Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 904
Dan is de dichteres voor haar noodlot
gewonnen. Reeds heeft zij het lijden leeren dragen, zij
zal het ook verder blijven torsen, indien dat zoo
zijn moet. In andere gedichten beschrijft zij den
nood van Laar familie, zij alleen heeft levensmoed
en levenskracht. Zij vergelijkt haar onstuimige
ziel met Mazeppa, die door hongerige wolven ge
volgd, gedragen door zijn wild paard door velden
en weiden rent. Zij begrijpt nauwelijks hoe zij
levenslustig kan zijn bij al de ellende die zij om
zich heen ziet. Als, zegt zij, het ongeluk in haar
arm zolderkamertje verschijnt glimlacht zij, maar
zij schreit, wanneer een gebreklijdende, vermagerde
oude bij haar om een stuk brood aanklopt en zij
nieis geven kan. In het gedicht De straatjongen"
vraagt zij wat van dit kind van behoeftige ouders,
dat nu nog vroolijk, zorgeloos en onschuldig kan
zingen en spelen, terecht zal komen: een eerlijke
arbeider of een misdadiger; het eene heeft even
veel kansen als het andere. Zij weet welke ge
varen de armoede heeft. En telkens komt zij terug
op haar jeugd in gebrek en ontbering doorgebracht.
In //De moeder een arbeidster" beschrijft zij een
jonge vrouw die nacht en dag in een spinnerij
werkt, bleek en vermagerd, maar toch altijd opge
wekt, want zij werkt voor haar zoon, die talent
heeft, die eens, hoopt zij, door zijn voorbeeld en
zijn arbeid het arme volk op betere wegen zal
leiden. Aldus offert zij haar gezondheid, haar leven
voor haar zoon, die het licht is van haar nacht.
Het ligt voor de hand dat Ada Negri met dit
gedicht haar eigen moeder en zich-zelve beschrijft.
De jonge dichteres leeft daar nog in het kleine
fabrieksstadje, altijd vlijtig studeerend; overdag
geeft zij aan tachtig arme kinderen onderricht,'s avonds
studeert, werkt, dicht zij op haar zolderkamertje
voor zichzelf. Zij kent slechts het fabrieksleven;
de natuur, de heerlijke bergen, de wilde stroomen
van haar land kent zij niet eii juist daarom heeft Ada
Negri haar eigen plaats in de jongste letterkunde
van Italië, omdat de meeste andere jonge dichters
vooral natuurdiohters zijn. Haar trekt het drama
tische vooral aan. Nu is 't een zelfmoordenares,
wier leven zij vertelt, dan een verongelukt arbei
der en overal klinkt door haar gedichten een toon
van innig medelijden; voor haar zijn de verdrukte
arbeiders de heiligen en martelaars van dezen tijd
en zij die voor het verdrukte volk strijden zijn
martelaars niet minder. Slechts r,u en dan spreekt
zij van liefde in haar gedichten; tegenover het
lijden dat zij ziet schijnt liefde die geen
menschenliefde in den breeden zin van het woord is haar
egoïstisch toe. Een liarer fraaiste gedichten is niet
temin, waarin zij zegt door de liefde van een jon
gen man getroffen te zijn, maar deze liefde afwijst.
Het gedicht is getiteld //Ik kan niet;" en aan het
slot gebiedt zij hem haar alleen te laten met den
ontroostbaren weemoed harer ziel. Toch, nu en
dan, küjikt er een opgewekte klauk door haar
verzen; het is haar jeugd die over alles licht doet
stralen, en daar Ada Negri goed 21 jaar is, kan
't zijn dat duurzaam een opgewekter geest haar
2&\ bezielen. De partl pris om het leven donker te
zien is verklaarbaar in haar, omdat zij, in dat nare
fabrieksstadje waar zij geboren werd, kind van een
arm huisgezin, meer van de ellenden des levens
heeft leeren kennen dan vele andere dichters. Maar
een dichter die een groot dichter is, moet vroeg
of laat inzien, dat het leven niet enkel nacht maar
ook dag heeft en Ada Negri, die blijkens haar
Fatalita een dichteres van talent is, zal misschien,
haar Stam und Drangperiode voorbij, ook de liefde
en de rozen bezingen. W.
