De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 14 oktober pagina 4

14 oktober 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 903 gast van den prins van Wales de Derby bij, waarin hij een uitbundig genoegen vond, en zat tusschen de vertegenwoordigers der vreemde mogendheden, toen Gladstone, den 7den Juni, voor het Huis derGemeenten zijn beroemde speech hield over de lersche kwestie. De geweldige opwinding van het Parlement, de herrie, en de .hartsto*fctelijke »cheers" waaraan de Grand Old Man bloot stond, hebben diepen indruk op hem gemaakt. Hij sprak gaarne over Gladstone, die juist vier maanden eerder dan hij was geboren. Behalve de genoemde werken, schreef Holmes o. a. Elsie Venner en The Guardian Angel, twee psychologische studies, die zoowel uit letterkundig als uit philosophisch oogpunt, hoog worden ge schat. Meclianism in Thought and Morals, dat in '70 verscheen, is nog meer dan de beide voorgaanden een wetenschappelijk werk. De volgende woorden uit zijn Chambered Nau tilus vormen zijn beste grafschrift: Build thee moiv stately mansions, o my soul, As the swift seasons roll ! Leave tliy low vauïted past! Let eacli iiew teniple, nobler than the last, Shut thee frorn heaven with a dinue more vast, Till thou at length art free L?aving thine outgrowu shell by life's unresting sea!" I1IIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIIIII IIIHIIIIllllllllllllllUlllllllltllllllllllll In het atelier van een kunstenaar. Het recept van den heer C. H. den Hertog voor de wegbereiding tot een nieuwere poëtiek is, gelijk onze lezers zullen weten, samengesteld uit twee elementen: de studie van het poëtisch welgevallen by het publiek, en de openbaring der ateliergeheimen door den dichter. Wat nu het eerste betreft: het poëtisch welgevallen schijnt Coppée in hooge mate bij het publiek te kunnen opwekken. Daar hij bovendien met zijn atelier geheimen niet achterhoudend is, zou de heer Coppée waarschijnlijk een niet onbelangrijke verzameling bouwstoffen kunnen leveren voor het schoone, dat in den term nieuwere poëtiek ligt opgesloten. Als studieobject is Coppée de geduldigste man die op den aardbodem rondloopt. Hij vertelt zelf, hoe hij met de grootst mogelijke beminnelykheid zich heeft laten interviewen door een Amerikaansch journalist, die alleen met een P,, r 't/-B6MS f i a» f nis zich aan den dichter kon ver staanbaar maken, zoodat Coppée zelf ten slotte het angstzweet uitbrak, want de jonge man was van een kolossalen lichaams! ouw, en zette zijn stem uit en gesticuleerde met een paar gigantenvuisten driftiger, naarmate zijn slachtoffer hem slechter begreep. »Zola, tres fort. .. Anarchistes, pas commode .. . Académie, salon ..." Ziedaar een paar fragmenten uit dit zonderling gesprek. »Maar, zegt Coppée, ik ben dien braven Yankee toch dankbaar. Hij is van heel ver gekomen om mij te interviewen, en had toch nooit een regel van mijn werk gelezen, daar hij nauwlijks eenige woorden Fransch kon stamelen. Xooit beter dan door zijn bezoek heb ik begrepen, hoe schrijversroem ijdelheid is als al het overige. Dit is dus een nieuw voordeel van den interview: hij geeft zyn slachtoffer een les in de bescheidenheid.'1 Laat ons nu zien, hoe deze bescheiden man zijn geesteskinderen ter wereld brengt. Hij werkt beter na den middag dan in den morgen, want hij heeft een zwakke gezondheid, en is niet gedisponeerd tot arbeid, wanneer hij niet goed is gevoed. In den zomer werkt hij meer dan in, den winter, omdat hij dan minder afleiding heeft, overigens doen de groote afwijkingen in de tem peratuur schade aan zijn voortbrengingsvermogen. Het is een moeilijk ding, verzen maken, zegt de vader van Stvero Torelli. Hij gelooft niet aan de sage van Lamartine, die ze schreef op den knop van zijn zadel, en zegt dat hei improviseerend talent van Victor Hugo dikwijls is overdreven. Hugo corrigeerde zijn verzen menigmaal en gelukkig. »Gij moet volmaakt kalm zijn, en niet in een romantischen, of liever: kinderachtigen rommel zitten, wilt gij verzen schrijven ;" in zijn beste dagen maakt Coppée vijftig tot zestig intime verzen, poëzie, zegt hij, die komt despetits boyaux. Verzen van een drama zijn gemakkelijker: in zes weken tijds schreef hij de twee duizend verzen van zijn Jacobites; maar toen leefde hij ook in de striktste afzondering, en zag niemand dan zijn zuster en dienstboden. Al wandelend door zijn kamer zet Coppée zijn verzen in elkander, en hij schrijft ze niet op, vóór hij ze geheel gereed heeft, hoewel hij er dan allerlei verbeteringen in aanbrengt. Vóór hij schrijft laat hij het rijm klinken, want daarop is hij zeer kieskeurig. Hij geeft alleen om het rijm dat wordt gehoord, en zou, indien hij niet te veel eerbied had voor de traditie, cachéop rocker laten rijmen. En hoe vindt hij zijn rijmen? Met het rijmwoordenboek. Onwillekeurig schiet ons Gouverneur's lofdicht op Witsen Geijsbeek te binnen: O 'Witsen Oeijslicek, dirhtreiitalvci'meenler Van 't vrrslaptiiig naai' 't nieuwe licht! Kil gaat bet rijmen afgedriediiivekaters snel ; Verzen te lijmen is kinderspel ! Is er onder honderd een die Jen slag er uirl van val, Eik zegt verwonderd : Wat een sul U Jut !" Maar de heer Coppée zegt: spot maar! Er is niet n dichter, die niet een rijmwoordenboek in zijn bibliotheek heeft. Het mijne ligt hier op mijn tafel: ik gebruik het niet veel, want ik ken het om zoo te zeggen van buiten. Evenals Uanville heeft hij een zeker aantal rijmen in het hoofd, die op commando klaar staan om de revue te passeeren. Maar reeds bij instinkt weet hij, welke rijmen vallen in het kader van zijn onderwerp, en hij neemt er dus slechts een paar uit. Alleen die op al vermijdt hij, omdat die altijd banaal zijn, en die op ion, omdat zij slecht zijn. Door het zoeken naar het rijmwoord krijgt gij goede gedachten, en blijft de gedachte uit, dan wordt toch de lap gevonden waarmede het kleed in den Torm pasklaar wordt. Lappen moet volgons Coppée iedere dichter, Musset veroordeelde het, maar deed het zelf; bij Victor Hugo zijn de lappen dikwijls meer waard dan het oorspronkelijke kleed. f Het zoeken naar het rijmwoord wordt een soort handigheid, die af- en aanleert al naarmate de dichter ijverig is of lui. Wanneer Coppée een tijdlang niet heeft gewerkt, moet hij zich er weder inbrengen, door hardop verzen te zeggen van zijn lievelingsdichters. Het is de vraag, of deze dichter, al beweert hij dan dat het mogelijk zou zijn scholen van rijmelaars-poëten te stichten, gelijk er gelegen heden zijn voor de opleiding van notarissen, eenige verwantschap gevoelt voor Hayard, Ie père Hayard, gelijk hij onder de camelots heet, de eerste gelegenheidsdichter van Parijs. Hayard, die een aristocraat in zijn vak is, maakt niets dan klaagliederen, en dan nog alleen over bour geois. Een anarchist van de daad, die bij den beul terecht komt, is hem een te verachtelijk wezen om te bezingen ; overigens zijn de mis dadigers van alle soort van zijn gading. Ook hij werkt met het rijmwoordenboek, en hij kent bovendien de handigheid, die de arme poëet van Michel Solser toepaste: het omwerken van een vast model naar de wisselende behoefte. Is hij realistisch en bondig in regels als de volgenden: 11 se rend a l'évidcnee Et de la chez l'arinürur/' of in dezen : 11 a laissésa familie Sans un ]it pour se inoiu'lier, Saus iivmehoir pouv s<i e<meher";. ook hij gebruikt stoplappen, getuige dit couplet: Xous sommes dans la pharmacie C'est un méUrïbien exigeant, (.'e qu'ou appellu mal de d/nts" Xons l'appelloüs odont'iïgie." " In ieder geval is het een troost voor menig vaderlandsch verzensmid, dat hij wanneer zijn fabrikaat als niet »aus einem Guss" wordt afge keurd, zich kan beroepen op mannen als Coppée en .... Hayard ! Dumas en de moderne kritiek. De heer Alexandro Dumas fils heeft opnieuw zijn volk voorgelicht in een van de groote vragen van den dag. Dat is de vrijwillig opgenomen taak van den ouden heei, en de Fransche natie heeft daarvoor het hoofd te buigen. Dumas heeft thans eens gezegd wat de moderne critici wel voor lieden zijn. Hij is, dat moet gezegd worden, alles behalve zachtmoedig voor de jongeren; en dat terwijl zij zelf zijn keukenhoek zoo mooi vinden ! Zijn expectoratie is uitgegeven als voorrede in briefvorm bij de zevende serie der Butnilh Lit téraire van Phüippe Gille. den criticus van Figaro, die er natuurlijk buitengewoon in wordt geprezen. Gille, zoo heet het, vereenigt met de bevalligheid van de 17de en isde eeuw een nimmer feilende juistheid van oordeel, en een eveneens smettelooze hoffelijkheid. Maar de jongeren ! Zij worden ver wezen naar de Engelsche rechters, die vóór zij iemand ter dood veroordeelen, hem hun excuses aanbieden, en hem dan laten ophangen. ->lk heb nooit begrepen," zoo schrijft hij, »waavom de critici zoo kunnen te keer gaan tegen menschen die zij van het meest alledaagsche gebrek, vtui middelmatigheid beschuldigen. Verdient de mid delmaat dan zooveel verontwaardiging? Hebben deze lieden dan nimmer gelegenheid, eens ilink op hun omgeving te schelden, dat zij al Imn gal bewaren voor hun collega's 'i Want de schrijver en de criticus zijn collega's, daar zij hetzelfde werktuiggebruiken. Gewoonlijk zelfs en nu zult gij het hooren l worden die onverzoenlijke critici gerecruteerd uit hen die wat trachtten voort te brengen, maar er onmachtig toe bleken." Verder varieert de hoer Dumas het woord van la Iiochefoucault: Wij bezitten allen kracht genoeg om het ongeluk van anderen te dragen;" op deze wijze: »Wij hebben niet allen genoeg kracht om het succes van anderen te verdragen." Hij vertelt dan, dat er betrekkingen genoeg zijn aan de balie, in den handel, de politiek, de kerk, om van den ofticie^'len oorlog maar te zwijgen, waarin de menschen zoo volop gelegenheid hebben om elkander de huid vol te schelden, dat in de letterkunde, die den vrede zoo noodig heeft, om zich te ontwik kelen en te bloeien, de menschen vreedzaam konden leven: Dichters en schrijvers leven immers in een verbeeldingswereld, en moesten daarvan partij trekken, door een droom te verwezenlijken. die in het gewone leven steeds illusie zal blijven, en elkander liefhebben, of tenminste voor de buitenwereld den schijn aannemen alsof zij dat deden. Die laatste vermaning doet de deur dicht. De moderne critici zijn allen Heden, wien de nijd in de oogen steekt, maar voorden schijn moesten zij doen alsof zij zich verheugden in het succes van de werken die zij verachten. Let wol, dat het Frankrijk's eerste moralist is, die zoo spreekt, de man die bij het. eerste zedongesehil het beste door Fipnro om voorlichting wordt aangezocht. Xou het niet werkelijk zijn nut hebben, dat door de atmosfeer waarin dergelijke lieden leven eens wat stormwind henenvaart''. My first book. Jerome K. Jerome is de meest bekende van alle Londonsche humoristen van bet oogonblik. een van de lieden die hun talent niet in de laatste plaats gebruiken om zich een aangenaam leven te bezorgen. Met zijn nieuwste uitgave. My /irat book echter, bij Chatto en Windus verschenen. gebruikt hij niet alleen zijn eigen naam, maar ook die zijner medeberoemdheden. Dit boek is namelijk een verzameling van bekentenissen der eerste Engelsche schrijvers omtrent hun storm en drangperiode, hun moeite om een uitgever te vinden, hun strijden tegen coupures en veran deringen, en ook een en ander uit hun intiem leven. Besant, Kipling, Haggard, Stevenson, lïrot Harte, zij allen, die een zwaren dobber hebben gehad voor zij er waren, vertellen dat hier aar. den nieuwsgierigen lezer. Hall Caine verhaalt, hoe zijn uitgever hem verbood zijn helden dood te maken, omdat hij daarmede ook bet boek ver moordde. De menschen mogen nooit met een gerust hart naar bed gaan, anders lezen zij den volgenden dag niet verder, zoo luidde het recept. De schrijver van den Hhin.vm'.m heeft niettemin al heel wat moorden van zijn eigen verbeeldings kinderen op zijn geweten. Grant Allen kreeg van den heer Chatto een aansporing om wat meer spoken in zijn werken te laten optreden spo ken die de jonge, wetenschappelijk gevormde schrijver in het diepst van zijn ziel verachtte ! Hij ontdekte, manuscripten lezend voor zijn uit gever, het talent van Connan Doyle, en was, dat moet afzonderlijk worden \ermeld ! eerlijk genoeg om die ontdekking wereldkundig te maken. Miss Braddon, thans de vrouw van een uitgever, begon op haar achtste jaar te schrijven, en had op haar twaaltde een oosterschen roman, een bur gerlijke novelle en een vertelling uit den Harz in portefeuille. Haar Maecenas was een Yorkshireman, die baar een gedicht over Garibaldi liet schrijver.. Deze allen, eu Jami's Payn, Clark Kiissell, George I!. Sims. Zangwill ziedaar de voornaamste schrijvers, die in dit boek hun eigen portret leveren. Het onbekende leven van Jezus. In den vorigen winter hoeft een zekere Xicolas Xotovitch veel van zich doen spreken, door zijn boek : Htt onbekende leren van Jesitx, waarin hij verzekerde dat de stichter van het christendom vóór zijn prediking in Palestina eenigen tijd had doorgebracht in Indië. Hij zou dat hebben ge vonden in handschriften die worden bewaard in boeddhistische kloosters. Deze gelegenheden zijn echter niet toegankelijk voor Jan en alleman, en de heer Xotovitch beweerde dan ook, zich een been te hebben stukgeslagen, en zoo het mede lijden der boeddhistische monniken inroepende. in hun heiligdommen te zijn binnengedron gen. Zijn boek heeft bij de geloovigon eenige verontwaardiging te weeg gebracht; do critici hebben het in ontvangst genomen onder benetice van inventaris. Thans echter komt niemand min der dan Max Muller het wetenschappelijk geweten van dezen heer heel onzacht wakker schudden, met een artikel in do Ntnetccitt/t Cditttry, waarin hij concludeert dat indien do heer Xotovitch niet alleraardigst door hemzelf gefingeerde verhaaltjes kan opdisschcn, hij het niet al te beklagens waardig slachtoffer is van een onhandige en bru tale mystificatie. Max Muller geeft hem en an deren een brief te lezen van een Engelsche dame. waarin de lieer Xotovitcb voor zichzelf al die (jualilicaties kan vinden, die Max Muller zich te fatsoenlijk acht. hem in eigen persoon naar het lio .fd te werpen. BOEKBEOORDEELING. Z tkboeJ.'je rooi' ile liezelfhit/titroepen, door A. X. J. FAI:II s. Uitgevers Van Ilolkema £ Warendorf. Prijs f'2.W. >Wcderom een zakboekje,'7 zal men wellicht zeggen. llezitten wij niet reeds Kromhout's Vademecum en I'ooseboom's Zakboekje voor den ofiicier te velde?" Vergun me dadelijk op te merk on, dat bet doel, hetwelk de schrijver van bet aangekondigde werkje zich voorstelde geheel afweek van dat met de vroeger verschenen boekjes beoogd. Gaf Kromhout's Vademecum ons ! een zuivere pionier- en vorsterkingskunst, be' handelde de kolonel Uooseboom voornamelijk, gelijk de titel aangeeft, alles wat op den dienst te relde betrekking had. zoo bleef nog een leemte bestaan, de behandeling nl. van hetgeen men in 't bijzonder den dienst bij de bez-.ttingstrocpen betrof. 't Komt ons voor dat de schrijver op gelukkige wijze geslaagd is hierin tj voorzien Wij kunnen natuurlijk hier niet in bizonderhedon treden betreffende de behandelde onderwe r.K n. Een korte vermelding ovenwei van den inhoud : liet Xedorlandsche geschut met alfuiten, voer tuigen, buskruit, projectielen en munitie; de draagbare wapenen, bet geschut enz. onzer Marino, alsmede van enkele naburige mogendheden (Duitschland, Frankrijk, Engeland. België); de wijze van onderhoud en vervoer van hot artillerie-materieel, van do bediening van het geschut, bet richten en schieten: de batterijbouw niet de daarbij voorkomende materialen en bekleedingsmiildelen, beddingen en Decauvillespoor : gegevens omtrent uitleggers, omtrent de ver schillende correspondent icmiddelen (wielrijders. optische en electrische verbindingen, postbrieven enz.); de regeling van den wacht- en veiligheids dienst, do wijze van legering en verpleging, van het voi rterrein, bot in staat van verdediging brengen der forten, do verdediging: alsmede verschillende algemeeno opgaven, van bizoudcre opgaven benoodigd voor commandanten van zelfstandige detachementen op de forten in vrcdcs- en oorlogstijd, betreffende het vervoer van troepen; j de administratie, bepalingen met betrekking tot de krijgstucht; j de instructie voor vesting- en fortcommandan| ten, liet oorlogsrecht, gezondheidsvoorschriften, j hulp bij ongevallen, enz.: j zal voldoende doen zien, hoe de schrijver b'j i de beschouwing van al hetgeen op den dienst oj) ile forten, vestingen en liniën betrekking beeft, naar rollrditiheid streefde. Daur verder do uiteenzetting op korte, duidelijke en ]>racliKi'he wijze plaats bad, zal zeker hot be oogde doel: nut te stichten voor de ofli"iereu en het kader der bezettingstroepon, alsook hij do tbooriën van officieren en kader der schutterijen. be.teikt worden. Ook in ruimer kring echter stellen wij ons voor. dat het zakboekje door tal van belangrijke gegevens, met vrucht zal worden geraadpleegd. De lago prijs van het nette met vele en duide lijke teekeningen voorziene werkje, behoeft nie mand van de aanschaftig af te schrikken; oen ruim debiet beloone do uitgevers, die in ons land de uitgave van een technisch millitair werk hebben aangedurfd ! vo DAMES. Een Officier. Mode. Sorties. Moz'iik-techniek. Het matriarchaat. Recept. Is de twee laatste winters alles fluweel geweest, dit jaar komt ook het peluche weer voor wintermantels en japonnen in de mode. Peluche heeft voel voor boven fluweel; het plet niet zoo ge makkelijk en kan beter tegen den regen; zelfs in goedkoope soorten kan het er rijker uitzien dan dure lliiweelen, en bij bont past niets beter dan het glanzige diepe peluche. Voor de capes eu pelorines zal men het veel zien in kleuren, geboord met llussisch sabelbont, gevoerd met rose gebloemde zijde of licht changeant taf. liet is noodig de voering goed te verzorgen, want men ziet op plaatjes en in werkelijkheid vaak de punten van de cape op de schouders omge slagen; ook de zeer versierde corsages komen dan uit. en men kiest de voering daarmee in harmonie, maar niet eender. Hetgeen ons minder behaagt, maar veel gezien wordr, is het bevestigen van zulk een golf-cape of pélerine .door banden die over de borst gekruist en achter het corsage vastgemaakt worden, hetzij dan van de stof van den mantel of van moirélint. Het moiró gaat voor corsages en zelfs voor geheelo japonnen weer door zwart «ntijn ver drongen worden; voor garnituren evenzoo. Ove rigens heeft men ook moiréfluweel, dat voor pelisses, met bont gevoerd of omzoomd, in aan merking zal komen; iets aardig glanzigs is ook do ssoie verglas", sterk blinkend alsof ze mot ijzel bedekt was, de kleuren zijn meest zwart of violet. Men zal op de najaarshocden zoowel git als staalborduursel en ook bont zien. Iets wonderlijks zijn twee platte vlo:igels van astrakan bont, aan beide zijden plat van het hoofd uitgespreid: vleugels dragen van zwaar bont lijkt eene tegen spraak. Voel veeven, zelfs zeven struisveeren op n hoed, worden voorspeld, en randen van bont of van veeren, waarmee men dan den boa in harmonie neemt. Als kleuren bij 11 c;uir draagt men te Parijs rose en mauve; ook wordt eene verceniging van ccrise,, cardinal, Fram;ois l'/r of andere roode modekleuren met geelachtig bruin, biseuit, reebruin, 'aangeraden. Het overdrijven van goud en zilver-passeinent voor boeden, met staal, git en soms diamanten, gaat nog steeds door; toch staat, met passende kleuren of zwart erbij, een grond van gewerkt goud gewoonlijk goed. -* * * Sorties de lid heeft men dezen winter in allerlei vorm. Het eenvoudigst en in iedere variatie van stof en versiering te maken, is de gewone korte cape of péierine, van witte, rose, mauve, gele stof, gevoerd met zijde in de kleur, al of niet geboord met borif. al of niet versierd met breede niche om den hals, met mediciskraag. met hals stuk van passementwerk of bont, met breed of smal lint als strik. liet nieuwst maar eigenlijk in 't geheel niet elegant, is een soort van matinee met enorme ballonmouwen, die om den pols wor den toegehaald, en een capuchon die om het ge zicht wordt toegestrikt; men ziet het op Engelsche platen, en bot geheel maakt den indruk van een nachtjak en slaapmuts, zooals ze op platen van hcrbergavonturen in ls.",(! voorkomen Beide vor men kan men tot oen kostbaar kleedingstuk maken; aangegeven worden de volgende combi naties: zilvergrijs bengaline met weerschijn als gecristalliseerd maanlicht, voering en-lint van het bleekst lila satijn ; een motief van goudpassement met amothysten op den rug en de borst. Anders: wit brokaat mot puntvormig appliquévan grijs fluweel eu gouden passement, bals en voorkant met emu-veeren (Xieuw-llollandsche casuaris), bet zachtste en warmste wat er is. * Voor St. Xicolaas is ecu nieuw dames-hand werk, do mozaiek-techniek, o. a. door de firma De Gruytcr in den handel gebracht. Wanneer het evenveel succes hoeft als het emailsciiilderen, waarmee liet eenigzins verwant is, zit er zeker een fortuin in. Het werkje is niet moeielijker dan lioutsnijdon, dut in den laatstcn tijd door dames nog' al beoefend wordt, 't is daarbij veel afwisselender door den rijkdom van kleuren en vormen waarover men te beschikken heeft, liet is niet gemakkelijk eene beschrijving te geven van de bewerking, boewol deze zelf niet de minste bezwaren oplevert. Op eene onderplaat van mar mer of anderen steen worden stukjes gekleurde steen volgons bijgevoegde afbeeldingen of eigen fantazie, door middel van een soort lijm be vestigd. Deze kit of lijm droogt zeer snel. De drie- en vierkantige stukjes zijn in grooton getale aanwezig en hunne samenvoeging levert weinig moeite op. Iets anders is het, waar men oen bloemliguur kiest. Daar mojt het mes te hulp komen om het figuur pasklaar te maken, de steen echter is zucht en kan dus gemakkelijk bewerkt worden. X:idat bet geheel gearrangeerd en vast gezet is, wordt do geheele plaat afgoschuurd en mat geslepen of gepolijst. Het laatste is het wonschelijkste. Eon blik op de platen (loot terstond zien. welk een rijk veld hier openstaat voor ontwikkeling van smaak on kunstzin. De mozaiok-techniek werkdoozcn kosten / "'.">. geheel compleet. Alle omlcrdeelen. zooals steentjes. platen, enz. worden nageleverd. Ook kan men doosjes, bakjes, pressepapiers etc. etc., onafgcwerkt bekomen. De weduwnaar van de Zweedscbe schrijfster Anna Ch. Lefller is Prof. Pasqnale del l'ezzo, hertog van Cajanello; hij is hqogleeraar in de hoogere wiskunde aan de universiteit te Xapcls, maar houdt zich ook met philosophie en sociale wetenschap bezig. Eenigen tijd geleden hield bij in den ('ircolo Filologico te Xapels een voorlezing over een belangrijke en nog niet geheel omschre ven periode in de staatswetenschap, het matriar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl