De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 23 september pagina 3

23 september 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

900 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hunne compositiën zonder eenheid en natuurlijk heid (! I) vol vreemdheden en zonderlingheden den muzikalen smaak geheel. Wat Rossini verder aan Mayer verwijt is: dat hij in zijne opera's de zangpartijen door het orkest liet overstemmen, waardoor de zuiverheid van smaak die slechts in Italiëbestaat (!) verdrongen werd door de smakeloosheid uit den vreemde en vooral van de Duitsche school (!!) Ook trekt hij sterk te, velde tegen de zangers die in tegenstelling van de vroegere virtuosen, die met hun instrument wisten te zingen, nu alleen zich er op oefenen virtuositeit met de stem uit te voeren. (Nu, daar heeft een zekere componist Rossini hun dan ook alle gelegenheid toe gegeven.) De brieven aan Mercadeute en Douizetti haudelen over de vacante plaats van directeur van het Conservatoire te Bologna. Rossini deed alle moeite een voortreffelijk directeur te krijgen, doch de onderhandelingen leidden tot geen resultaat. Een zeer groote bewondering openbaart Rossiui voor Mozart, doch uit deze brokstukken blijkt wel eenigzins dat de bejaarde Rossini anders oordeelde dan de jongere Rossini. Trouwens uit de gesprekken met Rossini, later bekend gemaakt, blijkt wel degelijk dat Rossini Beethoven bewonderde. (Men zie o.a. Hansliek's muzikale geschriften). Doch overigens bleef Rossini de muziek van een Italiaansch standpunt beschouwen. In zijn laatste brief over het behoud van de conservatoires, waarin hij den nieuweren stijl hekelt, zegt hij: Vergeten wij niet, wij Italianen, dat de muziekale kunst ideaal en expressief moet zijn, laat het ver lichte publiek niet vergeten dat het genoegen (dilletto) de basis en het doel van de kunst moet zijn. Eenvoudige melodie > klare rhythmiek." Al die nieuwere middelen beschouwt hij als hulpmiddelen voor componisten zonder vinding en inspiratie. (!!) Zoo schreef Rossini nog vijf maanden voor zijn dood. Ik heb de meest saillante punten uit die brieven overgenomen, doch voeg er bij dat Rossini hier met veel openhartigheid en (wat bij hem niet altijd liet geval was) over het geheel ernstig zijne denk beelden uitspreekt. Min of meer een dissonant in die brieven is ook de brief die hij onder de partitie van zijne Peltte messe solennelle schreef (orchcstrée par Ie vieux singe (cygne) de Pesaro). Voor ons althans! Het godsdienstige gevoel is echter (hoe zuide lijker men komt) meer naief en ik zou zeggen meer zonder verzuim van affaire." Op de meest gemoedelijke manier kan men daar schertsen met hetgeen voor hen het heiligste is. De brief luidt aldus: Au Père Eteruel! Dieu Bon ! Passy 1SG5. Voici terniiuécettc pauvre inessc. Ai je ciït proprement de la musique sacrée ou do la sacrée musique? Tu sais que j'étais népour l'üp rabouffe et que tout m on patrimoine consiste eu un pen de coeur et en tres peu de science. Scis donc beni, et accorde moi Ie paradis! G. ROSSIXJ. Hoe men echter oordeele over Rossini's appre ciatie van muziek en musici, dit is zeker, dat II Barbiere dl Seciylla een werk is dat onvcrzwakt f'risch is gebleven en nog in staat is een publiek van het begin tot het einde te boeien. Eu dan U; weten in hoe korten tijd die opera is voltooid ! Rossini had gedurende de dertien dagen dat hij met den librettist Sterbini en de copisteu in een kamer zat te werken aan 11 Barbiere, zelfs geen tijd zich te laten scheren. Want anders," zeide hij, zou ik uitgegaan zijn eii dan was ik niet bij tijds teruggekomen." Ten einde niet den schijn aan te nemen van te willen concurreeren met Pasiello's opera, doopte hij ):et werk eerst dlautviva, ossia finulilejirecauzionc. doch de opera werd den eersten avond toch uitgefloten door de vrienden van Pasiello en de vijanden van Rossini en Sterbini. Men weet echter dat liet werk daarna een verbazend sueces hal. En zoo is het gebleven tot op dezen dag! De Nedcrlandsche Opera van den heer van der Linden heeft Dinsdagavond dit werk voor het eerst opgevoerd. Men weet welke eischen aan zulk een werk gesteld worden. Niet alleen de partij van Rnsiiic verlangt ecne zangeres die het bel canto'' zeer heeft gecultiveerd, doch ook andere rollen verlan gen zangers, door en door in den Italiaanschen stijl geschoold. Ook het volgende staat aan eeiie goede vertolking van zulke werken in den weg. In de eerste plaats: de taal. De radheid waar mede de Italianen kunnen spreken laat onze taal niet alleen minder toe, doch de minder natuurlijke losheid van onze spreekorganen en du weinige zorg die van de vroegste jeugd af aan het goed en zuiver spreken is besteed, zijn zoovele beletselen voor eene goede uitvoering. Wanneer men dan bovendien de zangkunst in aanmerking neemt die van de hoofdvertolkers geeischt wordt en de gevaarlijke ensem bles, dan is het niet te verwonderen dat ik niet groote bezorgdheid de voorstelling van den li<irdiere tegemoet zag. Ik achtte die keuze voor ecue zoo jonge vereeniging onvoorzichtig. Na de uit voering te hebben bijgewoond moet ik verklaren dat er dank zij de nauwgezette studie, meer is be reikt dan ik had durven hopen. Zeer goed was het gezien voor de rol van IÏHSIHC Mej. Louise Heijmaun te kiezen, wier stem en studie in deze richting liggen. Behalve te sterk vibrato in de aria l',ia r w,* poco fa, (voor een groot deel uit de opera i'.lixuln'th overgenomen, evenals de ouverture. Rossini nam dikwijls fragmenten uit vroegere opera's over. Ik heb het recht, zeide hij, het beste uit mijne uitgefloten opera's voor ondergang te behoeden), gaf zij, wat wij van haar gewoon zijn, cene correcte en zekere vertolking van hare zoo moeilijke partij. Na haar volgt de heer Pooiis (Figaro), die in vocaal opzicht wel lang niet alles naar den eisch gaf, doch wiens los spel en vaak verdienstelijke zang te prijien waren. De heer De Nobel heeft revanche ge nomen voor zijn ongelukkig debuut in Rïnzi en den heer Thijssen (Almaviva) zullen wij liever eerst in een andere rol zien optreden. De vocale cmsembles waren soms zeer verdienstelijk en over het geheel werd er los gespeeld. Het orkest echter schoot te kort wat distinctie en accuratesse betreft. Deze uitvoering heeft bewezen dat er met de vocale middelen is gedaan wat er te bereiken was. Alle lof dus voor de toewijding en ijver aan dit werk besteed. Zooals ik zeide, de uitvoering is mij meegeval len. Om echter een zuiver standpunt in te nemen, moest ik vooraf zeggen, dat ik de keuze van het werk, in verband met de beschikbare krachten, niet kon of kan billijken, temeer omdat deze directie zich terecht ten doel stelt het succes niet op n, hoogstens twee personen te laten aankomen. Ten slotte wil ik even aanhalen, wat in den Guide Musical van ]G Sept., waarin een zeer waardeerende beoordeeling van Itienzi staat, o.a. wordt geschreven: Mais cc qui forme Ie point noir, la dissonauce traditionelle des réprésentations en Hollande, c'est l'abus ridicule des ovations qui produisent toujours des effects contraires a celui qu'on avait espéré, (:t que l'on devrait limiter et réservcr pour des cas extraordinaires. Men leze en vergelijke wat ik voor veertien da gen over die ovaties schreef. Dit is tevens een ant woord aan den muziekcereenhr die mij schreef dat het niet aardig van mij was dat ik den artisten die kransen en bloemen niet gunde. Ik gun ze heel graag, vooral wanneer ze terrJieiid zijn, doch ver liezen zij, door het misbruik dat er van gemaakt wordt, niet alle beteekenis en waarde? Hebben zij niet daardoor het karakter van het allergewoonste reclamemiddel verkregen ? VAX MILLIGIÏN. Sardou's nieuwste stuk. In de goede tijden speelden de tooneelspelers de stukken, die de dramaturgen schreven. Thans schrijven de tooneelschrijvers de stukken die de acteurs en de actrices willen spelen. Sardou zon der Sarah Bernhardt is een zoogdier zonder ruggewervels. Wanneer dus eenmaal bekend is, dat Sarah is ingenomen met een werk van Sardou, is dat het beste wat ervan kan worden gezegd. Voor de rest zorgt Sarah zelf. Nu moet het nieuwste stuk van Sardou wel iets van da bovenste plank zijn,want riet alleen madame Bernhardt, maar alle artiesten van het »Théutre de la Renaissance" zijn er hoogelijk mede ingenomen. De titel is la Vuchesse d'Athene*; het stuk speelt in het jaar l 151, toen Griekenland's hoofdstad inderdaad hertogelijke residentie was. Kotneinen, barbaren, kruisvaarders waren over het oude Athene heengetrokken; het was een ruïne, vol van herinneringen aan vroe gere grootheid. In 120f> was het ingenomen door Boniface de Montferrat; aan een van de Fiansche chevaliers, Othon de la Roche werd het als leen goed toegewezen. Door huwlijksverbintenissen viel het aan de familie do la Brienne ten deel, daarna aan de koningen van Sicilië, en ten slotte aan die van Arragon. Vandaar dat de tegen woordige Spaansche koning bij zijn vele titels ook dien van hertog van Athene draagt. De hertogen hebben zich nooit veel aan hun rijk in het Oosten laten gelegen liggen, en lieten het gewoonlijk door een regent besturen. In I4;>5 had Corinthe een veroveringszuchtig vorst, Florentin Acciainoli, en deze, na eerst Megara te hebben ingenomen, maakte zich meester van Athene, waarvan het bezit hem beurtelings dooi de Turken en de Venetiaansche republiek werd betwist. Onder Nerio den Tweeden hernieuwden de Turken hun aanval, de vorst onderwierp zich, maar de Grieken weigerden, en stonden tegen hem on de Turken op. In dezen tijd, Nerio stierf in 1451, speelt Sardou's stuk. Nerio II liet het hertogdom na aan zijn neef Franco ; zijn weduwe werd regentes. Zij huwde een jongen Venetiaan, Bartolomeo ('ontarini. den zoon van den gouverneur van Naupüa. lïartolomeo regeer Je dus inderdaad, maar hij wilde ook gaarne den titel hebben. Daartoe liet zich echter de sultan niet vinden en toen Franco in 1151 aan de regeering kwam, ruimde hij zijn tante uit don weg. Doch ook hiermede had de sultan geen vrede, hij deed een nieuwe invasie, en bracht Athene onder de directe heerschappij van Mohammed's zonen. Li diichesse d'dthc.iea is een werk in vier be drijven of vijf tafereelen, waarvan het eerste speelt op de Acropolis, met het uitzicht op het Pantheon en het hertogelijk paleis, het tweede in het klooster van Dafni nabij Athene, het derde in het paleis, het vierde deels op den nymfenheuvel, deels in de kerk van de II. Maria, het oude Krochtheion. De decoratieschilders kunnen dus al hun talenten erin ten toon spreiden. Emmanuel Chabrier. Een van de begaafdste en voor/ekor een der meest oorspronkelijke componisten van Frankrijk is dezer dagen overleden, ui. Km. Chahriev, ook ten onzent bekend geworden door de Rapsodie J£<jiuna en het vrouwenkoor Li> Sulumile. Deze componist, wiens opera (riKmtoline te Brussel, ('arlsruhe, Miïnchen en onlangs te Parijs is opgevoerd, werd 18 Januari l* l J te Ambert geboren. Zijn vader, die advocaat was, bestemde hem voor een administratieve carrière, doch do muziek had geheel zijn liefde, geheel zijn hart, en al zijn vrijen tijd besteedde hij aan de ont wikkeling van zijn groote muzikale gaven. Hoewel hij reeds lang bij een kleinen urtistieken kring naar waarde geschat werd. en hem o. a. den vorigpn winter op een dei1 concerten van Lamoureux eene zeer warme ovatie van het publiek ten deel viel, is (,'habrier nog lang niet genoeg erkend als de man die onder de Franscho toonzetters eengeheel eigenaardige plaats inneemt. Hij was reeds sedert eenigeu tijd lijdende aan. eene hersenziekto die hem ongeschikt maakte tot arbeiden. Zijne opera Hrisi'/'i waarvan men zulke groote verwachtingen had is slechts ton dcele afgewerkt, doch in schets geheel gereed. Behalve de bovengenoemde werken schreef hij een operette V-Ktui/e (in 1877 opgevoerd) cene opera- comiquo Lc, Rui midijr,'' lui (in l s S 7 in de opera-comique opgevoerd, doch door den noodlottigen brand toen gestaakt) en vele kleinere stukken o. a. Joyeuze JUnrclie voor orkest, Ode a la Muii<iite voor sopraan solo en vrouwenkoor, Voltes romantiquts voor :.' piano's. Fiuitai-ic voor hoorn en piano en tal van werken die onvoltooid zijn gebleven, o. a. Les Muxcadins, tekst van Jules Claretie. een kleine operette (Ise eeuw) geschreven met medewerking van Paul Verlaine, L* Sabbath in een bedrijf (libretto van Armand Sylvestre) en Jean Hunyade (libretto van Henry Fouquier.) Benige motieven, uit dit werk vindt men in Gwendoline en Briséis terug. Chabrier overleed den 13en September in zijne woning te Parijs: Avenue Trudaine. Donderdag 27 en Vrijdag 28 September zullen in het Grand Théatre der gebroeders A. van Lier twee voorstellingen -worden gegeven door het »Théatre de l'Oeuvre" van Parijs, directeur de heer A. F. LugnéPoe. Donderdag 27 zal worden opgevoerd Solness Ie Constructeur, (bouwmeester Solnes), van Henrik Ibsen, Vrijdag 2H La Gardienne van Henri de Bégnier, met L'Intruse van Maurice Maeterlinck, en Créanciers van August Strindberg. De hoofdrollen zijn in handen van de dames Val, Losser, Messager, Carlix, en van de heeren Lugn Poe, Bernard, Desmard, enz. Dinsdag 2 October daaraanvolgende heeft in het Grand Théatre de eerste van een serie voorstellingen plaats, te geven door het Théatre Libre, directeur de heer Antoine. iiiiiiiiiiiiii Kunsthistorici en. kunstkritiek. EEN EPISTEL. Aan den WelEd.Gestr. Heer Mr. S. Muller Fzn. Gemeentelijk en Provinciaal Archivaris, mitsgaders lid der talrijke Commissie voor parade van de Tentoonstelling van Oude Schilderkunst binnen Utrecht. Zeer Geachte lieer. Gij zult mij, zoo ik vertrouw, de vrijpos/igheid vergeven, wanneer ik een aan mij particulier gericht schrijven van Uwe hand, hier zonder ge vraagd verlof in druk beantwoord. Het is immers nog maar kort geleden dat Gij in de geestig gekruide toespraak, door U in de Vereeniging van Archivarissen gehouden, aan Uwe ambt- en vakgenooten den raad gaaf t, in het belang van meerdere waardeering hunner volgens U miskende arbeidzaamheid, vooral van zich te doen spreken waar het kon in de stad eu in het land. En hoe zoudt gij, de patroon min of meer van uwe collega's, zulke gevoelens koesterend, het mij dan euvel kunnen duiden, als ik niet beusche bedoelingen, bij Uw sprekend gelaat, even, al is hot dan bij overrompeling het voetlicht wenschte aan te brengen. Bovendien meen ik dat men den hoeren, die, als ik het zoo noemen mag, op uwe linie staan, slechts een compliment maakt, door juist U eens als verpersoonlijking van een deel hunner opinies te nemen. En dan vraag ik verlof samen met u eerst op te merken, hoe bet in onzen l lollandschen tuin alles toch uitermate, ja schier benauwend paciliok pleegt toe te gaan. liet was geloof ik, Simon Gorter, die, een kwart eeuw geleden een tentoonstelling van vaderlandsche schilderijen besprekend, de opmerking maakte, dat een der stukken waar een hond en een kat elkander niet zoo geheel vrien delijk aankeken, in de vreedzame omgeving de proportiën aannam van een volkerenslag. En wat nog meer direkt ter zake doet: Huet, toen hij een stukje van de wereld had doorgereisd, vond in zijn land tcrugkeerende dat in enkele onzer stille steden, bloot het verschijnen op straat van diezelfde huisdieren, den omvang van heel een gebeurtenis erlangde. Het is maar als een glas water, het leven op het platte land, en wij loopen in onzen ge/.clligen deun licht gevaar te vergoten, dat een rimpeltje daarin nog juist geen storm veroorzaakt. Is het in bet Sticbtsch Athecn ook al zoo ge steld, en had IInet ook de stad Uwer inwoning in sommige opzichten tot die idyllische rillesmortcs kunnen rekenen, in de uitgestorven straten waarvan bet spreken eener kalme stem bijna als een oorlogskreet moet klinken 'i Een oogenblik heb ik het gedacht, wanneer de verbolgen oogen van een der ijverigste commis sieleden der Utreehtsche tentoonstelling mij drei gend volgden door do hem toevertrouwde zalen. Een oogenblik heb ik het na het lezen Uwer schalksche vermaning wederom geloofd. Gij geeft mij te kennen dat ik op U den indruk heb gemaakt, mij in de beschouwingen over de Utreehtsche tentoonstelling, opgenomen in de voor afgaande nummers van dit blad, waarlijk angstwek kend te hebben opgewonden. Gij vergelijkt mijn artikeltjes met een hagelbui, waarvan het eind be rustend doet zuchten dat de kou er tenminste mee uit de lucht kwam. Ik zou boosaardig, fel toornend, galachtig, en zoo meer geweest zijn, niet ongelijk aan Savery's reiizenkip, over welke ik een smakelijke tirade citeerde, zou ik op mijn wijze getracht hebben heel de tentoonstelling op te slokken. Ja, als ik Uwe verzekeringen naar de letter mocht nemen, stellen zij die belang bobben bij bedoelde expositie- y.ich den schrijver der nogal onschuldige beschouwingen in het Weekblad, niet ten onrechte als weinig beter voor dan een gevaarlijk niensch. Doch il; verzeker U dat deze schrikwekkende boemansmoin mij in het geheel niet past, dat als bet 0]i oorlogszuchtigheid aankwam er van de expositie in hetdebouw waarlijk heel anders had kunnen gesproken worden, dat de bedoelde stukjes uit de pen geloopon zijn in een gezindheid 7.00 kalm, als Ai'.', men zich op een IJaarlemsch hofje denkt, en (iij weet toch ook even goed als ik. dat ik tegen de Commissieleden onder welke er zijn die ik om hun karakter persoonlijk alle achting toedraag, geen woord heb losgelaten dat in het minst maar riekt naar de onvriendelijke invectieven van dat slag van kathederboetje of kanselhansworst, als waarmee de nog niet eens zoo kwaadsuppige V;m Vloten zijn tegenstanders al spoedig etiketteerde. En als ik aanmerkingen dorst maken, die trou wens slechts paralel bleven met wat bijna de heele pers over de Utreehtsche onderneming beeftmoeten getuigen, dan zou ik toch liever ergens enkele van deze weerlegd of ontzenuwd vinden, dan mij door U, met manend opgeheven vinger zoomaar de vraag te hooren toegevoegd, of ik dan eigenlijk niet wel wat eenzijdig ben. Nu nog mooier, denk ik. Eenzijdig. als men ook maar met den vinger wijzen durft naar de tekortkomingen in kunstzin, eenvoudigen smaak, en zelfkennis van vaak wel wat al te naïve oudheidsploeteraars. Eenzijdig als men wat meer onderscheidings-vermogen zou willen vragen in het rangschikken van de bonte schilderijennala tenschap onzer vaderen. Eenzijdig als men daar mee slechts meer eerbied vergt voor de groote meesters onzer oude kunst. Eenzijdig, als men de toch al simpele waarheid vooropgesteld wil zien en gelieve dit als de pointe van dit mijn verweer te beschouwen dat de kunstgeschie denis er is tot beter verstand der kunst, dat het niet aangaat omgekeerd de kunst te nemen als het materiaal voor de bizondere liefhebberij van alle zich maar noemende kunsthistorici, die wel te gaarne hunne eigen droogheid met de vlag van het wetenschappelijke, en hunne lichtschuwende en pietepeuterige eenzijdigheid in den mantel van den ernst laten verschijnen. Doch ik zal van ergernis niet uit mijn vel springen. Liever blijf ik voorshands op mijn hofje, van waaruit ik over net verzorgde bloempotjes heen Uw verstandig hoofd, dat aan den overkant over de horretjes heen mij half bezorgd aangluurt, vriendelijk toeknik, en ik verzoek U overtuigd te zijn dat ik U voor wijzer houd dan Uw plagend woord, en dat ik U oprechtelijk gevoelens van achting en genegenheid toedraag. 18 Sept. 18!) 1. JAX VETH. De heeren Preyer & Cie., Wolvenstraat l il, deelen ons mede, dat de collectie schilderijen in hunne kunstzaal l'ictura geëxposeerd, wederom cene verandering heeft ondergaan en zij tevens eene zeer belangrijke verzameling aquarellen geëxposeerd hebben Onder de schilderijen be vinden zich van meesters als : L. Apol, Blommers, Gabriel, Kever, J. Maris, W. Maris, Mesdag, ter Meulen, Koclof's, Ronncr. Sadee, Taderna, Valkenburg, Wijsmuller. Onder de aquarellen Rastert, Blommers, v. Essen, J. Israels, J. Mans, A. Mauve, ter Meulen, A. Neuhuys, G. Poggenbeek, Weissenbruch. In de vitrine stellen zij een schilderij van G. Troyon, De pont over de Seine.'' Bij de iima E. J. van Wisseling fc Co., Spui 2;!, is geëxposeerd een schilderij van Alb. Neuhuys, In zorgen''. Voor het zijraam een krijtteekening van Bauer, ->Aya Sophia" te Constantinopel. De Wereldtentoonstelling van Schoone Kunsten te Antwerpen. n. Nu ik de zalen der Belgische afdeeling door loop, word ik meer en meer getroffen door hot veelzijdige onderscheid, dat de schilderijen der Zni'lnederlanders, ondanks een niet te loochenen meer innerlijke dan u^tivoiiliije verwantschap in zien en voelen, met die der Hollanders opleveren. Wat in de allereerste plaats opvalt, is het bijna volslagen gebrek aan die land en volksaard beide zoo trouw weerspiegelende harmonie der Nederlandscbe sectie. Van een Vlaanische of lielgische school, dit woord hier natuurlijk opgevat zooals men algemeen doet, waar men, b. v. gewaagt van de zeventiendo-eeuwsche Antwerpsche of de hedendaagsc.be Ilollandsche, kan nog nauwelijks spraak zijn. Terwijl men aan de nationale tradities hier blijkbaar minder en minder vast houdt, en velen, zoowel ouderen als jongeren er zich zelfs niet langer om bekreunen, treft men bier bij elke schrede de onmiskenbaarste sporen van den invloed, wel ken allo mogelijke nieuwigheden van manier en jiroctili: o]> de gemoederen onzer artisten oefenen. Zijn de aanhangers van bet hirmmsine, bet nfu-impriutsttonii-ine en het symb'Aitnse, zooals men deze drie in Frankrijk verstaat, in de cerstbesproken sectie haast onvindbaar, hier zijn zij bijna legio, en zeker is bet, dat, zoo de stippelmethode in dit driejaarlijkse!! salon niet is vertegenwoordigd, het eenvoudig moet geweten worden aan het soevereine misprij/.en, waarmede de aanhangers van hetzelve niet geheel ten onrechte voor zeker ! onze driejnarlijksche tentoonstellingen bejegenen. Wut ik in de Belgische afdeeling hoofdzakelijk mis, dat is die onbevangen waarheidsliefde, die verkwikkende i'riscbbeid van indruk, die groote intimiteit van gevoel, aan de Hollanders zoo bij uitstek eigen. De Belgische kunstenaars leggen door den bank grootere pretenties aan don dag; noch schilderijen van groote en overgroote afme tingen, en daaronder meer dan een met een reli gieus of geschiedkundig onderwerp, noch alleen of hoofdzakelijk uit virtuoziteit geschilderde stukken zijn bier zeldzaam. Dat geeft aan deze afdeeling een soort van . . . ijraml a-h; dat in de Ilollandsche wel het allerminst zal treffen. Wan neer men, na bet werk van de Marissen. de Mesda"s, de ''>c.k. Bisschop, ter Meulen, P>os\>oom en Mauve te hebben genoten, zich rechtstreeks naar de zalen der Zuid-Nederlanders verplaatst, dan krijgt men zoo'n indruk, alsof men uit een stille Anisterdamsche biirgerkamer, waar men. in een stemmige omgeving, met gedempt geluid beeft hooren praten, plotseling zou worden weggetooverd niiai- het i.'c/i: JLétn/pitle of den concerttuin van het Vaux Hall te Brussel. Van een anderen kant is het zeker, dat het bezoek der lielgische afdeeling er geen ziertje minder aantrekkelijk om wordt! Ik zou veeleer geneigd zijn bet tegenovergestelde te beweren. Ook /al geen onpartijdig beoordeelaar deze sectie doorloopon, zonder zijn achting voor degenen, wier werken hij er aantrof, te voelen stijgen. Het staat als een paal boven water : er wordt in Zuid -Nederland gewerkt en Ilink gewerkt ook. liet is bier n trachten en zoeken nnav iets anders, dan \vat de kunst van gisteren reeds te bewonderen gaf. Sommigen mogen nu ;<.! eens zoeken, >waar het uit verloren is", en nog zoo vele van die op zich zelf wel loffelijke pogingen om iets nieuws te geven mogen tot de vergeefsche gerekend worden, dat breede verschil van op

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl