Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 901
?van zelf) zonder de stem te laten flackern, gelijk
, «enigen het nog altoos wansmakelijk doen.
Wy' zullen bij de voortreffelijke voorstelling
der Brünnhilde en nog minder bij de andere
rollen stilstaan. Nimmer hebben wij eene zan
geres met zooveel natuur, adel en verscheiden
heid zien spelen als Fr. Klafsky.
-Men bedenke dat in de overige rollen Schelper
(Alberich), Siehr (Hagen en Hunding), Fr.
MorahOlden, Frl. Blank, Frl. Pazopzy, Hofmüller uit
Dresden, enz. optraden, en men zal bevinden dat
deze krachten in menig opzicht die van Bayreuth
overtreffen.
Wat de opvoering verder betreft, hebben wij
in de meeste gevallen de mise-en-scène hoogelijk
te pryzen, al heeft men dan ook sommige
moeielijkheden, b.v. het tooneel der Nornen, het
verscbijnen van den draak (Fafner) enz., met
stikdönkeren nacht omsluierd.
Wat ons verder opviel is, dat de duisternis
der zaal niet beantwoordt aan het doel wat
Wagner zich voorsteld, namelijk het concentreeren
der opmerkzaamheid voor het tooneel.
Alle echt duitsche en warme Wagner bezoe
kers hebben my verzekerd, dat het eene
onmogelijkheid is, zonder ernstige voorbereiding, ook
maar den samenhang van eene der opera's te
verstaan, nog veel minder de gezongen volzinnen
te vatten; lo. dewijl de verwikkeling, 2o. dewijl
de zinbouw zoo vreemd is, 3o dewyl een
onherhaalde gezongen tekst toch (vooral in
vrouwenmond) onverstaanbaar wordt en 4o. dewijl het
orkest te zeer de heerschappij voert.
Het genot, verkregen door een tekstboek wat
men hier en daar kan nalezen, is voor den
denkenden hoorder veel grooter, dan dat van eene
meer schilderachtige maar minder verstaanbare
voorstelling. Daarbij schitteren de lichten en
lessenaars van 't orkest toch steeds allen in de
oogen welke niet in den »bak" zitten, zoodat
daardoor de begoocheling almede wordt gestoord.
Wagner schrijft een tooneelscherm voor, wat
niet opgehaald, maar opengengeschoven wordt.
Voortreffelijk! Evenals in Covent-garden en in
het Residenz- theater.
Doch wat geschiedt nu? Om iedereen genoe
gen te geven, hangt men in het Huftheater het
oprollende scherm over het openschuivende heen,
zoodat men, belachelijkerwijs toch eerst beenen,
buik en kop van Apollo op zijn wagen ziet
opworstelen, om daarna eerst het openschuiven van
het scherm te genieten !
't Is alsof alleen de Wagner-voorstellingen on
afscheidelijk zijn van een openschuivend gordijn!
Maar «Athene" biedt tegenwoordig jaarlijks, in
de zomermaanden nog meer dan alleen die
»Mustervorstellungen". In het niets minder dan
Griek«che, zeer onesthetische Gianpalust vindt men de
»Münchener Jahres-Ausstellung'', niet te verwis
selen met de >;Stiindige Ausste-llung der Münchner
Künstler-Genossenschaft" in het Koninklijke
Kunstausstellungsgebiiude" of met de
;>Internationale Kunstausstellung, 18!*4 (getiteld
»Seces«ion") in de Prinz-Regentstraat.
Wanneer men bedenkt, hoe vele kunstenaars
zich dit jaar naar Antwerpen gewend hebben,
zoo maakt de Munchener Uutset gelijk de Dietsche
Warande de tentoonstelling te Antwerpen onlangs
noemde, eene zeer loffelijke figuur. Doch, gelijk
te Antwerpen (door welbekende pogingen) de
fransche kunstenaars uitmunten, zoo zijn het, den
goeden niet te na gesproken te Munchen de
engelsche.
Maar Lenbach, die bij vroegere gelegenheid
een salon inrichtte van oud-hollandsche en andere
oude schilderyen, heeft thans twee aanlokkelijk
gemeubeleerde vertrekken van het «Paleis", met
«igen werk versierd. Dit is wel een der eigen
aardigste trekken van het geheel. 32 kunstwerken
(portretten) prijken aldaar door waarheid en adel
van styl.
't Is merkwaardig op te merken, hoe Lenbach
meestal vermijdt de vrouwen van voren te schil
deren; de meeste vrouwenportretten bestaan uit
«en profiel en een bovenrug van achteren te zien.
Daardoor wordt het aanmatigende het «geposeerde"
wat de meeste portretten vervelend maakt, ver
meden. Alleen de mansportretten (waaronder we
der een Bismarck; daar zijn er vijf op de ex
positie) zijn meest van voren geschilderd, doch
dan toch niet zoo aanmatigend als Z. K. H. de
Landgraaf van Hessen.
't Is een blij verschijnsel dat meer andere
kunstenaars beginnen in te zien, hoe vervelend
de meeste moderne portretten zijn en daarom
genre-stukken er van zoeken te maken.
Eene groote deelneming van hollandsche kun
stenaars is niet te ontkennen.
Wij vinden de namen van Vogel en Vogel
geb. Roosenboom, van Breitner, van de geheele
familie Mesdag, aldaar op waardige wijze ver
tegenwoordigd; anderen zonden kleinere, maar
toch zeer voldoende werken als Willy Martens,
D. de la Mar, G. van der Laan, A. Lange, Jan
Koekkoek, A. L. Koster, A' II. Koning, B.
Koldervey, F. Mondriaan, Henkes, Haverman, II.
Haak, A. M. Gorter, A. van Everdingen, Ed.
Frankfort, Th. Schwarze, H. W. Wysmuller, U.
Valkenburg, enz. Maar van kritiek onthouden
wij ons dezen keer.
De bovengenoemde Secessionisten die te Mun
chen de Plein-ainsten, Impressionisten enz. ver
tegenwoordigen, gaan in hun streven naar nieuwer
effecten en opvattingen bijlange na zoover niet
als b.v. de Belgen. Zij leveren niet de eerste,
beste studie van het atelier aan het publiek over
en zijn minder excentrisch in de keuze van onder
werp en koloriet.
Wij vinden dan ook onder de leden dezer
vereeniging mannen die aan de vingtisten enz.
van Brussel en Antwerpen recht tegenover staan.
Zoo uit Holland b. v. uitmuntend werk van Louis
Apol (Sneeuw), verder Th. de Bock, F. J. du
Chattel, ook Jos. Israëls (137) en zelfs Karel
Klinkenberg (Kanaal, Winter), ook Jacob en
Willem Maris, J. H. Weissenbruch, F. ter Meulen,
H. Thoma, J. J. van de Sande Bakhuyzen enz.
Breitner is wel is waar lid van het gezelschap,
doch heeft in 't Paleis tentoongesteld. Dit is ook
het geval met W. H. Mesdag en eenige andere.
De Secession heeft zich een eigen groot lokaal
ingericht, in een der jongst aangelegde straten;
de verlichting is er uitmuutend, de geheele in
richting recht practisch, Zij behoeft in dit opzicht
niet bij de oude (?) school achter te staan
Nu zij, om op ons punt van uitgang terug te
komen, nog deze bijzonderheid vermeld, dat de
jonge geestelijkheid in dit land niet alleen de
tentoonstellingen van schilderijen, enz. bezoekt,
maar vrij in de tooneelzaal treedt, want als vol- !
wassenen hebben zij »in den vacantietijd voor zich j
zelven te zorgen", en dan »sous la direction de j
M. Possart, même la Venus est convenablement
habileé. On n'a rien a craindre", zeide mij een
Fransche priester.
Een tenor te koop aangeboden.
Deze scène is afgespeeld in Amerika gedurende
eene garden-party te Richfield Springs. De
tegenwoordigheid van den populairen en
onweerstaanbaren tenorzanger Albert Thies had groote
emotie gebracht onder de danslustige jonge
dames, die allen met hem dansen wilden. De
heer Thies, slimmer dan de herder Paris, weigerde
zyn voorkeur te zeggen. Hij ging op een tafel
staan en stelde zich voor de meestbiedende be
schikbaar. De verkoop werd in den vorm geleid
door een zijner vrienden die met groote warmte
de waarde van het te koop aangeboden voorwerp
ophemelde. Na een zeer geanimeerd opbieden
werd de tenor toegewezen aan een zeer
sentimenteele young lady voor honderd dollars, welke
som dadelijk aan eene instelling van liefdadig
heid werd gezonden.
Amerikaansche reclame.
Een stukje van doodsberichten-reclame wordt
ons uit de nieuwe wereld gemeld: De com
ponist B. heeft de eer zijne vrienden en kennissen
den dood van zijne zeer beminde dochter, mej.
Jay B. te berichten.
De marche funèbre, die hij in deze treurige
dagen schreef, zal worden verkrijgbaar gesteld
bij den uitgever Br. en Co. De zetting voor
strijkinstrumenten kost vijf dollars en die voor piano
twee dollars. De eerste uitvoering zal plaats
hebben bij de begrafenis, morgen te elf uur.
Een klavierspelend hondje.
In een kleine stad werd bij een specialiteiten
gezelschap aangekondigd een man met gedres
seerde honden. De begaafdste hond zou het kunst
stuk verrichten de Marseillaise op de piano te
spelen.
Het schrandere diertje springt op de tabouret
en begint met krachtigen pootaanslag dit volks
lied te spelen. Plotseling roept een van de be
zoekers : Poesjes! Poesjes! Het hondje spitst
de ooren en vliegt in de aangeduide richting met
opgestoken ooren en strijdlustig kwispelende
staart weg. De Marseillaise blijft echter steeds
doorklinken.
Het was eene piano met mechaniek.
Buitenlandsche Bibliographie.
Tennysonliteratuur. Terwijl Tennyson's zoon
bezig is aan de olficieele biographie van zijn
vader, gebruik makende van allerlei gegevens
die voor geen vroegeren biograaf toegankelijk
zijn geweest, verschijnen er nu en dan boeken
over Tennyson's leven en werken, die het ver
langen naar dergelijke lectuur voorloopig moeten
bevredigen. Zoo heb ik er hier twee: Tennyson,
His Art and Relation to Modern Life liy
Stopford A. Srooke, en Alfred Lord Tewny-'o», A
Study of Jtis Life awd Work by Arthur Waiigli.
Van deze twee boeken schijnt mij het laatste
onderhoudender, hoewel het eerste een hooger
ambitie heeft en ook nu en dan inderdaad hooger
reikt. Stopford Brooke heeft de poging gewaagd
een boek van 4S3 pagina's over Tennyson te
schrijven zonder een enkele bijzonderheid uit
zijn particuliere leven, zonder een enkele
anecdote te geven. Dat is zeker een nobel streven,
maar men moet toch iemand anders zijn dan
Stopford Brooke, men moet meer frischheid van
geest, grooter rijkdom van ideeën bezitten om in
zoo'n poging te kunnen slagen. Om de waar
heid te zeggen, het boek is een beetje taai.
Een dichter als Lord Tennyson, die nooit een
oogenblik het heilige van zijn roeping vergeet,
en een criticus als Stopford Brooke, die niet
ontkomt aan de erfzonde van predikanten van
dikwijls in volkomen ongeïnspireerde taal van
dingen als God en onsterfelijkheid te spreken,
waarover men alleen in zeldzame oogenblikken
van inspiratie spreken of anders liever heelemaal
zwijgen moest, dit paar wordt op den duur nu
en dan wel wat zwaar op de hand. Dan is het
boek van Waugh prettiger om te lezen. liet is
een biographie naar het model waarnaar men
sedert jaren biographieën maakt, zoo'n verzameling
van biographische en bibliographiscbe
meedeelingen, afgewisseld door critischo opmerkingen en
aesthetische beschouwingen, beginnende met de
ouders en grootouders waarvan de persoon in
questie deze en gene eigenschappen heeft geërfd,
en eindigende met een paar treffende woorden
bij het graf. Maar wanneer men Stopibrd ISrooke
geruimen tijd heeft hooren spreken over Tenny
son's verhouding tot het Christendom en tot de
sociale politiek, is hetgeen onwelkome afwisseling
van Arthur Waugh te vernemen, dat de publicatie
van de Poems by Two Brothers een idee was
van den koetsier dei' familie Tennyson, een ge
lukkig verzonnen middel om Charles en Alfred
aan wat zakgeld te helpen; of dat de broers den
eersten tijd te Cambridge, na een geïsoleerde
jeugd in een stille pastorie in Lincolnshire, zoo
verlegen waren dat /ij dikwijls op weg naar de
eetzaal van hun college rechtsomkeert maakten
en zonder eten op hun kamers bleven.
Lezers kunnen dikwijls zoo ondankbaar zijn;
kunnen zoo onverschillig op zij schuiven wat een
vlijtigen schrijver weken en maanden werks
heeft gekost. Dubbel ondankbaar, wanneer zij
eerst met wat er uit het boek te leeren vak hun
voordeel hebben gedaan.
Met alle verschuldigde erkentelijkheid zij hier
dan getuigd, dat het boek van Stopford Brooke
zich als icompanion" bij de lectuur van Tennyson
met nut en een zekere mate van genoegen laat
gebruiken. Men kan van oordeel zijn, dat Ten
nyson's roem meer wordt verhoogd door het
nazeggen van enkele fragmenten, mooie liedjes
of brokken treffende natuurbeschrijving, dan door
beschouwingen over zijn levensopvatting, zijn
weinig oorspronkelijke en dikwijls ietwat
onfrissche ideeën. Maar dat doet hier niets ter zake.
Wie de gedichten van Tennyson wil verstaan
zooals zy zijn bedoeld vindt bij Stopford Brooke
welkome voorlichting. Het verdienstelijkste in
het boek is, dunkt mij, de allegorische interpre
tatie van de Idylls of the King.
Three Letters and an Essay by John Buskin.
1836?1841. De bewonderaars van Ruskin, die
zich beijveren om iederen regel, dien hun meester
ooit geschreven heeft, in druk te geven, hebben
zeker meermalen dingen van geringer waarde
voor den dag gehaald dan deze brieven en dit
opstel, die in de schrijftafel van zijn tutor Thomas
Dale zijn gevonden.
Wanneer een jongen van zestien jaar een
opstel maakt in antwoord op de vraag, Does the
peruftal of woiks of fation act f"Vourubly or
unfavourably on tJie rnoral character? dan verwacht
men ter verdediging van de lectuur van romans
en gedichten geen beschouwingen en argumenten
van een veel zwaarder kaliber dan door de aan
vallers zijn gebruikt. Het onderwerp geeft een
heerlijke aanleiding tot klinkende rhetoriek; men
kan zich voorstellen wat Macaulay er op zijn
zestiende, of desnoods op zijn twaalfde, jaar van
zou hebben gemaakt. Er is ook in de eerste
zinnen van dit opstel van Ruskin dadelijk een
Macaulay'sch geluid, een stijl vol van
Macaulay'sche antithesen, die elkander zoo aangenaam
in evenwicht houden. Maar ik vind het aardig
om op te merken, hoe er hier en daar meer
wezenlijke expressie komt in enkele woorden en
zinnen, meer verbeelding, meer poëzie. Want is
er niet in deze Macaulay'sch gebalanceerde
periode op het eind toch iets wat Macaulay op
zijn zestiende, of op zijn twintigste, jaar niet zou
hebben gekund? »For our feelings naturally
incline us to hope that we may not be able to
prove that writings from which we have derived
incalculable enjoyment are injurious and
immoral and that hours whose wings were
loaded with colours so gay, may not be
pronounced to have left darkness in the eyes they have
dazzled, or pestilence in the air they have
enchanted."
»We feel as if we were the air, or the wind,
or the light, or the heaven, or some omnipresent,
invisible thing that had no interests of its own,"
zegt Ruskin, sprekende van liet belangelooze
behagen waarmee hij de lotgevallen van Waker
Scott's helden gadeslaat.
Als men de moeite wil nemen dit opstelletje
van veertig pagina's even te lezen, dan moet men
het alleen doen om zoo hier en daar een
aardigen zin. Maar dan is het noodig, dat men met
kleine verrassingen tevreden kan zijn.
R. A. II. en F. C. Jr.
Sans-Gène.
Sardou is een geluksvogel: zelfs vorsten ma
ken reclame voor zijn Madame S«n**-Géne. Het
is te Munchen gespeeld en wordt nu te
Darmstadt gegeven. De groothertog heeft, om het werk
geheel »in stijl" te doen opvoeren, meubelen en
requisieteiten uit den tijd van Napoleon uit zijn
paleis naar den schouwburg doen brengen. En
zoo drinkt nu Sardou's Napoleon koffie uit het
servies waaruit eenmaal de heusche Napoleon
werd bediend. Nu wordt het langzamerhand tijd
dat de wereld vergaat.'
Kunstkritiek in Beijeren.
De kunstcriticus van den Bayrifdien Kurier
geeft zijn zesde artikel over de Munchener ten
toonstelling in dezen vorm :
Portretten.
Daar volgens een vonnis van het Ambtsgericht
Munchen I, bevestigd door liet Landgericht Mun
chen I, iedere uitvoerige kritiek op een in het
openbaar tentoongesteld portret stratbaar is,
moeten wij tot onzen spijt de portretten van de
exposities van dit jaar onbesproken laten. De
volledige naamlijst der schilders vindt de lezer
in de katalogussen.
Arme Loti!
Pierre Loti is, g''Hjk de lezer waarschijnlijk
weet, van Caïro door de nrabische woestijn naar
Jeruzalem getrokken, om Frankrijk's taal met
een nieuw stvk esoterische literatuur te verrijken.
Hij heeft genoeg ophef gemaakt van dien tocht
vol gevaren, gelijk het heette, en is met zijn
metgezellen in de dracht von de muzelmannen
door de woestijn getrokken, om niet de zekerheid
te hebben van to zullen worden vermoord.
| Intusschen blijkt liet, dat de oud-zceofiicier niet
zonder behoorlijke aanbevelingsbrieven aan de
slieiks is vertrokken, al is zijn reis nu juist geen
wandelingetje langs de boulcvard's geweest. Xiet
i de brandende zon was bet, die hem liet meest
beeft geteisterd, maar een hevige sneeuwstorm.
liet reisgezelschap moest bij de monniken van
den Sinaïeen onderkomen zoeken. Daar trokken
de lieeren hun mooiste oostersche kleederen aan,
en Loti schrijft in een brief' aan de Nourtlle
Kren/e : AVij /eggen tot elkander, welk een
schitterend mozaïek onze bonte costumes in hun
menigvuldigheid van kleuren moeten maken tegen
de witgekalkte muren en het roode graniet van
het klooster. Maar er is n i o m and die
ons ziet." Arme Loti! Dat de monniken
van den Sinaïook geen nonnctjes zijn !
BOEKBEOORDEELING.
l'Jii>-ne, cin lüihnenspiel in drei Bildern
von KI.ATS LAIIITNU. Utrecht LSÜi,
Zie nier den titel van een werkje, dat in Maart
liet licht zag, in nederige stilte geboren. De
sagenkring, om de hoofden van den Engelschen
heldenkoning Arthur en de ridders van de ron
de tafel gevlochten, boeiend door ridderlijke
romantiek, door eenvoud en weergalooze schoon
heid, beeft zijne bekoorlijkheid nog niet verloren.
Tennyson stichtte zich een cerzuil door zijne
beroemde idyllen van koning Arthur.
Het werkje, hierboven genoemd, bevat de dra
matische bewerking van eene dier schoone sagen.
Elaine, de lelieblanke maagd van Astolat, heeft
den ridder harer droomen gevonden, Lancelot
van het Meer, den besten aller ridders van ko
ning Arthur. De liefde, die zij hem schuchter
bekende, bleef onbeantwoord en zij stierf.
Klein en eenvoudig, maar liefely k en aandoen
lijk is het verhaal.
De bewerking van Klaus Laimund beantwoordt
geheel aan den inhoud. Dat de dichter van het
kleine drama, aan zijn werk, juist omdat het een
drama geldt, andere, en laat mij gerust zeggen,
veel diepere zielsmotieven heeft ten grondslag
gelegd, komt het drama ten goede. Geen sierlijke,
grootsche taal, maar eenvoudig en liefelijk, als
Elaine zelve.
Doch bewonderenswaardig en schitterend ge
dacht is de tooneelschikking, vooral »Der Sturm
im Mondscheinglanz" en »SchlossKardweil" (bl. 35
en 3(>).
Wat echter geen lezer uit het oog verlieze (de
dichter vestigt er zelf in den »Epilog an den
Leser" de aandacht op) is, dat Elaine niet slechts
is geschreven om gelezen, maar vooral om gezon
gen en gehoord te worden. Niettemin zal ook de
Irzirig van het werkje als gedicht zijne bevallig
heden niet doen verloren gaan. De componist
vinde hier zijne stof, ofschoon het dezen waar
schijnlijk niet gemakkelijk zal vallen, de muzikale
bewerking, wat eenvoud en helderheid aangaat,
geheel in overeenstemming te brengen met die
van het gedicht.
Moge de schrijver spoedig door een ruimen
kring van lezers in staat gesteld worden ook zijne
andere dramatische schetsen nl. van koning Arthur
en die van den heiligen Graal (zie Epilog) in
het licht te zenden.
R. BKOEKSMA.
BOEKAANKONDIGING.
Bij de firma VAX HOLKEJIA & WABEXDOUP is
een nieuwe uitgave verschenen van de Platte
Grond van Amsterdam, bewerkt door den
heer J. H. SCÏIMULL, ambtenaar ten stadhuize.
De steenteekening is geheel nieuw, omdat het
bleek dat langzamerhand de vorige uitgaaf on
nauwkeurig was geworden. Ook is door de indee
ling in vakken het opzoeken gemakkelijker gemaakt.
Voorts is alles vergeleken bij de kadastrale kaart
en o. a. een kaartje van de petroleumbaan er
bijgevoegd.
Geïllustreerde Vaderlandsche Geschie
denis door l'. LOUWERSE, met illustratiën
van JOJIAX BKAAKKXSIUK, 2e druk.
Dit fraai uitgevoerde, goed geschreven boek,
528 pag. met 137 oorspronkelijke illustratiën is
door de uitgevers VAN HOI.KKMA <t WAHHNDIIUI-'
tot den buitengewoon lagen prijs van f 1.1)0, ge
bonden in fraai linnen stempelband, verkrijgbaar
gesteld, zoodat 't onder 't bereik is van iedereen.
Bij dezelfde uitgevers is ter perse een nieuw
romantisch werk van Marcellus Emants.
getititeld: Een nagelaten bekentenis."
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIIIIIMIIHMIIIIIIMnlllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
AME, S .
Bokken of geen rokken. Gevolgd wor
den. Kaartleggen. Kieren bewaren.
Eene vraag van het vrouwentoilet, waarvoor
men zich sinds jaren in Engeland en Amerika
warm maakte, zonder tot een oplossing te komen,
was die van liet »divided skirt', de Turksche
broek of zelfs de korte broek, in plaats van rok
ken. Mtn weet, hoe de »bloomeristen" en de
^rationa! dress"-vereenigingen er steeds voor ge
ijverd hebben. Curieus is bet, dat de mode haar
nu halfweg te gemoet komt, door voor de
velocipède de wijile broek, sknickerbockers", voor fat
soenlijk te verklaren. De vraag wordt nu in bla
den en tijdschriften behandeld en het voor en
tegen warm bepleit. Eenige actueele voorbeelden
komen het belangrijke ervan vcrhoogen. l it Itali
is het bericht gekomen, dat de hertogin van Aosta,
in wielrijdersrostuum van een tochtje
terugkcerend, door officieren te Turijn niet gegroet is en
voor een familieraad gedaagd. Daarentegen rijden
de prinsessen van Wales zonder bezwaar in het
zelfde cosluum, en worden er niet minder om
geacht. De secretaresse van den redacteur Stead
heeft in sportcostuum eene reis van eene maand
door Noord-iMigelaiul en Schotland gemaakt, en
niet den minsten aanstoot geleden. Sterker, en
voor Engeland al heel sterk, : zij is er mee
! in de kerk gegaan en heeft niet bemerkt dat dit
ergernis gaf. Wij vermoeden intusschen, dat dit
in een dorpskerKje geweest is, waar men het in
de touriste al apprecieerde, dat zij zich van hare
Zondagmorgen-oefening niet liet afbrengen; eer
drie hertoginnen op die wijze in de fashioiuible
St. (leorges- of St. Jameskapel verschijnen, kan
men de zaak niet als beslist beschouwen.
i Toi-h, ook al geldt het bezwaar van «schandaal"
i in het geheel niet meer, zien wij, buiten het
| wielrad, heel weinig toekomst voor do .
kuicker' bockers" en de sportblouse. Zij staan alleen
bij| zonder welgevormden goed, en alleen
gedu'; rende weinige jaren, ledere buitengewoonheid, te
! dik of te mager, te lange of' te korte neus, te
' groote of te kleine coiffure, komt er hinderlijk
door uit. Juist de kunst van bet toilet, eene
fictieve harmonie in plaats te stellen voor het
geen door de natuur verzuimd is, wordt er door
onmogelijk gemaakt. Nu reeds merkt men, dat
de knappe wielrijdsters, zonder haar rad, er niet
voordeelig uitzien; voor straat-, visite- of zelfs
huistoilet denken ze er niet over. Zelfs voor het
paardrijden is de gevaarlijke en lastige, maar
smaakvolle amazone niet door het jongenscostuum