IIIIIIIMIIIIIIIIMMII
Buitenlandsche Bibliografie.
Edmond et Jules De Goncourt. l'Italiëd'hier. Notes
de voyages 1S55?1850. Entreméleés des croquis de
Jules de Ooncourt jelés sur Ie cornet de voyaye.
In deze eeuw waai in de menschen alleen zich
zelf en elkander reróngelijken, maar overigens
alles wat ze onder handen krijgen nauwkeurig en
?uitvoerig pogeu te vergelijken, dient toch ook
nog eens iemand een wetenschappelijke (natuurlijk!)
vergelijkende reisbeschrijvings-geschiedenis op te
stellen. Als je maar even een veelbereisd land er
uitkipt, zie je terstond over welk een rijkdom van
stof je te beschikken krijgt. Neem Italië. Van
den tijd dat Aeneas, met zijn vader op zijn schouders
en zijn zoontje aan de hand, de reis daarheen
ondernam, en er, via Carthago, ook wezenlijk
aanlandde, (men raadplege zijn later door Vergilius
metrisch bewerkte Notes de voyage), tot aan Paul
Bourget die er Sensations kwam opdoen, zijn er
uit alle landen, in alle tijden, allerlei menschen
in gaan reizen en hebbeu vroeger of later hun
opinies, ondervindingen enz. publiek gemaakt.
Horatius, Hooft, Goetlie, Potgieter, Buskeu Iluet,
men ga maar voort. . . . een overstelping met
vergelijkingsstof. Het zou zér jammer wezen als
die aan het einde der verlichte 19de eeuw niet
behoorlijk (d. i. wetenschappelijk) verwerkt werd.
Voor philologen die zonder stof zitten, een bui
tenkans, een meer dat in velerlei zin des woords,
nog is //droog te leggen," derhalve philologemverk
bij uitnemendheid. Ik wijs er hier nu zoo maar
eens op.
Een poos geleden is er in het meer een nieuwe
beek komen uitloopen, die een 40 jaren geleden
ontsprongen was. Misschien zou er, na philologiseh
uitdrogings-proces, kunnen blijken dat er niet zoo
heel veel substantieels achterbleef ter
vruchtbaarmaking van den wetenschappelijken polder; mo
gelijk zal dit reisaanteekeningen-stroompje daarom
ook meer hen aantrekken die de voorkeur geven
aan datgene waarvan //droog" de antithese is.
De hier genoemde Notes zijn eigenlijk het tot
nogtoe onuitgegeven deel van het Journal des
Gonconrts dat de leegte daarin, van 6 Nov. '55
6 Mai '56, vult. Het is onduidelijk waarom Edmoud
de G., toen hij in 1872 het eerste deel uitgaf, er
deze Notes heeft uitgelaten; noch in delingen
?die er verteld worden, noch in de wijze waarop
dit gebeurt, is er verschil te zien met wat en
hoe er vóór de reis in '55, en na de reis in '50
is gedagboekt. Het eenige dat de Notes van het
Journal onderscheidt zijn de reproducties van
hieren-daar belangrijke en aardige, hier-en-daar
onbeteekende, schetsen en krabbels van Jules de G.
en het weglaten der data. Overigens juist dezelfde
kort weergegeven impressies, anekdoten, curiosi
teiten, gesprekken , . .
Het samenwerken der beide broeders de G. is
een uniek literair-psyehologisch feit. Een feit dat
ieder nu eenmaal weet en dus veilig heeft opge
borgen in zijn bekende-zaken-museum; maar telkens
als men het opnieuw voor zich krijgt is het een
verwondering, die twee zielen zoo geheel bewe
gend in denzelfden levensrythmus. In de voor
rede van het Journal staat: Le manuserit tout
entier, pour ainsi dire est cdt par mon frère, sous
une dictee a deux; in die van de Notes : sur ce
carnet, tour a tour, nous jetions, en notes, tout
ce qui nous tombait sous les yeux. Maar al ver
schilt dus de werkwijze, het is heel moeilijk iu
het resultaat verschil te zien.
In die Voorrede der Notes staat ook deze merk
waardige paragraaf: Toutes ces descriptions de la
plume et du crayon taient fidèles, exactes,
rigoureusement prises sur Ie vif des ctres ou Ie calque
des clioses. Toutefois, en ces années, inquictes,
hésitantes, sur la voie que Ie lettre doit prendre,
la religion de la réalité, de la véritéabsoluc,
appliqutéa l'humanitéou a la matirre, dans la
reproduction littéraire, n'était pas encore nee en
nous. Bien au contraire, nous nous trouvions
dans cette mcme disposition lyrique et
synibolique des jeunes esprits de I'heure présente,
avee, au fond de nous, un certain mépris pour
la traascription du vrai, du non imagitié,
et renfoncés encore en ce mépris par Ie
manque de talent et de style de Champfleury. Et les
tudes d'après natnre que nous faisions alors, de
l'Italie, n'étaient, pour nous, que Ie strattiiii d'un
livre de prose poétique, fantastique, lunatique,
d'un livre de rêve, dounécomme Ie produit d'une
suite de nuits hallucinatoires."
Mars 1S9-1 staat onder die voorrede, 't Is me
of deze paragraaf meer wil zeggen dan zoo op 't
eerst lijkt, en. ... misschien niet geheel eerlijk
is. De religion de la réalité, de la véritéabsolue was
in ons, zegt de G., nog niet geboren. Mogelijk;
maar ze was dan toch in een ver stadium van
voor-geboortige ontwikkeling: verscheiden, de moe
sten dier Notes kunnen uiet geschreven zijn dan
door iemand reeds sterk in 't bezit van wat eer
lang als zijn religion de la véritéabsolue (wat is
dat toch?) zal worden geboren. Lijkt het niet
of de G. hier dien certain mépris pour la
trauscription du vrai bij zijn en zijns broers jeugdige Zelf
eenigszins accentueert om de handig ineengezette
tirade tegen de jeunes esprits de l'heure présente
te kunnen plaatsen ? Jeunes esprits, bedoelt hij,
toen mijn broer en ik zoo oud waren als jullie uu,
hadden wij diezelfde disposition lyrique et
symbolique waaraan jullie lijden. Weet jullie waar
't 'em in zat? Manque de talent ! Jeunes esprits . . .
maakt zelf de slotsom! Ja, ja, sommige jeunes
esprits zijn in den laatsten tijd in de jongere
tijdschriften wel eens onaardig geweest teceii het
//goncourtisme" en andere jeunes esprit s hebben
zelfs gedaan of ze het diüg maar in 't geheel uiet
zagen.
Is ook de redeneering niet wat raar? we wouen
een boek maken van poëtisch, fantastisch proza,
een livre de rêve, en, en ... daartoe maak'en
we in Italiëvast studies d'après nature, bv. (zie
bl. 7, 8.) twee bladzijden druks over de tfcbukk
van de Italiaansche kaasmakerij! Hm, hm, dat
lijkt toch wel wat bedenkelijk.
DeGoncourts waren eu zijn menschen van hit curi
osum ; van het artistieke, historische, psycholo
gische curiosum. Curieuze kuustdingen, curieuze
lichteffecten, curieuze ISeeuwsche actrices, curi
euze Japansche schilders, curieuze historie-gevallen,
curieuze Parijsche buurten en menschen, curieuze
reis-gebeurtenissen alles zamelen ze op en van
hun levensboek maken zij het groot.e museum,
waarin zij hunne vondsten en acquisities schikken
en met aristocratisch-gracelijkc uervoziteit, vol, o
vol esprit hunne bezoekers rondleiden. Die men
schen zouden in l.un jeugd dezelfde disposition
lyrique et symbolique hebben gehad als de jeunes
esprits de f'heure présente? Aan het slot van dit
reisboek geeft de G. een proeve van het livre de
rêve waarvoor zij in Italiëstof zochten. En uu
blijkt dat dit stuk: Peuixe la ffttil. lire P, een ver
zameling is van curiosa die men grootendeels
in de voorafgaande Notes (d'après nature) kan
terugvinden. Voor zulke menschen zijn aller
minst die woorden geschreven : Alles Vergi
ngliche ist nur ein Gleichniss, die formule van het
symbolieke, ook van dat nu weer zijn wil. De
Goncourts zien het curiosum om het curieuze:
niet, philosophisch, het feit belangrijk als schakel
in een ideën- verband; niet, als den omsluieretidm
schijn van wat achter de dingen staat; niet, als
wijzers naar het Verborgene. Maar op zichzelf en
om zichzelf is het feit belangrijk, en met de vermeer
dering der feiten vermeerdert dus het, belangrijke:
de Goncourts zijn verzamelaars. Niet diep, niet
breed is hun vizie des Jevensdingen; zij zien ze
als stukjes, nooit als safimgezut tot gebeelen.
Onder het voornaamste dat dit reisboek open
baart is, dunkt mij, de bevestiging opnieuw, dat
zij niettegenstaande dien volzin over de disposition
der jeunes esprits in de Voorrede, in hun jongen
tijd al net zoo waren. Men zou alleen nog willen
weten of Edmoud de Goncourt zijn jeugdige Zelf
eii zijn jonge tijdgenooten van nu zoo weinig kent,
óf dat hij dien volzin heeft geschreven, met opzet
tegen beter weten in, als liet eenigszins hatelijk
verweer van een oude tegen de jeugd, die idiëu.
heeft en dingen doet hem onsympathiek.
F. C. Ju. & H. v. D. B.
Paris' oordeel.
Een zeker blad in Nederland, van de schilderij
Le juyement de Paris sprekende, heeft bet een
maal gehad over »de rechtbank van Parijs'' ; en
dat de dwaling eerder ingang pleegt te vinden
bij de menschen dan de waarheid, is ook ditmaal
weder bewezen. Zeker iluidum, waarvoor de we
tenschappelijke wereld nog altijd als voor een
der raadselen in het menschelijk leven blijft staan,
heeft naar Jacksonville. de hoofdstad van bet
schiereiland l'lorida, deze ongelukkige vertolking
overgebracht. Een eerzaam boekhandelaar hing
daar de plaat in zijn winkelkast, en de publieke
moraliteit kwam er tegen in opstand. Dat Le
jugetnent de Paris de rechtbank van Parijs moest
voorstellen, symbolisch, om te kennen te geven
hoe vuil de rechtspraak is in bet moderne
BabyIon, dat werd noch door den rechter van instruc
tie, noch door de jury, noch zelfs door den advo
caat van den beklaagde tegengesproken ; of het
symbool juist was, daarover twistten de mannen
van het recht niet - maar dat een boekhandelaar
van Jacksonville niet het recht had om die ver
leidelijke vrouwengestalten voor zijn raam ten
toon te stellen en ze per slot nog een politieke
tendenz te geven op den koop toe, daarover wa
ren de censoren het eens; dat was schandelijk
en ongewettigd. En de arme boekhandelaar werd
veroordeeld.
Het hoofdbestuur der vereeniging »Eerste Hulp
bij Ongelukken" (Amsterdam) stelt zich voor in
den a. s. winter op nieuw eene reeks cursussen
te openen in de beginselen van het verleenen
van de eerste hulp bij plotselinge ongevallen,
voor zoover dit door leeken, in afwachting van
de komst van eenen geneesheer kan en mag
geschieden.
Deze cursussen zullen kosteloos gegeven worden,
bij voorkeur aan volwassenen van beiderlei ge
slacht, die door hunnen werkkring of bezigheden
in het geval kunnen komen de hier bedoelde
hulp te moeten verleenen.
De secretaris van het hoofdbestuur (de heer
Westerouen van Meeteren, P. C. Hooftstraat l!)!))
neemt de schriftelijke aanmeldingen in ontvangst
en bericht ons dat hem eene duidelijke opgave
van naam en woonplaats, zoomede van de voor
een cursus beschikbare avonduren, zeer aange
naam zal zijn.
Ook houdt het hoofdbestuur zich onledig de
vestiging van afdeelingen buiten Amsterdam te
bevorderen; het goede voorbeeld door de
afdeeling Amsterdam gegeven verdient stellig navolging.
vo
AMB S.
Ho;dcn. Tromoen op Sardinië. Doc
toressen. Kalenders?Aziatische gerechten.
Nu japonnen en mantels zich hoe langer hoe
meer in de breedte uitstrekken en de moir
kragen aan het schouderharnas van een ouden
Japanschen krijger doen denken, moeten de
hoeden, om de proportie te bewaren, ook breed
worden. Er zijn dan ook enorme modellen onder
de nieuwe winterhoeden; en men bedekt ze naar
evenredigheid met veeren, strikken en bloemen.
Om niet geheel weg te zinken, moet de bol ook
wat hooger zijn, zoodat voorloopig ook daar de
grens niet bereikt is.Omdateen rondehoedmet veel
moois in dit genre heel duur kan worden, zullen
ze ook meer dan vroeger voor .gekleed" gelden
en door jonge vrouwen bij alle gelegenheden
kunnen gedragen worden. Voor de zwarte en
grijze struisveeren, altoos de meest gekleede
versiering, wordt het weer een goede tijd.
Men gaat op deze ronde hoeden ook grootere
vegels zetten, bij voorbeeld houtduiven, bonte
eksters of meeuwen met uitgespreide vleugelen;
de vereeniging tot bescherming der vogels heelt
dus nieuwe redenen om te protesteeren.
Als kleur gelden voor modieus alle viooltinten,
van het bescheiden bleekpaars der wilde
boschviooltjes. afdwalend in de tinten van aster en
petunia, sering, clematis, glycina en hyacinth,
tot het diepe zwartviolet der rouwviolen. Men
voegt daar gaarne goud, als pailletten, kralen of
schakeltjes bij, ook goudbrons, mordoré,
bruingeel en goudgeel.
Deze kleurencombinatie geldt ook voor de
capotes, waarin goud, gitten en pailletten nog
altoos voor mode gelden, en de nieuwe modellen
niet zoo heel veel van de vorige verschillen. Alleen
beeft menigeen sedert het vorig jaar het kapsel
veranderd, en dit maakt alle oude hoeden onmo
gelijk.
* i *
In Sardiniëging vroeger, naar uit een boek
van don heer Francesco l'oggi blijkt, bet trouwen
heel weinig omslachtig; tegenwoordig gaat men
in het ander uiterste vervallen. Wanneer vroeger
een jong man oen meisje gekozen had, gaf hij
in groot geheim last aan een vertrouwd persoon,
meestal de pastor, om liet a.-inzoek te toen. De
familie dacht er over na, raadpleegde vrienden
en kennissen, en gaf den jonginan kennis van
dun dag waarop bij een officieel bezoek kan
brengen. Hij bracht geschenken mee en ontving
er; daarna was er een feestmaal en nog wat
geschenken, maar de jongelui beschouwden zich
dan ook als getrouwd, liet burgerlijk en ker
kelijk huwelijk beiden bleven zeer lang uit of
werden ook geheel nagelaten.
Tegenwoordig gaat het heel anders. Al de
voorbereidende maatregelen, cadeaux, feestmalen,
verlovingsplechtigheid zijn nog veel meer uitge
breid; maar als eenmaal die verloving gevierd
is, worden er zoolang, soms maanden lang, over
en weer cadeaux gegeven, tot het meubilair voor
de slaapkamer en de weivoorziene keuken bijeen
is. Dan beeft het huwelijk plaats; de jonge man
moet blootsvoets de mis booren. ook de bruid is
in boetekleed. Uit de kerk komend, worden ze
door de menigte met bloemen en palmtakken
bestrooid, ook ontvangen ze stukken witte wol
ten geschenke. Er wordt veel gegeten, gedron
ken, gezongen en gedanst, en hot echtelijk leven
begint, waar allicht de eadeaux, feesten en ban
ketten zeldzamer worden.
Te Edinburg studeerden sinds lang vele dames
in de medicijnen ; vooral omdat aan het hoofd
van de medische school voor vrouwen aldaar een
uitstekende doctores, miss dr. Sopbia ,lcx-l!lake
stond. De Universiteit van Edinburg weigerde
intusschen halstarrig, het voorbeeld van Dublin
en Londen te volgen en aan de dames het doc
toraat te verleenen; zij moesten dit te Bern, te
l'arijs of te Ziirich gaan halen. In 18!»:? werd
er dit op gevonden, dat de University of St.
Andrews doctoraten verleende, zoodat de jonge
vrouwen niet naar het buitenland behoefden te
gaan. Xu eindelijk heeft ook de Schotsche hoofd
stad toegegeven on zullen de talrijke dames
studenten in de medicijnen er ook kunnen
promoveeren.
De eerste der dameskalenders voor 1895 die ons
bereikt, en misschien blijft het wel de mooiste
is die van de firma Lentz en de Haan te Utrecht.
Hij bestaat uit dertien elegante aquarellen, van
Früul. de Niederhausen, zeer artistiek uitgevoerd,
en ieder een maandkaartje, bestemd om verjaar
dagen op te schrijven, encadreerend. De
landschapjes zijn om na te schilderen; dekleurenkeus
is vol teere stemming; het geheel is beknopt en
vult een aardig plaatsje naast het damesbureautje.
*
* *
In het Engelsch tijdschrift Woman wordt ge
vraagd, welke tekortkomingen een vrouw het
onvergefelijkst vindt in den man. liet resultaat
is heel weinig afdoend; eenige honderden dames
hebben samen even vijftig gebreken in den man
ontdekt, die zij beurtelings als het ergst be
schouwen. Slecht gedrag" wordt door geen enkele
van deze veroordeeld, naar het schijnt; zelfs zijn
er maar veertien die strouweloosheid" of «wispel
turigheid" zijn ergste kwaal vinden. Daaren
tegen zijn er 115 die de onvergefelijkste eigen
schap vgemis aan goede manieren" vinden.
n is er die bepaalt «bedeesdheid" afkeurt;
n spreekt van »ineffectualness," waarbij zij wel
een deïinitie bad mogen geven; n verafschuwt
«gemis aan humor", hetgeen verwonderlijk is,
daar de meeste vrouwen naar men beweert weinig
gevoel voor humor hebben. Slechts n beeft de
eigenschap genoemd, die allen wel het
onverdraaglijkst zouden vinden, ais zij er aan dachten,
het bedekt minachtend spotten met de vrouw."
* *
*
Te Parijs komen nu en dan nieuwe zonder
linge gerechten in de mode. Zoo wordt de
pauw, die in de middeleeuwen een geeerden
schotel leverde, en sedert veronachtzaamd werd,
weer in aanmerking. Dr. Kritz Xoetling, geo
logisch inspecteur in Engelsch-Indië, opmerkende
dat in het lierliner TngMatt over dat gerecht
met eenige verachting gesproken werd, schrijft:
>IIet kan zijn, dat de tamme, gevoerde pauw niet
veel bijzonders is, maar een fijner kruidiger
schotel dan de jonge wilde pauw. in het bosch
geschoten, kan men zich nauwelijks voorstellen.
Zelfs de kookkunst van een Indisch kok kan hem
zijn geur haast niet rooven. Hoe menigmaal heb
ik in de jungle met weemoed een pas geschoten
pauw bekeken, en dacht: had ik een Franschen
kok bier om hem te braden, wat lucullischen
maaltijd zou ik doen. En dit is waar van de
beide hoofdsoorten van pauwen, die met blauwe
borst, de Indo-chineesche, en de goudgroene van
Birma."
Dr. Xoetling geeft dan een overzicht van eenige
andere vreemde maar delicate schotels, die hij
in Indiëgenoten beeft. »Manchen mag's gruseln,
aber das it uur jiusserlich," voegt bij er bij, en
raadt dan zijn landslieden aan, althans een der
beste: regenwormen in melk", te beproeven. In
Zuid-China heeft bij ook de beroemde
zwaluwnestjessoep laten klaarmaken, naar een Chineescb
recept, door een Chineeschen kok, maar ze is
hem niet bijzonder bevallen. Met veel suiker en
melk werd de geleiachtige stof tot eene witte
taaie massa gekookt, die flauw smaakte en waarvan
de reiziger niet meer dan een paar lepels at.
Krokodillenvleescb, voor de inboorlingen aan
de kust van Tenasserim een delicatesse, is mooi
wit en zindelijk ; toch is de smaak grondig als
van zoetwaterviscb uit modderige vijvers, overi
gens is het hard en stevig, als grove visch.
Hagedissen-curry komt in boven-Birma voor.
Van eene kleine soort hagedis, bij de pagoden iu
Hag/in voorkomend, worden manden vol ter markt
gebracht; ze zijn in het midden opengesneden,
op bontjes gespannen en gedroogd. De kok
intussehen snijdt er nog kop, staart en pooten af,
braadt bet vleesch, in dobbeltjes gesneden, in
boter, en dient het met currysaus, als ragout;
Dr. Xoetling at het met smaak.
De regenwormen prijst hij bijzonder. Ze worden
een paar dagen in melk gelegd, die men telkens
vernieuwt, dan worden ze helder wit en dik;
men paneert ze en bakt ze bruin, '/.e lijken op
vescargots." Gebraden honden, die enkel met rijst
gevoerd worden, vergelijkt hij met speenvarkentjes,
en zou ze daarvoor wel opdisschen. Voorts be
hoorden tot zijn lieve lingsschotels in April eu
Mei geroosterde krekels, die een fijnen smaak
van hazelnoten hebben: jonge bamhoesloten als
salade, wanneer men eerst aan den reuk wennen
kan; en doerjans, eene goddelijke vrucht, wan
neer men ze op grooten afstand van het huis
kan laten schoonmaken, want een enkele vrucht
is voldoende om het huis urenlang te verpesten.
De tijnste lekkernij, maar rnoeielijk te krijgen,
is echter olifantenbart. In malschheid is liet gelijk
aan de mooiste roastbeef, sappig en daarbij van
ee;i onbeschrijfelijk kruidigen smaak. Dr. Xoetling
erkende echter dat hij deze laatste spijs alleen
van hooren zeggen kende, en ze zelf nooit ge
proefd bad.
E-e.
Jan Yeth's kritiek op de
Utrechtselie tentoonstelling".
Mot belangstelling, hoewel niet altijd met
instemming heb ik in dit blad de beschouwingen
van den beer Jan Veth over de Utrcchtsehe
tentoonstelling gevolgd. Het is voor tien man v.i.'i
't vak steeds interessant en i-iink leerrijk opmer
kingen van -.iemand uit bet publiek'1 l j, die liefde
voor de kunst medebrengt, te vernemen. Zoolang
die opmerkingen het begrip mooi of leelijk raken,
is hunne wederlegging, indien men het er niet
mee eens is, nutteloos; wanneer zij evenwel zoo
onverdraagzaam worden en zoo overdreven, en
zulk een aanmatigende!! toon aanslaan als die
van den heer Veth in zijne -Opvattingen over
kunsthistorie" in bet nr. van 7 October van dit
blad, dan verdienen zij eene besliste refutatie.
1) De tusschen " geplaatste woorden zijn
citaten uit de artikelen van den heer Veth.