Historisch Archief 1877-1940
No. 904
DE AM STERDAM M KR, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Asses qnatnordechn.
Een met poëtisch gevoel behept, jeugdig
Franschman hoorde, op zekeren avond, bij de klanken
eener gitaar, de volgende aandoenlijke woorden
.zingen:
/,Au milieu d'une citrouille,
//Vivait un erapaud volant,
Fort amoureux d'une greuouille,
//Qui avait un grand mal de dents."
Onze jonge man luisterde, want die liefdesge
?schiedenis van pad en kikker boezemde hem groote
belangstelling in. De zanger begon op nieuw,
maar .... herhaalde hetzelfde couplet.
Dit gebeurde vijf maal achter elkander. De
nieuwsgierige werd ongeduldig en interpelleerde
den zanger.» //Mijn beste heer," zeide deze bijna
schreiend, //'t gaat mij precies als U; ik zou zoo
innig graag het verder lot der beide arme beesten
kennen, maar ik kon er nooit acliter komen. Ik
weet van de heele lijdens-geschiedeuis niets anders
?dan het eerste couplet, dat mijn grootmoeder mij
eenmaal leerde."
Onze vriend zou en moest achter het geheim
komen. Hij trok de wijde wereld in, werd ver
zengd in de binnenlanden van Afrika en bibberde
aan de Noordpool; hij kwam door Sloterdijk en
Liverpool, droomde aan de oevers van de gele
rivier en werd overspat door de wateren van de
Niagara, maar nergens, ach nergens, hoorde hij
iets omtrent de amoureuse geschiedenis van pad
en kikker.
Eindelijk keerde hij naar Frankrijk terug. Als
zwartgelokt jong kerel was hij heengetrokken, als
zilverwit grijsaard kwam hij weder thuis. En
toch... toch, o grillig toeval, vond liij in een
huis, twee deuren verder dan de woning van den
zanger van voorheen, een ouden man, die hem in
feuren en kleuren de diep weemoedige historie
on vertellen.
Daarop is bij kalm en tevreden gestorven.
Wie meer van het merkwaardig geval wil weten.
2a] er wel aan doen de Fransche litteratuur
tusschen 1810 en 1859 eens door te bladeren. Onge
twijfeld zal hij dan den pad-kikkcr-roman wel
vinden.
Iets dergelijks als den Franschman overkwam,
vond dezer dagen plaats met den heer Meier.
's Mans vrouw ging naar buiten en wilde voort
gaan met het gebruiken van zekere medicijn,
waarom een recept-afschrift aan den apotheker
werd gevraagd.
Het afschrift kwam.
Meier, die tot de menschen behoort welke onzen
Lieven Heer wel op tafel zouden willen kijken,
bestudeerde het en uitte een kreet van verbazing.
//Wat heb je man r" vroeg zijn ^u.
Dat stond niet op het oorspronkelijk recept F'
//Wat?"
Meier wees op de geheimzinnige woorden:
ASSES QUATUOBDECIM.
"Hij moet haring of kuit van het geval hebben
?en snelde naar een vriend, docent aan een
Latijnsche school. Die vriend haalde de schouders op.
Q/ialttonlerim, dal's veertien" zeide hij, muur
asses daar heb ik nooit van gehoord en Latijn is
het niet."
Troosteloos ging Meier IIPCU. Zou dat/.w.? soms
Griekseh, Hebreeuw.<cl>, Chaldeeuw.-~eli kunnen zijn !J
Achtereenvolgens zocht hij een domme, een pastoor
«u een rabbijn op, maar al die geleerde mannen
schudden het hoofd en bekenden hun onkunde.
Meier werd bleek en mager; 's j.aehts waande
hij zich in zijn. droomeu in de liabel'sclieu feest
zaal en dan zag hij een hand die nut vlammend
schrift aan den muur schreef: HSXCS yuafuo/'di'i'iii/!
Hij hoorde allerlei stemmen, brommende eu gil
lende, bulderende eu fluisterende, maar allen
hoonlacheud, hem in de ooren dreunen: nsses
qm/tuordecim !
Badend in zweet en met een koorts als een paard,
werd hij dan wakker.
Op zekeren dag toog hij naar een apotheker in
ruste; ook deze beweerde niets te weten, maar
zette zoo'n spottend gezicht dat Meier wanhopig
werd.
De arme, half krankzinnig geworden stumper was
reeds besloten in het water te springen, toen het
toeval hem in aanraking bracht met een bejaard
man, die heel wat in de wereld gezien had.
Hem klaagde hij zijn nood over de raadselachtige
woorden op het recept.
Laat eens kijken.", sprak de oude heer- //Wel
dat is heel eenvoudig", riep hij toen.
Meier kreeg een glans van genoegen op het gelaat.
't Is niemendal anders dan het
apothekersgeheim."
//Het apothekers-geheim?
//Jawel. Quul/iordecini is veertien en «sse*
beteekeut in 't potjes-Latijn van de artsenij mengers
//stuivers." Het middel heeft je zeventig centen
gekost."'
,/1'recies, maar . .. ."
//En nu is de geheimzinnige vermelding van
den eerzamen apotheker die je bediend heeft, een
werk van den hem onbekenden collega om toch
vooral de markt niet te bederven en zeker niet
minder dan zeventig cents te berekenen."
't Was alsof Meier eensklaps weder dik en vet
was geworden.
//Ten overvloede kan ik je vertellen," liet de
oude heer nog volgen, //dat de feitelijke waarde
van het recept plus minus drie centen bedraagt."
Dit liet Meier koud. Wat kon hem, den rente
nier, een bedrag van zeven ea zestig cents schelen !
De man is weder heel vergenoegd en kalm.
Toch heeft de zaak hem geen goed gedaan, want
men kan wel vijftig maal per dag waarnemen, hoe
hij met onuoozel gelaat op vrieudelijken toon de
?woorden fluistert ?. //Asses Quatuordecim."
Na de verkiezingen voor
de Belgische Kamer.
Keizer WILHELM, tot Koninu
Kunstbeschouwingen van Jan.
»Morgen, mijnheer," /ei Jan. toen hij mij
de ochlendcouranten bracht.
«Morgen Jan."
«Gisteren avord, geamuseerd, mijnheer?"
Ik kuchte; Jan is de man vun mijn hos
pita. Jan is dus een prolcet. Ik lx n 's morgen-*
niet erg praatziek gestemd en 'k vond boven
dien de vraag wat ongepast.
:>Ik ben er ook geweest.''
oWablief,'' zei ik verbaasd. >>Wlbliof! Jij
naar Antoine." En toen begon ik te lachen,
wat mij anders 's morgens vóór twaalven
nooit overkomt.
»Nu, mijnheer hoeft, er niet om te lachen.
Ik versta mijn Fransen zoo goed als de 'la?.-? !.<-?.
Ik was vroeger twee jaar in l'artjs. Ik heb
er alles van begrepen. Ik zat vlak vooraan,
in de stalles, onder al de defiigheid.''
»Maar, Jan, hoe kwam je daar?"
»Och, ziet u, een van de aeieurs kende ik,
van vroeger, van I'arijs, lom hij n< g niet
aan de komedie was. Ik ben hem op straal.
tegen gekomen en hij heeft, me een vrijplaats
gegeven."
»Nu en hoe vond je het ?''
Jan krabde zich achter zijn ooien Alle
machtig, mijnheer,'1 zei hij, nval, houdt, uw
soort van rnenschen er een raar .-;oort. van
plezier op na Want je gaal toch ;:aar do
comedie voor je plezier. Nou ja, M'ric grii-nt
soms in de comedie, alsof zij haar moed,-r
gaat begraven, maar dat doet ze toch voor
dr genoegen. Voor ons plezier gaan wij toch
naar de comedie en u ook, is het i.iei?
Ik draaide mijn snnr op, want met mijn
gewone slagvaardigheid wilde ik hem opzijn
plaats zetten en betoogen dat een ^-chouwourg
geen plaats des vermaaks is. toen ik bedacht,
(lat het maar Jan was. die voor mij stond.
Ik zweeg dus.
>>Nou, mijnheer, ik moet zeggen, dat de
def'tigheid er een allemachtig raar vermaak op
na houdt. Och mijnheer, ik weid er benauwd
van. Ik had wel weg willen loopen, toen die
stumper daar in het hospitaal doodging, u
weet wel in Soeitr. ? ? . nou dien naam ben ik
vergeten. Hoe was die ook weer?'
"Philomi ne.'"
«Juist Plüloincne. Ik kan er niks aan doen.
Ik kan niemand zien doodgaan- Laatst heb
ik iemand /ien verdrinken. O, mijnheer, ik
heb er den heelen nacht compleet de nacht
merrie van gehad. Eu die stumper gisteren
,,/eg, f.'oiiniii, wilt ge er mijn 4(j sociaal- democraten nog bij hebben':1 Dan kunt
gij de proef eens voor ons nemen met een sociaal-democratisch Parlement."
is eens niet een kleur als een boei van ui tol
opgestaan, omdat er een knoop los .vas v.in
het; vest, van haar broer. Nou mijnheer, g i-to
ren avond waren mijnheer er. en mevrouw,
en de juitVouw. Eu ze zijn toch alle drie
blijven zitten. En toch (leden die .soldaten
op het tooneel d'r lui broeken uit. En toen
gingen ze in bed. Afijn! als 't maar mud-,;
i?, kijker, de lui zoo nauw niet.
Mijnbeer, ik heb gebrald van 't lachen! M.iar
dat de fijnheid er zoo'n lol in had, dat vii:d
ik gek. Want het was toch eigenlijk met r
iets voor ons. burgermenschen. Ik geloof', d.it
die soldalen daarom alleen nog zoo fatsoen
lijk waren, omdat ze wisten dat de deftigheM
naar d'r keek !
Wat bedoel je. Jan 'f'
Wol. mijnheer, ik heb vroeger ook gediend,
maar wij gingen nooit in onze onderbroek» n
en niet onze kousen aan naar bed. in d:
kazerne. Wel neen, mijnheer, in ons nakende
hemd en met on/.e bloete voeten. Maar h-1
zou voor de def'tigheid al te schandalig ge
weest zijn, wanneer ze de bloote kutten van
dien Litloirr en zijn vriend gezien hadden.
Daarom hebben ze 'n beetje water in d'r wijn
gedaan een heer die naast me zat. zei nu-,
dat die, Antoine en z'n troep je nou'reis pre
cies alles voorspelen, zooals 't in de heus
i;heid gebeurd?maar hij heeft 't, volgens mini
domme verstand, glad mis, want als je 't waar
achtig doen wou, zoo als in de kazerne ??!'
aües precies zooals in 't hospitaal, zou de
grootheid en de sjiek aha! en ajasses' roepen.
Ik zeg maar komedie is komedie; 't lijkt,
wel 'n beetje op de echtheid, maar heelema.d
echt neen, mijnheer dat is 't nooit! Wat,
zeg U '/"
.,-Ian. Jan." gilde mijn hospita aan de tr:v>.
.Ja. ja M'rie. ik kom", riep Jan terug.
..Heeft, mijnheer nog wat noodig? Niet.' '
En Jan scharrelde de kamer uit.
K n ik V Ik heb nog eens gelachen. Dat,
gebeur' mij nooit zoo dikwijls op n morgen
en dat 's morgens voor twaalven,
i;vond op het toouecl, ze kreunde zoo en ze
kermde zoo. ZU> je een me nsch is een mensch.
Als je dan bedenkt, dat wij allemaal er aan
moeten', k werd er giiezelig van. En dan
ben ik !och nog een man. Vond u het dan
ook niet akelig?"
Ik bromde wat.
?/'ie je, ik vergat dat ik in de comedie was.
Eens ben ik in het echte ziekehuis geweest.
(<od b"\vai'üme ervoor, mijnheer, om daar
dood te gaan. Mijn tante Mie is er in
ge.-lorven. Ik heb haar wel eens opgezocht.
Maar, de ellende die je daar ziet! Mirakels
van narigheid. Als ik van tante Mie vandaan
kwam, nu,est ik altijd een paar borrels pak
ken om weer wat op mijn dreef te komen.
En dat je dan zulke dingen voor je plezier
gaat ziei:. in de comedie! Maar de defiigheid
is ook heel anders dan wij gewone menschen.
Ik heb mevrouw van J>ieseti duidelijk hooren
zeugen tegen mevrouw van Stralen: ik heb
mij kostelijk geamuseerd." Wat zoo'n mensch
daar nou voor amusement in kan vinden, l
En dan eog al 7.00'n sjieke dame! En ik
ken mevrouw van Hielen wel! Want voor ik
trouwde, deed ik dikkeis boodschappen voor
haar. Ais ze d'r in baar vinger sneed,
dan viel ze rlauw. En gisteren avond
amuseerde ze zich. Het gaai, boven mijn
ve.'s'and, mijnheer, i'ojaai boven mijn ver
stand. En dan dat naMul-.je mijnheer,
want van dat, eersle ding heb ik niet
veil begrepen. Ik doo mij nut, knapper voor
diüi ik ben. Maar dat nasiukje hm! en dut
spelen ze voor de defiigheid. afijn //.' heb er
me ziek om gelachen. Zie je. da;, ze nou zoo
iets spelen voor ons, menschen. dat begrijp
ik. Maar voor de doftigheid! l weet toen
nog wel vrat, er in komt! Hoe heet dat
weerlichtscho ding nou? ik kan nooit namen ont
houden.1'
-Juist l.i'/i/i/c. Nou onder ons menschen
vinden wij het zoo erg niet als iemand kachs l
i>. liet hoort er wel eens bij. Elke fatsoen
lijke jongen is wel eens Vet. Maar dat nou \
de det'tigheid, voor d'r pleizier, een stom be- '
zopen soldaat gaat, zien, die naar bed gaat, j
snap ik niet. Kent, u do familie van
Koeveren'i Ja, dan weet u net zoo goed als ik
dat 't allemachtig fijne lui zijn. Ze behooren
tot de fijnsten van de stad. Ik heb er vroeger !
wel eens tafel gediend. Maar ik moest altijd j
dienen in 't zwart, witten das en kuitbroek, j
Mijnheer kwam altijd in rok aan tafel. !
Mevrouw droeg zijjen hemden. En de juf
frouw! U weet wel, die lange magere! Die