Historisch Archief 1877-1940
No. 899
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Opiniën van Elisabetta.
EEN BKIBF AAN DEN BURGEMEESTER.
Geachte Edel Achtbare!
»Paf!" zei ik tegen mijn man, »ik ga den
>urgemeester een handje helpen in het
regeeren."
«Ga voor mijn part je gang," gaf
Pavaradozzi (zoo heet mijn echtvriend) ten antwoord,
«maar je weet niet wat je aanhaalt. De bur
gemeester zal niets van je willen weten en 't
publiek zal je uitlachen en misschien wel
uitschelden. De beste bedoelingen worden
altijd miskend en men krijgt voor dank meest
iets waar niemand wat mee te maken wil
hebben."
»Dat laatste is niets," merkte ik op, »als
ik het hart van onzen burgervader maar steel,
«n ik geloof dat het me wel zal gelukken.
In de dagen van Van Tien hoven zou ik
bobben gezwegen; hij was wel een goed en
braaf mensch, een vriendelijk man, maar
enfin, je weet er alles van, hij was ongekend
glad, een aal was er stroef b\j en..."
«Jawel," riep Paf, «hij beloofde soms zijn
hemd van zijn lijf en per saldo deed hij dan
niet te veel."
Ik vond deze opmerking in minder nette
bewoordingen gekleed, Edel Achtbare; het
komt mij voor dat een getrouwd man zelfs
tegenover zijn wettige huisvrouw egards in
acht heeft te nemen; maar enfin, mijn
Pavaradozzi is nu eenmaal zoo.
' «De heer Vening Meinesz is zoo geheel
anders," vervolgde ik. «'t Is een man waar
je van weet wat je er aan hebt. »Een wijs
regent is streng," zegt Jezus Sirach, en .. /'
«Ik heb Hovy en Van Nierpp laatst op een
drafje door de Damstraat zien hollen om
maar bij tijds in de gemeenteraads zitting te
zijn," sprak Paf, »ze renden als handelslui
die een extra beurs-kwartje moeten uitwinnen.
Ja, hij heeft z'n volkje ongemakkelijk onder
den duim. Maar, a propos, wat wil je nu
«igenlijk gaan uitrichten?"
»In de eerste plaats wil ik den burgemeester
gaan verdedigen tegen allerlei leelijke be
schuldigingen."
«Als daar zijn?" vroeg mijn echtgenoot.
«Wel, heel wat Amsterdammers praten
tegenwoordig, zeer ten onrechte, den man na
?die in Faust van een burgemeester zegt:
Wat doet hij voor de stad, die vout?
Wordt het niet alle dagen barder?
De dwang tot zoet zijn wordt steeds harder,
Betalen moet men ongekend!"
»Ik maak je geen compliment over je ver
taling," zei Paf," «en ik moet je ook doen
?opmerken dat we 's avonds op straat niet
meer mogen zingen en na n uur 's nachts
niet meer in een bierhuis mogen zitten. Kijk
?pok mijn kasboek eens na over de laatste
jaren, dan zul je zien dat ik voortdurend
meer moest afdekken."
Dit was hatelijk en daarom gaf ik maar
geen antwoord.
«Als je nu die besehuldigingen heb weer
legd," zei Paf wat later op spottenden toon,
»ga je zeker, om een voorbeeld te noemen,
«en burgemeester vertellen hoe we aan een
nieuwe beurs moeten komen, hé?"
«Waarom niet?" antwoordde ik met vuur.
»Het is een heel gewichtig- onderwerp. Met
het beursvraagstuk sta ik op en ga ik na ar bed."
«Met je verlof, meidlief," riep mijn man
grijnzend, »dat doe je eigenlijk met mij."
«Wat een flauwe aardigheid, niet waar
burgemeester? Zulke lafheden tapt
Pavaradozzi onophoudelijk en als ik er tegen opkom,
zegt hij er een studie van te maken om een
maal gemeenteraadslid te kunnen worden.
«De policie, dat is ook een mooi onderwerp,
Bet,'' begon mijn kwelgeest weder.
«Zeker, heel mooi!"
«Steenkamp is zeker ook een afgodje van jeV"
Ik werd boos. «De heer Steenkamp," zei ik,
»is een nobele figuur. Dat hij van zijn corps
niet kan maken, wat er van te maken is, is
heel,natuurlijk. De man heeft vroeger nooit
bij de politie gediend en rnen heeft hem uit
een geheel andere carrière gerukt. Je zal
zeggen dat hij in het buitenland is gaan
studeeren, maar, goeie help, de poes zegt nog
miauw als ze naar Rome is. Steenkamp is
een denker, een wijsgeer en terecht houdt hij
zich aan de uitmuntende les :
Ihr durchstiulirt die Tusze und kleine Welt,
Tjm es am Ende geh'n zu lassen,
Wie's Guit gef'alit."
«Je wordt heusch vervelend met je aanha
lingen, Bet," riep Paf, «laat die weg, kind, als
je geen gevaar wilt loopen dat het lezend
publiek je proza niet lust."
Deze raad is misschien nog zoo slecht niet
en ten minste waard overwogen te worden.
Ik heb u het gesprek met mijn man wat
uitvoerig verteld, Edel Achtbare, om u te
doen zien dat ik een arme, geplaagde vrouw
ben. Ik hoop dat u 'tin mij zult bewonderen
dat ik nog veerkracht genoeg behouden heb
om eene poging te wagen nuttig werkzaam
te wezen in 't belang der stad die u en inij
dierbaar is.
En ik wil krachtig arbeiden.
Misschien zal 't blijken dat ik mijzelve
overschat heb. Waarom echter zou ik ook
niet kunnen slagen? Het Kapitool immers
eenmaal wel door de ganzen gered ? Zou dus
Amsterdam niet door een wakkere vrouw van
den rand des afgronds kunnen worden terug
gebracht?
Dat ik me niet schaam om naast de ganzen
te gaan staan burgemeester, bewijst u onge
twijfeld dat nederigheid mijn hoof'ddeugd is.
Mag ik u thans een eersten wenk geven?
Naar ik hoor wordt het voortdurend
moeielijker om het evenwicht tusschen uitgaven en
inkomsten der gemeente te bewaren. Er moet
meer worden opgebracht. Hoe zal men echter
aan geld komen?
Die akelige 'forensen" krijgt u, naar mij
Een wijs man in zijn tijd.
JUDELS : »Ik heb mijn best gedaan om de menschen te laten lachen, en tevens gezorgd,
dat ik zelf ook nog een beetje lachen kon."
iimmiimiiHii
iiimmiiiiuii
verzekerd is, vooreerst niet bij de kladden,
den gef'ortuneerden dat begrijp ik beat
kan men het leven niet al te /-uur maken,
want dan hoepelen ze op. Van de arme lui
is niemendal te halen; die verdonkercninanen,
als 't spaak loopt, hun inboedellje of' halen
den een of anderen Reens te hulp.
«Precies", zegt u misschien, »maar wat dan ?"
Heeft u nooit eens bedacht dat we in Am
sterdam een heel leger winkeliers hebben.
stakkers die wel gedoemd zijn om hier te
blijven. Zeker, ze zitten op zware lasten en
hebben reden genoeg tot klagen. Ze kunnen
echter nergens heen en ik zie dus niet in,
waarom men deze belastingschuldigen de
tranen niet nog wat meer uit do oogen zal
laten loopen. Ze zijn als nieuwe citroenen,
hard van schil, maar toch wel uit te knijpen.
En dan de lui die. met bescheiden inkomsten,
op gestoffeerde kamers wonen, maar er een
eigen inbpedeltje op na houden, waaraan ze
gehecht zijn. Mij dunkt dat die ook nog te
pakken kunnen worden genomen.
Vergun me een vertelseltje:
In den winkel van .... (ik noem liever
geen naam) was een. zadel verkocht, maar
niemand van het winkelpersoneel wist zich
den naam van den kooper meer te herinneren.
De winkelier zat in zak en assehe.
Toen redeneerde zijn snuggere eerste be
diende aldus:
»We hebben twee en dertig klanten waar
van we kunnen vermoeden dat ze zoo'n zadel
kpopen. Laten we het dus op de jaarreke
ning van al de H2 zetten. Van zelf krijgen
we dan aanmerking van 'M lieden en bieden
deze ons excuus aan voor do gemaakte ver
gissing".
Gezegd, gedaan.
In den loop van het volgend jaar bleek
dat er altijd sloffe, vergeetachtige, onaftente,
onverschillige menschen zij u, wan', de winke
lier kreeg het zadel dertien maal betaald.
A bon entendeur, salut!
Terloops nog ele opmerking dat een handig
kleermaker zijn soliede klanten altijd duurder
laat betalen, dan zulke die hij verdenkt met
zijn dubbeltjes schoot te gaan. Op die manier
dekt hij zijn verlies.
Ik hoor u 't woord «Ontevredenheid" mom
pelen. Maar lieve hemel, waarde burgemeester,
waarvoor hebben we dan politie, garnizoen
en bovenal schutterij ?
Vóór ik eindig een verzoek:
j Zeg nu, wat ik u bidden mag. toch niet:
; »dat is allemaal maar vrouwen-geschrijf!'' Ik
j weet wol dat ik nu en dan de plank eens
j zal misslaan of een bok zal schieten. Bedenk
! echter de goede bedoeling en overweeg.
j hoe de nijvere bij honing uit de bloempjes
J haalt en hoe het beest er in laat zitten waar
het niet van gediend is.
Wellicht doet zich wel eens een onderwerp
voor, dat eene vrouw moeiclijk kan
behan| delen. Dat zal ik mijn zwager, die luitenant
j bij de cavalerie is en te 's Gravenhage in
garnizoen ligl, voor mij laten schrijven, dat
is te onhebbelijk voor mij.
Niet altijd ook zal ik u in mijn stukken
l helpen regeeren, want ik moet ook open oog
hebben voor andere /.aken. als daar zijn :
;' vrouwen-vraagstuk, dienstboden-plaag, toilet,
i en/., enz.
l Helpen zal ik u echter waar ik maar kan,
j dat is zoo vast als een muts met zeven
keel! banden.
En hiermede, geachte Edel Achtbare, noem
ik mij,
UEd-dicnstvaardige dienaresse,
1 KusAnr.TT.v PAv.vitAimm,
j geb. j)i CAI:.U-TI.
l'. >>'. Hoewel ik U persoonlijk onbekend
! ben, verzoek ik mij u eerbiedige groete aan
mevrouw uwe echtgonoou: en uw lieve kin
deren te willen overbrengen.
Een trouw lezer in Duifschland zendt ons
het eerste nummer van een blad, dat tic Ilnfif
is gedoopt, als curiositeit nemen we liet inlei
dend woonl der Reductie over :
i De Baaf.
\ Nu wc voor de eerste maal krassen, zullen
i de Ie//'rs wel willen weten wat ze aan ons
hebben.
Aan i>/i!itick (loer. we geen steek. Daar is
ons karakter reeds zoo totaal door bedorven,
dat het niet erger kan.
i Wat maar op zeventien kilometer afstand
i naar yoilsdicnsf- riekt, ontloopen we op een
dr:, f.
| Het imrlii'/tUer IfCfii zal ons heilig zijn.
Als een freule er met een jonkheer van door
gaat, een notaris of burgemeester leelijke
dingen uithaalt, een bankier dutle spoorweg
waarden op de markt brengt.... enfin, als al
die dingen gebeuren, zullen we er ons niet
mede bemoeien, maar over het toenemend
zedenbederf zuchten en bedenken dat we zelf
ook niet precies zuiver op de graat zijn.
Wat wc dan wél zullen doen ?
We gaan nagenoeg alles stelen wat los en
vast is uit andere couranten wel te ver
staan en vullen er ons blad mee. Men
ziet we zijn eerlijk als goud en komen rond
voor onze. bedoelingen uit. Graag zullen we,
als de couranten die we veeren uit den staart
halen, zulks verlangen, man en paard noemen.
Waarom ook niet ? Netjes zijn is onze tweede
natuur. Of' de collega's er echter altijd mede
gediend zullen wezen als ze hun proza, na
een paar dagen, nog eens opgewarmd onder
de oogcn krijgen, betwijfelen we. Maar, ge
lijk gezegd: we zijn tot alle euveldaden bereid.
Verder beloven we niets en men wachte op
onze daden. We zullen niet doen als de
mannen der wonder paketten, die iemand
gouden bergen beloven, zoodat hij 's nachts
van opgewondenheid niet slaapt en 's mor
gens bespeurt dat hij een kat in den zak kocht.
Ons blad zal twee centen kosten, 't Is te
geef', maar edelmoedigheid is onze tweede
natuur en wc stelen toch alles.
Op de knieën smeekten we onze uitgevers
zich toch niet met advertentiëu in te laten.
Hoogstens, meenden we, moesten annonces
worden aangenomen van winkeliers op zwart
zaad en jonge juffrouwen die graag willen
trouwen, en dan tegen twee mark per regel.
De uitgevers vroegen of' we bijgeval niet wijs
waren. Van de adverlcntiën", zeiden ze,
moet een courant het hebben; jullie opvulsel
is meer bijzaak."
Dit was ongehoord grievend.
Abonnementen vonden wc ook iets
onzinnigs. Weer kregen we echter den wind van
voren en daarom zullen we er maar't zwijgen
toe doen en ons niet bemoeien met zaken
die ons, goed beschouwd, ook niemendal
aangaan.
Voorlooplg meenen we alles te hebben ge
zegd wat ons op het hart lag. Hebben we
wat vergeten, dan komt dit later wel op de
proppen.
])c Redactie..