Historisch Archief 1877-1940
No. 901
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De nieuwste figuren in het Panopticum.
: MINISTERS IN ONGENADE.;)
nu l l iiiimmimiiiiimmi i i i n n imi inm n
Een Pawnee.
Jaren geleden heb ik in de prairie mijn
bloed gemengd met het bloed van den Grijzen
TJil, een dapper krijgsman en een wijs ver
stand in den raad der hoofden van den stam
der Pawnees. Toen ik dus thans vernam, dat
hij op het terrein achter het Rijksmuseum
zijn wigwam had gebouwd, treurde mijn hart;
want het kind der vrijheid moest wel lijden
in deze slavernij van een kijkspel; maar ik
maakte mij op, om mijn broeder te begroeten.
En terwijl ik schreed door de lange eentonig
heid van de P. C., boog zich mijn hoofd
dieper en dieper ter aarde, en mijn borst
werd zeer beklemd. Want hoe dichter ik den
wigwam naderde van den Grijzen Uil, des te
?duidelijker herinnerde ik mij de wijde vrij
heid der prairiën, onmetelijk als de blauwe
hemel zelf, en het fiere springen van den
mustang, en de lengte van den snellen lasso,
het woeste huilen van wolven in den nacht,
en het hanteerend geheim van den fetisch.
En al deze herinneringen deden het mij eng
worden in mijn zwart gekleed pak, en mijn
schoenen met platte punten, en mijn glad
opgestreken hoogen hoed. Het was mij droef
te moede, om den Grijzen Uil, mijn broeder
van den stam der Pawnees, ? en om mijzelf.
* *
*
De Grijze Uil had moeite om mij te her
kennen, want wij hadden elkander in vele
jaren niet gezien, en hij was stomdronken.
Maar toen zijn geheugen in hem terugkwam,
werd hij nuchter, en zijn gelaat werd somber.
Ik nam hem mede na-:r mijn huis, en wieseh
hem, en at en dronk met hem, en kleedde
hem naar de wijze der Amsterdammers. En
ik wandelde met hem door de straten der
stad, groote en kleine, en de Grijze Uil was
zeer verbaasd over al wat hij zag en hoorde.
Een draaiorgel met een paar dansende kin
deren ervoor was hem een groote vreugde,
maar als hij een dronken werkman zich voor
bij zag slingeren werd de bronskleur van zijn
huid warm. Want hij schaamde zich over zijn
eigen dronkenschap, die de oorzaak was van
zijn slavernij en de slavernij van zijn stam.
Ik bracht hem in de kantoren, en vertelde
hem van het leven der kooplieden. En ik
bracht hem in de fabriek, en vertelde hem
van het leven der arbeiders. En hij nam
een werkman, die bij zijn machine stond, en
tilde hem voorzichtig op bij de schouders, en
schudde hem heen en weder, eerst langzaam,
toen heftig. En hij zette hem neder, en de
werkman vloekte, en gromde, maar vervolgde
zijn arbeid, want de Grijze Uil had een zwarte
J jas aan, en een hoogen hoed op het hoofd,
en zijn uitzicht was voornaam.
»Is ook deze een man van uwen stam ?"
vroeg hij.
»0ok deze is een man van mijnen stam,''
antwoordde ik, en ging verder.
Ook bracht ik den Grijzen Uil in de gods
huizen van Amsterdam. Ik bracht hem in
de kerken der protestanten en in die der
katholieken, in die der gereformeerden en der
jansenisten, der Walen, der Duitschers, der
Anglicanen, en in de synagogen der joden.
Ja. ik bracht hem ook in het gebouw der
vrije gemeente. En ik vertelde hem, dat alle
kinderen van deze stad enen geest aanbidden,
van wien zij geen fetisch hebben, maar zij
aanbidden, hem noch.lh.ans, ieder op zijne
wijze. De Grijze Uil zag mij ernstig aan,
en sprak :
Het Bleekgezicht is mijn broeder. Hij be
driegt mij niet. Het zoude trouwens te ge
makkelijk zijn, mij te bedriegen met dingen
waarvan ik niet weet. Maar het hart van mijn
blanken broeder is oprecht."
En ik antwoordde :
»Het bloed van mijn hart is gemengd ge
weest met liet bloed van den Grijzen Uil.
De blanke broeder bedriegt zijn broeder den
Grijzen Uil niet."
En ik geleidde den Grijzen Uil naar de
koopmansbeurs.
De Grijze Uil nu begreep niet veel van
wat hij zag en verstond niet wat ik hem
zeide over effecten en obligatiën, en wissel
en bankbiljetten. Maar ik nam eenige rijks
daalders in mijne hand, en daalde met hem
langs de trappen van het beursgebouw. En
met ons gingen velen, die hunne zaken had
den afgesloten, rustig en deftig, over den
Dam. En wij gingen naar een koffiehuis,
en lieten een rijksdaalder zien, en de kellners
vlogen. En wij gingen naar buiten, en lieten
rijksdaalders zien aan vrouwen van losse
zeden, en zij lachten en hingen ons aan. En
overal waar wij kwamen, lieten wij rijks
daalders zien, en overal bogen zich de
menschen voor ons; de priesters in de kerken
staken buigend het zilver in de offerbussen,
en de werklieden in de fabrieken staken
juichend de rijksdaalders in hun zak. en ver
lieten de machines en snelden naar het vrije
buiten.
Toen verlangde de Grijze Uil naar zijn
wigwam, want hij was moede. En ik geleidde
hem terug. En aangekomen 'm zijn wigwam
trok hij zijn Amsterdamsch pak uit, en tooide
zieh met zijn Indianentooi, en sprak:
De stam van mijn blanken broeder is niet
oprecht. De broeders van mijn blanken broeder
bouwen huizen van pracht voor den grooten
geest waar zij weten dat hij niet is, en waar
zij weten dat hij wel is- zetten zij een onaan
zienlijk gebouw, en de toovenaars, die den
fetisch stelen, behouden dien en laten den
geest toornen tegen hun broeders, zoodat dezen
worden als de slaafsche hond, en hun bloed
wijkt uit hun lichaam. Want, uw koopmans
beurs is het huis van uw grooten geest, en
de rijksdaalder is uw fetisch!'
En de Grijze Uil riep om vuurwater, en
was weldra weder stomdronken.
iimiimimiiimiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiimitm
INGEZONDEN.
De Gooische Stoomtram.
Een wenk voor Kapitalisten.
M. de u-d.
In den c il'ectenhoek gaat niets om; de ka
pitalisten blijven op hun geld zitten; men
wantrouwt letterlijk alles en niemand weet
waar hij zijn dubbeltjes in zal sleken.
Ju, de lijden zijn wel bil ter slecht!
Gelukkig prijzen we ons daarom, dat oon
heerlijk toeval ons
de gelegenheid stelde
met volle vertrouwen op een hoogst soliede
geldbelegging te kunnen wijzen.
Een onzer chefs bracht dezer dagen een
bezoek aan Naarden om getuige te wezen van
het beleg. Hij was in de wolken over den
moed en de doodsverachting onzer wakkere
officieren en soldaten, en keerde met de over
tuiging tcrup-, dat de Duitschers gerust kunnen
komen opdagen, want dat zij een almachtig
leelijke pijp zouden rooken en in een mini
mum van tijd weder over de grenzen zouden
zijn gejaagd.
Dit deed zijn vaderlandslievend hart goed
en ook ons hart zwol op en klopte luider.
Maar hij bracht nog ten tweede overtuiging
mede, die hem en ons nog meer pU-izier deed.
De overtuiging, dat er geen industrieele
onderneming lx staat, die met meer overleg
beheerd wordt dan de «Gooische Stoomtram".
Wijs beleid, zuinigheid, op
de-kleintjes-passer'n zijn de hoofddeugden der din etie.
''Krakende wagens loopen 't langst," zegt
het spreekwoord terecht en aan herstel of
opknappen van de wagons wordt dies zoowat
niemendal gedaan. Zeer verstandig brak men
ook met allo gevoel van belachelijke
Hollands'chc zindelijkheid. De Gooische stoomtram
geeft per jaar zeker geen schelling aan was
en terpentijn uit en een wrijllap is blijkbaar
nooit te pas gekomen, Dat meer dan nmaal
in de drie weken stofdoek en ragebol te hulp
worden geroepen is meer dan twijfelachtig.
Waartoe ook? Hollend materieel wordt toch
dadelijk wér stoffig.
De machine die den trein trok, waarmede
onze chef reisde, deed hem aan Coquelin in
het eerste bedrijf van Don Cccm- de Bazan
denken. Naar men weet, heeft de acteur dan
een gcdeukten flaphoed op, de vellen hangen
hem aan 't lijf en de teenen steken hem door
de schoenen, maar hij blijft toch ten volle
een fier, vroolijk, wakker edelman.
Zoo ook onze locomotief', die klaarblijkelijk
in den slag was geweest; deuken in de ijzeren
platen, gaten in het houtwerk, kapotte glas
ruiten.... overigens een Don C es ar onder
de locomotieven.
Onze chef kreeg tranen in de oogcn over
iets wat hij te Muiden aanschouwden. De
mand v"an een jlachtersjongen kon niet op
het balkon staan en toen verhuisde het meubel
naar de locomotief en wel boven op den ketel
De vijf of tien centen vracht, die vermoedelijk
konden verdiend worden, mochten niet roeke
loos worden verwaarloosd.
Welk financieel overleg!
Op de locomotief stond slechts n man.
Vroeger had die man een assistent. Xonsens,
zoo'n assistent. Het loon van dien kerel
kan immers worden uitgespaard! Yroolijktn
opgewekt deed de machinist al wat hij te doen
had, vond nog tijd om af en toe een pijpje
op te steken en stond soms als een Jantje
zonder zorg. wel drie minuten met zijn rug
naar de richting die de trein instoomde.
Er zijn lui die dat gevaarlijk vinden. B:»!
kerels zonder moed en geestkracht, rillend
en bevend voor hun ellendig hachje maar die
tegelijkertijd soms hun geld in de gewaagdste
ondernemingen steken.
Meer zullen wij van de zaak niet zeggen.
t Is dan ook reeds genoeg. Elk verstandig
mensch ziet thans in. dat hij een domkop zou
zijn als hij geen stoomtram -aandeden trachtte
machtig te worden.
Wij voorzien dividenden om van te kwijlen !
De tram rijst in een paar dagen den pot uit.
Haast u kapitalisten, voor het te laat is!
We hebben oorspronkelijk gedacht ons ge
heim voor ons te houden, maar we vonden
het niet eerlijk, niet fatsoenlijk, niet
menschlievend.
Ieder wat van de stokvischvellen" is onze
zinspreuk.
Hoogachtend
P. T.u.'irrsTKJirjN/i:* & Co»
Villa GoUust, riept. '<)4.