De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 30 september pagina 3

30 september 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Bo. 9-01 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van den dapperen superintendent, hetgeen blijkt uit enkele der volgende feiten. Een vruchtfarmer wilde aan 50 werkstakers eenig werk geven en toen de mannen kwamen, gereed om 't ooft van de hoornen te plukken, verklaarde hij, liever zijne perziken te laten verrotten, dan tegen den wil der S. P. te handelen. Hij had een waarschuwing ont vangen. Eveneens ging het de stakers bij winkeliers, die nu geen crediet meer verleenen wilden. Anderendie verscheiden staten om werk doorreisden, klopten aan doovemans deur, de maatschappij was hen voor geweest. Getuigschriften werden geweigerd en andere lijnen namen geen stakers aan ; dat was zoo onderling afgesproken. Thans dringen de invloedrijkste bladen er op aan, dat het afgeven van getuigschriften bij de wet verplichtend gesteld zal worden en bereiden een reusachtig verzoekschrift voor waarin de staat ver zocht wordt de Central Pacific te naasten, daar die groote lijn reeds sedert lang hare verplichtingen tegenover 't gouvernement niet nakomt. Niemand evenwel stelt zich voor, dat die zeer gewenschte maatregel genomen worden zal, doch de maatschap pijen zitten in duizend angsten en veelbeteekenend herhalen de couranten telkens het bericht dat Hunüngton nog steeds 1e Washington verblijf houdt. Die groote Huntington, de reus onder de spoorweg directeuren, zal heel' wat senatoren moeten omkoopen, overreden of angst aan moeten jagen voor hij 't dreigend gevaar zal afgewend hebben en dan is oppassen de boodschap, 't Komt mij voor dat van nn af de groote macht der Arner. Spoorwm. gefnuikt is. De man, die bij al die troebelen, al dat egoïs tisch gekakel en gekonkel een koel hoofd en een eerlijk onpartijdig hart bewaren moet, ik meeu Mr. Cleveland is waarlijk niet te benijden. Door onpartijdigen voor even eerlijk en correct gehouden als wijlen Caruot, heeft hij zich toch veel vijanden gemaakt en wel voornamelijk onder zijn eigen partij, die hij nn en dan in den steek moest laten, juist omdat hij eerlijk man was; getuige zijn fair gedrag in de Hawaii zaak. Een anecdote, in een der groote bladen, drukt die verbittering aardig uit. Een farmer scheert een schaap doch heeft 't beest met de staart naar zich toegekeerd. Waarom hon je dat dier zoo raar? zegt een voorbijkomend collega. Wel, is 't antwoord van den boer; sinds ik als democraat voor Cleveland gestemd heb, ben ik zoo beschaamd gemaakt, dat ik zelfs geen schaap meer in 't gezicht durf zien. PIONEER. IIIIIIMtlllllllllllllMIIIIIIIIIIIMIIIMIIltllllllllllllllIIIIIIIMIMIIIIllllllMIIIIIIIIIIII TOONLLKnMVZILK Uit het stof van het Odéon". Bij de «memoires des hommes du temps pr sent" die de Figaro publiceert, is ook die van Duquesnel, den associévan Chilly bij de directie van het »0déon" in de jaren van 'Gütot '70. Wij vinden daarin bijzonderheden en anecdoten die betrekking hebben op nog levende en beroemd geworden artiesten, in de eerste plaats op Sarah Bernhardt. Het was Juni '66, en Duquesnel, de monsterrol van zijn gezelschap doorziende, vond dat zijn «jeunes amoureuses" wat al to beden kelijk naar de veertig liepen, i Hij moest een werkelijk jonge »amoureuse" hebben, en nam daarvoor Camille Doucet in den arm, thans een heel deftig man, secretaris voor zijn leven van de Académie, maar toen nog, als hoofd van de afdeeling «Tooneel" aan het ministerie bekend met alle vaste en losse acteurs en actrices. »Gij ziet er uit als Diogenes die zijn man zoekt," zeide Doucet, toen Duquesnel hem kwam bezoeken. »Ik heb geen man noodig, m-var een vrouw. Hebt gij, die ze allen kent, niet een »jeune amoureuse" voor mij ?" »Gij zijt bescheiden, ik zou maar dadelijk de maan van den hemel willen plukken !" »Xèen, zoo onbescheiden ben ik niet, maar een ster zou ik toch gaarne hebben, al is het maar een heel klein sterretje." Toen herinnerde zich Doucet een zekere Sarah Bernhardt, die wel wat goeds had. Xij had haar examen afgelegd, had in het »Théatre francais" een ongelukkig debuut gehad, in Barrière's De mon du jeu was zij in het »Gymnase" opgetre den, rnaar daarna had hij haar uit 't gezicht ver loren. »Heeft zij talent?'' vroeg Duquesnel. »Talent! Gij wilt dadelijk alles hebben ! Een Rachel of een Dorval is zij nog niet; maar zij ziet er lief uit, zij heeft goede qualiteiten, een mooie stem. Qualiteiten en jeugd, dat is al veel, talent komt met de grijsheid. Probeer het maar eens met haar." Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want Sarah was voort turend op reis. Maar wat Barrière van haar wist te vertellen, maakte Du quesnel nieuwsgierig genoeg, om haar een acteur na te zenden, die haar na veel zoeken in het »0déon" bracht. »Zij is zoo plat als een strijk plank," zeide Barrière, zij ziet er uit als een dragondersabel, zij is zoo wit als schrijfpapier, heeft poreeleinen oogen, paarde-haar, en een dun rluitstemmetje. Maar wanneer gij haar wilt engageeren, neem dan ook een noodhulp aan, want vandaag hebt gij ze, en morgen is zij zoek." De entree van Sarah bij Duquesnel was gro tesk. Zij zocht hem in zijn woning op, waar hij door een oude Engelsche hospita werd bewaakt, een dame die met de voorliefde voor al wat cor rect was, ook een sterk penchant voor sherry uit haar vaderland had medegenomen. De com binatie van deze twee was oorzaak, dat de brave schouwburgdirecteur nooit wist, wanneer zijn miss dronken was en wanneer nuchter. Maar toen zij Sarah Bernhardt kwam aandienen, meende Du quesnel geen twijfel meer te kunnen koesteren. Zij zeide, dat een chineesche dame wenschte te worden toegelaten bij haar heer. De heer Duquesnel had veel gezien in zijn leven, maar een dame die uit het hemelsche rijk naar Parijs was gekomen om hem te bezoeken, ?was toch iets nieuws voor hem. Hij zette zich in postuur, en zag een vrouw binnenkomen, een jonge, twintigjarige vrouw, een vrouw aan wier beschrijving de oude heer zich niet durft wagen. Zij had wel amandeloogen, de beroemde oogen van Sarah, maar zij had geen chineesche amandel oogen, overigens zag zij er geheel chineesch uit. Het was in het midden van Juni, snikheet, de theatherdirecteur had zijn jalouziën gesloten, en in dezen schemer kwam »de kleine Sarah" binnen. Zij had een lichte blouse van crêpe de chine aan, met schelle borduursels, van chineeschen snit, de armen en schouders te halverwege ont bloot. Aan haar ceinture droeg zij een waaier van vederen, en op het hoofd een kleine pyramide van stroo, rondom met schelletjes bezet, die bij iedere beweging hun »timtim" deden hooren. Een oude vrouw vergezelde haar, en droeg in haar armen een rozig blanken zuigeling, Maurice Bernhardt. Duquesnel was stormenderhand ingenomen. Maar Chilly vond Sarah mager, ontzettend mager, en haar stem beviel hem niet. Om zijn associ genoegen te doen, nam hij haar aan, tegen een salaris van honderd francs in de maand, op voor waarde dat hij haar ieder oogenblik zou kunnen ontslaan. En hij zou dat al heel spoedig hebben gedaan, want de kritiek vond niets goeds in de jonge »chineesche." Zij debuteerde heel ongelukkig, en droeg daarbij de zonderlingste costumes Bij voorbeeld een wit zijden japon, afgezet met rood en blauwe linten. Maar Duquesnel bleef in haar gelooven, en betaalde haar gage uit zijn eigen zak, want Chilly meende dat een schouwburg geen toevlucht voor behoeftigen was. »\Vij zijn toch niet in staat van beleg," zeido Duquesnel." »Ik wilde dat wij het waren," gaf Chilly terug ; »het publiek loopt zoo hard van ons weg als het maar kan ; wij hebben geen 300 francs ontvangen." Tot Februari '68 waren het alleen de studenten die »de kleine Sarah" bewonderden. Toen had zij, als Anna Damby in Ketm haar eerste groote succes. Het publiek was gekomen om de voor stelling uit te lluiten, omdat Ruy -B/as door de censuur was geweigerd, liet weid langzaam maar zeker door Sarah gefascineerd en bracht haar een geweldige ovatie. Chilly betaalde aan Du quesnel de gage uit, die deze anderhalfjaar lang aan Sarah had uitgekeerd, en verdubbelde haar salaris. Niettemin heette een jaar daarna de groote tragedienne nog »la petite Sarah", en trad zij op o. a. in travestirollen. Wij weten dat uit de geschiedenis van Coppée's i'asscntt, waarvan het handschrift door Agar zelf in de directiekamer werd gebracht. Coppée was toen nog een nederig ambtenaartje bij het departement van oorlog ; hij droeg lang haar en was overigens even trotsch op zijn gelijkenis met den grooten Xapoleon als op zijn dichterlijk talent. Agar was de klassieke schoonheid. J laar edele en regelmatige gelaats trekken, haar li.jnbesneden, kleine mond met pa relmoeren tanden en rose, halfgeopende lippen, haar dofwit voorhoofd, waarboven een dikke vacht zwart haar golfde, baar diepe, zachte, soms befloerate oogen, met lang zacht ooghaar, waaruit zij tevergeefs vonken trachtte te schieten, maar waarin een herinnering, een verlangen lag naar bet zuiden, haar lichaam, soepel on graceiijk, een weinig gezet, haar volle schouders, haar beroemde armen, maakten haar tot het ideaal van een beeld houwersmodel. Zij had van Coppée het hand schrift gekregen, en bracht het opgetogen aan haar directeur. »IIet is een heerlijk werk voor mijn beneiiet," ziede zij tot aanbeveling er van Agar had altijd een benefiet in het vooruitzicht, want hare schuldeischers waren vele. .Decor is er bijna niet voor noodig; een landschap vol zonlicht de fauteuils d'orchestre zullen pleizier hebben van mijn schouders en er zijn maar twee rollen. Gij doet een dubbele weldaad, want de arme jongen onderhoudt zijn moeder en zijn zuster. Ik zal Sylvia zijn, en Zanetto is »la petite Sarah". De rol is voor haar geknipt: een rlorentijnsche zanger uit de zestiende eeuw, een mutsje half op het hoofd, met een groote fasantenveer, en oen mopje baar eronder ! Zij heeft erg magere boenen, kuiten in het geheel niet, maar haar stem maakt alles goed ! Een stem kunt gij niet maken, nietwaar ? Gij hebt haar, of gij hebt haar niet. Maar kuiten, daar is wel aankomen aan. Watten genoeg !'' Duquesnel las Z<e Passtnt. »Ik wed dat het in verzen is," zeide Chilly, de oude tooneel speler, die het niet had op verzen, ;,omdat zij den gang van bet drama tegenhouden;" en gang was voor hem alles in het drama. Maar de verzen van Coppée vonden genade in zijn oogen. liet stuk werd aangenomen, Agar speelde Sylvia en Sarah Bernhardt zong in de coulissen het bekende: sMignonne, voici l'avril, Le soleil revient d'exil, Tous les niils sont en quérelle; L'air est pur, lo ciel léger, Et partout on voit neiger Des plumes de tourterelle." Maar, jammer genoeg, de »voix 'or'1 hield zich slecht. Sarah zong valsch. Haar kuiten maakten beter effect, en haar geheele Zanetto was voor den beeldhouwer Paul Dubois het model voor den bekenden «Chanteur florontin." Coppée is van l'arnassien, academicirn geworden, on op Sarah Bernhardt is niet meer toepasselijk de ui van Philippe Gille: >;Ik kom op een goeden dag aan het Odéon, daar houdt een ledige coupéstil, waar Sarah Bernhardt uitstapt " Muziek in de Hoofdstad. In een vorig artikel heb ik uitsluitend de Xed. Opera onder directie van den heer Van deiLinden besproken en over de Opera-A'ereeniging onder directie van den heer de Groot het stil zwijgen bewaard. Dit deed ik met opzet, in de eerste plaats om niet altijd genoodzaakt te zijn beide vereenvgingen tegenover elkander te stellen en daardoor, al wil men er ook nog zoo buiten blyven, onwillekeurig vergelijkingen van het gehalte in het personeel te maken en in de tweede plaats omdat de laatstgenoemde vereeniging voor de debuutvoorstellingen uitsluitend opera's heeft uit gekozen, die reeds tallooze malen door dit ge zelschap zijn opgevoerd, nl. Hamlet, Faust, De Hugenoten en Mignon. In de Hugenoten trad als debutant de heer van Loo op, van wien wij die rol meermalen in het Fransch hebben hooren zingen. Dit optreden geeft dus evenmin aanleiding in deze causerieer uitvoerig bij stil te staan. Ik wil echter van deze gelegenheid gebruik maken eenige algemeene zaken aan te stippen, die mij voorkomen overwogen te moeten worden. AVat mij bij de vroeger bestaande Xed. Opera reeds lang heeft getroffen is het sterk Fransche cachet. ISTiet alleen spraken de zangeressen en zangers onderling bij voorkeur Fransch met elkan der, doch de l )st van medewerkenden (pardon het: Tableau de la Troupe) de verschillende em plooien, de verdeeling van de rollen, alles was een namaakje van de Fransche opera, en werd er eens eene Itaiiaansche opera gespeeld, dan werd die in Franschen stijl gezongen. Men sprak niet van eerste of helden tenor, doch van fort-tenor, de sopraan zangeressen werden verdeeld in dugazon, Galli-Marié, de mezzosopraan werd Falcon genoemd naar de beroemde zangeressen die in haar genre bijzonder uitmuntten, zoo had men ook bij de hoeren: Trial, Laruette, Martin. Tenor groote opera en traductie, Tenor leger van de opera-comique en wat dies meer zij. Al die titels krijgen iets belachelijks wanneer de voorstellingen geen zuiver Fransch karakter dragen, of ook wanneer sommige vertolkers ver beneden het ideaal van de groote Falcon, Du gazon of Gali-Mariéblijven. Doch is bet niet zonderling dat de twee Xedorlandsche opera's die, voor hunne vereeniging be lachelijke benamingen, handhaven. De eerste Xed. opera legt zich echter bij voorkeur op de oudere Fransehe opera toe. ITuguenots en Faust zijn al tal van jaren kasstukken voor haar geweest. Zij zijn het nog. Leve dus Huyueno's en Faust! Dit gezelschap, zoo Fransch in hart en nieren, kan dus met eenig recht alles zoo Fransch mogelijk houden, doch do nieuwe, die zich voorstelt een meer algemeen karakter aan hare instelling te geven, behoort met die traditie te breken. Voor eenige dagen ontving ik een schrijven, waaraan ik het volgende ontleen : -AVij bezitten nu twee Xed. opera's. De heer van der Linden heeft het uitzicht geopend dat ook Xederlandsche werken zullen worden opge voerd. De opera van den beer de Groot haalt al de oude paardjes van stal en belooft geen nieuwe Xed. opera's. Ik weet wel dat er te weinig Xed. Opera's zijn om er zelfs een half saizoen mede te vullen, doch eenc Xed. Opera die volstrekt geen Xed. werken, doch alleen Fransche opvoerd, zou die eigenlijk niet moeten boeten: De vertaalde fr'ramche Opera? AVanneer wij nu goede vertalingen kregen, zou bet y.oo erg niet zijn, doch de vertalingen die bestaan zijn zoo erg dat men zou denken dat do vertaler het publiek eens beeft willen beet nemen. De vertalingen van Ftiuxt en llnifnoten doen ten minste iemand de baren te bergen rijzen. Ik geef u den veranderden titel in overweging omdat het voor u lastig moet zijn ieder van de twee Xed. Opera's altijd nader aan te duiden." Ik danlc den geachten briefschrijver zeer voor zijn lumineusen inval, en misschien verdient bet voorstel werkelijk overweging. Wij zullen echter eerst nog afwachten en hopen dat er verande ring zal komen. In zooverre ben ik het met hem eens dat wan neer eene Xed. Opera vertaalde Opera's geeft, zij dit doen moet omdat men anders die werken niet kan hooren ; doch wanneer men, zooals te Amsterdam van at' October het geval is eenmaal 's weeks de gelegenheid heeft Fransche Opera's in de Fransche taal te hooren, is het niet noodig die ook in slecht vertaald Ilollandsch te genieten. Eene Duitscbe Opera bezitten wij niet, dat is dus cenigzins een ander geval. liet lyrisch tooneel te Antwerpen begrijpt zulks terecht. Deze vereeniging heeft dadelijk vastge steld, dat van de vertaalde Opera's, uitsluitend werken van Germaanschen en Slavischen bodem zouden worden gekozen. Er bestaat te Antwerpen eveneens eene Fransche Opera, zoodat nu ieder op zijn terrein blijft. Wij hebber, eenige jaren gezucht onder dien Gallomanio. De Duitscho Opera die in het laatste jaar van haar bestaan ongenietbaar werd, hield eindelijk geheel op. Wat ware nu rationeeler ge weest dan in die leemte te voorzien en ons de meesterwerken van Gluck, Mozart, AVeber last not least Beethoven (om van andere werken niet te spreken), niet te onthouden 'l Zoo moet men dunkt mij de zaak opvatten. Door sommige Opera's altijd maar weer te geven, terwijl er zooveel schoons te zien overblijft, jaagt men iemand als is hij nog zoo sympathiek ge stemd, het land op. Hoewel de uitvoeringen van het Concertgebouw reeds tallooze malen in dit blad zijn besproken, valt er steeds iets van te zeggen, omdat de beer Kes onvermoeid is in het opsporen en ten gehoore brengen van noviteiten, die steeds met de grootste zorg ingestudeerd, op meestal voortreffelijke wijze worden ten gehoore gebracht. Al weet de directeur zelf ook dat er werken onder zijn, die dadelijk weer van het program zullen verdwijnen, on dus de vele repetitiën slechts voor enkele uitvoeringen zijn gehouden, volhardt hij (terecht) toch in zijn streven. .Alen blijft op die wijze op de hoogte. Er behoort wel moed toe zoo iets vol te houden, want het pupliek is zelden erg dankbaar voor al die noviteiten. Men hoort zoo gaarne weer de Pastorale of de Herste van Schumann, die men te buis, voor vier handen gearrangeerd, speelt; bovendien spant slechts een oen klein deel van de toehoorders zich gaarne zóó sterk in om te trachten een nieuw werk met ernst te volgen on er de schoonheden van in zich op te nemen. Slechts dan, wanneer de schoonheid van klank of kleur frappeert, kan men van een warm onthaal verzekert zijn. Geheel onverklaarbaar is dit niet. Zijn er vele toehoorders, die bij sterker geestesinspanning meer zouden genieten van iets nieuws, er zijn er ook velen, die de muzikale ontwikkeling missen zulke gecompliceerde werken in zich op te nemen, en daarom zou ik wel willen dat werken, al spreken zy in het begin niet aan, toch bij her haling werden geboden om het publiek de schoon heden als het ware op te dringen. Dit hoop ik ook dat geval zal zijn met de Symphonic van Sinding, die in de vorige week is uitge voerd. De heer Kes had de attentie voor de laatste repetitie van dit werk de voornaamste kunstminnaars uit te noodigen en die ook voor alle leden van het Concertgebouw toegankelijk te stellen. Hiervan hebben de leden echter een zeer be scheiden gebruik gemaakt, wat ik nu juist niet als een deugd beschouw, daar menigeen anders wellicht den volgenden avond er beter in tehuis zou zijn geweest. Sinding kennen wij reeds door zijne Variatiën voor twee piano's, waarin de compoinst toont een groot muzikaal en scheppend talent te bezitten. Die groote gaven komen ook in de Symphonie d. kl. terts zeer uit. Met htt eerste motief (d. c. a.) geeft Sinding dadelijk zijn visitenkaartje als Xoordsch Componist af. (Ik vraag mij zelven af, hoe die componisten het zonder verlaagde sep time zouden stellen, evenals de Hongaren zonder vergroote secunde). Dit motief beheerscht het werk, vooral in het eerste, derde en vierde deel. Bijzonder klaar van bouw is de eerste satz, doch niet minder logisch en natuurlijk stroomend is de doorwerking van de motieven. A'ooral de rhythmiek is in dit deel (en het derde deel) merkwaardig. Deze beide deelen be schouw ik tevens als de schoonste bewerkte. In het derde derde deel is de tegenstelling van de beide thema's bijzonder gelukkig getroff n en hier kwam het rhythmïsche karakter, dank zij de voortreffelijke vertolking, zeer tot zijn recht; want hierop wilde ik eigenlijk neerkomen: De Heer Kes heeft dit werk op waarlijk bijzondere wijze ten gehoore gebracht, en ik zou het jam mer vinden, wanneer die studie slechts voor een maal bad moeten dienen, Hij geve dus spoedig eene herhaling. De heer Timmner droeg het lï'e concert van U. Kreutzor voor. liet deed blijkbaar het publiek veel genoegen dat deze voortrett'elijken violist andermaal als concertmeester optreedt. X'u had rnen gelegenheid hem dit te toonen. Ik heb vroeger wel eens in het licht gesteld dat de solist niet altijd een maatstaf is voor de voortreffelijkheid van den aanvoerder van de violis ten, doch van den heer Timmner weet men dat hij beide kwaliteiten in zich vereenigt. Hij moge als solist nu eens gelukkig dan weer minder ge lukkig zijn geweest, zijne gaven als solist zijn even uitstekend bekend als die van concertmeester. Mot de aanwinst van zulk een kunstenaar is bet Concertgebouw dan ook oprecht te t'eliciteeren. Hij was er bij de oprichting reeds aan verbonden, en verliet dit corps wel een paar maal. doch: on revient toujours enz. en ik heb eenigszins de overtuiging dat zijn verblijf nu duurzamer zal zijn. Moge dit mettertijd bevestigd worden. A*AX MM.I.X.KN. Varia over kunst. FIT MI-NCIIKN. l September, 18Ü4. liet moderne Athene," gelijk men plach de hoofdstad van Heieren te noemen, sedert koning AVillem l er de 'eldlterrenhalle, de Niihiiieshalle, de Vropylaeëii, de (ïlyptlto-, Ptniko en an dere Theken liet bouwen, is en blijft, ofschoon de belangstelling voor de neogriekscbe bouw kunst ook alle jaren schijnt af te nemen, een der groote middenpunten voor internationale kunst uiting. Het treedt in wedstrijd met lierlijn, om niet alleen op bot gebied der toonkunst het nieuwste, en edelste ten gehoore te brengen, maar Ernst Possart, de tegenwoordige TheatcrIiitetulant en Bestuurder der koninklijke tooneelen (te Amsterdam, door den invloed van den boor van Lier, niet minder dan elders beroemd geworden voor zijn voortreffelijk tooneelspel), Posssart toont een onergisch initiatief om nieuwe opera's en andere werken van dramatische waarde te doen spelen, alvorens zij te Berlijn op de planken zijn gebracht. Zoo is Madinne Sans yine, van Vict. Sardou (naar zijnen gelijknamigen ro man) in duitsche taal voor 't eerst (naar h. s.) opgevoerd. Possart speelt daarin de rol van Xapoleon. De taak van oenen referent is in zulk geval eene recht aangename, waar hij, vol \an eenen edelen aesthetischen indruk, slechts heeft te prijzen, gelijk dit bet geval is met bijna alles wat Possart te Muncben, hetzij als bestuurder, hetzij als kunstenaar leistet. De tijd dien de schrijver van dit artikel aan die zaken kan wijden, en de ruimte die bij mag innemen laten echter heden niet veel meer dan een kronijkachtig ver slag toe. Dit jaar wedijvert Munchen niet alleen met Berlijn, maar ook mot Bayreuth, en wel in de ogvocring van AVagneriana, namelijk den gebeelen Ring iltr Nibeliingen, reeds vóór maanden aan gekondigd. De vier opera's op vier achtereen volgende avonden te geven, gelijk Wagner dit schijnt bedoeld te bobben, was te Muncben niet mogelijk, waar de welbekende, voortreffelijke ATogl niet alleen de rol van Siegfried (Siegfried en Göttcrdiimmerung) maar ook Siegmund ( Wal/L-i'irc) en bovendien Loge (Jlhuingold) bad te zingen. Hiertoe behoorde eigenlijk driecrlci kunstenaar. Merkwaardig echter was het mot welk gemak, welke zwier en lichtheid de zanger over het tooneel fl-jc7ierte, zonder in 't minst aan stijl en goeden smaak te kort te doen. en (bet spreekt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl