De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 28 oktober pagina 3

28 oktober 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 905 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Komt men in aanraking met anderen die te Amsterdam Rochussen gekend hebben, dan gaat het als met Veltman, mevr. Albregt, Bamberg en Moor, allen zingen zy'n lof. En in de gesprekken der vier artisten ia geen overdrijving. Een meer dan tachtig-jarige Amsterdamsche wijnkooper, met wien Rochussen zeer bevriend was, die weinig meer op straat komt, is op den dag zy'ner begrafenis, ondanks het slechte weder, naar Kotterdam gegaan om de plechtigheid bij te wonen. Oudere kunstkoopers doen sympathieke verhalen van hem en laten zeldzame werken zien. De firma Buffa toonde o. a. een aardig boekje: De Negerhut, geïllustreerd door Rochussen. Weer een ander verhaalt dat de firma Hart, indertijd de voornaamste kleedermaker van Am sterdam, nooit geld wilde hebben van Rochussen, maar hem nederig verzocht de rekening door een waterverfteekening te vereffenen. Zoo doende heeft hij verscheidene mooie stukken, van oneindig hooger bedrag dan de rekeningen. Hart's erfgenamen be waren en houden die teekeningen in eere. Kort na het overladen vs.n Rochussen heeft de firma Buffa zeer fraaie werken van hem in de uitstalkasten ten toon gehangen. Tal van menschen verdrongen er zich voor. Men kon nog eens zien dat Rochussen in de personen, de toestanden, de woningen, de kleeding der verschil lende eeuwen den geest der eeuw had gelegd. Oe middeleeuwsche voorstellingen zag men als in de schemering der middeleeuwen. De groepeering verstond Rochussen als de beste. Vergelijkt men bv. zijn lezing onder Karel de Groote; Melis Stoke's opdracht van zijn rijmkroniek aan den graaf van Holland, met de bekende platen van Munkacsy, voorstellende tafereelen uit de laatste dag'.'n van Jezus' leven, dan zijn bij Rochussen al de personen goed en natuurlijk gerangschikt, terwyl die op de bedoelde buitenlandsche platen iets gewilds en theatraals hebben en gelijken op niet gelukkige navolging der Meiningsche tooneelgroepeering. Ook mist Munkacsy het devote en voorname, dat Rochussen's werk kenmerkt. Het meesterschap van Rochussen is vaak en algemeen erkend. Het laatst gaf hij er nog blijk van bij het gouden huwelijksfeest van den hertog van Saxen-Weimar, waar hij een tal van taferee len uit de geschiedenis van Nederland saamstelde, bewonderd door de hoogste vorstelyke personen van Europa. * * -* Tot de zeldzame werken van Rochussen behooren de platen, die bij gemaakt heeft ter illu stratie van aanplakbiljetten voor tooneelstukken gespeeld in den Stadsschouwburg. Zij worden bewaard op het prentenkabinet te Am sterdam ; waarschijnlijk heeft de bekende verza melaar Hartkamp er nog meerdere. De meesten zijn vermenigvuldigd bij de lithographen Dieperink on Co., een enkele bij Tresling en Co. Tot de mooiste behooren : Klein Duimpje; De Kinderoofster ; Asschepoeder; Roodkapje; Prinses zonder hart; Marie Antoinette, waarop mevr. Kleine Gartman zeer mooi en duidelyk voorkomt; Zelia of de Tooversluier; Het Slot van Abcou, enz. Enkele dier schouwburgplaten zijn van Rochussen on Hilverdink. Het eigenaardige van die platen is, dat er het geheimzinnige over ligt, dat voor den schouwburgbezoeker achter de tooneelgordijn heerscht, iets uit eene andere wereld. Ook Rochussen's portretten van tooneelartisten, gegraveerd door Taurel, zijn thans zeldzaam De heer Hartkamp heeft alle in zyne verzameling, en van eenige exemplaren zelfs de proefdrukken. Ze zijn de volgende: J. H. ALBIIEGT als: St. Ileremite in: jjonge Dames van St. Cyr." Mevr. W. J. R. ALBHEGT, geb. ENGELMAN, als: Dorine in: »De huichelaar". En. BAMBERG als: Drgard in: »Lekain in duplo". Mevr. M. F. ENGELMAN, geb. BIA als: de hertogin van Marlborough in: »Een glas water". N. JUIIELS als: fiy in: aMarie Jeanne of de vrouw uit de volksklasse". N. JuDELsals: Uoris Knoopenschaar: in :»Een bank biljet van 1001) gulden". Mevr. M. J. KI.KJNK, geb. GAHTMAX, als: Jane Kyre in het drama van dien naam. P. A. MOHIN als: Stei'en Limqer in: »Steven Langer te Glogau." Mevr. C. E. VAX OLLEFEN, geb.ÜA Sir.VAals: Kathanna i;an Egmond in : »de Vrouwe van Waardenburg". A. PKTEKS als: Hamlet in het treurspel van dien naam. C. J. Rooitor, als: Loi/ewijk XL in: »hct treurspel Lodewijk XI". SIV.K SAHLA.IKOLLES als: Thitbem: »Angelo, tyran van Padua". Ruy-Blas in het drama J. VKLTMAN als : Nero in : Jon. TJASINK als: van dien naam. L. »Epricharis en Nero". J. II. R. HiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiHiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniinniiiiiiiiniiiiiiHiitiil Muziek in de Hoofdstad. Prinz Igor en Macbeth waren de beide figuren die muzikaal geïllustreerd werden op het vorige abonnementsconcert in het Concertgebouw. De eerste in de Ouverture (neen ! laten we modern zijn en zeggen : Voorspel), en de tweede in eene Symphonis'.he Dichtung, van de handen van den Russischen professor Borodine en van den Bayreutber kapelmeester Richard Strauss. Ik ken het libretto van Prinz Igor niet, doch de muziek klinkt in dit werk veel beminnelijker, veel gemoedelijker dan in Mac'etli. Nu men kan Macbeth niet te donker schilderen of' liever zijne echtgenoote ; want in deze «twee zielen gloeiend aaneengesmeed" is de vrouw nu juist niet de zwakkere en zachtere. Wij zullen die muziek dus maar op rekening van Lady Macbeth stellen, want wie weet of baar pantoff'elheld met een braven gade naast zich, niet als een goed en rechtvaardig koning zou zijn af geschilderd. Alexander Moskowski heeft eene prachtige parodie geschreven. Een componist zal eenige zijner werken op een concert dirigeeren. Eene Ouverture wordt gedoopt en wel met verschillende namen. De critici worden zoover van elkander geplaatst, dat zij elkaar niet bereiken kunnen, om te beletten dat het uitlekt, dat ieder verslag gever een anderen titel voor de ouverture op zijn programma heeft. Den volgenden dag verschenen de uitvoerigste analysen in de bladen. De eene vond Romeo prachtig geschilderd, de muziek was zóó Italiaansch dat men dadelijk gevoelde: wij zijn te Verona. De tweede zag Bafkolmkow voor zich en hoorde in het elegische slot niet de beide ge lieven, die in den dood elkander eindelijk hadden gevonden, doch het beeld van den held, die in de vlakten van Siberiëzijn leven eindigt. De derde vond de ouverture Columbia blijkbaar ge schreven voor The Worlds Fair te Chicago en hoorde in de gerhytmeerde paukenslagen het werk van de ingenieuren die een brug bouwen over den Hudson. De vierde zag in de Bi-marck ou verture een prachtige schildering van den ijzeren kanselier. Het fugato dat eerst den strijd van de vijandige familiën (of iets anders) had uitge drukt stelde de rijkswetten voor, de fladderende triolenfïguren in de violen waren een leger strafformulieren en het elegische slot schilderde den Hertog van Lauenburg, die treurt en tevens teert op zijne herinneringen. (Hij was toen nog niet met den Keizer verzoend). Zal ik u nu nog vertellen wat ik alzoo in Mucbeth gehoord heb? J'y renonce zooals ik Laërte den volgerden avond in Wignon hoorde zeggen toen hij de kip niet door kon snijden. Doch vóór ik mij met Mignon bezig houd zij nog vermeld dat M cbeth een zeer fantastisch muziekstuk is waarin al de nieuwere middelen van instrumentatie en kleurscbakeering rijkelijk waren aangewend, dat Prinz L,or een dai,kbaar degelijk geschreven orkeststuk is, dat den hoor der boeide en bezig hield, dat beide werken op voortreffelijke wijze werden ten geboore gebracht evenals de 7e tiymphowe van Beethoven. Men weet hoezeer de heer Kes de nieuwe werk en door zijne wijze van uitvoering, voor den hoorder dui delijk maakt. Daardoor heeft hij menig werk doen waardeeren dat anders onbegrepen zou zijn ter zijde gelegd. Beide werken nu zijn, dank zij die vertolking, op de gelukkigste wijze geïntro duceerd. Ondanks die vertolking kan ik Mncbtfli niet zoo hoog stellen als Don Juan en Tod und VerMiirung van denzelfden componist. Mignon heeft mij vooral voldaan ter wille van de vertolking van Mej. Berthilly (Philir.c). Zij is eene zangeres voor wie de coloratuur geen moeielijkheden oplevert, bovendien heeft hare stem, die zeer dun fn teer is, veel charme. Deze dame zal dus een aantrekkelijkheid voor de voor stellingen van dit gezelschap kunnen zijn. Mej. Paulin is als Mignon zeer te prijzen, vooral in de beide eerste acten, doch de heeren Samaty (Meister) en Darras (L'jthirio) waren zeker beiden erg verkouden, want den eerste hebben wij vroeger zijne partij meermalen heel mooi hooren zingen en den laatste veel meer voldoende dan thans. Dank zij de lichtere wijze van spelen van het orkest en zingen van de solisten, dan wij in dit werk gewend zijn, bevredigde deze voorstelling mij, (behalve in de derde acte die in alle op zichten het minst verzorgd was) over het geheel goed, doch de zangers zijn nog altijd niet aan het orkest gewend, er zal dus meer te zamen gerepeteerd dienen te worden. In Paljis heb ik in de Ned. Opera op het Leidsche Plein weer de heeren Pauwels en Orelio bewonderd die met veel zorg allerlei in hunne partijen geretoucheerd hadden, en weer het glanspunt van den voorstelling waren. Mevr. Dirckxvan der Weghe's Nedda was in veel opzichten een verbetering bij eene vroegere vertolkster, doch zij zingt nu en dan nog te dramatisch, waar lichtheid vereischt wordt. De heer Poons is even zeer een beteren Sihio dan een vroegere vertolker en dus zou deze voorstelling als geheel kunnen worden geprezen ware het niet dat het orkest nog altijd veel te veel domineert. Soms over stemde het zelfs het krachtige orgaan van den heer Orelio. De kamermuziek-soirées zijn weer begonnen en daarmede is een begin gemaakt met de con certen die in de kleinere zalen van Amsterdam ons in zoo ruime mate geboden worden. Deze vereeniging bestaat uit de zelfde krachten als vroeger, met uitzondering van de '_'e viool partij die nu in handen van den heer van Adelberg gekomen is. De uitvoerders (de hee ren Köntgen, ('ramer, v. Adelberg, Hofmeester en Bosmans,) voerden op waarlijk prachtige wijze Schumann's -Kwintet (in Fsdur) uit, waaruit voorloopig bleek dat men in den heer van Adelberg een goede keuze heeft gedaan, hetgeen zich later, ik twijfel er niet aan, zal bevestigen. Dit kwintet benevens het Tr,o, opus 70 van Beethoven, door de beide eersten en de laatstgenoemden vertolkt was een zeer schoon begin voor onze instrumentalisten. Over hen nog iets nieuws te zeggen, evenals over den zang van den heer .Messchaert, die vier Bal laden van Löwe en vijf (nieuwe) liederen van Grieg zong, aan hem opgedragen, is haast niet doenlijk. \Vel is daar aanleiding too, wanneer een nieuw werk door een van hen wordt vertolkt. Dit was thans het geval met de liederen van Grieg. liet oerstelied Murywrethlein is zeer eigen aardig. Zal men ook het koekoekje in de piano na ieder couplet wat gewoon vinden, toch is de, expressie van het geheel, die soms in schijnbare tegenstelling met de woorden lijkt, zeer sprekend. Ik wijs verder op de kwintdalingen in het eerste en laatste couplet. Men moet Tiet lied echter in zijn geheel beschouwen, want komt men in de details, dan schijnen sommige opvattingen wat vreemd, zooals o. a. het -larjielte" op het accoord d Moll. Even. eigenaardig etl'ukt maakt de op volging van accoorden f klein a groot en e klein (of voor ben die Riomann's methode van Harmonieleer volgen : b +a en \>.) liet tweede liedje lm Ka/Me. is couplotsgowyze behandeld, wat wellicht zijn bedenkelijke zijde heeft om het verschil in den tekst, doch het klinkt bekoorlijk en do eigenaardig dalende accoorden met de (wel niet nieuwe, doch altijd verrassende) oplossing boeit zeer de aandacht. Dieper van expressie is echter no. '?