De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 30 september pagina 4

30 september 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 901 ?van zelf) zonder de stem te laten flackern, gelijk , «enigen het nog altoos wansmakelijk doen. Wy' zullen bij de voortreffelijke voorstelling der Brünnhilde en nog minder bij de andere rollen stilstaan. Nimmer hebben wij eene zan geres met zooveel natuur, adel en verscheiden heid zien spelen als Fr. Klafsky. -Men bedenke dat in de overige rollen Schelper (Alberich), Siehr (Hagen en Hunding), Fr. MorahOlden, Frl. Blank, Frl. Pazopzy, Hofmüller uit Dresden, enz. optraden, en men zal bevinden dat deze krachten in menig opzicht die van Bayreuth overtreffen. Wat de opvoering verder betreft, hebben wij in de meeste gevallen de mise-en-scène hoogelijk te pryzen, al heeft men dan ook sommige moeielijkheden, b.v. het tooneel der Nornen, het verscbijnen van den draak (Fafner) enz., met stikdönkeren nacht omsluierd. Wat ons verder opviel is, dat de duisternis der zaal niet beantwoordt aan het doel wat Wagner zich voorsteld, namelijk het concentreeren der opmerkzaamheid voor het tooneel. Alle echt duitsche en warme Wagner bezoe kers hebben my verzekerd, dat het eene onmogelijkheid is, zonder ernstige voorbereiding, ook maar den samenhang van eene der opera's te verstaan, nog veel minder de gezongen volzinnen te vatten; lo. dewijl de verwikkeling, 2o. dewijl de zinbouw zoo vreemd is, 3o dewyl een onherhaalde gezongen tekst toch (vooral in vrouwenmond) onverstaanbaar wordt en 4o. dewijl het orkest te zeer de heerschappij voert. Het genot, verkregen door een tekstboek wat men hier en daar kan nalezen, is voor den denkenden hoorder veel grooter, dan dat van eene meer schilderachtige maar minder verstaanbare voorstelling. Daarbij schitteren de lichten en lessenaars van 't orkest toch steeds allen in de oogen welke niet in den »bak" zitten, zoodat daardoor de begoocheling almede wordt gestoord. Wagner schrijft een tooneelscherm voor, wat niet opgehaald, maar opengengeschoven wordt. Voortreffelijk! Evenals in Covent-garden en in het Residenz- theater. Doch wat geschiedt nu? Om iedereen genoe gen te geven, hangt men in het Huftheater het oprollende scherm over het openschuivende heen, zoodat men, belachelijkerwijs toch eerst beenen, buik en kop van Apollo op zijn wagen ziet opworstelen, om daarna eerst het openschuiven van het scherm te genieten ! 't Is alsof alleen de Wagner-voorstellingen on afscheidelijk zijn van een openschuivend gordijn! Maar «Athene" biedt tegenwoordig jaarlijks, in de zomermaanden nog meer dan alleen die »Mustervorstellungen". In het niets minder dan Griek«che, zeer onesthetische Gianpalust vindt men de »Münchener Jahres-Ausstellung'', niet te verwis selen met de >;Stiindige Ausste-llung der Münchner Künstler-Genossenschaft" in het Koninklijke Kunstausstellungsgebiiude" of met de ;>Internationale Kunstausstellung, 18!*4 (getiteld »Seces«ion") in de Prinz-Regentstraat. Wanneer men bedenkt, hoe vele kunstenaars zich dit jaar naar Antwerpen gewend hebben, zoo maakt de Munchener Uutset gelijk de Dietsche Warande de tentoonstelling te Antwerpen onlangs noemde, eene zeer loffelijke figuur. Doch, gelijk te Antwerpen (door welbekende pogingen) de fransche kunstenaars uitmunten, zoo zijn het, den goeden niet te na gesproken te Munchen de engelsche. Maar Lenbach, die bij vroegere gelegenheid een salon inrichtte van oud-hollandsche en andere oude schilderyen, heeft thans twee aanlokkelijk gemeubeleerde vertrekken van het «Paleis", met «igen werk versierd. Dit is wel een der eigen aardigste trekken van het geheel. 32 kunstwerken (portretten) prijken aldaar door waarheid en adel van styl. 't Is merkwaardig op te merken, hoe Lenbach meestal vermijdt de vrouwen van voren te schil deren; de meeste vrouwenportretten bestaan uit «en profiel en een bovenrug van achteren te zien. Daardoor wordt het aanmatigende het «geposeerde" wat de meeste portretten vervelend maakt, ver meden. Alleen de mansportretten (waaronder we der een Bismarck; daar zijn er vijf op de ex positie) zijn meest van voren geschilderd, doch dan toch niet zoo aanmatigend als Z. K. H. de Landgraaf van Hessen. 't Is een blij verschijnsel dat meer andere kunstenaars beginnen in te zien, hoe vervelend de meeste moderne portretten zijn en daarom genre-stukken er van zoeken te maken. Eene groote deelneming van hollandsche kun stenaars is niet te ontkennen. Wij vinden de namen van Vogel en Vogel geb. Roosenboom, van Breitner, van de geheele familie Mesdag, aldaar op waardige wijze ver tegenwoordigd; anderen zonden kleinere, maar toch zeer voldoende werken als Willy Martens, D. de la Mar, G. van der Laan, A. Lange, Jan Koekkoek, A. L. Koster, A' II. Koning, B. Koldervey, F. Mondriaan, Henkes, Haverman, II. Haak, A. M. Gorter, A. van Everdingen, Ed. Frankfort, Th. Schwarze, H. W. Wysmuller, U. Valkenburg, enz. Maar van kritiek onthouden wij ons dezen keer. De bovengenoemde Secessionisten die te Mun chen de Plein-ainsten, Impressionisten enz. ver tegenwoordigen, gaan in hun streven naar nieuwer effecten en opvattingen bijlange na zoover niet als b.v. de Belgen. Zij leveren niet de eerste, beste studie van het atelier aan het publiek over en zijn minder excentrisch in de keuze van onder werp en koloriet. Wij vinden dan ook onder de leden dezer vereeniging mannen die aan de vingtisten enz. van Brussel en Antwerpen recht tegenover staan. Zoo uit Holland b. v. uitmuntend werk van Louis Apol (Sneeuw), verder Th. de Bock, F. J. du Chattel, ook Jos. Israëls (137) en zelfs Karel Klinkenberg (Kanaal, Winter), ook Jacob en Willem Maris, J. H. Weissenbruch, F. ter Meulen, H. Thoma, J. J. van de Sande Bakhuyzen enz. Breitner is wel is waar lid van het gezelschap, doch heeft in 't Paleis tentoongesteld. Dit is ook het geval met W. H. Mesdag en eenige andere. De Secession heeft zich een eigen groot lokaal ingericht, in een der jongst aangelegde straten; de verlichting is er uitmuutend, de geheele in richting recht practisch, Zij behoeft in dit opzicht niet bij de oude (?) school achter te staan Nu zij, om op ons punt van uitgang terug te komen, nog deze bijzonderheid vermeld, dat de jonge geestelijkheid in dit land niet alleen de tentoonstellingen van schilderijen, enz. bezoekt, maar vrij in de tooneelzaal treedt, want als vol- ! wassenen hebben zij »in den vacantietijd voor zich j zelven te zorgen", en dan »sous la direction de j M. Possart, même la Venus est convenablement habileé. On n'a rien a craindre", zeide mij een Fransche priester. Een tenor te koop aangeboden. Deze scène is afgespeeld in Amerika gedurende eene garden-party te Richfield Springs. De tegenwoordigheid van den populairen en onweerstaanbaren tenorzanger Albert Thies had groote emotie gebracht onder de danslustige jonge dames, die allen met hem dansen wilden. De heer Thies, slimmer dan de herder Paris, weigerde zyn voorkeur te zeggen. Hij ging op een tafel staan en stelde zich voor de meestbiedende be schikbaar. De verkoop werd in den vorm geleid door een zijner vrienden die met groote warmte de waarde van het te koop aangeboden voorwerp ophemelde. Na een zeer geanimeerd opbieden werd de tenor toegewezen aan een zeer sentimenteele young lady voor honderd dollars, welke som dadelijk aan eene instelling van liefdadig heid werd gezonden. Amerikaansche reclame. Een stukje van doodsberichten-reclame wordt ons uit de nieuwe wereld gemeld: De com ponist B. heeft de eer zijne vrienden en kennissen den dood van zijne zeer beminde dochter, mej. Jay B. te berichten. De marche funèbre, die hij in deze treurige dagen schreef, zal worden verkrijgbaar gesteld bij den uitgever Br. en Co. De zetting voor strijkinstrumenten kost vijf dollars en die voor piano twee dollars. De eerste uitvoering zal plaats hebben bij de begrafenis, morgen te elf uur. Een klavierspelend hondje. In een kleine stad werd bij een specialiteiten gezelschap aangekondigd een man met gedres seerde honden. De begaafdste hond zou het kunst stuk verrichten de Marseillaise op de piano te spelen. Het schrandere diertje springt op de tabouret en begint met krachtigen pootaanslag dit volks lied te spelen. Plotseling roept een van de be zoekers : Poesjes! Poesjes! Het hondje spitst de ooren en vliegt in de aangeduide richting met opgestoken ooren en strijdlustig kwispelende staart weg. De Marseillaise blijft echter steeds doorklinken. Het was eene piano met mechaniek. Buitenlandsche Bibliographie. Tennysonliteratuur. Terwijl Tennyson's zoon bezig is aan de olficieele biographie van zijn vader, gebruik makende van allerlei gegevens die voor geen vroegeren biograaf toegankelijk zijn geweest, verschijnen er nu en dan boeken over Tennyson's leven en werken, die het ver langen naar dergelijke lectuur voorloopig moeten bevredigen. Zoo heb ik er hier twee: Tennyson, His Art and Relation to Modern Life liy Stopford A. Srooke, en Alfred Lord Tewny-'o», A Study of Jtis Life awd Work by Arthur Waiigli. Van deze twee boeken schijnt mij het laatste onderhoudender, hoewel het eerste een hooger ambitie heeft en ook nu en dan inderdaad hooger reikt. Stopford Brooke heeft de poging gewaagd een boek van 4S3 pagina's over Tennyson te schrijven zonder een enkele bijzonderheid uit zijn particuliere leven, zonder een enkele anecdote te geven. Dat is zeker een nobel streven, maar men moet toch iemand anders zijn dan Stopford Brooke, men moet meer frischheid van geest, grooter rijkdom van ideeën bezitten om in zoo'n poging te kunnen slagen. Om de waar heid te zeggen, het boek is een beetje taai. Een dichter als Lord Tennyson, die nooit een oogenblik het heilige van zijn roeping vergeet, en een criticus als Stopford Brooke, die niet ontkomt aan de erfzonde van predikanten van dikwijls in volkomen ongeïnspireerde taal van dingen als God en onsterfelijkheid te spreken, waarover men alleen in zeldzame oogenblikken van inspiratie spreken of anders liever heelemaal zwijgen moest, dit paar wordt op den duur nu en dan wel wat zwaar op de hand. Dan is het boek van Waugh prettiger om te lezen. liet is een biographie naar het model waarnaar men sedert jaren biographieën maakt, zoo'n verzameling van biographische en bibliographiscbe meedeelingen, afgewisseld door critischo opmerkingen en aesthetische beschouwingen, beginnende met de ouders en grootouders waarvan de persoon in questie deze en gene eigenschappen heeft geërfd, en eindigende met een paar treffende woorden bij het graf. Maar wanneer men Stopibrd ISrooke geruimen tijd heeft hooren spreken over Tenny son's verhouding tot het Christendom en tot de sociale politiek, is hetgeen onwelkome afwisseling van Arthur Waugh te vernemen, dat de publicatie van de Poems by Two Brothers een idee was van den koetsier dei' familie Tennyson, een ge lukkig verzonnen middel om Charles en Alfred aan wat zakgeld te helpen; of dat de broers den eersten tijd te Cambridge, na een geïsoleerde jeugd in een stille pastorie in Lincolnshire, zoo verlegen waren dat /ij dikwijls op weg naar de eetzaal van hun college rechtsomkeert maakten en zonder eten op hun kamers bleven. Lezers kunnen dikwijls zoo ondankbaar zijn; kunnen zoo onverschillig op zij schuiven wat een vlijtigen schrijver weken en maanden werks heeft gekost. Dubbel ondankbaar, wanneer zij eerst met wat er uit het boek te leeren vak hun voordeel hebben gedaan. Met alle verschuldigde erkentelijkheid zij hier dan getuigd, dat het boek van Stopford Brooke zich als icompanion" bij de lectuur van Tennyson met nut en een zekere mate van genoegen laat gebruiken. Men kan van oordeel zijn, dat Ten nyson's roem meer wordt verhoogd door het nazeggen van enkele fragmenten, mooie liedjes of brokken treffende natuurbeschrijving, dan door beschouwingen over zijn levensopvatting, zijn weinig oorspronkelijke en dikwijls ietwat onfrissche ideeën. Maar dat doet hier niets ter zake. Wie de gedichten van Tennyson wil verstaan zooals zy zijn bedoeld vindt bij Stopford Brooke welkome voorlichting. Het verdienstelijkste in het boek is, dunkt mij, de allegorische interpre tatie van de Idylls of the King. Three Letters and an Essay by John Buskin. 1836?1841. De bewonderaars van Ruskin, die zich beijveren om iederen regel, dien hun meester ooit geschreven heeft, in druk te geven, hebben zeker meermalen dingen van geringer waarde voor den dag gehaald dan deze brieven en dit opstel, die in de schrijftafel van zijn tutor Thomas Dale zijn gevonden. Wanneer een jongen van zestien jaar een opstel maakt in antwoord op de vraag, Does the peruftal of woiks of fation act f"Vourubly or unfavourably on tJie rnoral character? dan verwacht men ter verdediging van de lectuur van romans en gedichten geen beschouwingen en argumenten van een veel zwaarder kaliber dan door de aan vallers zijn gebruikt. Het onderwerp geeft een heerlijke aanleiding tot klinkende rhetoriek; men kan zich voorstellen wat Macaulay er op zijn zestiende, of desnoods op zijn twaalfde, jaar van zou hebben gemaakt. Er is ook in de eerste zinnen van dit opstel van Ruskin dadelijk een Macaulay'sch geluid, een stijl vol van Macaulay'sche antithesen, die elkander zoo aangenaam in evenwicht houden. Maar ik vind het aardig om op te merken, hoe er hier en daar meer wezenlijke expressie komt in enkele woorden en zinnen, meer verbeelding, meer poëzie. Want is er niet in deze Macaulay'sch gebalanceerde periode op het eind toch iets wat Macaulay op zijn zestiende, of op zijn twintigste, jaar niet zou hebben gekund? »For our feelings naturally incline us to hope that we may not be able to prove that writings from which we have derived incalculable enjoyment are injurious and immoral and that hours whose wings were loaded with colours so gay, may not be pronounced to have left darkness in the eyes they have dazzled, or pestilence in the air they have enchanted." »We feel as if we were the air, or the wind, or the light, or the heaven, or some omnipresent, invisible thing that had no interests of its own," zegt Ruskin, sprekende van liet belangelooze behagen waarmee hij de lotgevallen van Waker Scott's helden gadeslaat. Als men de moeite wil nemen dit opstelletje van veertig pagina's even te lezen, dan moet men het alleen doen om zoo hier en daar een aardigen zin. Maar dan is het noodig, dat men met kleine verrassingen tevreden kan zijn. R. A. II. en F. C. Jr. Sans-Gène. Sardou is een geluksvogel: zelfs vorsten ma ken reclame voor zijn Madame S«n**-Géne. Het is te Munchen gespeeld en wordt nu te Darmstadt gegeven. De groothertog heeft, om het werk geheel »in stijl" te doen opvoeren, meubelen en requisieteiten uit den tijd van Napoleon uit zijn paleis naar den schouwburg doen brengen. En zoo drinkt nu Sardou's Napoleon koffie uit het servies waaruit eenmaal de heusche Napoleon werd bediend. Nu wordt het langzamerhand tijd dat de wereld vergaat.' Kunstkritiek in Beijeren. De kunstcriticus van den Bayrifdien Kurier geeft zijn zesde artikel over de Munchener ten toonstelling in dezen vorm : Portretten. Daar volgens een vonnis van het Ambtsgericht Munchen I, bevestigd door liet Landgericht Mun chen I, iedere uitvoerige kritiek op een in het openbaar tentoongesteld portret stratbaar is, moeten wij tot onzen spijt de portretten van de exposities van dit jaar onbesproken laten. De volledige naamlijst der schilders vindt de lezer in de katalogussen. Arme Loti! Pierre Loti is, g''Hjk de lezer waarschijnlijk weet, van Caïro door de nrabische woestijn naar Jeruzalem getrokken, om Frankrijk's taal met een nieuw stvk esoterische literatuur te verrijken. Hij heeft genoeg ophef gemaakt van dien tocht vol gevaren, gelijk het heette, en is met zijn metgezellen in de dracht von de muzelmannen door de woestijn getrokken, om niet de zekerheid te hebben van to zullen worden vermoord. | Intusschen blijkt liet, dat de oud-zceofiicier niet zonder behoorlijke aanbevelingsbrieven aan de slieiks is vertrokken, al is zijn reis nu juist geen wandelingetje langs de boulcvard's geweest. Xiet i de brandende zon was bet, die hem liet meest beeft geteisterd, maar een hevige sneeuwstorm. liet reisgezelschap moest bij de monniken van den Sinaïeen onderkomen zoeken. Daar trokken de lieeren hun mooiste oostersche kleederen aan, en Loti schrijft in een brief' aan de Nourtlle Kren/e : AVij /eggen tot elkander, welk een schitterend mozaïek onze bonte costumes in hun menigvuldigheid van kleuren moeten maken tegen de witgekalkte muren en het roode graniet van het klooster. Maar er is n i o m and die ons ziet." Arme Loti! Dat de monniken van den Sinaïook geen nonnctjes zijn ! BOEKBEOORDEELING. l'Jii>-ne, cin lüihnenspiel in drei Bildern von KI.ATS LAIIITNU. Utrecht LSÜi, Zie nier den titel van een werkje, dat in Maart liet licht zag, in nederige stilte geboren. De sagenkring, om de hoofden van den Engelschen heldenkoning Arthur en de ridders van de ron de tafel gevlochten, boeiend door ridderlijke romantiek, door eenvoud en weergalooze schoon heid, beeft zijne bekoorlijkheid nog niet verloren. Tennyson stichtte zich een cerzuil door zijne beroemde idyllen van koning Arthur. Het werkje, hierboven genoemd, bevat de dra matische bewerking van eene dier schoone sagen. Elaine, de lelieblanke maagd van Astolat, heeft den ridder harer droomen gevonden, Lancelot van het Meer, den besten aller ridders van ko ning Arthur. De liefde, die zij hem schuchter bekende, bleef onbeantwoord en zij stierf. Klein en eenvoudig, maar liefely k en aandoen lijk is het verhaal. De bewerking van Klaus Laimund beantwoordt geheel aan den inhoud. Dat de dichter van het kleine drama, aan zijn werk, juist omdat het een drama geldt, andere, en laat mij gerust zeggen, veel diepere zielsmotieven heeft ten grondslag gelegd, komt het drama ten goede. Geen sierlijke, grootsche taal, maar eenvoudig en liefelijk, als Elaine zelve. Doch bewonderenswaardig en schitterend ge dacht is de tooneelschikking, vooral »Der Sturm im Mondscheinglanz" en »SchlossKardweil" (bl. 35 en 3(>). Wat echter geen lezer uit het oog verlieze (de dichter vestigt er zelf in den »Epilog an den Leser" de aandacht op) is, dat Elaine niet slechts is geschreven om gelezen, maar vooral om gezon gen en gehoord te worden. Niettemin zal ook de Irzirig van het werkje als gedicht zijne bevallig heden niet doen verloren gaan. De componist vinde hier zijne stof, ofschoon het dezen waar schijnlijk niet gemakkelijk zal vallen, de muzikale bewerking, wat eenvoud en helderheid aangaat, geheel in overeenstemming te brengen met die van het gedicht. Moge de schrijver spoedig door een ruimen kring van lezers in staat gesteld worden ook zijne andere dramatische schetsen nl. van koning Arthur en die van den heiligen Graal (zie Epilog) in het licht te zenden. R. BKOEKSMA. BOEKAANKONDIGING. Bij de firma VAX HOLKEJIA & WABEXDOUP is een nieuwe uitgave verschenen van de Platte Grond van Amsterdam, bewerkt door den heer J. H. SCÏIMULL, ambtenaar ten stadhuize. De steenteekening is geheel nieuw, omdat het bleek dat langzamerhand de vorige uitgaaf on nauwkeurig was geworden. Ook is door de indee ling in vakken het opzoeken gemakkelijker gemaakt. Voorts is alles vergeleken bij de kadastrale kaart en o. a. een kaartje van de petroleumbaan er bijgevoegd. Geïllustreerde Vaderlandsche Geschie denis door l'. LOUWERSE, met illustratiën van JOJIAX BKAAKKXSIUK, 2e druk. Dit fraai uitgevoerde, goed geschreven boek, 528 pag. met 137 oorspronkelijke illustratiën is door de uitgevers VAN HOI.KKMA <t WAHHNDIIUI-' tot den buitengewoon lagen prijs van f 1.1)0, ge bonden in fraai linnen stempelband, verkrijgbaar gesteld, zoodat 't onder 't bereik is van iedereen. Bij dezelfde uitgevers is ter perse een nieuw romantisch werk van Marcellus Emants. getititeld: Een nagelaten bekentenis." IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIIIIIMIIHMIIIIIIMnlllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII AME, S . Bokken of geen rokken. Gevolgd wor den. Kaartleggen. Kieren bewaren. Eene vraag van het vrouwentoilet, waarvoor men zich sinds jaren in Engeland en Amerika warm maakte, zonder tot een oplossing te komen, was die van liet »divided skirt', de Turksche broek of zelfs de korte broek, in plaats van rok ken. Mtn weet, hoe de »bloomeristen" en de ^rationa! dress"-vereenigingen er steeds voor ge ijverd hebben. Curieus is bet, dat de mode haar nu halfweg te gemoet komt, door voor de velocipède de wijile broek, sknickerbockers", voor fat soenlijk te verklaren. De vraag wordt nu in bla den en tijdschriften behandeld en het voor en tegen warm bepleit. Eenige actueele voorbeelden komen het belangrijke ervan vcrhoogen. l it Itali is het bericht gekomen, dat de hertogin van Aosta, in wielrijdersrostuum van een tochtje terugkcerend, door officieren te Turijn niet gegroet is en voor een familieraad gedaagd. Daarentegen rijden de prinsessen van Wales zonder bezwaar in het zelfde cosluum, en worden er niet minder om geacht. De secretaresse van den redacteur Stead heeft in sportcostuum eene reis van eene maand door Noord-iMigelaiul en Schotland gemaakt, en niet den minsten aanstoot geleden. Sterker, en voor Engeland al heel sterk, : zij is er mee ! in de kerk gegaan en heeft niet bemerkt dat dit ergernis gaf. Wij vermoeden intusschen, dat dit in een dorpskerKje geweest is, waar men het in de touriste al apprecieerde, dat zij zich van hare Zondagmorgen-oefening niet liet afbrengen; eer drie hertoginnen op die wijze in de fashioiuible St. (leorges- of St. Jameskapel verschijnen, kan men de zaak niet als beslist beschouwen. i Toi-h, ook al geldt het bezwaar van «schandaal" i in het geheel niet meer, zien wij, buiten het | wielrad, heel weinig toekomst voor do . kuicker' bockers" en de sportblouse. Zij staan alleen bij| zonder welgevormden goed, en alleen gedu'; rende weinige jaren, ledere buitengewoonheid, te ! dik of te mager, te lange of' te korte neus, te ' groote of te kleine coiffure, komt er hinderlijk door uit. Juist de kunst van bet toilet, eene fictieve harmonie in plaats te stellen voor het geen door de natuur verzuimd is, wordt er door onmogelijk gemaakt. Nu reeds merkt men, dat de knappe wielrijdsters, zonder haar rad, er niet voordeelig uitzien; voor straat-, visite- of zelfs huistoilet denken ze er niet over. Zelfs voor het paardrijden is de gevaarlijke en lastige, maar smaakvolle amazone niet door het jongenscostuum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl