Historisch Archief 1877-1940
Ko. 905
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Komt men in aanraking met anderen die te
Amsterdam Rochussen gekend hebben, dan gaat het
als met Veltman, mevr. Albregt, Bamberg en
Moor, allen zingen zy'n lof. En in de gesprekken
der vier artisten ia geen overdrijving. Een meer
dan tachtig-jarige Amsterdamsche wijnkooper,
met wien Rochussen zeer bevriend was, die
weinig meer op straat komt, is op den dag zy'ner
begrafenis, ondanks het slechte weder, naar
Kotterdam gegaan om de plechtigheid bij te wonen.
Oudere kunstkoopers doen sympathieke verhalen
van hem en laten zeldzame werken zien. De
firma Buffa toonde o. a. een aardig boekje: De
Negerhut, geïllustreerd door Rochussen.
Weer een ander verhaalt dat de firma Hart,
indertijd de voornaamste kleedermaker van Am
sterdam, nooit geld wilde hebben van Rochussen,
maar hem nederig verzocht de rekening door een
waterverfteekening te vereffenen. Zoo doende heeft hij
verscheidene mooie stukken, van oneindig hooger
bedrag dan de rekeningen. Hart's erfgenamen be
waren en houden die teekeningen in eere.
Kort na het overladen vs.n Rochussen heeft
de firma Buffa zeer fraaie werken van hem
in de uitstalkasten ten toon gehangen. Tal van
menschen verdrongen er zich voor. Men kon nog
eens zien dat Rochussen in de personen, de
toestanden, de woningen, de kleeding der verschil
lende eeuwen den geest der eeuw had gelegd.
Oe middeleeuwsche voorstellingen zag men als
in de schemering der middeleeuwen.
De groepeering verstond Rochussen als de beste.
Vergelijkt men bv. zijn lezing onder Karel de
Groote; Melis Stoke's opdracht van zijn
rijmkroniek aan den graaf van Holland, met de bekende
platen van Munkacsy, voorstellende tafereelen uit
de laatste dag'.'n van Jezus' leven, dan zijn bij
Rochussen al de personen goed en natuurlijk
gerangschikt, terwyl die op de bedoelde
buitenlandsche platen iets gewilds en theatraals hebben
en gelijken op niet gelukkige navolging der
Meiningsche tooneelgroepeering. Ook mist Munkacsy
het devote en voorname, dat Rochussen's werk
kenmerkt.
Het meesterschap van Rochussen is vaak en
algemeen erkend. Het laatst gaf hij er nog blijk
van bij het gouden huwelijksfeest van den hertog
van Saxen-Weimar, waar hij een tal van taferee
len uit de geschiedenis van Nederland saamstelde,
bewonderd door de hoogste vorstelyke personen
van Europa.
* *
-*
Tot de zeldzame werken van Rochussen
behooren de platen, die bij gemaakt heeft ter illu
stratie van aanplakbiljetten voor
tooneelstukken gespeeld in den Stadsschouwburg. Zij
worden bewaard op het prentenkabinet te Am
sterdam ; waarschijnlijk heeft de bekende verza
melaar Hartkamp er nog meerdere. De meesten
zijn vermenigvuldigd bij de lithographen Dieperink
on Co., een enkele bij Tresling en Co. Tot de
mooiste behooren : Klein Duimpje; De
Kinderoofster ; Asschepoeder; Roodkapje; Prinses zonder
hart; Marie Antoinette, waarop mevr. Kleine
Gartman zeer mooi en duidelyk voorkomt; Zelia
of de Tooversluier; Het Slot van Abcou, enz.
Enkele dier schouwburgplaten zijn van Rochussen
on Hilverdink. Het eigenaardige van die platen
is, dat er het geheimzinnige over ligt, dat voor
den schouwburgbezoeker achter de tooneelgordijn
heerscht, iets uit eene andere wereld.
Ook Rochussen's portretten van tooneelartisten,
gegraveerd door Taurel, zijn thans zeldzaam De
heer Hartkamp heeft alle in zyne verzameling,
en van eenige exemplaren zelfs de proefdrukken.
Ze zijn de volgende:
J. H. ALBIIEGT als: St. Ileremite in: jjonge
Dames van St. Cyr." Mevr. W. J. R. ALBHEGT,
geb. ENGELMAN, als: Dorine in: »De huichelaar".
En. BAMBERG als: Drgard in: »Lekain in
duplo". Mevr. M. F. ENGELMAN, geb. BIA
als: de hertogin van Marlborough in: »Een glas
water". N. JUIIELS als: fiy in: aMarie
Jeanne of de vrouw uit de volksklasse". N.
JuDELsals: Uoris Knoopenschaar: in :»Een bank
biljet van 1001) gulden". Mevr. M. J. KI.KJNK,
geb. GAHTMAX, als: Jane Kyre in het drama
van dien naam. P. A. MOHIN als: Stei'en
Limqer in: »Steven Langer te Glogau." Mevr.
C. E. VAX OLLEFEN, geb.ÜA Sir.VAals: Kathanna
i;an Egmond in : »de Vrouwe van Waardenburg".
A. PKTEKS als: Hamlet in het treurspel van
dien naam. C. J. Rooitor, als: Loi/ewijk XL
in: »hct treurspel Lodewijk XI". SIV.K
SAHLA.IKOLLES als: Thitbem: »Angelo, tyran van Padua".
Ruy-Blas in het drama
J. VKLTMAN als : Nero in :
Jon. TJASINK als:
van dien naam. L.
»Epricharis en Nero".
J. II. R.
HiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiHiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniinniiiiiiiiniiiiiiHiitiil
Muziek in de Hoofdstad.
Prinz Igor en Macbeth waren de beide figuren
die muzikaal geïllustreerd werden op het vorige
abonnementsconcert in het Concertgebouw. De
eerste in de Ouverture (neen ! laten we modern
zijn en zeggen : Voorspel), en de tweede in eene
Symphonis'.he Dichtung, van de handen van den
Russischen professor Borodine en van den
Bayreutber kapelmeester Richard Strauss.
Ik ken het libretto van Prinz Igor niet, doch
de muziek klinkt in dit werk veel beminnelijker,
veel gemoedelijker dan in Mac'etli. Nu men kan
Macbeth niet te donker schilderen of' liever zijne
echtgenoote ; want in deze «twee zielen gloeiend
aaneengesmeed" is de vrouw nu juist niet de
zwakkere en zachtere.
Wij zullen die muziek dus maar op rekening
van Lady Macbeth stellen, want wie weet of baar
pantoff'elheld met een braven gade naast zich, niet
als een goed en rechtvaardig koning zou zijn af
geschilderd.
Alexander Moskowski heeft eene prachtige
parodie geschreven. Een componist zal eenige
zijner werken op een concert dirigeeren. Eene
Ouverture wordt gedoopt en wel met verschillende
namen. De critici worden zoover van elkander
geplaatst, dat zij elkaar niet bereiken kunnen,
om te beletten dat het uitlekt, dat ieder verslag
gever een anderen titel voor de ouverture op
zijn programma heeft.
Den volgenden dag verschenen de uitvoerigste
analysen in de bladen. De eene vond Romeo
prachtig geschilderd, de muziek was zóó
Italiaansch dat men dadelijk gevoelde: wij zijn te
Verona. De tweede zag Bafkolmkow voor zich
en hoorde in het elegische slot niet de beide ge
lieven, die in den dood elkander eindelijk hadden
gevonden, doch het beeld van den held, die in
de vlakten van Siberiëzijn leven eindigt. De
derde vond de ouverture Columbia blijkbaar ge
schreven voor The Worlds Fair te Chicago en
hoorde in de gerhytmeerde paukenslagen het werk
van de ingenieuren die een brug bouwen over
den Hudson. De vierde zag in de Bi-marck ou
verture een prachtige schildering van den ijzeren
kanselier. Het fugato dat eerst den strijd van
de vijandige familiën (of iets anders) had uitge
drukt stelde de rijkswetten voor, de fladderende
triolenfïguren in de violen waren een leger
strafformulieren en het elegische slot schilderde den
Hertog van Lauenburg, die treurt en tevens
teert op zijne herinneringen. (Hij was toen nog
niet met den Keizer verzoend).
Zal ik u nu nog vertellen wat ik alzoo in
Mucbeth gehoord heb? J'y renonce zooals ik
Laërte den volgerden avond in Wignon hoorde
zeggen toen hij de kip niet door kon snijden.
Doch vóór ik mij met Mignon bezig houd zij
nog vermeld dat M cbeth een zeer fantastisch
muziekstuk is waarin al de nieuwere middelen
van instrumentatie en kleurscbakeering rijkelijk
waren aangewend, dat Prinz L,or een dai,kbaar
degelijk geschreven orkeststuk is, dat den hoor
der boeide en bezig hield, dat beide werken op
voortreffelijke wijze werden ten geboore gebracht
evenals de 7e tiymphowe van Beethoven. Men
weet hoezeer de heer Kes de nieuwe werk en door
zijne wijze van uitvoering, voor den hoorder dui
delijk maakt. Daardoor heeft hij menig werk doen
waardeeren dat anders onbegrepen zou zijn ter
zijde gelegd. Beide werken nu zijn, dank zij
die vertolking, op de gelukkigste wijze geïntro
duceerd. Ondanks die vertolking kan ik Mncbtfli
niet zoo hoog stellen als Don Juan en Tod und
VerMiirung van denzelfden componist.
Mignon heeft mij vooral voldaan ter wille van
de vertolking van Mej. Berthilly (Philir.c). Zij
is eene zangeres voor wie de coloratuur geen
moeielijkheden oplevert, bovendien heeft hare
stem, die zeer dun fn teer is, veel charme. Deze
dame zal dus een aantrekkelijkheid voor de voor
stellingen van dit gezelschap kunnen zijn. Mej.
Paulin is als Mignon zeer te prijzen, vooral in
de beide eerste acten, doch de heeren Samaty
(Meister) en Darras (L'jthirio) waren zeker beiden
erg verkouden, want den eerste hebben wij vroeger
zijne partij meermalen heel mooi hooren zingen
en den laatste veel meer voldoende dan thans.
Dank zij de lichtere wijze van spelen van het
orkest en zingen van de solisten, dan wij in dit
werk gewend zijn, bevredigde deze voorstelling
mij, (behalve in de derde acte die in alle op
zichten het minst verzorgd was) over het geheel
goed, doch de zangers zijn nog altijd niet aan
het orkest gewend, er zal dus meer te zamen
gerepeteerd dienen te worden.
In Paljis heb ik in de Ned. Opera op het
Leidsche Plein weer de heeren Pauwels en Orelio
bewonderd die met veel zorg allerlei in hunne
partijen geretoucheerd hadden, en weer het
glanspunt van den voorstelling waren. Mevr.
Dirckxvan der Weghe's Nedda was in veel opzichten
een verbetering bij eene vroegere vertolkster, doch
zij zingt nu en dan nog te dramatisch, waar
lichtheid vereischt wordt. De heer Poons is even
zeer een beteren Sihio dan een vroegere vertolker
en dus zou deze voorstelling als geheel kunnen
worden geprezen ware het niet dat het orkest
nog altijd veel te veel domineert. Soms over
stemde het zelfs het krachtige orgaan van den
heer Orelio.
De kamermuziek-soirées zijn weer begonnen
en daarmede is een begin gemaakt met de con
certen die in de kleinere zalen van Amsterdam
ons in zoo ruime mate geboden worden.
Deze vereeniging bestaat uit de zelfde krachten
als vroeger, met uitzondering van de '_'e viool
partij die nu in handen van den heer van
Adelberg gekomen is. De uitvoerders (de hee
ren Köntgen, ('ramer, v. Adelberg, Hofmeester
en Bosmans,) voerden op waarlijk prachtige wijze
Schumann's -Kwintet (in Fsdur) uit, waaruit
voorloopig bleek dat men in den heer van Adelberg
een goede keuze heeft gedaan, hetgeen zich later,
ik twijfel er niet aan, zal bevestigen. Dit kwintet
benevens het Tr,o, opus 70 van Beethoven, door de
beide eersten en de laatstgenoemden vertolkt was
een zeer schoon begin voor onze instrumentalisten.
Over hen nog iets nieuws te zeggen, evenals over
den zang van den heer .Messchaert, die vier Bal
laden van Löwe en vijf (nieuwe) liederen van
Grieg zong, aan hem opgedragen, is haast niet
doenlijk. \Vel is daar aanleiding too, wanneer
een nieuw werk door een van hen wordt vertolkt.
Dit was thans het geval met de liederen van
Grieg. liet oerstelied Murywrethlein is zeer eigen
aardig. Zal men ook het koekoekje in de piano
na ieder couplet wat gewoon vinden, toch is de,
expressie van het geheel, die soms in schijnbare
tegenstelling met de woorden lijkt, zeer sprekend.
Ik wijs verder op de kwintdalingen in het eerste
en laatste couplet. Men moet Tiet lied echter in
zijn geheel beschouwen, want komt men in de
details, dan schijnen sommige opvattingen wat
vreemd, zooals o. a. het -larjielte" op het accoord
d Moll. Even. eigenaardig etl'ukt maakt de op
volging van accoorden f klein a groot en e
klein (of voor ben die Riomann's methode van
Harmonieleer volgen : b +a en \>.)
liet tweede liedje lm Ka/Me. is couplotsgowyze
behandeld, wat wellicht zijn bedenkelijke zijde
heeft om het verschil in den tekst, doch het klinkt
bekoorlijk en do eigenaardig dalende accoorden
met de (wel niet nieuwe, doch altijd verrassende)
oplossing boeit zeer de aandacht. Dieper van
expressie is echter no. '?>. K n Vogel schrie -Hoer
iidem Meer. Dit gedichtje van slechts vier regels
is treffend muzikaal uitgedrukt. Zeer eigenaardig
zijn de zes septiemaccoorden in diatonische op
volging. Dit is ook tevens uts nieuws, zoover ik
weet trof ik het nog nergens aan. Even eigen
aardig zijn de kreten van den vogel tegen een
laagliggend nevenseptiemaccoord in de bas.
Jn het vierde liedje : Die Matter singt heeft
de componist een stukje intieme kunst gegeven.
Dit grarliedje is sober en schoon. Eene verade
ming is het daarna een opgewekt lied te hooren
JohannesnacJit. Hoewel ik dit niet als het be
langrijkste beschouw is er veel frischheid en
overmoed in dit lied. De modulatie en styging
tegen het slot klinkt bijzonder frisch en krachtig.
Deze liederen zijn (behalve no. 3) meest in
den ouderen vorm gehouden. De componist heeft
met dezen bundel echter weer een schoon werk
aan zijne vroegere toegevoegd. Over de vertol
king zoo als de heeren Messchaert en Röntgen
die gaven, zou Grieg ongetwijfeld verrukt geweest
zijn.
Het dames-kwartet Groneman, heeft een uit
voering gegeven in Odéon waaruit bleek dat Mevr.
Groneman (die vroeger als zangeres reeds zeer
gunstig bekend was) met hare drie dochters een
ernstig streven om goede kunst te geven open
baarde. De dames zongen kwartetten, trios en een
duo. Ook zong Mej. Johanna Groneman een lied
van Liszt: Loreley. Dat Mevr. Groneman eene
uitstekende zangonderwijzeres is, bleek reeds uit
hetgeen Mej. Groneman te hooren gaf. Natuurlijk
is het vooral de belofte die moet gereleveerd wor
den, zooals bij eene jonge debutante past, doch wij
vinden hier schoone stemmiddelen, expressie en
goeden kleur vereenigd. Mevr. Groneman toonde
in het duo met hare dochter dat zij met hare
altstem nog veel weet te doen en in de ensembles
dat zij de werken die zij heeft ingestudeerd goed
gevoeld heeft en uitstekend weet te leiden.
Dit zijn de goede eigenschappen. In de meeste
kwartetten vooral kwam echter aan het licht dat
de klankverhouding en klankontwikkeling eene
nieuwe bewerking dringend noodig heeft. De stem
men blijven te veel op zich zelf staan, ook staan wat
het timbre betreft, de stemmen vaak tegenover el
kander in plaats van samen te smolten. Ik wijs
vooral op de beide sopranen. De eerste sopraan
zet de hooge toonen te dik aan, vooral bij open
vocalen en de tweede sopraan, wirr jonge stem
nog volheid mist, treedt te veel op den voorgrond.
De eerste altzangeres wist echter door groote be
scheidenheid de samensmelting in de beide alt
partijen te bevorderen. Ik voeg er bij, dat enkele
trios en de beide fransche nummers schoon van
klank waren. Ik vestig de aandacht van de be
gaafde en energieke concertgeefster op deze
leemten, daar ik niet twijfel of zij zal ze weten
te overwinnen. De middelen daartoo zijn aan
wezig.
Door eene lichte .ongesteldheid was ik niet in
de gelegenheid de uitvoering van de Liedertafel
Euterpe bij te wonen. Dit was de afscheidsavond
van den heer Messchaert. Men deelt mij mede, dat
de ovatié'n aan den meesterlijken leider, die van
Jiuteipe zooveel gemaakt heeft, bijzonder hartelijk
waren, dat Kn'erpe weer heel mooi zong (dat
doet zij altijd) en dat Messchaert en Kontgen
als solisten hun publiek weer in extase brachten
(dat doen ze ook altijd). De heer Messchaert
bedankte zeer getroffen en verklaarde met volle
vertrouwen de leiding aan zijn opvolger, den heer
Ant. Averkamp over te laten.
VAN MIM.K.KN.
luiiiiiiiitiiiiiiiiiiimmiiliiiiiiiiiiiiiiii minuut!! in tiiiiiiiittiiMiiiitiiinntiili
Sigrid Arnoldson.
Men schrijft ons uit Breinen :
De kellner, dien ik zooeven mijn kaartje
afgegen had verscheen weer in de deur van den t'raaien
salon in Ilillmann's Hotel.
>Darf ich bitten?" zeide hij met eene buiging,
die zooveel zeggen wou als: «wilt u mij maar
volgen ?"
Een ruime vestibule, een breede trap, een lange
corridor, een keurig salonnetje, een paar woorden
van hartelijk welkom, die zelfs den grootsten
Zondags-interviewer een >.at-home'' gevoel geven
moesten.
De lezer verwacht, dat ik mij tegenover de be
roemde zangeres bevond, wier naam ik hierboven
schreef. Doch evenals ik het werd moet ik deze
verwachting teleurstellen. Op mijn verzoek aan
Madame Arnoldson om een onderhoud, antwoordde
haar echtgenoot, de heer Fischhof mij, dat zijne
vrouw te zeer door repetities in beslag was ge
nomen, bij daarentegen gaarne bereid was mij
alle inlichtingen te geven.
Nog levendig staan mijn landgenooten de be
zoeken voor den geest, welke Madame Arnoldson
aan ons land bracht. Nog klinkt in hun oor die
lieve reine stem en nog hebben zij haar meester
lijke voordracht voor oogen.
Hoe aangenaam was het mij van den heer
Fischhof te vernemen, dat het verblijf in Neder
land ook op de beminnelijke zangeres een iets
meer dan gewonen indruk had achtergelaten.
Onze Mesdag gaf in den l laag een soiree te
harer eere en interessant was het voor mij te
hooren, dat de Nederlandsche schilder, als blijk
van waardeerende erkentelijkheid aan de
Zweedsche zangeres een doek van zijn hand aanbood;
kunst werd met kunst beloond !
Over het ii capella koor van den heer Daniel
de Lange hoorde ik niets dan lof en roem ;
kleine en groote attenties haar hij baar optreden in
Nederland bewezen zijn nog niet vergeten en juist
daarom verheugt het mij den lezers van den
'groenen Amsterdammer" te kunnen mededeelen,
dat het plan bestaat in 't voorjaar van '!>."> weer
een bezoek aan Holland te brongen.
Do vollen of liever opera's waarin Madame
Arnoldson het liefst optreedt zijn Mignon, ('armen
en l.akrne. Als operazangeres zingt zij alleen
Italiaansch en Fransch, wat natuurlijk meer bij
zonder van do nationaliteit der opera afhangt.
Het is niet allén die gevoelvolle, heerlijke
stem. die haar een Europeesche vermaardheid
gegeven heeft, het is even goed de gloed van
haar voordracht en de kunst van acteeren, waarvan
zij het geheim zoo heerlijk bezit. Hiervan werd
ik vooral overtuigd toen ik Maandagavond eene
voorstelling van Mignon in het liremer
StadtTheater bijwoonde met madame Arnoldson in de
titelrol. De lezer zal van mij geen critiek, noch
een verslag verwachten ; ik ben hiertoe evenmin
bevoegd als in staat, maar wel kan ik u zeggen,
dat geen Mignon ooit zoo'n indruk op een publiek
maakte als dien avond de Mignon van Sigrid
Arnoldson. Het geheele publiek voelde mee: dit
is de schoonste triomf, die eene zangeres zich
veroveren kan.
Het gesprek liep verder over de ontvangst en
haar optreden in Bremen; een onderwerp van
minder belang voor de lezers van dit weekblad.
Wel wil ik hen zeggen, dat die ontvangst ook
hier schitterend en hartelijk was, al was het geen
hollandsche geestdrift, die haar verwelkt mde. Van
hier vertrekt de gevierde zangeres naar verschil
lende steden in Duitschland, dan naar Frankrijk
en eindelijk naar Italië. In den »season" treedt zij
als Prima-Donna op in de Italiaansche opera te
London.
En hiermede was mijn onderhoud ten einde.
Ik dankte den heer Fischhof voor de welwil
lendheid, waarmede hij me een en ander had
medegedeeld en vergat niet, hem nogmaals te
verzekeren, dat alle Nederlandsche kunstvrienden
met verlangen het bezoek tegemoet zullen zien
van de ->Zweedsche nachtegaal''.
Bremen. 18 Oct, <)4. W.
Komieken.
Deze week had de voorloopige uitspraak plaats
in een proces, de Vereeniging het Nederlandsch
tooneel door een der artisten, den heer Jacques
de Boer, aangedaan.
Wij vernemen daaromtrent de volgende bijzon
derheden : In Madam», S nts G ne komen, ofschoon
de tint van het geheele stuk komisch is, slechts
weinig eigenlijk komische rollen voor, terwijl de
Vereeniging over een aantal uitstekende ac
teurs in dat genre te beschikken heeft. De
heer Schulze vervult de rol van Fouché, waar
in het komische eene quaestie van opvatting
is; de heer Tourniaire die van den dans
meester, de eigenlijk zuiver-komische rol in
het stuk. Gelijk men weet heeft Sardou een
aantal generaals, ministers, académiciens" en
hunne dames, die op de receptie van de marfchale
Lefebvre verschijnen, elk met een of twee woorden
bedeeld, waarschijnlijk opdat deze rollen door
acteurs en riet door figuranten zouden vervuld
worden. Hot zeggen van n enkel woord toch
maakt het onderscheid tusschen den acteur en
den figurant, een administratief onderscheid, dat
belangrijke gevolgen heeft. Hieraan is het te
danken, dat de heer van Schoonhoven zulk een
fraaie figuur maakt van de Canonville, de heer
Holtrop van generaal Duroc, de hoer de Jong
van den ordonnans-officier de Brigode; dat de
dames de Vries, Poolman, Lorjé, de Leur, Schut.
Coerdès wedijveren in fraaie toiletten, terwijl
de woorden welke aan de meesten van hen in den
mond gelegd worden, maar luttel zijn.
Onder deze kleine rollen was er bijna geen
enkele die men komisch kon noemen, integen
deel, een zekere ernstige waardigheid is nood
zakelijk voor al deze decoratieve generaals en
ministers. Alleen n academicien was door
Sardou (ofschoon hij al zoo lang zelf lid van
het Instituut is) eenigzins belachelijk voorgesteld.
Er wordt gevraagd : >wie staat daar gezichten te
trekken?1' liet antwoord is: >Raynouard, de
academicien." Aan Raynouard zelf wordt nu niet
meer dan een enkel woord in den mond gelegd,
maar men kan de figuur daardoor als gekarakteri
seerd beschouwen en aan den heer Jacques de
Boer, wiens gelaatstrekken zeker niet minder
geniaal-komisch werken dan zijn stemgeluid, zijn
gang en grappige gi-baren, werd door de Vereeni
ging de rol opgedragen. De heer de Boer, hier
niet mede tevreden, weigerde haar. Vermoede
lijk bad bij (bij het tooneel is men gewoonlijk
niet jaloerscb op een rol, maar op een persoon)
voor zich de rol van den dansmeester gewenscht,
misschien had men zijne persoonlijkheid daartoe
minder aangewezen geacht, dan die van den
vluggen en altoos eleganten heer Tourniaire. De
heer de Boer werd, naar uit de verhandelingen
schijnt te blijken, beboet, de boete van zijne
bezoldiging afgebonden, en daarmede niet tevre
den, kwam hij in proces.
In het pleidooi der beide advokaten scheen
niet enkel de oorspronkelijke hoofdzaak onder
werp van debat uit te maken ; de kantonrechter
intnsschen wilde blijkbaar do zaak a fond en
technisch behandeld zien, en benoemde de hee
ren van Kuyk, regisseur, .Tustus van Maurik,
dramatisch schrijver, en Judels,
oud-tooneeldirecteur, tot arbiters.
Een nieuwe Opera van Bruneau.
De componist van Le lieve en PA'taque du
Moulin componeert voor de groote Opera een
nieuw werk thans naar een gedicht van Zola.
Het is namelijk nu geene bewerking naar een
van Zola's romans doch een oorspronkelijk libretto
van den begaafden schrijver dut Bruneau zal be
werken.
De geruchten omtrent het aannemen van JM
Fante de l'abbf Monrct door Bruneau zijn onjuist,
want sedert ocnigen tijd reeds bezit Masseretde
autorisatie voor dit werk.
De nieuwe opera van Zola en Brnneau zal
zijn in vier bedrijven en vijf tafereelen.
Als voorloopigen titel is aangenomen Les
Quatres Sttisonp.
Een nieuwe Opera van Reyer.
Er ib gemeld dat Rever eene nieuwe Opera
zou componeeren in vereeniging met den dichter
Mistal. Die berichten zijn niet geheel juist.
Bij een bezoek dat Bever aan Mistral bracht
sprak do/.e van zijne provencaalsclie tragedie in
fransen prosa vertaald : Lu Reine Jemitie.
De componist beloofde er kennis mede te willen
maken. Doch wandeer Reyer er toe besluit dit
onderwerp te componeeren is hij voornemens
aan te kloppen bij zijn gewonen medewerker
('amille du Locle om dit libretto te bewerken en
niet bij Mistral zelf'.
Wilhelm U's Aegir-lied.
Verleden week gaven wij op onze zesde pagina
het plaatje, uit Punch geknipt, van don Duitschen
keizer, als liefhebber-concertgever zijn
Aegirmarsch spelend vooreen haastig vliedend publiek.
Ziehier de, ook door den keizer gedichte, woor
den bij zijn compositie:
O Aegir, Herr der Fluthen
Dcm Nix und Heek sich beugt;
In Morgensonnengluthen
Die lïeldenschaar sicb neigt.