Historisch Archief 1877-1940
No. 905
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Arbitrage in de zaak van Jacques de Boer contra »het Nederlandsch Tooneel".
Justiiia: Meneer DE BOER, ik weet niet hoe de heeren arbiters er over denken, maar ik vind U in elke rol komisch.''
Studiën naar de natuur.
L
In 't CaféNeuf in de Kalverstraat.
't Is warm en vol een blauwachtige
tabaksnevel hangt zwaar en adembelernmerend
in 't lokaal bij 't buffet branden reeds een
paar lichten. Buiten is't kil, vochtig en grauw.
't Verwarde gegons van stemmen wordt af
gebroken door de kleine tikjes
van^dominpsteenen, die op tafel worden gezet, of"t geluid
van dobbelsteenen op 't triktrakbord; kellners
loopen met schokkende stapjes en kromme
knieën af' en aan.
Voor de ramen op het trottoir slaat een
havelooze man?de groezelige, ongeschoren,
ingevallen wangen en de holstaande,
roodgerande oogen geven aan zijn ongewasscheu
gelaat iets ziekelijke. Uit den vetten kraag
van een armoedige, dunne, overal gescheurde,
groenachtige jas, die te groot en te wijd voor
hem is, steekt een . magere hals, haast te
dun om 't min of meer te groote, wild be
haarde hoofd te torsen. In zijn stoffige pet
is een scheur en de klep hangt nog aan een
paar draadjes.
Op zijn linkerarm draagt hij een twee- of
driejarig kind, dat nu en dan zijn gorig roode
knuistjes uit den versleten doek steekt, die
't omhult;, en slaperig tegen zijn schouder
leunt. Aan de linkerhand trekt hij een jongen
mee van zes of zeven, met een opgeblazen,
ongezond, bleek gezichtje ; een vies
klierachtig ventje met kromme beenen en hoogen
rug een toonbeeld van venvaarloozing.
't Knaapje biedt den voorbijgangers met
'n klagelijk stemmetje een vuil, bevingerd
doosje lucifers aan, dat ziju vader tot straat
venter stempelt, maar een schild is om achter
te bedelen. In 't café, vlak voor het vensier,
zit een drietal jongelui te bitteren; ze praten
over beurszaken en politiek en regeeren van
af' hun koffiehuisstoelen heel Europa. Uit de
rookwolken van. hun sigaren klinkt hun
orakeltaal, luider dan voor anderen uoodig
en aangenaam is.
llè! zegt de een, zijn staatkundig
betoog even afbrekend wat n vuile, vieze
vent staat daar op 't trottoir. Ba, wat 'n goor,
leelijk mormel heeft hij bij 'm. 't Is 'n
schande voor Amsterdam, dat zo zoo'n
produkt vrij laten loopen, ze moesten zulke vuile
kerel? ergens in een asyl stoppen. Ba!
'n net gekleed mensch is bang als zoo'u indi
vidu hom passeert.
Vooral voor dames is 't choquant, grin
nikt zijn overbuur een lang, blond
jongmensch, met een gouden pincenez op.
Foei, wat 'n vuilpoets. Z'n toilet is ook
totaal gedérangeerd, dat 's afzichtelijk, zoo'n
kerel kon tenminste 'n paar knoopen aan z'u
broek laten zetten. Vuil volk !
't Is toch een arme drommel, merkt de
derde, een klein, dik, goedig mannetje op,
je moet er meêlij mee hebben waar leeft
zoo'u man van 'i
Wel van de gift! dat's nogal logisch,
zegt do blonde.
Ja werken vertikken ze; zóó is 't ge
makkelijker, merkt de staatsman op en
meteen schudt hij heftig van neen tegen 't
bleeke jongetje, dat 't doosje lucifers voor de
ruiten houdt.
Vervelend dat je hier niet zitten kunt,
zonder dat die schooiers je op je handen kijken,
neen man! en de pince-nez schudt ook een
paar maal het hoofd we geven toch niet.
De goedige dikkert haalt zijn
portemonnaie uit den zak en zoekt naar klein geld.
Wou je dien vent wat geven, Charles!
'n Kleinigheid, maar 'k heb alleen groot
geld. heb jij ook even 'n dubbeltje Willem?
Ben je gek, je moet die schooiers niet
aanmoedigen. Neen! en nogmaals schudt
de politicus het hoofd neen man! Zeg
Charles wees nou niet gek je werkt 't
pauperisme in de hand.
Och kom', die kerel ziet er zoo hongerig
uit en dat schaap is ziek Annórne ....
Ga je daar nou waarachtig nog voor
wisselen roept de blonde kerel, dat 's ver
keerde philantropie, ze verzuipen de duiten
toch maar annerne! breng mij nog een
halfje pomraerans'. Je wisselt meneer niet,
hoor je!
Charles heeft zijn pprtemonriaie weer in
den zak gestoken hij is suggestibel en wordt
niet graag door de anderen voor den gek ge
houden.
Ze huren die kinderen, d'r is hier ergens
in zoq'n achterbuurt een soort van en-gros
magazijn, lacht de blonde, terwijl hij een
vcrschc sigaar opsteekt. 't Is 'n tinantiëele
onderneming van meneer . die wurmen
zijn z'n aandeden en jij zou de dividenden
mogen betalen, ha, ha, hu! ongepatentoerde
bankier!
De staatsman schatert om de goeie mop en
verslikt zich aan zijn bonekamp.
De dikke zwijgt eu terwijl hij in stilte den
armen kerel en zijn eigen lafheid betreurt
maar geen verdere pogingen doet om den
stakkert wat te geven ziet hij hem de straat
oversteken en op de stoep van den geldwis
selaar blijven staan kijken, voor de ruiten.
Meneer leest de koersbericlit.cn. grinnikt
de politicus, x.oodra hij weer adem heeft, en
de blonde stoot Charles aan, omdat ei1 zoo'n
weêiiichts mooie meid voorbijdrontelt, die hem
een oogknipje van verstandhouding
geelt
De vuile armoedige man staat intusscheii
voor de, tuiten van den geldwisselaar en -/.iet
naar de uitgestalde effecten en loten. Hij
kent ze niet bij name, evenmin als de
Markscheine. de Kngelsche en Fallische bankbil
jetten, die in pakjes gebonden of los verspreid.
in de kast liggen Hij weet alleen dat't geld.
veel geld is, wat daar ligt,
't Scheefgegroeide knaapje kijkt, op zijn
teenen staande, naar al dat geldswaardig pa
pier hij ziet alleen dat 't printjes binne''
maar als hij daartiisschen een paar houten
bakjes vol gouden tientjes ontwaavt, beginnen
zijn oogjes te glinsteren en zegt hij: Vader
kijk, gouwe centc, wat 'n boel!"
Hadden we dr' maar n dan waren
we dr' 'n heel e week uit. dan hoefden we
hier niet te loopen maar gappen mag je
ze niet en krijgen doe je ze niet. -- Kom Jan,
vooruit vraag a n die heer daar of ie
lucifers mot, gauw!
JUSTUS v.vx MAUIIIK.
INGEZONDEN.
Muziek in de Hoofdstad.
.iait dr Heilaclie!
Eenigen tijd geleden ben ik iri een der nieuwe
wijken van onze stad gaan wonen, 't Was
een _ rustig _en vredig hoekje. Hondenkar en
reinigingsdienst zag men er nooit en nmaal
per week kwam een agent van politie kijken
of de huizen nog wel op hun plaats stonden.
't Was er kalm, heerlijk, idyllisch, paradijs
achtig.
Eensklaps is die wijk een artisten-kwartier
gewoiden.
Schuin over me woont een heer die cornet a
pistons blaast. Ali die man begint, waant
men een olifant te hooren, die zijn allerliefste
een aubade brengt, of' 't sloomafblazen van
een locomotief' die voor de laatste maal heeft
dienst, gedaan en oudroest is geworden.
Achter me, links, tracht een jongmensch
zich tot, clarinettist te vormen zijn tudes
doen me de haren te berge rijzen : 't is alsof
een ganzenhoeder bezig is om zijn pupillen,
n voor n. den nek om te draaien. Mijn
tanden doen zeer van die schrille noodkreten
en mijn vensterruiten klagen en steunen
akelig mé.
Een paar deuren verder spookt een violist.
Die art is t haalt geluiden uit de snaren, die
iemand nu eens hoog opheffen en dan weder
neerploffen. Den eenen keer /weef ik met hem
hoog boven den westertoren uit en een
oogenblik later buitel ik neer uit meer dan tachtig
meters hoogte, met mijn. bol voorover op de
straatkeien, zoodat het wonder is dat mijn
hersenen niet in het rond spatten. Links naast
me woont een gezin. Oudste dochter (weduwe),
pa, 'n baby en een jongste dochter. Die
mensehen spelen piano. Met duivelsche sluv'heid
hebben ze weten uit te visschen op welk
tijdslip ik mijn middag-dutje doe en nauwelijks
betoont de goede droomgod zich bereid om
me in de armen te sluiten, of da.tr beginnen
ze. Kerst, speelt de oudste zus, dan de Jongste
zus, dan pa. ten slotte baby. Dat duurt, nu
al drie maanden lang. eiken avond van half
zeven tot half negen. En wat, spelen die men
sehen? Nimmer iets anders dan Gillet's
Lom du Bal".
Loiu du Bal" o bittere scherts van een
helsch toeval. Ik waan me in de avonduren
waarachtig niet ver van een bal. Integendeel,
ik heb een gevoel alsof ik bij Satan op een
danspartij was en met ZKd's grootmoeder
polkeerde.
Aan de rechterzijde woont een buurman die
cither speelt. Tokkel T hij op zijn in-lrument,
dan toovet'l, mijn verbeelding me vijf inboor
lingen van Afrika voor, die bezig zijn de
snaren van zeven en twintig pianino's stuk
voor stuk te laten knappen. De katten uit de
buurt zijn woedend over de haar aangedane
concurrentie en hebben getracht den eitherman
te overstemmen. Arme. stomme dieren ! Zs
konden niet tegen hem op. Z?ven beklagens
waardige katten hebben er het laatste lootje
bij gelegd, /ij betaalden tol aan moeder natuur
en verhuisden naarden poelier; haar gebeente
ruste in vrede !
Maar 't ergst is dat ik achter me een
gilmensch heb gekregen. Anders gezegd een
juffrouw, die zang bestudeert. Aanvankelijk
heb ik gedacht dat er een moordhol in de
buurt was gekomen. Maar hoe zou zóó iets
in Amsterdam mogelijk zijn! Daarop dacht
ik aan een clandestine varkens-slachterij.
Ook deze meening was onjuist.
Ik kwam er achter, dat ik met een aan
komende zangeres te doen had. Zij heet
Amina en ziet er deksels aardig uit. 't Zou,
bij mijn vrome ziel, zonde en jammer zijn
als 't mensch zich aan stukken en brokken
zong en toch zie ik het, er van komen. Acht
maal per (lag. telkens een groot half uur,
doet ze mij rillen en beven op mijn
fundeering. Soms pak ik krampachtig de leuning
van mijn stoel beet. -(iroote hemel,' denK
ik, >daar valt iemand van alle trappen!'
Mijn hart staat stil van benauwdheid.
Onnoodige schrik! 't Was Amiue maar, die zich
aan een triller verslikte. Meest heb ik het,
gevoel alsof ik bij ,Carrézit en een acro
baat, in den nok van het dak zie werken.
»Die man moet zijn nek breken' mompel ik
dan, maar zie 't gebeurt nooit. Amina over
komt, dat ook nooit, dat wil zeggen dat haar
zangnek nog steeds heel is.
Als ik een ouwe Egyptenaar was en aan de
metempsychosis of' zielsverhuizing geloofde,
zou ik zeker overtuigd zijn dat Amina na
haar dood in een draai-orgel moest veranderen.
Ze is even onvermoeid als dat edele instrument
Lang heb ik er over nagedacht wat me te
doen stond. Ik zal haar trachten te vertee
deren", overpeinsde ik, ze ziet, er wat aardig
en Hef uit, ik dos haar een declaratie.''
Ku ik schreef:
Amina mijn.
Lief engel kijn,
Wilt gij subiet de mijne zijn ''
Laat, f eratij n,
Schoon maagdelijn,
't Dan ook gedaan met
Billen zijn .
Mooi. kostelijk, subliem, dacht ik, als ze nu
eens ja zegt 'f
Kensklaps word ik zoo bleek als een dooie
en 't klamme zweet breekt me uit. Ik heb
totaal vergeten dat ik een vrouw, kinderen
en grijze haren heb. Dat komt er van als
de mensch in een inlens-po
iiselien-vemiktheidstosstand komt,!
Natuurlijk is de declaratie niet verzonden.
En nu kom ik uw advies inwinnen, redactie !
Wat moet ik tegen zooveel muzikaal genot
doen'.' Ik acht u zedelijk verplicht voor alles
raad te weten en ommegaand versvacht ik
daarom uw antwoord
Laat ge mij aan mijn lot over. dan zeg ik
op staanden voet mijn weekblad abonne
ment op.
Hoogachtend
Jiiu. v. (VKLLNSTKIN.