De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 16 september pagina 7

16 september 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 899 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Opiniën van Elisabetta. EEN BKIBF AAN DEN BURGEMEESTER. Geachte Edel Achtbare! »Paf!" zei ik tegen mijn man, »ik ga den >urgemeester een handje helpen in het regeeren." «Ga voor mijn part je gang," gaf Pavaradozzi (zoo heet mijn echtvriend) ten antwoord, «maar je weet niet wat je aanhaalt. De bur gemeester zal niets van je willen weten en 't publiek zal je uitlachen en misschien wel uitschelden. De beste bedoelingen worden altijd miskend en men krijgt voor dank meest iets waar niemand wat mee te maken wil hebben." »Dat laatste is niets," merkte ik op, »als ik het hart van onzen burgervader maar steel, «n ik geloof dat het me wel zal gelukken. In de dagen van Van Tien hoven zou ik bobben gezwegen; hij was wel een goed en braaf mensch, een vriendelijk man, maar enfin, je weet er alles van, hij was ongekend glad, een aal was er stroef b\j en..." «Jawel," riep Paf, «hij beloofde soms zijn hemd van zijn lijf en per saldo deed hij dan niet te veel." Ik vond deze opmerking in minder nette bewoordingen gekleed, Edel Achtbare; het komt mij voor dat een getrouwd man zelfs tegenover zijn wettige huisvrouw egards in acht heeft te nemen; maar enfin, mijn Pavaradozzi is nu eenmaal zoo. ' «De heer Vening Meinesz is zoo geheel anders," vervolgde ik. «'t Is een man waar je van weet wat je er aan hebt. »Een wijs regent is streng," zegt Jezus Sirach, en .. /' «Ik heb Hovy en Van Nierpp laatst op een drafje door de Damstraat zien hollen om maar bij tijds in de gemeenteraads zitting te zijn," sprak Paf, »ze renden als handelslui die een extra beurs-kwartje moeten uitwinnen. Ja, hij heeft z'n volkje ongemakkelijk onder den duim. Maar, a propos, wat wil je nu «igenlijk gaan uitrichten?" »In de eerste plaats wil ik den burgemeester gaan verdedigen tegen allerlei leelijke be schuldigingen." «Als daar zijn?" vroeg mijn echtgenoot. «Wel, heel wat Amsterdammers praten tegenwoordig, zeer ten onrechte, den man na ?die in Faust van een burgemeester zegt: Wat doet hij voor de stad, die vout? Wordt het niet alle dagen barder? De dwang tot zoet zijn wordt steeds harder, Betalen moet men ongekend!" »Ik maak je geen compliment over je ver taling," zei Paf," «en ik moet je ook doen ?opmerken dat we 's avonds op straat niet meer mogen zingen en na n uur 's nachts niet meer in een bierhuis mogen zitten. Kijk ?pok mijn kasboek eens na over de laatste jaren, dan zul je zien dat ik voortdurend meer moest afdekken." Dit was hatelijk en daarom gaf ik maar geen antwoord. «Als je nu die besehuldigingen heb weer legd," zei Paf wat later op spottenden toon, »ga je zeker, om een voorbeeld te noemen, «en burgemeester vertellen hoe we aan een nieuwe beurs moeten komen, hé?" «Waarom niet?" antwoordde ik met vuur. »Het is een heel gewichtig- onderwerp. Met het beursvraagstuk sta ik op en ga ik na ar bed." «Met je verlof, meidlief," riep mijn man grijnzend, »dat doe je eigenlijk met mij." «Wat een flauwe aardigheid, niet waar burgemeester? Zulke lafheden tapt Pavaradozzi onophoudelijk en als ik er tegen opkom, zegt hij er een studie van te maken om een maal gemeenteraadslid te kunnen worden. «De policie, dat is ook een mooi onderwerp, Bet,'' begon mijn kwelgeest weder. «Zeker, heel mooi!" «Steenkamp is zeker ook een afgodje van jeV" Ik werd boos. «De heer Steenkamp," zei ik, »is een nobele figuur. Dat hij van zijn corps niet kan maken, wat er van te maken is, is heel,natuurlijk. De man heeft vroeger nooit bij de politie gediend en rnen heeft hem uit een geheel andere carrière gerukt. Je zal zeggen dat hij in het buitenland is gaan studeeren, maar, goeie help, de poes zegt nog miauw als ze naar Rome is. Steenkamp is een denker, een wijsgeer en terecht houdt hij zich aan de uitmuntende les : Ihr durchstiulirt die Tusze und kleine Welt, Tjm es am Ende geh'n zu lassen, Wie's Guit gef'alit." «Je wordt heusch vervelend met je aanha lingen, Bet," riep Paf, «laat die weg, kind, als je geen gevaar wilt loopen dat het lezend publiek je proza niet lust." Deze raad is misschien nog zoo slecht niet en ten minste waard overwogen te worden. Ik heb u het gesprek met mijn man wat uitvoerig verteld, Edel Achtbare, om u te doen zien dat ik een arme, geplaagde vrouw ben. Ik hoop dat u 'tin mij zult bewonderen dat ik nog veerkracht genoeg behouden heb om eene poging te wagen nuttig werkzaam te wezen in 't belang der stad die u en inij dierbaar is. En ik wil krachtig arbeiden. Misschien zal 't blijken dat ik mijzelve overschat heb. Waarom echter zou ik ook niet kunnen slagen? Het Kapitool immers eenmaal wel door de ganzen gered ? Zou dus Amsterdam niet door een wakkere vrouw van den rand des afgronds kunnen worden terug gebracht? Dat ik me niet schaam om naast de ganzen te gaan staan burgemeester, bewijst u onge twijfeld dat nederigheid mijn hoof'ddeugd is. Mag ik u thans een eersten wenk geven? Naar ik hoor wordt het voortdurend moeielijker om het evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten der gemeente te bewaren. Er moet meer worden opgebracht. Hoe zal men echter aan geld komen? Die akelige 'forensen" krijgt u, naar mij Een wijs man in zijn tijd. JUDELS : »Ik heb mijn best gedaan om de menschen te laten lachen, en tevens gezorgd, dat ik zelf ook nog een beetje lachen kon." iimmiimiiHii iiimmiiiiuii verzekerd is, vooreerst niet bij de kladden, den gef'ortuneerden dat begrijp ik beat kan men het leven niet al te /-uur maken, want dan hoepelen ze op. Van de arme lui is niemendal te halen; die verdonkercninanen, als 't spaak loopt, hun inboedellje of' halen den een of anderen Reens te hulp. «Precies", zegt u misschien, »maar wat dan ?" Heeft u nooit eens bedacht dat we in Am sterdam een heel leger winkeliers hebben. stakkers die wel gedoemd zijn om hier te blijven. Zeker, ze zitten op zware lasten en hebben reden genoeg tot klagen. Ze kunnen echter nergens heen en ik zie dus niet in, waarom men deze belastingschuldigen de tranen niet nog wat meer uit do oogen zal laten loopen. Ze zijn als nieuwe citroenen, hard van schil, maar toch wel uit te knijpen. En dan de lui die. met bescheiden inkomsten, op gestoffeerde kamers wonen, maar er een eigen inbpedeltje op na houden, waaraan ze gehecht zijn. Mij dunkt dat die ook nog te pakken kunnen worden genomen. Vergun me een vertelseltje: In den winkel van .... (ik noem liever geen naam) was een. zadel verkocht, maar niemand van het winkelpersoneel wist zich den naam van den kooper meer te herinneren. De winkelier zat in zak en assehe. Toen redeneerde zijn snuggere eerste be diende aldus: »We hebben twee en dertig klanten waar van we kunnen vermoeden dat ze zoo'n zadel kpopen. Laten we het dus op de jaarreke ning van al de H2 zetten. Van zelf krijgen we dan aanmerking van 'M lieden en bieden deze ons excuus aan voor do gemaakte ver gissing". Gezegd, gedaan. In den loop van het volgend jaar bleek dat er altijd sloffe, vergeetachtige, onaftente, onverschillige menschen zij u, wan', de winke lier kreeg het zadel dertien maal betaald. A bon entendeur, salut! Terloops nog ele opmerking dat een handig kleermaker zijn soliede klanten altijd duurder laat betalen, dan zulke die hij verdenkt met zijn dubbeltjes schoot te gaan. Op die manier dekt hij zijn verlies. Ik hoor u 't woord «Ontevredenheid" mom pelen. Maar lieve hemel, waarde burgemeester, waarvoor hebben we dan politie, garnizoen en bovenal schutterij ? Vóór ik eindig een verzoek: j Zeg nu, wat ik u bidden mag. toch niet: ; »dat is allemaal maar vrouwen-geschrijf!'' Ik j weet wol dat ik nu en dan de plank eens j zal misslaan of een bok zal schieten. Bedenk ! echter de goede bedoeling en overweeg. j hoe de nijvere bij honing uit de bloempjes J haalt en hoe het beest er in laat zitten waar het niet van gediend is. Wellicht doet zich wel eens een onderwerp voor, dat eene vrouw moeiclijk kan behan| delen. Dat zal ik mijn zwager, die luitenant j bij de cavalerie is en te 's Gravenhage in garnizoen ligl, voor mij laten schrijven, dat is te onhebbelijk voor mij. Niet altijd ook zal ik u in mijn stukken l helpen regeeren, want ik moet ook open oog hebben voor andere /.aken. als daar zijn : ;' vrouwen-vraagstuk, dienstboden-plaag, toilet, i en/., enz. l Helpen zal ik u echter waar ik maar kan, j dat is zoo vast als een muts met zeven keel! banden. En hiermede, geachte Edel Achtbare, noem ik mij, UEd-dicnstvaardige dienaresse, 1 KusAnr.TT.v PAv.vitAimm, j geb. j)i CAI:.U-TI. l'. >>'. Hoewel ik U persoonlijk onbekend ! ben, verzoek ik mij u eerbiedige groete aan mevrouw uwe echtgonoou: en uw lieve kin deren te willen overbrengen. Een trouw lezer in Duifschland zendt ons het eerste nummer van een blad, dat tic Ilnfif is gedoopt, als curiositeit nemen we liet inlei dend woonl der Reductie over : i De Baaf. \ Nu wc voor de eerste maal krassen, zullen i de Ie//'rs wel willen weten wat ze aan ons hebben. Aan i>/i!itick (loer. we geen steek. Daar is ons karakter reeds zoo totaal door bedorven, dat het niet erger kan. i Wat maar op zeventien kilometer afstand i naar yoilsdicnsf- riekt, ontloopen we op een dr:, f. | Het imrlii'/tUer IfCfii zal ons heilig zijn. Als een freule er met een jonkheer van door gaat, een notaris of burgemeester leelijke dingen uithaalt, een bankier dutle spoorweg waarden op de markt brengt.... enfin, als al die dingen gebeuren, zullen we er ons niet mede bemoeien, maar over het toenemend zedenbederf zuchten en bedenken dat we zelf ook niet precies zuiver op de graat zijn. Wat wc dan wél zullen doen ? We gaan nagenoeg alles stelen wat los en vast is uit andere couranten wel te ver staan en vullen er ons blad mee. Men ziet we zijn eerlijk als goud en komen rond voor onze. bedoelingen uit. Graag zullen we, als de couranten die we veeren uit den staart halen, zulks verlangen, man en paard noemen. Waarom ook niet ? Netjes zijn is onze tweede natuur. Of' de collega's er echter altijd mede gediend zullen wezen als ze hun proza, na een paar dagen, nog eens opgewarmd onder de oogcn krijgen, betwijfelen we. Maar, ge lijk gezegd: we zijn tot alle euveldaden bereid. Verder beloven we niets en men wachte op onze daden. We zullen niet doen als de mannen der wonder paketten, die iemand gouden bergen beloven, zoodat hij 's nachts van opgewondenheid niet slaapt en 's mor gens bespeurt dat hij een kat in den zak kocht. Ons blad zal twee centen kosten, 't Is te geef', maar edelmoedigheid is onze tweede natuur en wc stelen toch alles. Op de knieën smeekten we onze uitgevers zich toch niet met advertentiëu in te laten. Hoogstens, meenden we, moesten annonces worden aangenomen van winkeliers op zwart zaad en jonge juffrouwen die graag willen trouwen, en dan tegen twee mark per regel. De uitgevers vroegen of' we bijgeval niet wijs waren. Van de adverlcntiën", zeiden ze, moet een courant het hebben; jullie opvulsel is meer bijzaak." Dit was ongehoord grievend. Abonnementen vonden wc ook iets onzinnigs. Weer kregen we echter den wind van voren en daarom zullen we er maar't zwijgen toe doen en ons niet bemoeien met zaken die ons, goed beschouwd, ook niemendal aangaan. Voorlooplg meenen we alles te hebben ge zegd wat ons op het hart lag. Hebben we wat vergeten, dan komt dit later wel op de proppen. ])c Redactie..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl