De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 4 november pagina 0

4 november 1894 – pagina 0

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 906. r de bünrt zyn, wordt gezwegen. De onlust neemt toe en gaandeweg wordt de gang der soldaten zoo loom en slepend, dat het bataljon iets van een drift koeien begini te krijgen. »W«t'een lynentrekkers!" roept er een bij de Ie kompagnie, wien 't gemopper verveelt; »Allo, Broekman, laat je's hooren!" En een ander: «Vooruit dan Broekman, luie sok! Moet jij van daag weer voor niks den kost hebben ? Gediend moet er worden!" En Broekman kan niet langer weigeren. Uit zjjn broekzak haalt hij een gebro ken baarkam voor den dag, waarover een strook papier gespannen is; hij zet het instrument plat tegen de lippen en brengt zingende eenige schelle tonen voort, die aan de reveille doen denken. De sergeant-majoor vermaant tot stilte, maar de kapitein ziet glimlachend naar den muzikant en vraagt den sergeant-majoor om »wat vuur". Broekman weet genoeg en begint: »Dames en heeren van de milleteeren ! Ju zelt nooit gezien hebben, wat je hier zelt kommen te zien. We beginnen van avond maar ineens met de laatste voorstelling, omdat die altyd 't mooiste is. Heeren, burgers en boeren, je zelt je geld niet beklagen; poenen mogen der vanavond ook in voor dubbel geld en alle soldaatjes voor de helft. Als je t nog nooit gezien heb, dan moet je nou komen en en kijken, want de artiesten bennen nou allemaal afgeëkseerd, en politieken (burgers) gebruiken we niet meer, omdat die geen pas houden en alles verkeerd doen. Kom binnen, kom binnen, alle lieve meisjes voor half geld zonder ankijken en alle officieren voor niks op de eerste bank. We geven »de fourier in draf of de leege broodkist," een stomme komedie, die heelemaal gezongen wordt. Kom binnen, de lichten gaan op en de muzikanten eraf. Trarara-boem, boem, tratrara-ta-ta-tsing-tsing, boem." En dadelijk valt een heel koor in, allerlei instrumenten nabootsende en dissonanten voortbrengende om van te water tanden. Componisten van den »zooveelsten" rang zijn zelden oorspronkelijk: de vage of verwarde melodie krijgt vasten vorm en wordt eindelijk door velen herkend en meegezongen. Uit hon derden kelen klinkt het: «Strijdt, broeders, voor het laatste En we gaan naar de kamp van Zeist, faldora" enz. En dacapo, drie, viermaal. Den laatsten keer komen er achter uit de kolonne andere klanken tusschen, die sterker worden; midden in den iaatsten regel breken op weinigen na, alle zan gers af, om als op een afgesproken teeken het lied mee te zingen, dat daar bij de '2e kompagnie aangeheven werd: «Onze officieren, die zijn voorwaar niet kwaad, Daarover hebben wij geen kla-k a-gen. ..." Nu zit .er slag in; d> slappe knieën worden weer gestrekt, de verhitte gezichten zijn er wel niet op bekoeld, maar staan nu levendiger ; ofschoon er niet in den pas gemarcheerd wordt, is er toch meer regelmaat in den gang gekomen en het tempo is wat versneld. Met bijzondere opgewektheid zet een jong korporaaltje het vierde couplet in: «Adieu dan meisjes al van die schoone stad, Wij moeten u nu gaan verlaten ..." en 't is hem aan te zien, dat hij zich roeit als h\j de slotregels zingt: »A1 met ons geweer en ons wapen in de hand, Zoo strijden wij voor vorst en voor ons dier baar vaderland." Nu is Piet Hein aan de beurt: niet meer dan een of twee coupletten zyn algemeen bekend, maar dat verhindert niet, dat er vele gezongen worden. En als ieder er genoeg van beeft, hou den eenige HethebbeiS den zang in leven door het laatste woord te rekken: »vloo-o-o-oot!" en dan weer in te vallen met »Die heeft gewonnen", wat ze kunnen volhouden zoolang zich nog zangdriftigen of sleurvolgers op sleeptouw laten nemen. Een oogenblik pauze. De een of andere Broek l man, professioneel grappenmaker zijner kompagnie, i laat zich intussehen nog eens toejuichen, de l hoorders zijn nu niet veeleischend. Daar begint een zeer hooge stem : »Ja, op die bergen, daar woont mijn zoetelief'. De zanger is bij het refrein begonnen en heeft zoo hoog ingezet, dat hij 't niet kan volhouden. Daar weten anderen raad op; een paar middelstemmen nemen de leiding over: »Als wij marcheeren (bis) Als wij marcheeren die bergen op en neer." Is ook dit lied uit, dan ontstaat weer een pauze niet alleen omdat de kelen droog worden, maar ook omdat het repertoire zoowat afgewerkt is. »Van den keizerszoon" stelt er een voor, maar verschillende stemmen, protesteeren : »Die is in de reparatie." »(leen ouwe bullen, asjeblieft." »Kom, Bakker, een mop, jongeheer! Laat je non niet kennen." Wees maar niet verlegen, lialikertje, omdat je een Hagenaar bent; we vertellen het niet aan je moeder, hoor!" «Neen, jongens, dat is het niet, maar 'k heb niks meer. Ik zal Zaterdagavond eens naar do markt gaan om wat nieuws te hooren." »Juist, kapitein," zegt luitenant Hooghuizen, »zoo meende ik 't ook. Ons leger is niet populair genoeg, anders hadden we meer en betere soldaten liederen. En ook: onze dichters kennen den soldaat en het soldatenleven niet genoeg van nabij." J. M. umi i mm immmmii mui iiimimmmiii iimim m iimii m Pierre Larousse en zijn dictionnaire. Onder dit opschrift spreekt een chroniqueur in de Debat* over het standbeeld, dat te Toucy, in het departement Yonne is onthuld voor Pierre Larousse. De mannen van de pers zijn een beetje verlegen met deze onthullcrij, die door den minister Leygues in hoogst eigen persoon zal geschieden. Want de Grand Dtctiunn/nrc U>t.rersel du dix-neuvième siWe is voor de Fransche journalisten wat het rijm-woordenboek voor de dichters is: de slechtsten gebruiken hem het meest, en de goeden willen daarom niet gaarne erkennen, dat hij hun diensten bewijst. Niet iedereen is Coppée. La méfianee des Larousse, zoo zegt onze chroni<iueur, est Ie commencement de la sagesse. Of, anders: Les La rousse et les livres similaires, c'est Ie »Hon Marcbé!" des intelligences. Laat ons het maar ronduit zeggen in bet Ilollandsch : Laronsso en zijn gelijken zijn de onvermijdelijke ezelsbruggen voor den journalist. De slechten gebruiken hen zoo, dat zij het lichaam van het verlangde arti kel onveranderd overnemen, de conclusie juist andersom trekken dan Laroussn dat deed, on er een aanloopje aan maken uit een ander artikel. Dat op die wijze veel couranten m Frankrijk ! - vol komen, en veel zotheden worden gezegd, mo gen wij uit solidariteitsgevoel met onze collega's eigenlijk niet verklappen. Maar het is toch zoo. Ook zou menig député, die in de baast nog een speech moet gereedmaken, zijn taak belangrijk zien verzwaard, indien bij Larousse niet bij de hand had. Want hij rekent op hem als de astronoom op zijn sterrekijker. De vulgarisatie der wetenschap is in de oogen van wie zich een wetenschappelijk cachet willen geven, altijd een verdacht werk, en de minister van onderwijs verkeerde dus niet in een aangename positie toen hij Larousse moest prijzen. De democratie was er zeer geschikt bij te pas te brengen, maar zijn autoriteit als man van ontwikkeling liep er gevaar bij. Enfin, zegt onze Franschman : »de mensehen die een monu ment hebben gesticht, verdienen wel dat hun ter eere er ook een verrijst", en al is het waar dat een kleine catechismus, of een leekenbrevier heel wat meer inhoud heeft dan een groote encyclopedie, de minister mag dat toch niet zeggen: »on lui jetterait la tête tous les Larousse. Il ne s'en relèverait pas." Dat is een troost! Is het wel bekend, dat Larousse een voor ganger had in drn papa van Victorien Sardou ? In zijn een en negentigste jaar is deze oude heer nog maar een paar weken geleden komen te overlijden. Van een standbeeld van hem is echter geen sprake. Zoo zien wij : hoe een dank baar nageslacht zich ook uitslooft, om de mannen van beteekenis die zijn heengegaan, te eeren, er blijven er altijd nog over, die gepasseerd worden. Nog n bijzonderheid : Laroussa heeft ook geschreven een Tru'téde la ver.fific i ion frati^aise en een Oymn'i^t que intellectiieUe, in drie deelen. Of er meer dichters en genieën om zullen komen in Frankrijk 'l iiiiiiiiinnniinii IIIIHIIIIIIIIIIIIIIII 'natzcnb&n. Aan de Redactie. Naar aanleiding van hetgeen uw correspondent, J. 11 K., in uw geëerd Weekblad van '28 October 1.1. onder eene schets van Charles Rochussen over de firma Hart schrijft, zij het mij gegund dien schrijver eenige betere en zuiverdere inlich tingen hieromtrent te verschaffen. Nooit heeft wijlen mijn Vader II. Neville Hart ter vereffening van rekeningen waterverfteekeningen van den grooton kunstenaar ontvangen, hetgeen nog te bewijzen valt uit onze boeken, waaruit blijkt, dat deze rekeningen steeds op de gewone wijze werden voldaan. Vereering en liefde voor kunst en kunste naar waren voor mijnen Vader geheel afgescheiden van handelsbetrekkingen en ik kan u met groote voldoening verzekeren, dat de betrekking tusschen ('barles Rochussen en mijnen Vader steeds in die jaren van zeer vriensehappclijken aard was, hetgeen ook duidelijk blijkt uit het hiervolgeud schrijven aan mij gericht bij het afsterven van mijnen Vader. Rotterdam, If> Dec. IS'.lt). l her! »De droeve mededeeling van het afsterven >van uw zeer geacbten lieer Vader heeft mij «/eer getroffen. Ik bad veel jaren het genoe>gen met den overledene in vriendschap te »verkeeren. liet voorrecht hem lang in ver«eering te mogen bezitten, blijvo aan u eene «herinnering, en trooste u met uwe geachte -familie. Hij toch, beeft een arbeidzaam en «krachtig bestuur aan zijn veelvuldigen arbeid ?«gewijd, e:: was met ieder die in vriendschap ?>en betrokking verbonden wa.s een voorbeeld. ?Mogo uwe geachte familie het geluk hebben, -lang te /amen gespaard, in eerbied zijn aan denken ie. bewaren. Mijne meeste compli menten van rouw verzoekende, heb ik de eer «hoosrachtend te teekenen, U D. Dr. IK. g. C. RcH.'111'ssKN. Het cenigo waarin uw correspondent in dit gedeelte van zijn artikel met juistheid was inge licht is, dat H. N. Ilart's erfgenamen zeer zeker de stukken in hun bezit van den beroemden kunstenaar bewaren en in eere houden. Met de plaatsing dezer regelen in uw eerst volgend nummer zult u zeer verplichten Uw Dw. Dienaar, Joira WAF-TEK HART. Individualisme. »Geen individueelemaar een samenlevingskunst" verlangt den heer Andrc Jolles. _ Dat de kunst wortele in het leven, dat de artist zich inspireere op zijne omgeving? Veel meer dan een frase is dit niet. maar ik vrees, dat de delinitie van samenlevingskunst door hare grootste bewonderaars zelfs niet zal gegeven worden. De geheele onderscheiding door den heer .7. onmiddelijk in verband gebracht met arbeiders en bourgeoisie, komt mij voor, niet op het terrein der kunst thuis te behooren en overgewaaid te te zijn van dat der sociolologie, waar de cam pagne tegen het individualisme in vollen gang is. Maar indien men zich gerechtigd gevoelt, in de kunst een dergelijke onderscheiding te maken, dan geloof ik, dat het niet in het belang van deze is, de individualistische kunstenaars in den kring der samenlevings-artisten binnen te dringen. Of is de zin hiervan deze, dat de artist niet slechts dat behoorde uit te drukken, wat hem allén bevredigt, maar ook in zijn werk rekening moest houden met de samenleving? Gelooft men, dat er betere resultaten zouden verkregen worden, indien hij ook rekening hield met wat anderen bevredigde en hem niet"? Of deze, dat de kunst moet toegepast worden op datgene, wat door vermenigvuldiging, of door bestemming onder het oog of in handen van velen moet komen ? (ielooft men, dat er betere resultaten zouden verkregen worden indien dat meer geschiedde? Ik herhaal de vorige vraag, want ik weiger een ander terrein te bei reden, dan dat der kunst zelve en wil mij niet verdiepen in de mogelijk heid van verhooging der algemeeno kunstzin of dergelijke. De vraag, waar het vooral op aankomt is deze: welke omstandigheden kunnen de kunstwaarde verhoogen van wat uit 's kunstenaars handen komt? Het eenige algemeeno antwoord, wat ik hierop kan geven is: geef hem vrijheid, om zich in zijn individualiteit te ontwikkelen. Het beste wat een gegeven artist zal kunnen tot stand brengen dit kan men a priori zeggen zal in zijn indivualitoit ontstaan en de afspie geling er van wezen. Derhalve wil ik ontwikkeling van die indivi dualiteit bevorderen en dat kan niet beter gedaan worden, dan door vrijheid te waarborgen. Ik acht groepeeringen van jongeren hiertoe niet dienstig, daar in die groepen meer tyrannie dan vrijheid beerscht. liet isolement, waartoe de jon geren later toch komen, is een gunstiger terrein voor den groei van eigen kracht. Men kan het individualisme niet zoo maar als een oude schoen van zich werpen : het zit in ons, het in het product van onze geheele bescha vingsgeschiedenis en ik geloof, dat na den dcmocratischen tijd, dien wij doorleven, het /i eb weer in volle kracht onder eigen vlag zal doen gelden. Periodes toch als de onze, waarin men de menschen van het standpunt hunner gelijkheid beschouwt, worden gevolgd door andere, waarin men hen van dat hunner ongelijkheid beziet. Onder kunst heersche die ongelijkheid altijd. 3XT. De Vrouw in den Bijbel DOOR C. E. VAN KOETSVELD, Scbrjjver van de Pastorie van Mastland." In praclitbanil f 3.75. De sierlijkste is de onlarg< verschenen VERJAAR DAG KALENDER bestaande uit 13 bladen naar aquarellen van de bekende Frl. VON NIEÜBRHAUSEKN" in de meest artistieke uitvoering. Verguld op snede f 1.60. Voorhanden in eiken Boek- en Kunsthandel. Uitgave LENTZ & DE HAAN, Utrecht SCHOUTEN m VOSKÜIL Leidschestraat 75, Amsterdam, Schilder-en Teeken behoeften <§lie- en jjfateiverwen. Groote keuze Voorwerpen om te beschilderen. 95 pCt ONDERLINGE 95 pCt. ?S Levensverzekering van Eigen Hulp. «S Gevestigd in het Gebouw van het Genootschap : KORTENAARSKADE 3, 's-G R AT E N H A G E. Directeuren : J. C. VAN G O E N S en J. II. S CII U IJ L E N B U R G. Wiskundig Adviseur : Dr. A. J. VAN P E S C II, Reservefonds ruim Drie Millioen Gulden. Verzekerd kapitaal f ?,.V<SO.OUO. Verzekerde rente f 36S,OOO. Geen Aandeelhouders. liet overschot wordt nu nog om de 5 jaar, later ieder jaar voor 1)5 pCf. teruggegeven aan de deelnemers, ook al zijn die j;eeil Hd van de Vereeniging Eigen Hulp." Het recht op die teruggaaf gaat in met het sluiten van. het contract. Voorbeeld van teruggaaf over het tijdvak 1885/89: Eene dame, oud 68 jaar, stortte een kapitaal groot / 1G74.?, en geniet daarvan jaarlijks ren lijfrente van / 200. zijnde 12 percent. Zij ontving na 5 jaar /' 200.72 of per jaar /' 40.14 terug en maakte dus in het geheel een rente van ruim 14 percent. Reglement, Tarieven en verdere inlichtingen te bekomen ten kantore der Directie Korteiianrskade 3. Tarieven en inlichtingen bij den Hoofdagent T. GREIDANUS, Jacob van Campenstraat 27. OPOERICHT A«°1782 MEDICINALE LEVERTRAAN VAN J. Ten Doesschate te Zwolle, zoo gunstig beoordeeld in de Geneeik. Courant en het Pharmac. Weekblad door Prof. II.WEFERS BETTINK te IJtreo.ht, aanbevolen door vele Doctoren, is in maat houdende flesschen verkrijgbaar in: DE BEKENDE DEPOTS. Men wordt verzocht op den iiaani te letten! Depots te Amsterdam: Jacob v. Campenstr 33, firma W. HEINDEHS; St. Luciënsteeg 7, firma M.FRANSSKN; Nieuwend.205, iirma B. BKKNS; Nieuwend. 62, iirma Gebrs. MKIJST; Paleisstr. hk. Singel, firma CIIKISTIAAN ANNKIIAKN; Korte Prinsengr. HO, firma II. KALT.HNIDKN; Gr. Wittenburgerstr. 11, iirma J. A. G. ScuKi'p; Van Woustraat bk.,lan Steenstr. iirma A. F. I>K BEUWN; Von Zesenstr. 57,firma\V.BosMAN NIEUWEJPANS. . HEIMBIM w E. mm, Van i Vijf' NoreHen. Vertaling van HEI5M1XA. Prijs /-2.35. Gebonden /':>.S5. Een bundel Novellen van deze beide geliefde schrijfsters zal aan velen wel kom zijn. PI. ROSEGGHUacoli, te laatste. Vertaling van HERMIXA. Prijs / 2.25. Er zijn tegenwoordig maar weinig Duitsche schrijvers, die zoo plastisch, zoo humoristisch weten te schilderen als ROSEOCJER, die ook ten onzent meer en meer bekend begint te worden. Uitgaven van P. GOUDA <t»UINT, Arnhem. lieden verscheen : MARK TWAIIM Torn Sawyers Reisavonturen, Uit het Engelsch door M A R I, Y, Met talrijke ILLUSTRATIËN. Prijs /-1.50, geb. ?1.90. Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl