De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 23 september pagina 7

23 september 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 900 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Haagsche verzuchtingen. Dat is nu een van mijn vaste uitgangen: ?de opening van de Kamers. Enfin, ik ben indertijd voorzitter van mijn kiesvereeniging .geweest, dat wil zeggen, ik zou het zijn ge worden, als de boel niet juist op de flesch ?was gegaan en ik heb dus zoo'n beetje een gevoel alsof ik er ook bij hoor. En ik zou ook niet weten, waarom ik er ook niet net zoo goed bij zou behooren als dio vreemde gezanten, die van Venezuela bijvoorbeeld, die met een gewichtig gezicht komen luisteren, ?en van de heele troonrede geen jota begrij pen, omdat zij ons goede HolTandsch niet ver staan. Maar dat tot daaraan toe; het kleedt wel aardig, al die hofpakjes boven en bene?den, al moet ik zeggen, dat er onder de Ka merleden heel wat zijn, die er in hun gegalonneerde uniform uitzien als een aangekleed hpndjen in een Janklaassenkast. Daarom vind ik het van Heldt heel prijsselijk dat hij het vertikt, een vergulde broek aan te_ trekken. Het heerige zou hem toch niet goed afgaan, en nu kun-je ten minste eenmaal in het jaar merken, dat Heldt niet meehuilt met de wolven, maar ?er als werkman nog een aparte opinie op nahoudt. Ik heb ook met Knijff kennis ge maakt, maar ik had niet de gelegenheid, om hem te vragen waarom hij zoo sjofeltjes, in -een eenvoudige stalen pen voor den dag kwam. Misschien heeft zijn kleermaker hem in den steek gelaten, misschien ook heeft hij een voor gevoel, dat hij het wel niet lang zal maken als kamerlid, en dan zou het zonde wezen, <>r zooveel geld voor uit te geven. Misschien heeft hij ook dadelijk willen toonen dat hij *en W9edende democraat is. Nu, de lui mogen ook eindelijk wel eens weten of hij vleesch of visch is. Hij heeft lang genoeg een slag om den arm gehouden. W*t altijd zoo aardig is bij een troonrede: je kunt precies zien, wie eigenlijk de baas is in het kabinet. Dat is de man die de wetten in petto heeft. Als de regentes dan ook be gint met haar lijstje af te lezen, steekt zoo'n minister de borst vooruit, terwijl de anderen bescheiden de oogen neerslaan. Nu ben ik, wat dit punt aangaat, dezen keer wei-een beetje teleurgesteld, want alle heeren hebben hun beurt gekregen, behalve van der Sleijden. Die zat er dan ook wel wat voor spek en boonen bij, terwijl de andere heeren een voor een triomfantelijk door de zaal keken. Gij haclt van Houten eens moeten zien toen de regentes van de subsidieering der meisjesburgerscholen sprak. Het was alsof hij zeggen wou: Die kieswetkwestie, nu ja, dat heb ik beloofd, en die zal ik de wereld uit helpen ook, maar in de kieswet zal jelui toch niet den echten Van Houten terugvinden. Maar bij de subsidi eering van de meisjesscholen, daar heb je Van Houten in zijn kracht, daar heb je den Van Houten uit zijn goede dagen, toen hij nog een miskend oppositieman was, terug aan de Tegeeringstafel, maar nu machtiger, forscher, breeder, om het gezag waarmede hij nu is omkleed. Een paar katholieke heeren uit het Limburgsche moeten er bepaald perplex van zijn geweest. Zoo zou ik nog een heele poos over de openingszitting kunnen doorgaan, maar ik heb nog iets anders op het hart, en daarom laat ik dit chapiter maar verder rusten. Ik wou dit zeggen, dat ik mij Dinsdag natuurlijk goed geamuseerd heb, bij het kijken naar al die grootheid van de residentie, maar Woens dag. in_de, zitting van do Eerste Kamer, ge voelde ik mij om zoo te zeggen nog dieper aangedaan. Ik krijg daar altijd een gevoel van trots op de soliditeit en de degelijkheid van mijn land, wat wel eens wat verflauwen kan, als ik dagelijks op straat zooveel schooiers en socialen _zie loopen. Voor een mensch zijn vaderlandsliefde is een bezoek aan de Eerste Kamer van tijd tot tijd, wat een flink bord snert is vooreen burgermansmaag in den winter. Het geeft je vastigheid. En Woensdag zijn wij met onzen neus in de boter gevallen. Verdord, dat deed me goed, zooals Franssen van de Putte die leelijke Balineezen, of Lombokkers, of wat zijn het, er door haalde. Dat woord verraad je hadt het hem moeten hooren zeggen, het was een ware satisfactie, na al het treurigs wat wij in de laatste weken be leefd hebben. Ik vindt het juist gezien, dat Franssen van de Putte die toespraak hield, want hij is immers de man van den Aljehoorlog, dus hij mag nu een woordje mee praten. Hij weet al van vroeger wat voor kanjers die bruine kerels zijn, als je het er eenmaal mee aan den stok krijgt, en dat het zoo gemakkelijk niet is, als je in de Oost eenmaal een oorlog begonnen 'bent, om er heelhuids en met eere af te komen. Hij weet het aan zijn eigen oorlog, dat de eerste expeditie gewoonlijk in de pan wordt gehakt, en dat je blij rnoogt zijn ais met de tweede niet hetzelfde gebeurt. Daarom vind ik het ook heelemaal zooals het behoort, dat ofschoon Bergs m a de geheele verantwoordelijkheid voor de Lombokgeschiedenis indertijd blijmoedig op zich heeft genomen, een man met de ante cedenten van een Franssen van de Putte op staat, en hem belooft, dat hij hem de hand boven het hoofd zal houden. Een beetje gek vond ik ronduit gezegd de hou ding van Pijnacker Hordijk. Ik weet wel, dat als ik zoo'n ongeluksprofeet was geweest, ik mij zoo stil als een muis zou hebben gehouden, en geen kik gegeven. Hij heeft het wel weer wat goed gemaakt, met te vertellen, dat hij den minister ook graag wou helpen, maai dat is dan ook al het minste wat hij doen kon. Het verwondert mij wel, dat niet een van de heeren is opgestaan, en hem gezegd heeft, dat hij maar beter deed, om zich te schamen, en van Lombok zoo weinig mogelijk te reppen._ Nu heb ik maar n hoop, nl. dat de lui in de Tweede Kamer den goe den indruk van wat in de Eerste werd ge zegd, niet zullen gaan bederven door nuttelooze vragen, bijvoorbeeld wat de troepen De wetsvoorstellen in de Troonrede. Mr. Mr. VAX IL Broeisch is ze, dat is zeker'. )UTEX: Maar zou ze met het heele zoodje klaar komen'? toch al dien tijd dat er vrede was op Lombok i hebben moeten uitvoeren, of hoe dat eerste telegram aan de regeeriug tocli zoo is komen te worden vertraagd en verminkt, of waarom er ook geschoten wordt op een vijand die de witte vlag laat zien enzoovoorts, enzoo- | voorts. Dat zijn allemaal maar lastige vragen, waarop de minister toch geen antwoord kan geven, en waarmee je dus maar ontevredenen kweekt. Als er wat moet gebeuren, dan is dunkt mij een motie van vertrouwen in het het beleid van den minister het cenige wat de Kamer met haar fatsoen als vertegen woordiging kan overeeribrengen. P.S. Ik lees daar in het blad van de S:ivornin Lohman, dat Bergsma en zijn collega's 's avonds in den Haag op straat hebben loopeu zingen : Wij gaan nog niet naar huis, Nog lange niet, nog lange niet Dat zou ook op de politiek moeten slaan. Zou Lohman er zelf bij geweest zijn ? iiiiiiimillllmiMmmmiuiuui Waarom hij niet stemde. Kerel! wat zie je er uit. hoe kom je aan dien beschadigden neus en je oog heelemaal met bloed beloopen ? ben je in den slag geweest? en Van der Bom zette zijn hoed op tafel, tenyijl hij zijn vriend Arigs, die op zijn kamer bezig was zijn aangezicht met eau de goulard te betten, meelijdend glimlachend aankeek. In den slag geweest? 'l hoeft er niets van ik heb van morgen willen stemmen voor den gemeenteraad en . . . ' En daardoor ben je zoo toegetakeld V maak dat een ander wijs hier in Amster dam loopen de kiezers mekaar niet omver bij de stembus; 't is hier een doodkalme lief hebberij. Toch is het zoo och help me eens even dit goudvliesje op mijn neus leggen ik ben van morgen naar mijn kamer gegaan om mijn stembriefje, dat ik had 'aten liggen te halen. En toen ben je, van de tra]) gevallen ja 't is een beroerde steile trap ik begrijp me ook niet hoe jij hier in de nieuwe Pijp bent gaan wonen. Och hou je banale aanmerkingen voor je, ik woon hier heel goed en niet duur, t komt alleen door de dame op 't derde bovenhuis. O, jij guit, heb je haar soms .. ? Zanik nou niet, maar help nu; liever o ven, dat goudvliesje blijft nu t zitten. - Ik ben zoo onschuldig als een pas geboren kind zoo nu zit 't vast ik zal je 't geval vertel len ; 'k ben er zoo zenuwachtig van. En kan ik alles gelooveu wat je zegt.V hum! is ze mooi die buurvrouw '? Goddelijk ! -Ei! 'n Schoonheid, een heerlijk ideaal wezen ! Ik heb haar 'n paar maal in 't portaal ont moet teen ik ei'n maand geleden hier kwam wonen. De laatste maal, dat ik haar zag, ging ik naar beneden en /ij naar boven. Ik bleef onwillekeurig staan en zag haar met bewonderenden blik aan; zij ging mij voorbij en trok koel den neus op' Och! wat trok zij mooi afkeurend haar neusje op! Wat een prach tige, neus, die zóó kan worden opgetrokken. Mijn huisjulfrouw kwam juist de keuken uit; zij is tamelijk woordenrijk en van haar hoorde ik, dat die goddelijke vrouw op'l derde bovenhuis woont en een echtscheidingsproces legen haar man had begonnen. Hij is wijnkooper en lijdt om het halfjaar aan delirium. Zij woont vlak boven mij, en ik heb alle moeite gedaan om haar nog eens weer te ontmoeten. Zij is zoo hevig mooi! Arigs. word uu niet hyper-sentimenteel je hebt dunkt me, zóó je neus bij haar gestooten, dat, je nu wel genezen zult zijn. Ja maar jij kent. haar niet, je hebt nooit zoo iets moois gezien, '11 Venus .. . ('alipygos V Dat weet ik niet, ba! ik werd geheel platonisch verliefd je weet, ik ben een ze nuwachtig gevoelsmensch, een neurasthenicus zooals jij me blieft te noemen ik leef mijn lief?eigen mooi zielr-Ieven meest in eenzaam heid. ()! 't waren gelukkigen dagen, die nu volgden ! Het bewustzijn, dat zij boven mij woonde, en ik onder haar, was op zich zelfrteds zoo mooi. een zaligheid. Als ik in dezen armstoel ging zitten, met mijn oogen op den zolder gericht, doortrilde mij steeds de gedachte: We-lk een intense weelde zou 't zijn als de vloer eens plotseling instortte en zij in mijn armen viel. 't Was een illusie, een mooie, iiet'-mooie droom ! Man v ei' zij u wciiicheu, die nooit worden vervuld ! De vlo.-T bezweek ni'-f. zij zonk n.ii'1. in mijn armen. .Mijn rampzaligheid werd met den dag grooter, want y,ij wierp mijn innigste ziels-brief jes, mijn zinrijkste sonnetten en boeketten wreedaar.iig het venster uit. Die dure bloemen di<; ik nog moet betalen vlogen op de binnenplaats en prijkten later aan den onbe<chuai'den boezem vau du dienstmeid van mijn Imif-juli'rouw. .Maar Arigs. ben je wel wijs ? Ja, jij pro/a-mensch, jij kunt zoo iets niet vanen, voor jou bestaat alleen het reeele, 'u-i. ideale kun jij niet begrijpen, 't mooie ziel-leven t iniens-heerlijk-voelen ont breekt -jij bent een bruut al bon jeeen goeie keivl! DU-.vijl.s kleedde ik mij, aüeen, eenzaam, in mijn fijn.-tc pak. dan ging ik hier in dezen stoel zitten IMI blikte omhoog naar mijn hemel. Dan verbeeldde ik mij, hoe, heerlijk het zou wezen, als haar man eens gewelddadig bij ha;u' inbrak en haar wilde worgen! Zij zou vol angst en ontzet'ing om hulp roepen en ik zou haar redden. .Mijn revolver grijpen, naar b'rven stormen, met krachtige vuist de deur openbreken, den ellendigen moordenaar met een goed gemikt schot neei'velien, haar troos ten '.MI gerust stellen, was het werk van een oogcnblik. Welk een onschatbare dienst zou die dolle wijnkooper mij bewij/.cii, als hij mij maai' de gelegenheid gat' hem neer te schieten en als held, ais redder voor mijn ideaal te staan! Beste jongen, zou je niet eens wat ijs op je hoofd leggen. Xeen l hou me niet voor den gek jij kunt imm.jrs zoo iets niet begrijpen luister verder: toen ik nu mijn stembriefje van mor gen kwam halen, bleef ik een oogenblik hier zitten; 't was zoo wat half twaalf en ik hoorde haar heerlijke rhytmische schreden boven mijn hoofd, fk zal zoo ongeveer een kwartier heb ben genoten, toen ik, na een korte stilte, eens klaps klagende geluiden hoorde, smartelijk j gerekte, smeekeiide tonen, die plotseling over sloegen tot een hartverscheurende!! gil... De delireerende wijnkooper! riep een in! nerlijke stem mij toe. Ik rukte het laadje van mijn nachtkastje open, greep mijn revol ver en stond met n sprong in het portaal. Mijn huisjull'rouw kwam juist van achteren en zag rnij niet verwrongen gezicht en revolver in de hand. Zij vloog gillend de trap af en liet de straatdeur open. Wat kon mij mijn huisjuli'rouw schelen, als ;?,//' in levensgevaar verkeerde. Bij vier treden te gelijk stormde ik de trap op en stond ia j een oogwenk voor haar deur. Met de eene ! hand greep ik den knop en met de andere ! omklemde ik den revolver, wachtend tot het | angstgeschreenw zich zou herhalen. Het klonk nicL De ijzige tocht in 't portaal had mij een | weinig afgekoeld en ik ducht: als, het eens verbeelding was geweest? Intusschen hoorde, ik beneden aan de straatdeur verwarde stem men, waar die van mijn huii-jutirouw boven uit schetterde. Zij vertelde dat haar commeiibaal plotseling' krankzinnig was geworden en met een revolver rondliep. Op 't hooren van dien vervloekten leugen holde ik de trap af om de gemoederen tot rust te brengen, Nauwelijks was me dat gelukt en had ik de huisdeur op slot of' daar klonk opnieuw hot smartelijke angstgeschrei van boven. Een ondeelbaar oogcnblik later stond ik weer in 't portaal van 'f, derde bovenhuis, voor huw kamerdeur, maar hoe hard ik er ook tegen aan drukte, de deur ging geen duim breed open 't Waren vreselijke oogcnblikken De stem van het arme slachtoffer klonk aldoor klaag lijker en drukte zooveel boyennienschelijko smart uit, dat het bloed mij in de aderen stolde. Toen kon ik mij niet langer inhouden ik trapte met renzenkracht de deur in, stak mijn revolver vooruit en zag mijn ideaal, in een peignoir en met een zwaar strijkijzer in do hand, voor mij stam. D )o,lsbleek maar heer lijk, mooi aosthotisch bevend kwam ze na ir me toe eu keek uie mot haar goddelijke sraacluooge-n, strak van wilden schrik, viage.'id aan. 'foen trad ik naar voren, diep bewogen. En ik .-prak: aanbiddelijk wi/.en! //,: was d>; eer.-te, die uw klagend wi-égvschrei. uw merg en been doordringend hulpgeschreeuw hoorde. Ik snelde hierheen om U te redden. Met tier opgoricliton hoofde, goxivollon borst en den revolver in mijn rechterhand stond ik met dood,-;veracliting voor haar, wachtend da; zij zich in mijn armen zou werpen. Ze wierp zich niet aan mijn borst, maar smeet, niet kracht het strijkijzer naar mijn hoofd -- en beet me toe: -?Idioot, ik riep niet om hulp IK /.OM: !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl