfluitgegil als van een
locomotief in nood. En terwijl ik met den geluk
kigen papa de gewone complimenten wissel, komen
zwermen nsiiiari de zwervende zangers van liet
land op het huis aanstormen, voorafgegaan door
de gewone fluitisten van zijne Majesteit, afschuwe
lijke fluitisten, die altoos met hun drieën komen
om drie valsche noten uit te brengen. Dat alles
op de helling van den berg en een bekoorlijke om
lijsting van wilde vijgeboomeii, ceders en kobas,
den bijzondere banaanboom van Abyssinic, door
de geleerden (die alles verminken) in hun eigen
taaltje ma-ia cnseta genoemd. Een tafel is onder
de groote boomen geplaatst ten gebruike van de
Europeanen: zij is voorzien van tafellinneu, bor
den, vorken, lepels en glazen, al liet overtollige
eener vreemde beschaving, waarin zich de
cthiopische eenvoud slecht f chikt, zij heeft toch aan hpnr
vijf vingers genoeg o in aan de moeielijkste eischeu
te voldoen. Eeuige groote heercu en twee
Abyssiniërs, die zeer goed Eransch spreken, komen aan
onze tafel, zonder twijfel om ons te bewijzen dat
zij, als de gelegenheid zich voordoet, een diner
alle eer weten te geven, en het feestmaal begint
te midden van een oorverdoovend getier, waarbij
stemmen, fluiten, trommels en violen een orkest
vormen om draaiorgels jaloersck te maken. De
Abyssiniërs zijn niet muzikaal, zij bewijzen het!
Zij hebben Jaarentegen een eetlust die tegen geen
gastronomische moeielijkhedeu opziet. De koning
heeft ossen gezonden, de koningin ook; er zijn den
vorigen dag kudden schapen gekomen. En dat alles
is opgegaan. Alleen aan berberi (roodc peper) is
het gebruik verschrikkelijk geweest. Vijfhonderd
personen hebben achtereenvolgens de eethuttcn be
zocht, vijfhonderd uitgehongerde!1, en gedurende
de ochtend heeft men niets gehoord in deze hutten
dan het geregeld geklepper van de kaken, afwisse
lend met een soort van gejank dat de woedend
heete berberi veroorzaakt. Hondcrde kilo's rauw
vlecsch zijn verslonden geworden, zoodat in spijt
van den overvloed, om zes uur's avonds de levens
middelen teeds niet meer toereikend waren en dat
mijn gastheer, verpletterd door zooveel verschil
lende zorgen, voorziende dat het middagmaal mager
zou zijn, mij bedroefd in 't oor fluisterde;
Al had ik ;M dochters, ik zal er nooit weer
twee tegelijk laten trouwen."
Ik maak gebruik van een kansje om e/itu/r/ri-i,
fluiten en trommels te trotseeren en ten bezoek af te
leggen aan de jonge bruiden. De kleine voorplaats
voor hun huis is vol met vrouwen, die schreeuwen,
zingen en een verschrikkelijk cliarivari houden. Ik
treed in de hut, die donker is: de meisjes zijn
achter een gordijn. Ik kende ze reeds van vroeger,
zij zouden heel mooi worden, zelfs in ons land.
de oudste is dertien jaar. de andere nauwelijks
twaalf. Ze hebben haar toekomende echtgenooten
nog maar even in de verte gezien; de ouders heb
ben alles geregeld, zonder ze te raadplegen. Haar
vriendinnetjes omgeven ze en /ij alleen zijn droe
vig, met haar mrluncolicke gebronsde gezichten,
maagden, berustend in liet onbekende. J k moet
u /eggen dat ieder van de echtelieden de bruiloft
viert bij zijn eigen familie: eerst m t het onder
gaan van de zon komen de bruidegoms hun vrou
wen halen en daarna wordt er een ceremonie v,
rtooud. haif plechtig, half grappig, die mij zeer heeft
vermaakt.
Nauwelijks is de zon onder of men plaatst een
soort estrade, met een kleed bedekt, waarop zich
de vader van de jonge meisjes deftig installeert;
in zijne nabijheid blijven een van zijne bloedver
wanten eu die iler gasten die ais getuigen moeten
dienen. Alles is trouwens vooruit geregeld. Toort
sen van harsachtig hout, die knechten in de hand
houden, werpen een zacht licht. De zaak is lui,
de aanstaande schoonzonen eeiis te negeren;'' men
moet hun allerlei vernederingen aandoen, hen ver
geefs laten wachten aan de deur, hun zelfs wel
eens een ernstig pak ransel geven. Men moet hun
wel doen gevoelen, hoe ko.itbaar de eer is, die zij
aai.gezocht hebben; en hun eigen onwaardigheid
aaiitoonen door een aangename reeks van onbe
leefde gedragingen.
De ougelukkigen stonden al sedert een halfuur
aan de deur te luisteren naar praatjes als deze. en
er op te antwoorden:
??//Wat kom je hier zoeken?"
//Ik kom mijn bruid halen."
//Wel ja, men zal zulke paarleri aan lieden
van jou soort geven! Maar vooreerst; wie ben je?"
Daarop beginnen de verklaringen; de bruidegoms
tellen al de presenten op, die zij aan hun schoon
vader en hunne vrouwen brengen en moeten op
't eind nog hooren :
//Dat is al heel karig ! Maar vooreerst laat
ons eens zien wat gij brengt !"
Eerst na deze lange proef wordt de deur hun
knorrig geopend ; terwijl de boodschappen elkaar
opvolgen van de deur naar de binnenkamer, waar
het hoofd van de familie zich houdt alsof hij alles
voor 't eerst hoort.
Om goed hun belangrijkheid aan te toonen, had
den de twee aanstaande schoonzonen zich doen
vergezellen van een rumoerige muziek, wier ge
weld mij lang in de herinnering zal blijven.
Eindelijk vrij doorgelaten, niet zonder nog eenige
stooten, worden de bruidegoms op de binnenplaats
gebracht, waar de schoonvader in zijne gclieele
majesteit zetelt. Tapijten zijn op den grond uitge
spreid op een zekeren afstand en, als zij er te dicht
bij komen, duwt een geïmproviseerde ceremonie
meester hen terug. Hetzelfde ceremonieel als bij
de deur begint opnieuw, met minder grove aar
digheden, daar de gedistingeerde genoodigden er
voor zorgen. Als de vraag herhaald wordt:
//Wie bewijst ons de waarheid van al wat gij
ons meedeelt ?" is het plechtig antwoord //Dit!"
en nu waren wij getuigen van een oneindig
uitpakkcu van kruiken honig, kruiken boter, tabbaar
den eu thalers. Daarna kwamen de paarden en de
opgetuigde muilezels; er kwam geen eind aan.
Eindelijk deed de stem van een vriend der familie
zich hooren :
//Dat alles is niet genoeg," zegt hij. //voor de
eer waarnaar gij dingt. Dit is het deel voor de
ouders; wat brengt gij voor uwe vrouwen?"
Toen noemde, met nog steeds onderdanige stem,
de bruidegom de landen op, die hij van den ko
ning heeft gekregen, zijn eigen goederen, zijn paar
den, zijn muilezels, zijn kudden, zijn fortuin in
contanten. Dat is alles nog niet.
De eerste vriend van de familie voegt er streng bij:
»Dat is redelijk behoorlijk, maar waar zijn
uw borgen ?"
Het is ounoodig te zeggen dat de borgen pre
sent en reeds lang bekend zijn, toch wil de vriend
des huizes er nog meer hebben en de aanstaande
jonge mannen gaan welwillend ze optellen, vooral
als het. lieden van hoogen rang zijn, deftige of aan
zienlijke personen. liet contract is eindelijk gesloten.
Dan zegt een koninklijk ambtenaar;
/.Erkent gij deze als u vrouw?"
//Ja, Menelik (of) Negus ymoiit. (Bij den dood
des koniugs.)
Dezelfde vraag zal aan de vrouw gesteld wor
den, die er hetzelfde op zal antwoorden. Op een
teekeu maakt men een buiging; een priester pre
velt een kort gebed, hetgeen echter niet noodza
kelijk is; de aanstaande echtgenooten worden uu
toegelaten tot de eer ook op liet tapijt te mogen
zitten; zij nemen een zegevierende houding aan,
die een sterk contrast vorii.t met hun
ootmocdigheid van daar even, en terwijl de schoonvader door
zijn vrienden gevolgd den zetel verlaat, waar hij
majestueus troonde, begeven zij zich haastig naai
de hut waar hun bruiden achter een gordijn ver
borgen zijn.
Hier volgen nieuwe plagerijen, nieuwe grappen
van twijfelachtige!! smaak: de jonggetrouwden
willen hun vrouwen zien, men duwt hen, en werpt
beu omver; zij komen er eindelijk door, zoo goed
als ze kunnen.
./Wat komt gij hier doen?" roept men hun
toe.
//Ik kom mijn vrouw zien !''
//[vent gij haar?"
//Dat zou ik denken !"
/,Is liet deze ?''
Ecu oog verschijnt om den hoek van het gor
dijn, daarna twee: de Abyssinische vrouwen heb
beu altijd mooie oogen, daarna een stukje van het
gezicht eu eiken keer wordt de vraag herhaald.
De strijd tegen het Hoogerhuis.
(Punch.)
Sir WIJJJAJJ HAIÏCOFKT (tot radicalen ijveraar)'
»Zóó krijgt ge hem nooit, vriend, laat dat zaakje
aan mij over."
Al de vriendinnen van de jonge vrouwtjes
proliteeren ervan, om hun aardige gezichtjes te
tooncn, soms leent zich een oude vrouw, gerimpeld en
afgeleefd, 1ot de ruwe aardigheid.
//Neen, dat is ze niet!" roepen de
ongelukkigcn, die veroordeeld zijn heel wat leelijks tézien.
Eindelijk herkennen zij hunne vrouwen en is het
hun toegestaan, ze op hun gemak te bezien, te
midden van ontzettend luidruchtige toejuiching en
helsch getier, dat den geheelen nacht duurt; want
men eet alweer, men eet maar steeds en drinkt er
bij, helaas. Hier en daar komt zelfs een beetje
twist, dat dreigt, tot onaangenaamheid over te slaan.
Eerst als de dag aanbreekt, verlaten de
eehtgenooten het feest, na een soort van schaking, 'ik
voor mij, ik verlaat deze ceremonie, waar de
nieuwsgierigheid mij heeft doen blijven, ongeveer
dood-op.
Al die huwelijksfeesten lijkeu op elkander, op
het weelderige na; maar er zijn drie soorten van
huwelijken. Vooreerst liet godsdienstig huwelijk,
voorafgegaan door een mis en communie in de
kerk. Dit huwelijk is onverbrcekbaar, het is zeer
zeldzaam. Li 't algemeen trouwt de Abyssiuiër
burgerlijk, liet burgelijk huwelijk met bruiloft en
contract, zooals dat wat ik juist beschreven heb,
is het gewone onder de fatsoenlijken. In geval
van echtscheiding, wordt alles te voren geregeld
en deze gaat ook fatsoenlijk. De huwelijken uit
toegenegenheid zijn ook zeer algemeen, minder
plechtig, en in dit gelukkig land ouder het bereik
van alle beurzen. Een maaltijd dient dan als be
zegeling. De man zegt eenvoudig tot de genoo
digden :
//Dit is mijn vrouw!"
En de vrouw zegt:
,Dit is mijn mijn!"
Ik geloof dat er een christelijke maatschappij
bestaat, waar het huwelijk zoo gemakkelijk is, want
de priesters wonen dikwijls de burgerlijke huwe
lijken bij, ook wanneer zij ze niet gesloten hebben.
Het is waar, dat zij zelf verplicht zijn kerkelijk
te trouwen, maar zij zijn ongeveer de eenigen, die
zich aan dezen regel onderwerpen, zoodat
Abyssiiiiëin dit opzic'at ook bij ons vooruit is.
In geval van echtscheiding zijn de formaliteiten
zeer eenvoudig. Men scheidt van elkaar en alles
is uit. l-; er verschil v;m meeniiig omtrent de
kinderen, dan worden zij aan de moeder toegekend
zoolang zij nog klein zijn, en de vader moet dan
voor de helft in hun onderhoud bijdragen. Als zij
spreken kunnen, vraagt men hun bij wie ze willen
blijven en dezelfde verplichting bestaat, voor de
ouders, liet is overigens vrij zeldzaam, dat meu
zich tot in deze omstandigheden tot de magistraten
behoeft te wenden.
De opening van het hek.
(Puck.)
Uxei.K SAM (tot den genius ran den koophandel): -Do tarieven xijn wel niet zoo lang als,
ik gowensclit had. maar voor 't oogonblik kunnen wc niets beters krijgen. En nu vooruit maar
met de zaken '."