Historisch Archief 1877-1940
No. 900
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Haagsche verzuchtingen.
Dat is nu een van mijn vaste uitgangen:
?de opening van de Kamers. Enfin, ik ben
indertijd voorzitter van mijn kiesvereeniging
.geweest, dat wil zeggen, ik zou het zijn ge
worden, als de boel niet juist op de flesch
?was gegaan en ik heb dus zoo'n beetje
een gevoel alsof ik er ook bij hoor. En ik
zou ook niet weten, waarom ik er ook niet
net zoo goed bij zou behooren als dio vreemde
gezanten, die van Venezuela bijvoorbeeld, die
met een gewichtig gezicht komen luisteren,
?en van de heele troonrede geen jota begrij
pen, omdat zij ons goede HolTandsch niet ver
staan. Maar dat tot daaraan toe; het kleedt
wel aardig, al die hofpakjes boven en
bene?den, al moet ik zeggen, dat er onder de Ka
merleden heel wat zijn, die er in hun
gegalonneerde uniform uitzien als een aangekleed
hpndjen in een Janklaassenkast. Daarom
vind ik het van Heldt heel prijsselijk
dat hij het vertikt, een vergulde broek
aan te_ trekken. Het heerige zou hem
toch niet goed afgaan, en nu kun-je
ten minste eenmaal in het jaar merken,
dat Heldt niet meehuilt met de wolven, maar
?er als werkman nog een aparte opinie op
nahoudt. Ik heb ook met Knijff kennis ge
maakt, maar ik had niet de gelegenheid, om
hem te vragen waarom hij zoo sjofeltjes, in
-een eenvoudige stalen pen voor den dag kwam.
Misschien heeft zijn kleermaker hem in den
steek gelaten, misschien ook heeft hij een voor
gevoel, dat hij het wel niet lang zal maken
als kamerlid, en dan zou het zonde wezen,
<>r zooveel geld voor uit te geven. Misschien
heeft hij ook dadelijk willen toonen dat hij
*en W9edende democraat is. Nu, de lui mogen
ook eindelijk wel eens weten of hij vleesch
of visch is. Hij heeft lang genoeg een slag
om den arm gehouden.
W*t altijd zoo aardig is bij een troonrede:
je kunt precies zien, wie eigenlijk de baas is
in het kabinet. Dat is de man die de wetten
in petto heeft. Als de regentes dan ook be
gint met haar lijstje af te lezen, steekt zoo'n
minister de borst vooruit, terwijl de anderen
bescheiden de oogen neerslaan. Nu ben ik,
wat dit punt aangaat, dezen keer wei-een
beetje teleurgesteld, want alle heeren hebben
hun beurt gekregen, behalve van der Sleijden.
Die zat er dan ook wel wat voor spek en
boonen bij, terwijl de andere heeren een voor
een triomfantelijk door de zaal keken. Gij haclt
van Houten eens moeten zien toen de regentes
van de subsidieering der meisjesburgerscholen
sprak. Het was alsof hij zeggen wou: Die
kieswetkwestie, nu ja, dat heb ik beloofd, en
die zal ik de wereld uit helpen ook, maar in
de kieswet zal jelui toch niet den echten Van
Houten terugvinden. Maar bij de subsidi
eering van de meisjesscholen, daar heb je Van
Houten in zijn kracht, daar heb je den Van
Houten uit zijn goede dagen, toen hij nog
een miskend oppositieman was, terug aan de
Tegeeringstafel, maar nu machtiger, forscher,
breeder, om het gezag waarmede hij nu is
omkleed. Een paar katholieke heeren uit het
Limburgsche moeten er bepaald perplex van
zijn geweest.
Zoo zou ik nog een heele poos over de
openingszitting kunnen doorgaan, maar ik
heb nog iets anders op het hart, en daarom
laat ik dit chapiter maar verder rusten. Ik
wou dit zeggen, dat ik mij Dinsdag natuurlijk
goed geamuseerd heb, bij het kijken naar al
die grootheid van de residentie, maar Woens
dag. in_de, zitting van do Eerste Kamer, ge
voelde ik mij om zoo te zeggen nog dieper
aangedaan. Ik krijg daar altijd een gevoel
van trots op de soliditeit en de degelijkheid
van mijn land, wat wel eens wat verflauwen
kan, als ik dagelijks op straat zooveel schooiers
en socialen _zie loopen. Voor een mensch zijn
vaderlandsliefde is een bezoek aan de Eerste
Kamer van tijd tot tijd, wat een flink bord snert
is vooreen burgermansmaag in den winter. Het
geeft je vastigheid. En Woensdag zijn wij
met onzen neus in de boter gevallen. Verdord,
dat deed me goed, zooals Franssen van de
Putte die leelijke Balineezen, of Lombokkers,
of wat zijn het, er door haalde. Dat woord
verraad je hadt het hem moeten hooren
zeggen, het was een ware satisfactie, na al
het treurigs wat wij in de laatste weken be
leefd hebben. Ik vindt het juist gezien, dat
Franssen van de Putte die toespraak hield,
want hij is immers de man van den
Aljehoorlog, dus hij mag nu een woordje mee
praten. Hij weet al van vroeger wat voor
kanjers die bruine kerels zijn, als je het
er eenmaal mee aan den stok krijgt, en dat
het zoo gemakkelijk niet is, als je in de
Oost eenmaal een oorlog begonnen 'bent, om
er heelhuids en met eere af te komen. Hij
weet het aan zijn eigen oorlog, dat de eerste
expeditie gewoonlijk in de pan wordt gehakt,
en dat je blij rnoogt zijn ais met de tweede
niet hetzelfde gebeurt. Daarom vind ik het
ook heelemaal zooals het behoort, dat ofschoon
Bergs m a de geheele verantwoordelijkheid voor
de Lombokgeschiedenis indertijd blijmoedig
op zich heeft genomen, een man met de ante
cedenten van een Franssen van de Putte op
staat, en hem belooft, dat hij hem de hand
boven het hoofd zal houden.
Een beetje gek vond ik ronduit gezegd de hou
ding van Pijnacker Hordijk. Ik weet wel, dat
als ik zoo'n ongeluksprofeet was geweest, ik
mij zoo stil als een muis zou hebben gehouden,
en geen kik gegeven. Hij heeft het wel weer
wat goed gemaakt, met te vertellen, dat hij
den minister ook graag wou helpen, maai
dat is dan ook al het minste wat hij doen
kon. Het verwondert mij wel, dat niet een
van de heeren is opgestaan, en hem gezegd
heeft, dat hij maar beter deed, om zich te
schamen, en van Lombok zoo weinig mogelijk
te reppen._ Nu heb ik maar n hoop, nl.
dat de lui in de Tweede Kamer den goe
den indruk van wat in de Eerste werd ge
zegd, niet zullen gaan bederven door
nuttelooze vragen, bijvoorbeeld wat de troepen
De wetsvoorstellen in de Troonrede.
Mr.
Mr. VAX IL
Broeisch is ze, dat is zeker'.
)UTEX: Maar zou ze met het heele zoodje klaar komen'?
toch al dien tijd dat er vrede was op Lombok i
hebben moeten uitvoeren, of hoe dat eerste
telegram aan de regeeriug tocli zoo is komen
te worden vertraagd en verminkt, of waarom
er ook geschoten wordt op een vijand die
de witte vlag laat zien enzoovoorts, enzoo- |
voorts. Dat zijn allemaal maar lastige vragen,
waarop de minister toch geen antwoord kan
geven, en waarmee je dus maar ontevredenen
kweekt. Als er wat moet gebeuren, dan is
dunkt mij een motie van vertrouwen in het
het beleid van den minister het cenige wat
de Kamer met haar fatsoen als vertegen
woordiging kan overeeribrengen.
P.S. Ik lees daar in het blad van de
S:ivornin Lohman, dat Bergsma en zijn collega's
's avonds in den Haag op straat hebben
loopeu zingen :
Wij gaan nog niet naar huis,
Nog lange niet, nog lange niet
Dat zou ook op de politiek moeten slaan.
Zou Lohman er zelf bij geweest zijn ?
iiiiiiimillllmiMmmmiuiuui
Waarom hij niet stemde.
Kerel! wat zie je er uit. hoe kom je aan
dien beschadigden neus en je oog heelemaal met
bloed beloopen ? ben je in den slag geweest?
en Van der Bom zette zijn hoed op tafel,
tenyijl hij zijn vriend Arigs, die op zijn kamer
bezig was zijn aangezicht met eau de goulard
te betten, meelijdend glimlachend aankeek.
In den slag geweest? 'l hoeft er niets
van ik heb van morgen willen stemmen
voor den gemeenteraad en . . . '
En daardoor ben je zoo toegetakeld V
maak dat een ander wijs hier in Amster
dam loopen de kiezers mekaar niet omver bij
de stembus; 't is hier een doodkalme lief
hebberij.