>. K n Vogel schrie -Hoer iidem Meer. Dit gedichtje van slechts vier regels is treffend muzikaal uitgedrukt. Zeer eigenaardig zijn de zes septiemaccoorden in diatonische op volging. Dit is ook tevens uts nieuws, zoover ik weet trof ik het nog nergens aan. Even eigen aardig zijn de kreten van den vogel tegen een laagliggend nevenseptiemaccoord in de bas. Jn het vierde liedje : Die Matter singt heeft de componist een stukje intieme kunst gegeven. Dit grarliedje is sober en schoon. Eene verade ming is het daarna een opgewekt lied te hooren JohannesnacJit. Hoewel ik dit niet als het be langrijkste beschouw is er veel frischheid en overmoed in dit lied. De modulatie en styging tegen het slot klinkt bijzonder frisch en krachtig. Deze liederen zijn (behalve no. 3) meest in den ouderen vorm gehouden. De componist heeft met dezen bundel echter weer een schoon werk aan zijne vroegere toegevoegd. Over de vertol king zoo als de heeren Messchaert en Röntgen die gaven, zou Grieg ongetwijfeld verrukt geweest zijn. Het dames-kwartet Groneman, heeft een uit voering gegeven in Odéon waaruit bleek dat Mevr. Groneman (die vroeger als zangeres reeds zeer gunstig bekend was) met hare drie dochters een ernstig streven om goede kunst te geven open baarde. De dames zongen kwartetten, trios en een duo. Ook zong Mej. Johanna Groneman een lied van Liszt: Loreley. Dat Mevr. Groneman eene uitstekende zangonderwijzeres is, bleek reeds uit hetgeen Mej. Groneman te hooren gaf. Natuurlijk is het vooral de belofte die moet gereleveerd wor den, zooals bij eene jonge debutante past, doch wij vinden hier schoone stemmiddelen, expressie en goeden kleur vereenigd. Mevr. Groneman toonde in het duo met hare dochter dat zij met hare altstem nog veel weet te doen en in de ensembles dat zij de werken die zij heeft ingestudeerd goed gevoeld heeft en uitstekend weet te leiden. Dit zijn de goede eigenschappen. In de meeste kwartetten vooral kwam echter aan het licht dat de klankverhouding en klankontwikkeling eene nieuwe bewerking dringend noodig heeft. De stem men blijven te veel op zich zelf staan, ook staan wat het timbre betreft, de stemmen vaak tegenover el kander in plaats van samen te smolten. Ik wijs vooral op de beide sopranen. De eerste sopraan zet de hooge toonen te dik aan, vooral bij open vocalen en de tweede sopraan, wirr jonge stem nog volheid mist, treedt te veel op den voorgrond. De eerste altzangeres wist echter door groote be scheidenheid de samensmelting in de beide alt partijen te bevorderen. Ik voeg er bij, dat enkele trios en de beide fransche nummers schoon van klank waren. Ik vestig de aandacht van de be gaafde en energieke concertgeefster op deze leemten, daar ik niet twijfel of zij zal ze weten te overwinnen. De middelen daartoo zijn aan wezig. Door eene lichte .ongesteldheid was ik niet in de gelegenheid de uitvoering van de Liedertafel Euterpe bij te wonen. Dit was de afscheidsavond van den heer Messchaert. Men deelt mij mede, dat de ovatié'n aan den meesterlijken leider, die van Jiuteipe zooveel gemaakt heeft, bijzonder hartelijk waren, dat Kn'erpe weer heel mooi zong (dat doet zij altijd) en dat Messchaert en Kontgen als solisten hun publiek weer in extase brachten (dat doen ze ook altijd). De heer Messchaert bedankte zeer getroffen en verklaarde met volle vertrouwen de leiding aan zijn opvolger, den heer Ant. Averkamp over te laten. VAN MIM.K.KN. luiiiiiiiitiiiiiiiiiiimmiiliiiiiiiiiiiiiiii minuut!! in tiiiiiiiittiiMiiiitiiinntiili Sigrid Arnoldson. Men schrijft ons uit Breinen : De kellner, dien ik zooeven mijn kaartje afgegen had verscheen weer in de deur van den t'raaien salon in Ilillmann's Hotel. >Darf ich bitten?" zeide hij met eene buiging, die zooveel zeggen wou als: «wilt u mij maar volgen ?" Een ruime vestibule, een breede trap, een lange corridor, een keurig salonnetje, een paar woorden van hartelijk welkom, die zelfs den grootsten Zondags-interviewer een >.at-home'' gevoel geven moesten. De lezer verwacht, dat ik mij tegenover de be roemde zangeres bevond, wier naam ik hierboven schreef. Doch evenals ik het werd moet ik deze verwachting teleurstellen. Op mijn verzoek aan Madame Arnoldson om een onderhoud, antwoordde haar echtgenoot, de heer Fischhof mij, dat zijne vrouw te zeer door repetities in beslag was ge nomen, bij daarentegen gaarne bereid was mij alle inlichtingen te geven. Nog levendig staan mijn landgenooten de be zoeken voor den geest, welke Madame Arnoldson aan ons land bracht. Nog klinkt in hun oor die lieve reine stem en nog hebben zij haar meester lijke voordracht voor oogen. Hoe aangenaam was het mij van den heer Fischhof te vernemen, dat het verblijf in Neder land ook op de beminnelijke zangeres een iets meer dan gewonen indruk had achtergelaten. Onze Mesdag gaf in den l laag een soiree te harer eere en interessant was het voor mij te hooren, dat de Nederlandsche schilder, als blijk van waardeerende erkentelijkheid aan de Zweedsche zangeres een doek van zijn hand aanbood; kunst werd met kunst beloond ! Over het ii capella koor van den heer Daniel de Lange hoorde ik niets dan lof en roem ; kleine en groote attenties haar hij baar optreden in Nederland bewezen zijn nog niet vergeten en juist daarom verheugt het mij den lezers van den 'groenen Amsterdammer" te kunnen mededeelen, dat het plan bestaat in 't voorjaar van '!>."> weer een bezoek aan Holland te brongen. Do vollen of liever opera's waarin Madame Arnoldson het liefst optreedt zijn Mignon, ('armen en l.akrne. Als operazangeres zingt zij alleen Italiaansch en Fransch, wat natuurlijk meer bij zonder van do nationaliteit der opera afhangt. Het is niet allén die gevoelvolle, heerlijke stem. die haar een Europeesche vermaardheid gegeven heeft, het is even goed de gloed van haar voordracht en de kunst van acteeren, waarvan zij het geheim zoo heerlijk bezit. Hiervan werd ik vooral overtuigd toen ik Maandagavond eene voorstelling van Mignon in het liremer StadtTheater bijwoonde met madame Arnoldson in de titelrol. De lezer zal van mij geen critiek, noch een verslag verwachten ; ik ben hiertoe evenmin bevoegd als in staat, maar wel kan ik u zeggen, dat geen Mignon ooit zoo'n indruk op een publiek maakte als dien avond de Mignon van Sigrid Arnoldson. Het geheele publiek voelde mee: dit is de schoonste triomf, die eene zangeres zich veroveren kan. Het gesprek liep verder over de ontvangst en haar optreden in Bremen; een onderwerp van minder belang voor de lezers van dit weekblad. Wel wil ik hen zeggen, dat die ontvangst ook hier schitterend en hartelijk was, al was het geen hollandsche geestdrift, die haar verwelkt mde. Van hier vertrekt de gevierde zangeres naar verschil lende steden in Duitschland, dan naar Frankrijk en eindelijk naar Italië. In den »season" treedt zij als Prima-Donna op in de Italiaansche opera te London. En hiermede was mijn onderhoud ten einde. Ik dankte den heer Fischhof voor de welwil lendheid, waarmede hij me een en ander had medegedeeld en vergat niet, hem nogmaals te verzekeren, dat alle Nederlandsche kunstvrienden met verlangen het bezoek tegemoet zullen zien van de ->Zweedsche nachtegaal''. Bremen. 18 Oct, <)4. W. Komieken. Deze week had de voorloopige uitspraak plaats in een proces, de Vereeniging het Nederlandsch tooneel door een der artisten, den heer Jacques de Boer, aangedaan. Wij vernemen daaromtrent de volgende bijzon derheden : In Madam», S nts G ne komen, ofschoon de tint van het geheele stuk komisch is, slechts weinig eigenlijk komische rollen voor, terwijl de Vereeniging over een aantal uitstekende ac teurs in dat genre te beschikken heeft. De heer Schulze vervult de rol van Fouché, waar in het komische eene quaestie van opvatting is; de heer Tourniaire die van den dans meester, de eigenlijk zuiver-komische rol in het stuk. Gelijk men weet heeft Sardou een aantal generaals, ministers, académiciens" en hunne dames, die op de receptie van de marfchale Lefebvre verschijnen, elk met een of twee woorden bedeeld, waarschijnlijk opdat deze rollen door acteurs en riet door figuranten zouden vervuld worden. Hot zeggen van n enkel woord toch maakt het onderscheid tusschen den acteur en den figurant, een administratief onderscheid, dat belangrijke gevolgen heeft. Hieraan is het te danken, dat de heer van Schoonhoven zulk een fraaie figuur maakt van de Canonville, de heer Holtrop van generaal Duroc, de hoer de Jong van den ordonnans-officier de Brigode; dat de dames de Vries, Poolman, Lorjé, de Leur, Schut. Coerdès wedijveren in fraaie toiletten, terwijl de woorden welke aan de meesten van hen in den mond gelegd worden, maar luttel zijn. Onder deze kleine rollen was er bijna geen enkele die men komisch kon noemen, integen deel, een zekere ernstige waardigheid is nood zakelijk voor al deze decoratieve generaals en ministers. Alleen n academicien was door Sardou (ofschoon hij al zoo lang zelf lid van het Instituut is) eenigzins belachelijk voorgesteld. Er wordt gevraagd : >wie staat daar gezichten te trekken?1' liet antwoord is: >Raynouard, de academicien." Aan Raynouard zelf wordt nu niet meer dan een enkel woord in den mond gelegd, maar men kan de figuur daardoor als gekarakteri seerd beschouwen en aan den heer Jacques de Boer, wiens gelaatstrekken zeker niet minder geniaal-komisch werken dan zijn stemgeluid, zijn gang en grappige gi-baren, werd door de Vereeni ging de rol opgedragen. De heer de Boer, hier niet mede tevreden, weigerde haar. Vermoede lijk bad bij (bij het tooneel is men gewoonlijk niet jaloerscb op een rol, maar op een persoon) voor zich de rol van den dansmeester gewenscht, misschien had men zijne persoonlijkheid daartoe minder aangewezen geacht, dan die van den vluggen en altoos eleganten heer Tourniaire. De heer de Boer werd, naar uit de verhandelingen schijnt te blijken, beboet, de boete van zijne bezoldiging afgebonden, en daarmede niet tevre den, kwam hij in proces. In het pleidooi der beide advokaten scheen niet enkel de oorspronkelijke hoofdzaak onder werp van debat uit te maken ; de kantonrechter intnsschen wilde blijkbaar do zaak a fond en technisch behandeld zien, en benoemde de hee ren van Kuyk, regisseur, .Tustus van Maurik, dramatisch schrijver, en Judels, oud-tooneeldirecteur, tot arbiters. Een nieuwe Opera van Bruneau. De componist van Le lieve en PA'taque du Moulin componeert voor de groote Opera een nieuw werk thans naar een gedicht van Zola. Het is namelijk nu geene bewerking naar een van Zola's romans doch een oorspronkelijk libretto van den begaafden schrijver dut Bruneau zal be werken. De geruchten omtrent het aannemen van JM Fante de l'abbf Monrct door Bruneau zijn onjuist, want sedert ocnigen tijd reeds bezit Masseretde autorisatie voor dit werk. De nieuwe opera van Zola en Brnneau zal zijn in vier bedrijven en vijf tafereelen. Als voorloopigen titel is aangenomen Les Quatres Sttisonp. Een nieuwe Opera van Reyer. Er ib gemeld dat Rever eene nieuwe Opera zou componeeren in vereeniging met den dichter Mistal. Die berichten zijn niet geheel juist. Bij een bezoek dat Bever aan Mistral bracht sprak do/.e van zijne provencaalsclie tragedie in fransen prosa vertaald : Lu Reine Jemitie. De componist beloofde er kennis mede te willen maken. Doch wandeer Reyer er toe besluit dit onderwerp te componeeren is hij voornemens aan te kloppen bij zijn gewonen medewerker ('amille du Locle om dit libretto te bewerken en niet bij Mistral zelf'. Wilhelm U's Aegir-lied. Verleden week gaven wij op onze zesde pagina het plaatje, uit Punch geknipt, van don Duitschen keizer, als liefhebber-concertgever zijn Aegirmarsch spelend vooreen haastig vliedend publiek. Ziehier de, ook door den keizer gedichte, woor den bij zijn compositie: O Aegir, Herr der Fluthen Dcm Nix und Heek sich beugt; In Morgensonnengluthen Die lïeldenschaar sicb neigt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl