Historisch Archief 1877-1940
N°. 900
DE AMSTERDAMMEE
A°.
1894WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
. Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 23 September
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65
Voor Indiëper jaar mail 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O 17 Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ. Een redac
tie die haar ontslag neemt. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN: De Trades' Unions en het
Socialisme, door Socius. FEUILLETON: De
kleine tamboers van het »Fore-acd-Aft," door
Rudyard Kipling. II. Muziek in de hoofd
stad, door Van Milligen. KUNST EN LET
TEREN : Kunsthistorici en kunstkritici, door Jan
Veth. De wereldtentoonstelling van Schoone
Kunsten te Antwerpen, door Pol de Mont. II.
De ingenieurs Hattinga, door J. H. L. van der
Schaaff. In memoriam, Jhr. P. A. Alting von
Geusau, door Justus van Maurik. SCHAAK
SPEL. VOOtl DAMES, door E-e. RECLA
MES. UIT Dr. GANNEF'S STUDEERKAMER.
PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVER
TENTIE!^
De oorlog in het Oosten van Aziëheeft
ten minste reeds dit gevolg gehad, dat men
in Europa begint in te zien, Japan niet
langer als quantiténégligeable te kunnen
behandelen, of als »dat land van den Mikado",
waarmede men, na de burleske operette van
Gilbert en Sullivan, zoo hartelijk den spot
heeft gedreven; het ost-Azische eilandenrijk
heeft getoond, zich de lessen en voorbeelden
van zijn Westersche meesters ten nutte te
hebben gemaakt, en wil nu au sérieux ge
nomen worden. De Koreaansche quaestie was
slechts het voorwendsel tot een oorlog, die
reeds lang gezocht werd; Japan wilde aan
de wereld toonen, dat het niet meer, als
Turkije of China, tot de halfbarbaarsche
staten behoort, doch dat het met de
Europeesche beschaafde mogendheden op n lijn
staat. Het was een poging om zich het over
wicht in het Oosten te verzekeren, die Japan
naar de wapenen deed grijpen; maar tevens
een poging, om zich binnenslands te ont
worstelen aan de vernederende voogdij van
een aantal Europeesche en Amerikaansche
mogendheden. China was het eenige land,
waartegen het den strijd kon aanbinden; en
daarom werd een gelegenheid gezocht en
gevonden, om den kolossus van Oost-Azi
tot dien strijd uit te dagen.
Voor het zoover was, zeide een bekend
Japansch staatsman tot den correspondent
der Köln. Ztg. te Londen: »Als de oorlog
uitbreekt, zult gij eens zien, wat onze sol
daten kunnen; wij zijn niet voor niets bij
de Pruisen ter school geweest. En de
Chineezen nu ja, dat weten wij al lang; bij
hen staat het op 't papier, maar wij hebben
het." De uitslag van het gevecht te land
bij Ping-Yang en van het zeegevecht aan
i ........ min ........ iiiiiiiiiiiiiiiiiiii
2) DOOR
KUDYARD KIPLING.
In de kazerne was het feit haast nog eerder
bekend dan in de sociëteit; van de negen
honderd man, daar gehuisvest, hadden geen
tien ooit een vijandelijk schot gehoord. De
kolonel had, twintig jaar geleden, een expe
ditie naar de grenzen meegemaakt; een van
de majoors had zich aan de Kaap onder
scheiden ; een bekend deserteur uit de 5 comp.
had ergens in Ierland de straten helpen
schoonvegen, maar dat was alles. Het regi
ment had al eenige j aren gerust. De meesten
hadden van drie tot vier jaren dienst; de
niet ingedeelde officieren waren beneden de
dertig; soldaten, zoowel als onder-officieren,
hadden reeds vergeten wat er op het vaan
del stond het nieuwe vaandel, dat plech
tig door een aartsbisschop in Engeland ge
wijd was eer het Regiment naar Indiëvertrok.
Zij verlangden allen in het vuur te gaan
zij waren een en al geestdrift, maar zij wisten
niet wat oorlog beteekent en er was niemand
om het hun te zeggen. Het was een wel
de Yalu doen zien, met hoeveel vertrouwen
graaf Aoki deze woorden kon spreken. De
Times zeide dan ook dezer dagen: »Met Ja
pan moet men in de toekomst rekening hou
den, als met de levende macht in het Oosten.
En Engeland kan zonder jaloezie de ont
wikkeling van dit eilandenrijk aanzien, wijl
het er door gelijkheid van belangen mede
verbonden is. De geschiedschrijver der toe
komst zal een merkwaardige overeenkomst
ontdekken tusschen de ontwikkeling der
nieuwe maritieme mogendheid in het Oosten
en der oude maritieme mogendheid in het
Westen (Engeland). Want vooral aan zijn
zeemacht dankt Japan zijn succes in dezen
oorlog."
En dat Engeland reeds nu begint reke
ning te houden met Japan, toonde het door
het sluiten eener overeenkomst, waarin de
invoerrechten geregeld en de rechtspraak over
Engelschen aan de consuls ontnomen werd.
Dit zijn de beide groote grieven van Japan:
dat het niet het recht bezit zijn eigen tarief
wetgeving te regelen, en dat het gedwongen
is den consuls van vreemde mogendheden
de rechtspraak over de vreemdelingen toe
te kennen. Ten einde een verandering in
dezen toestand te verkrijgen, knoopte Japan
in 1882 onderhandelingen aan met de ver
schillende mogendheden; maar zonder gevolg.
De zestien voogden, waaronder Portugal en
Peru, stelden tegenover de voorstellen van
Japan zulke onaannemelijke tegenvoorstellen,
dat zelfs een oogenblik bij de regeering van
den Mikado het voornemen rees gewoon weg
de gesloten verdragen op te zeggen. Alleen
de vrees, dat het eiland door de mogendheden
geblokkeerd zou worden, weerhield het Ka
binet van graaf Yunye daarvan. Herhaal
delijk poogde de Japansche regeering met
de mogendheden tot overeenstemming te
geraken. In een uitgewerkt program eischte
Japan: het recht om de toltarieven naar
eigen goedvinden en behoeften te regelen
en afschaffing van de rechtsmacht der
consuls; het beloofde daarentegen eennieuw
strafwetboek in te voeren op modernen
grondslag en verschillende rechtscolleges
in te stellen, zoodat voor de rechtspraak de
noodige waarborgen gegeven waren. Indien
de mogendheden dit program goedkeurden
zou Japan hun het vrije recht van handel
en nederzetting verleenen. Nadat de zestien ge
zanten maanden lang over deze punten van het
Japansche program hadden nagedacht, stel
den zij ten slotte de volgende voorwaarden:
het nieuwe wetboek van strafrecht moest acht
maanden voor de invoering aan de goed
keuring van elk der zestien mogendheden
worden onderworpen; in de rechtbanken,
aan wier jurisprudentie buitenlanders onder
worpen waren, moesten buitenlandsche rech
ters naa;t de Japansche zitting hebben, en
iiimiiiiiiiiiitiiliiiiiiiiiniiiiiMiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiliiiiiHiiiiiniiii
opgevoed regiment; er was een aanzienlijk
procent van schoolgetuigschriften bij en de
meesten konden meer dan lezen en schrijven.
Toen zij dienst namen hadden zij gezworen
alles veil te hebben voor de eer van het lieve
vaderland, maar zij wisten niet wat zulk een
eed beteekende. Zij waren detachementen,
geworven uit de overbevolkte fabriekssteden.
Het systeem had vleesch en spierkracht
gegeven aan hun vermagerd lichaam, doch
het kon hen niet met moed bezielen, de
zonen van hen, die, het eene geslacht na het
andere, te veel werk hadden moeten leveren
voor te weinig loon, die hadden gezweet in
tochtige droogzalen, gebogen over weefge
touwen, gehoest tusschen het loodwit, gehui
verd op de kalkschuiten. De mannen hadden
voedsel en rust gevonden in het leger; thans
fingen zij vechten tegen »de zwartjes''
erels die wegliepen zoodra men hen even
bedreigde. Dus ging er een vroolijk hoera
op toen hun het gerucht ter oore kwam en
de niet-ingedeelde officieren speculeerden
reeds op de kans te vechten en een potje
te maken.
In het hoofdkwartier redeneerde men aldus:
»Het regiment is in geen dertig jaar in het
vuur geweest. Laat ons dus zachtjes aan te
werk gaan en ze gebruiken om de commu
nicatielinie te beschermen."
Dit zou ook geschied zijn, indien het
hoofdleger geen behoefte had gehad aan
Britsche versterkingstroepen zeer groote
behoefte en er niet inlandsche regimenten
waren, op wie men minder durfde rekenen,
bovendien moesten aan die rechtbanken tol
ken verbonden zijn, en eindelijk moest van
elke wetswijziging, gedurende vijftien jaren,
aan de mogendheden kennis worden gegeven.
Het machtige Japan, dat 40 millioen inwo
ners telt zou dus aan Peru en Hawai goed
keuring moeten vragen van de landswetten;
en zich voor de 25000 vreemdelingen, die in
Japan verblijf houden, belangrijke uitgaven
moeten getroosten, zonder daarvoor eenige
vergoeding te kunnen eischen. Noch graaf
Yunye, noch zijn opvolger, graaf Okuma,
dachten er aan, deze eischen der zestien
mogendheden ernstig in overweging te nemen.
Onder die omstandigheden was de oorlog
met Ckina een welkome afleiding. En tevens
had de krijg en het aanvankelijk succes der
Japansche wapenen het gevolg, dat Engeland
den eersten stap deed, om aan den
dubbelzinnigen toestand in Japan een einde te ma
ken. Het sloot een verdrag, dat den 25en
Augustus te Londen werd onderteekend;
daarin wordt gedeeltelijke vrijheid verleend
voor de regeling der toltarieven en de af
schaffing van de rechtsbevoegdheid der con
suls goedgekeurd. Wel is waar treedt dit
verdrag eerst in werking, wanneer een nieuw
wetboek van strafrecht is ingevoerd in Japan,
en wordt hiervoor een termijn van vijfjaren
vastgesteld; maar het bevat verder geen der
beperkende bepalingen, die door de gezanten
der zestien mogendheden op den voorgrond
waren gesteld. Al voldoet dit verdrag met
Engeland niet aan de hoogste verwachtingen
der Japansche staatslieden, het is voor wij
ziging vatbaar en die zal op den duur niet
uitblijven. En nu Engeland op die wijze is
voorgegaan, schiet er voor de andere mogend
heden niet veel meer over dan te volgen en
zich aan te sluiten bij de overeenkomst, die
door Lord Kimberley is aangegaan.
De woorden van de Times geven dan ook
vrijwel den indruk weer, die het optreden
der Japanners in Europa heeft gemaakt. Al
zijn de berichten, die uit beide legerkarnpen
tot ons komen, van overdrijving vaak niet
vrij te pleiten a beau mentir qui vient
de loin toch is het duidelijk, dat aan
China een paar nederlagen zijn toegebracht,
waarvan het vooreerst de heugenis niet zal
verliezen; en dat Japan zich in t'n slag aan
het hoofd der Aziatische machten heeft gesteld.
Een redactie die haar ontslag
neemt.
De geschiedenis van het in de journalistiek
zeker ongehoord feit dat een redactie in haar
geheel een courant verlaat, gelijk thans bij de
Amsterdammer, Dagblad voor Nederland het ge
val is, is het best op te maken uit de verschil
lende berichten, daarover in de bladen versche
nen. Woensdag 12 September bevatten het
iiMiHiiimiiiiimilimiiiiliiiiiiiMiiMlimmiunumiiiiiii
die voor minder gewichtige zaken dienen
konden. »Vereenig ze met twee flinke regi
menten," zei het hoofdkwartier. »Ze zullen
het misschien wel eens hard te verantwoorden
hebben, maar ze zullen wat leeren. Niets
maakt een regiment zoo berekend voor zijne
taak als een nachtelijk alarm en eenige
achterblijvers te zien vermoorden. Wacht
maar tot ze een half dozijn schildwachten
hebben zien afmaken."
De kolonel schreef een opgewonden versla»
....
over de uitstekende stemming m zyn regiment,
dat niets te wenschen overliet en door en
door gezond was.
De majoors glimlachten witjes en de
subalterns dansten na het eten met elkaar in de
sociëteit en schoten zich zelf bijna dood onder
de oefeningen met den revolver.
Maar in de hartjes van Jakin en Lew
heerschte schrik en ontsteltenis. Wat zou
men doen met de tamboers? Zou de muziek
óók meegaan naar het hoofdleger? Hoeveel
tamboers zouden het regiment vergezellen?
Zij beraadslaagden te samen, terwijl zij
hoog in een boom een pijpje rookten.
»Je zult het zien ze laten ons hier
achter, in het depot, bij de vrouwen. Jij
zult dat heel pleizierig vinden," zei Jakin
sarcastisch.
»Om Chris, meen je? Wat beteekent een
vrouw, of het heele vrouwendepöt bij de
mogelijkheid te velde te trekken! Je weet
drommels goed Jakin, dat ik er even hap
pig op ben als jij," zei Lew.
»'k Wou dat ik trompetter was," hernam
Utrechtsch Dagblad en verschillende andere orga
nen in de provincie het eerste nieuws, luidende :
»De heeren J. de Koo, dr. E. D. Pijzel, C. Croll,
J. II. Geerke, Chr. Nuijs, J. G. Barenbroek en
J. J. de Roode, uitmakende de redactie van de
Amsterdammer, Dagblad voor Nederland, benevens
de heeren S. van Milligen en AndréJolles, vaste
medewerkers aan de rubriek »Kunst en Letteren",
hebben wegens ernstig geschil met den eigenaar
van genoemd blad tegen l October a.s. uit hunne
respectieve betrekkingen ontslag genomen.
In haar nummer Vrijdag den 14den deelde de
Amsterdamsche Crt. mede, dat de heer Henry
Tindal De Amsierdamm r, Dagblad voor Neder
land, met cene nieuwe redactie zou voortzetten.
De oude redactie zou een nieuw blad beginnen,
onder directie van den heer K. A. v. d. Weide,
vroeger directeur van De Telegraaf en van de
Electrische drukkerij.
De heer van der Weide verklaarde echter den
volgenden dag, dat bij hem volstrekt geen plan
meer bestaat om een dagblad uit te geven. »Wel
zoo schreef hij zou ik in staat zijn u nadere,
gegevens te verstrekken over het nieuwe blad
dat zal verschijnen en zeker door u is bedoeld
geworden; doch voorloopig acht ik het minder
dienstig een en ander te publiceeren".
Men meldde intusschen aan het Het Vaderland
en andere bladen, dat de hoofdredactie en leiding
van De Amsterdammer is aangeboden aan dr. G.
W. Kernkamp, leeraar aan de II. B. S. te Utrecht
aan dr. P. C. F. Frowein, leeraar aan het
zeevaartkundig instituut te Helder, en aan den heer
P. L. Tak, die echter allen daarvoor hebben
bedankt.
Daarna verscheen in verschillende bladen het
volgende bericht:
»Naar wij vernemen is de oorzaak van het
door de redactie van bovengenoemd dagblad ge
nomen collectief ontslag de volgende:
Sedert geruimen tijd heeft de eigenaar van het
blad de hoofdredactie trachten over te halen tot
het verlagen van de toch reeds zeer geringe sala
rissen van het redactiepersoneel, dat haar terzijde
staat, en verder tot het invoeren van allerlei be
zuinigingen waardoor de inhoud der courant
schade zou lijden, zonder evenwel een billijke
verlaging te kunnen krijgen van de drukprijzen
bij de Electrische Drukkerij, die mede het eigendom
is van den eigenaar van De Amsterdammer en
van zoovele andere bladen.
Een aanbod van een deel der redactie om ge
heel of gedeeltelijk haar salaris te ontvangen in
den vorm van obligatiën en om het overige geld
benoodigd voor bedrijfskapitaal te verstrekken,
werd door den eigenaar afgewezen.
Intusschen werden door den eigenaar of diens
gelastigde pogingen aangewend om het blad te
verkoopen aan personen van andere politieke rich
ting. Toen dit de redactie ter oore kwam, eischte
zij dat haar, zij het ook niet voor te langen tijd,
een contract zou worden gegeven ten einde daar
door een ivaarborg te hebben, dat -de courant ook
b i/j verkoop in dezelfde politieke richting zou wor
den voortgezet. Ook dit werd geweigerd, natuur
lijk omdat zoodanig contract de verkoopwaarde
der courant zou drukken.
Toen meende de redactie, vooral ook uit een
moreel oogpunt haar ontslag te moeten nemen,
gelijk dan ook tegen l October is geschied."
Jakin, op treurigen toon. »'k Wed dat ze
Torn Kidd meenemen, zoo'n miserabele jonge
juffrouw, en ons thuis laten."
»Weet je wat? We zullen Torn Kidd er
zoo van geven, dat hij niet meer blazen kan.
Jij houdt zijn handen vast en ik zal hem
schoppen," zei Lew, zich wiegelend op den tak.
;>Neen, dat gaat niet. We hebben in de
kazerne toch al geen goeien naam, 't zou
't nog erger maken. Als de muziek hier
blijft, dan gaan we in geen geval. Dat
spreekt van zelf. Rukt de muziek mee uit,
dan is 't nog mogelijk dat we afgekeurd
worden. Ben jij lichamelijk gezond, Piggy ?"
zei Jakin, terwijl hij Lew een krachtigen por
in de zijde gaf.
»Ja," zei Lew met een vloek. »De dok
ter zegt dat jou hart niet in orde is door
het vele rooken 's morgens op je nuchtere
maag. Maak je borst eens bloot, 'k zal je
onderzoeken."
Jakin trok zijn uniformkieltje open en
Lew gaf hem met alle kracht een stomp op
de bloote borst. Jakin werd doodsbleek,
hijgde naar adem, liet een langgerekt »hu..."
hoorcn, sperde zijn oogen wijd open en zeide :
»Dat is dus in orde."
v Ja," zei Lew, »jij kunt gaan. Ik heb
wel gehoord van menschen die dood neer
vielen als je ze precies op het borstbeen
sloeg."
»'t Zal ons toch niet veel helpen, vrees
ik," zei Jakin. En na een oogenblik stilte:
»Zeg, weet jij waarheen we uitrukken ?"
»Neen, 't moet ergens in de buurt van