Toch is het zoo och help me eens
even dit goudvliesje op mijn neus leggen
ik ben van morgen naar mijn kamer gegaan
om mijn stembriefje, dat ik had 'aten liggen
te halen.
En toen ben je, van de tra]) gevallen
ja 't is een beroerde steile trap ik begrijp
me ook niet hoe jij hier in de nieuwe Pijp
bent gaan wonen.
Och hou je banale aanmerkingen voor
je, ik woon hier heel goed en niet duur, t
komt alleen door de dame op 't derde
bovenhuis.
O, jij guit, heb je haar soms .. ?
Zanik nou niet, maar help nu; liever o ven,
dat goudvliesje blijft nu t zitten. - Ik ben
zoo onschuldig als een pas geboren kind
zoo nu zit 't vast ik zal je 't geval vertel
len ; 'k ben er zoo zenuwachtig van.
En kan ik alles gelooveu wat je zegt.V
hum! is ze mooi die buurvrouw '?
Goddelijk !
-Ei!
'n Schoonheid, een heerlijk ideaal wezen !
Ik heb haar 'n paar maal in 't portaal ont
moet teen ik ei'n maand geleden hier kwam
wonen. De laatste maal, dat ik haar zag,
ging ik naar beneden en /ij naar boven. Ik
bleef onwillekeurig staan en zag haar met
bewonderenden blik aan; zij ging mij voorbij
en trok koel den neus op' Och! wat trok zij
mooi afkeurend haar neusje op! Wat een prach
tige, neus, die zóó kan worden opgetrokken.
Mijn huisjulfrouw kwam juist de keuken
uit; zij is tamelijk woordenrijk en van haar
hoorde ik, dat die goddelijke vrouw op'l derde
bovenhuis woont en een echtscheidingsproces
legen haar man had begonnen. Hij is
wijnkooper en lijdt om het halfjaar aan delirium.
Zij woont vlak boven mij, en ik heb alle
moeite gedaan om haar nog eens weer te
ontmoeten. Zij is zoo hevig mooi!
Arigs. word uu niet hyper-sentimenteel
je hebt dunkt me, zóó je neus bij haar
gestooten, dat, je nu wel genezen zult zijn.
Ja maar jij kent. haar niet, je hebt
nooit zoo iets moois gezien, '11 Venus .. .
('alipygos V
Dat weet ik niet, ba! ik werd geheel
platonisch verliefd je weet, ik ben een ze
nuwachtig gevoelsmensch, een neurasthenicus
zooals jij me blieft te noemen ik leef mijn
lief?eigen mooi zielr-Ieven meest in eenzaam
heid. ()! 't waren gelukkigen dagen, die nu
volgden ! Het bewustzijn, dat zij boven mij
woonde, en ik onder haar, was op zich zelfrteds
zoo mooi. een zaligheid. Als ik in dezen
armstoel ging zitten, met mijn oogen op den zolder
gericht, doortrilde mij steeds de gedachte:
We-lk een intense weelde zou 't zijn als de
vloer eens plotseling instortte en zij in mijn
armen viel. 't Was een illusie, een mooie,
iiet'-mooie droom !
Man v ei' zij u wciiicheu, die nooit worden
vervuld !
De vlo.-T bezweek ni'-f. zij zonk n.ii'1. in mijn
armen. .Mijn rampzaligheid werd met den dag
grooter, want y,ij wierp mijn innigste ziels-brief
jes, mijn zinrijkste sonnetten en boeketten
wreedaar.iig het venster uit. Die dure bloemen
di<; ik nog moet betalen vlogen op de
binnenplaats en prijkten later aan den
onbe<chuai'den boezem vau du dienstmeid van
mijn Imif-juli'rouw.
.Maar Arigs. ben je wel wijs ?
Ja, jij pro/a-mensch, jij kunt zoo iets
niet vanen, voor jou bestaat alleen het reeele,
'u-i. ideale kun jij niet begrijpen, 't mooie
ziel-leven t iniens-heerlijk-voelen ont
breekt -jij bent een bruut al bon jeeen goeie
keivl! DU-.vijl.s kleedde ik mij, aüeen, eenzaam,
in mijn fijn.-tc pak. dan ging ik hier in dezen
stoel zitten IMI blikte omhoog naar mijn hemel.
Dan verbeeldde ik mij, hoe, heerlijk het zou
wezen, als haar man eens gewelddadig bij
ha;u' inbrak en haar wilde worgen! Zij zou
vol angst en ontzet'ing om hulp roepen en ik
zou haar redden. .Mijn revolver grijpen, naar
b'rven stormen, met krachtige vuist de deur
openbreken, den ellendigen moordenaar met
een goed gemikt schot neei'velien, haar troos
ten '.MI gerust stellen, was het werk van een
oogcnblik.
Welk een onschatbare dienst zou die dolle
wijnkooper mij bewij/.cii, als hij mij maai' de
gelegenheid gat' hem neer te schieten en als
held, ais redder voor mijn ideaal te staan!
Beste jongen, zou je niet eens wat ijs op
je hoofd leggen.
Xeen l hou me niet voor den gek jij
kunt imm.jrs zoo iets niet begrijpen luister
verder: toen ik nu mijn stembriefje van mor
gen kwam halen, bleef ik een oogenblik hier
zitten; 't was zoo wat half twaalf en ik hoorde
haar heerlijke rhytmische schreden boven mijn
hoofd, fk zal zoo ongeveer een kwartier heb
ben genoten, toen ik, na een korte stilte, eens
klaps klagende geluiden hoorde, smartelijk
j gerekte, smeekeiide tonen, die plotseling over
sloegen tot een hartverscheurende!! gil...
De delireerende wijnkooper! riep een
in! nerlijke stem mij toe. Ik rukte het laadje
van mijn nachtkastje open, greep mijn revol
ver en stond met n sprong in het portaal.
Mijn huisjull'rouw kwam juist van achteren
en zag rnij niet verwrongen gezicht en revolver
in de hand. Zij vloog gillend de trap af en
liet de straatdeur open.
Wat kon mij mijn huisjuli'rouw schelen, als
;?,//' in levensgevaar verkeerde. Bij vier treden
te gelijk stormde ik de trap op en stond ia
j een oogwenk voor haar deur. Met de eene
! hand greep ik den knop en met de andere
! omklemde ik den revolver, wachtend tot het
| angstgeschreenw zich zou herhalen. Het klonk
nicL De ijzige tocht in 't portaal had mij een
| weinig afgekoeld en ik ducht: als, het eens
verbeelding was geweest? Intusschen hoorde,
ik beneden aan de straatdeur verwarde stem
men, waar die van mijn huii-jutirouw boven
uit schetterde. Zij vertelde dat haar
commeiibaal plotseling' krankzinnig was geworden
en met een revolver rondliep. Op 't hooren
van dien vervloekten leugen holde ik de trap
af om de gemoederen tot rust te brengen,
Nauwelijks was me dat gelukt en had ik de
huisdeur op slot of' daar klonk opnieuw hot
smartelijke angstgeschrei van boven.
Een ondeelbaar oogcnblik later stond ik
weer in 't portaal van 'f, derde bovenhuis, voor
huw kamerdeur, maar hoe hard ik er ook
tegen aan drukte, de deur ging geen duim
breed open
't Waren vreselijke oogcnblikken De stem
van het arme slachtoffer klonk aldoor klaag
lijker en drukte zooveel boyennienschelijko
smart uit, dat het bloed mij in de aderen
stolde.
Toen kon ik mij niet langer inhouden ik
trapte met renzenkracht de deur in, stak mijn
revolver vooruit en zag mijn ideaal, in een
peignoir en met een zwaar strijkijzer in do
hand, voor mij stam. D )o,lsbleek maar heer
lijk, mooi aosthotisch bevend kwam ze na ir
me toe eu keek uie mot haar goddelijke
sraacluooge-n, strak van wilden schrik, viage.'id aan.
'foen trad ik naar voren, diep bewogen. En
ik .-prak: aanbiddelijk wi/.en! //,: was d>;
eer.-te, die uw klagend wi-égvschrei. uw merg
en been doordringend hulpgeschreeuw hoorde.
Ik snelde hierheen om U te redden.
Met tier opgoricliton hoofde, goxivollon borst
en den revolver in mijn rechterhand stond ik
met dood,-;veracliting voor haar, wachtend da;
zij zich in mijn armen zou werpen.
Ze wierp zich niet aan mijn borst, maar
smeet, niet kracht het strijkijzer naar mijn
hoofd -- en beet me toe: -?Idioot, ik riep
niet om hulp IK /.OM: !