De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 28 oktober pagina 7

28 oktober 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 905 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Arbitrage in de zaak van Jacques de Boer contra »het Nederlandsch Tooneel". Justiiia: Meneer DE BOER, ik weet niet hoe de heeren arbiters er over denken, maar ik vind U in elke rol komisch.'' Studiën naar de natuur. L In 't CaféNeuf in de Kalverstraat. 't Is warm en vol een blauwachtige tabaksnevel hangt zwaar en adembelernmerend in 't lokaal bij 't buffet branden reeds een paar lichten. Buiten is't kil, vochtig en grauw. 't Verwarde gegons van stemmen wordt af gebroken door de kleine tikjes van^dominpsteenen, die op tafel worden gezet, of"t geluid van dobbelsteenen op 't triktrakbord; kellners loopen met schokkende stapjes en kromme knieën af' en aan. Voor de ramen op het trottoir slaat een havelooze man?de groezelige, ongeschoren, ingevallen wangen en de holstaande, roodgerande oogen geven aan zijn ongewasscheu gelaat iets ziekelijke. Uit den vetten kraag van een armoedige, dunne, overal gescheurde, groenachtige jas, die te groot en te wijd voor hem is, steekt een . magere hals, haast te dun om 't min of meer te groote, wild be haarde hoofd te torsen. In zijn stoffige pet is een scheur en de klep hangt nog aan een paar draadjes. Op zijn linkerarm draagt hij een twee- of driejarig kind, dat nu en dan zijn gorig roode knuistjes uit den versleten doek steekt, die 't omhult;, en slaperig tegen zijn schouder leunt. Aan de linkerhand trekt hij een jongen mee van zes of zeven, met een opgeblazen, ongezond, bleek gezichtje ; een vies klierachtig ventje met kromme beenen en hoogen rug een toonbeeld van venvaarloozing. 't Knaapje biedt den voorbijgangers met 'n klagelijk stemmetje een vuil, bevingerd doosje lucifers aan, dat ziju vader tot straat venter stempelt, maar een schild is om achter te bedelen. In 't café, vlak voor het vensier, zit een drietal jongelui te bitteren; ze praten over beurszaken en politiek en regeeren van af' hun koffiehuisstoelen heel Europa. Uit de rookwolken van. hun sigaren klinkt hun orakeltaal, luider dan voor anderen uoodig en aangenaam is. llè! zegt de een, zijn staatkundig betoog even afbrekend wat n vuile, vieze vent staat daar op 't trottoir. Ba, wat 'n goor, leelijk mormel heeft hij bij 'm. 't Is 'n schande voor Amsterdam, dat zo zoo'n produkt vrij laten loopen, ze moesten zulke vuile kerel? ergens in een asyl stoppen. Ba! 'n net gekleed mensch is bang als zoo'u indi vidu hom passeert. Vooral voor dames is 't choquant, grin nikt zijn overbuur een lang, blond jongmensch, met een gouden pincenez op. Foei, wat 'n vuilpoets. Z'n toilet is ook totaal gedérangeerd, dat 's afzichtelijk, zoo'n kerel kon tenminste 'n paar knoopen aan z'u broek laten zetten. Vuil volk ! 't Is toch een arme drommel, merkt de derde, een klein, dik, goedig mannetje op, je moet er meêlij mee hebben waar leeft zoo'u man van 'i Wel van de gift! dat's nogal logisch, zegt do blonde. Ja werken vertikken ze; zóó is 't ge makkelijker, merkt de staatsman op en meteen schudt hij heftig van neen tegen 't bleeke jongetje, dat 't doosje lucifers voor de ruiten houdt. Vervelend dat je hier niet zitten kunt, zonder dat die schooiers je op je handen kijken, neen man! en de pince-nez schudt ook een paar maal het hoofd we geven toch niet. De goedige dikkert haalt zijn portemonnaie uit den zak en zoekt naar klein geld. Wou je dien vent wat geven, Charles! 'n Kleinigheid, maar 'k heb alleen groot geld. heb jij ook even 'n dubbeltje Willem? Ben je gek, je moet die schooiers niet aanmoedigen. Neen! en nogmaals schudt de politicus het hoofd neen man! Zeg Charles wees nou niet gek je werkt 't pauperisme in de hand. Och kom', die kerel ziet er zoo hongerig uit en dat schaap is ziek Annórne .... Ga je daar nou waarachtig nog voor wisselen roept de blonde kerel, dat 's ver keerde philantropie, ze verzuipen de duiten toch maar annerne! breng mij nog een halfje pomraerans'. Je wisselt meneer niet, hoor je! Charles heeft zijn pprtemonriaie weer in den zak gestoken hij is suggestibel en wordt niet graag door de anderen voor den gek ge houden. Ze huren die kinderen, d'r is hier ergens in zoq'n achterbuurt een soort van en-gros magazijn, lacht de blonde, terwijl hij een vcrschc sigaar opsteekt. 't Is 'n tinantiëele onderneming van meneer . die wurmen zijn z'n aandeden en jij zou de dividenden mogen betalen, ha, ha, hu! ongepatentoerde bankier! De staatsman schatert om de goeie mop en verslikt zich aan zijn bonekamp. De dikke zwijgt eu terwijl hij in stilte den armen kerel en zijn eigen lafheid betreurt maar geen verdere pogingen doet om den stakkert wat te geven ziet hij hem de straat oversteken en op de stoep van den geldwis selaar blijven staan kijken, voor de ruiten. Meneer leest de koersbericlit.cn. grinnikt de politicus, x.oodra hij weer adem heeft, en de blonde stoot Charles aan, omdat ei1 zoo'n weêiiichts mooie meid voorbijdrontelt, die hem een oogknipje van verstandhouding geelt De vuile armoedige man staat intusscheii voor de, tuiten van den geldwisselaar en -/.iet naar de uitgestalde effecten en loten. Hij kent ze niet bij name, evenmin als de Markscheine. de Kngelsche en Fallische bankbil jetten, die in pakjes gebonden of los verspreid. in de kast liggen Hij weet alleen dat't geld. veel geld is, wat daar ligt, 't Scheefgegroeide knaapje kijkt, op zijn teenen staande, naar al dat geldswaardig pa pier hij ziet alleen dat 't printjes binne'' maar als hij daartiisschen een paar houten bakjes vol gouden tientjes ontwaavt, beginnen zijn oogjes te glinsteren en zegt hij: Vader kijk, gouwe centc, wat 'n boel!" Hadden we dr' maar n dan waren we dr' 'n heel e week uit. dan hoefden we hier niet te loopen maar gappen mag je ze niet en krijgen doe je ze niet. -- Kom Jan, vooruit vraag a n die heer daar of ie lucifers mot, gauw! JUSTUS v.vx MAUIIIK. INGEZONDEN. Muziek in de Hoofdstad. .iait dr Heilaclie! Eenigen tijd geleden ben ik iri een der nieuwe wijken van onze stad gaan wonen, 't Was een _ rustig _en vredig hoekje. Hondenkar en reinigingsdienst zag men er nooit en nmaal per week kwam een agent van politie kijken of de huizen nog wel op hun plaats stonden. 't Was er kalm, heerlijk, idyllisch, paradijs achtig. Eensklaps is die wijk een artisten-kwartier gewoiden. Schuin over me woont een heer die cornet a pistons blaast. Ali die man begint, waant men een olifant te hooren, die zijn allerliefste een aubade brengt, of' 't sloomafblazen van een locomotief' die voor de laatste maal heeft dienst, gedaan en oudroest is geworden. Achter me, links, tracht een jongmensch zich tot, clarinettist te vormen zijn tudes doen me de haren te berge rijzen : 't is alsof een ganzenhoeder bezig is om zijn pupillen, n voor n. den nek om te draaien. Mijn tanden doen zeer van die schrille noodkreten en mijn vensterruiten klagen en steunen akelig mé. Een paar deuren verder spookt een violist. Die art is t haalt geluiden uit de snaren, die iemand nu eens hoog opheffen en dan weder neerploffen. Den eenen keer /weef ik met hem hoog boven den westertoren uit en een oogenblik later buitel ik neer uit meer dan tachtig meters hoogte, met mijn. bol voorover op de straatkeien, zoodat het wonder is dat mijn hersenen niet in het rond spatten. Links naast me woont een gezin. Oudste dochter (weduwe), pa, 'n baby en een jongste dochter. Die mensehen spelen piano. Met duivelsche sluv'heid hebben ze weten uit te visschen op welk tijdslip ik mijn middag-dutje doe en nauwelijks betoont de goede droomgod zich bereid om me in de armen te sluiten, of da.tr beginnen ze. Kerst, speelt de oudste zus, dan de Jongste zus, dan pa. ten slotte baby. Dat duurt, nu al drie maanden lang. eiken avond van half zeven tot half negen. En wat, spelen die men sehen? Nimmer iets anders dan Gillet's Lom du Bal". Loiu du Bal" o bittere scherts van een helsch toeval. Ik waan me in de avonduren waarachtig niet ver van een bal. Integendeel, ik heb een gevoel alsof ik bij Satan op een danspartij was en met ZKd's grootmoeder polkeerde. Aan de rechterzijde woont een buurman die cither speelt. Tokkel T hij op zijn in-lrument, dan toovet'l, mijn verbeelding me vijf inboor lingen van Afrika voor, die bezig zijn de snaren van zeven en twintig pianino's stuk voor stuk te laten knappen. De katten uit de buurt zijn woedend over de haar aangedane concurrentie en hebben getracht den eitherman te overstemmen. Arme. stomme dieren ! Zs konden niet tegen hem op. Z?ven beklagens waardige katten hebben er het laatste lootje bij gelegd, /ij betaalden tol aan moeder natuur en verhuisden naarden poelier; haar gebeente ruste in vrede ! Maar 't ergst is dat ik achter me een gilmensch heb gekregen. Anders gezegd een juffrouw, die zang bestudeert. Aanvankelijk heb ik gedacht dat er een moordhol in de buurt was gekomen. Maar hoe zou zóó iets in Amsterdam mogelijk zijn! Daarop dacht ik aan een clandestine varkens-slachterij. Ook deze meening was onjuist. Ik kwam er achter, dat ik met een aan komende zangeres te doen had. Zij heet Amina en ziet er deksels aardig uit. 't Zou, bij mijn vrome ziel, zonde en jammer zijn als 't mensch zich aan stukken en brokken zong en toch zie ik het, er van komen. Acht maal per (lag. telkens een groot half uur, doet ze mij rillen en beven op mijn fundeering. Soms pak ik krampachtig de leuning van mijn stoel beet. -(iroote hemel,' denK ik, >daar valt iemand van alle trappen!' Mijn hart staat stil van benauwdheid. Onnoodige schrik! 't Was Amiue maar, die zich aan een triller verslikte. Meest heb ik het, gevoel alsof ik bij ,Carrézit en een acro baat, in den nok van het dak zie werken. »Die man moet zijn nek breken' mompel ik dan, maar zie 't gebeurt nooit. Amina over komt, dat ook nooit, dat wil zeggen dat haar zangnek nog steeds heel is. Als ik een ouwe Egyptenaar was en aan de metempsychosis of' zielsverhuizing geloofde, zou ik zeker overtuigd zijn dat Amina na haar dood in een draai-orgel moest veranderen. Ze is even onvermoeid als dat edele instrument Lang heb ik er over nagedacht wat me te doen stond. Ik zal haar trachten te vertee deren", overpeinsde ik, ze ziet, er wat aardig en Hef uit, ik dos haar een declaratie.'' Ku ik schreef: Amina mijn. Lief engel kijn, Wilt gij subiet de mijne zijn '' Laat, f eratij n, Schoon maagdelijn, 't Dan ook gedaan met Billen zijn . Mooi. kostelijk, subliem, dacht ik, als ze nu eens ja zegt 'f Kensklaps word ik zoo bleek als een dooie en 't klamme zweet breekt me uit. Ik heb totaal vergeten dat ik een vrouw, kinderen en grijze haren heb. Dat komt er van als de mensch in een inlens-po iiselien-vemiktheidstosstand komt,! Natuurlijk is de declaratie niet verzonden. En nu kom ik uw advies inwinnen, redactie ! Wat moet ik tegen zooveel muzikaal genot doen'.' Ik acht u zedelijk verplicht voor alles raad te weten en ommegaand versvacht ik daarom uw antwoord Laat ge mij aan mijn lot over. dan zeg ik op staanden voet mijn weekblad abonne ment op. Hoogachtend Jiiu. v. (VKLLNSTKIN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl