Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 907
3570
19000
10200
4800
6300
8300
4000
2900
1400
8000
5100
1600
2000
Landbouwers met ruim 2750 man
Mijnwerkers 520
Koks, bakkers enz
Typografen enz
Metaalbewerkers, machi
nisten en dergelijken...
Metselaars en andere
steenen glasbewerkers
Schoenmakers en andere
leerbewerkers
Kleedermakers en aanver
wanten
Timmerlieden, meubelma
kers en andere houtbe
werkers »
Schilders, vergulders etc.
Arbeiders bij het vervoer
wezen, ook zeelieden...
Slagers..
Bedienden in café's, hotels
en dergelijken
Handelsbedienden
Huisknechten en oppassers
Colporteurs ^uw
Ook de beroepen waarvoor meer ontwikke
ling of talent noodig is ontbreken in de
toevluchten niet.
Zoo werden er in 1893 opgenomen:
274 leeraren en onderwijzers.
398 teekenaars.
352 notarisklerken.
20 architecten.
61 landmeters.
1767 (zeker niet van de meest vertrouwbare?)
comptabelen.
47 studenten.
14 letterkundigen.
4 ingenieurs.
28 journalisten.
Eindelijk is ook de kunst er vrjj ruim ver
tegenwoordigd dcor:
137 dramatische artisten.
43 lyrische
71 musici.
12 pianisten.
Op 't oogenblik bestaan er te Parijs negen
van deze toevluchtsoorden, waar kosteloos
nachtverblijf en bij aankomst en vertrek soep
of brood wordt verstrekt.
Twee ervan, die van de quai de Valmy en
van de rue du Chateau-des Rentiers (bittere
ironie deze naam !) zijn gemeentelijke inrich
tingen waar alleen mannen worden opgenomen.
De Ilospitalitéde Nuit' heeft vier asyls:
rue de Tocqueville 59, boulevard de Vaugirard
14, rue Laghouat, 13 en boulevard de Charonne
122 ; deze ontvangen ook vrouwen en kinderen.
Eindelijk heeft de ,SociétéPhilanlhropiqtte"
drie toevluchtsoorden alleen voor vrouwen en
kinderen ingericht in de rue St. Jacques 253,
rue Labat 44 en rue de Crimóe ICO.
De gemiddelde kosten per nacht en per
gast bedragen:
voor de gemeentelijke asyls 21 cent (Holl.)
, die der Hospitalité21
,, * Soc. Philantr. 30
Onder de uitgaven zijn begrepen de kosten
van ligging, voeding en ontsmetting der
kleederen. In de gemeentelijke as-yls geschiedt
de outsmetting door heete-lucht-ovens op 110
graden die alle ziektekiemen totaal vernietigen.
Ook particulieren kunnen hunne besmette
goederen hier laten desinfecteeren.
De asyls verschaften aan de meest
behoeftigen ook kleeding en schoeisel. De
Hospttaliiéheeft daartoe in elk harer huizen ateliers
"voor reparatie ingericht, waar nieuwe of ver
stelde kleeren en schoenen worden uitgereikt
in plaats van de gedragene die dan weer wor
den opgeknapt voor de nieuw aankomenden.
Dat het jaargetijde op de levenswijze der
ongelukkigen die bij deze instellingen een
toevlucht zoeken grooten invloed heeft spreekt
van zdf en springt dan ook uit onze stati
stiek duidelijk in het oog: In de
gemeenniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii
telijke asyis bijv. bedroeg in December en
Januari het aantal gasten ruim 5400 en 6400,
in de overige maanden beweegt dit cijfer zich
tusschen 3000 en 3800.
Hoe treurig welsprekend zijn de cijfers die
ons hier bezighouden!
Ruim 140000 mannen, bijna 16000 vrouwen
en meer dan 3200 kinderen die, zonder deze
instellingen, niet zouden weten waar zij des
nachts het moede hoofd zouden ter ruste leg
gen, welk een zee van jammer ligt er in deze
nuchtere cijfers opgesloten, welk een bittere
aanklacht ook tegen een maatschappelijke
organisatie, waarvan de werking zooveel
bezinksel op den bodem achterlaat! Voeg
daar nog bij de bevolking der gevangenis
sen, de mannen en vrouwen die den nacht
doorbrengen in bandeloosheid, de talrijke
zwervers die zich behelpen met banken en
portieken en eindelijk heel die breede laag
van lieden welke verblijven in slaapsteden van
het minste allooi of slechts een ellendig kr< t
tot eigen verblijfplaats hebben, en men zal mij
moeten toestemmen dat voor een zeer aan
merkelijk gedeelte der burgers de vrijheid maar
bitter weinig waarde heeft, terwijl gelijkheid
en broederschap slechts klanken zijn die
bij hen alleen wrevel en ergenis kunnen
wekken.
Is het wonder dat het in steden als Parijs
en haars gelijken altijd rookt en rommelt als
voor de uitbarsting eener vulcaan?
Socius.
Gerhart Hauptmann.
n
Ik wil nu nog, in zoo weinig woorden moge
lijk, trachten te zeggen wat ik van «Einsame
Menschen" denk, daaraan verbindende, waar 't
te pas komt, eenige beschouwingen over de op
voering door liet gezelschap Chrispijn.
Allereerst is noodig, waarmee ik eigenlijk dit
opstel wel had mogen beginnen: een karakteris
tiek van Hauptmann, zooals ik hem thans zie.
Zeer jong man (hij is nu eerst 3,'i jaar), en
Duitscher, opgevoed bij Je gezegende
gevoelsbreipotten van de Gartenlaube, in een tijd van
eenigszins benauwende geestdrift »für's Deutsche
Vaterland", waarvan hij de wording en de groote
momenten ('G(>, '70) eigenlijk niet had bijgewoond,
is hem en den meesten intellectueele jonge
Duitschers van nu, deze dweeperij en dit wecöidea
lisme (»luitenants en maneschijn") ten slotte toch
wel wat machtig geworden, hoe 'n robuuste maag
ze voor die dingen ook bezaten. Zij hadden ook
iets meer geleerd dan hun vrome vaderen, die
zich voornamelijk zoo »stramm" hielden, omdat
alle Franschen zoo los waren.
Maar dit nieuwe geslacht, dat grooter begrip
en minder haat had, en niet alleen leven kon van
reactie en vaderlandsliefde en Bismarck-vereering,
keek over den muur van 't benauwde Duitsche we
reldje, trots 't verbod der oude »Biedermiinnerv, die
hen aan de beenen trokken .... keek rond naar
wat anders op aarde dan Gartenlaube en mili
taire braafheid hun geven konden, .... omdat
een mensch toch iets moet hebben om op te leven.
En zij vonden toen, wat ieder op't einde dezer
eeuw nog gevonden heeft: niets positiefs, maar
wel groote begeerte naar zoo iets.
Frankrijk was 't sterkst in dat begeeren, en
had 't gedeeltelijk ook al weer opgegeven, uit
moedeloosheid, omdat 't zoolang duurde en men
er zoo weinig aan heeft voor zijn kleinkinderen
i te verlangen. Die kunnen dat voor zichzelf doen
i en intusschen doet men wél 't zich hier maar
ititiiiimiimmiiiMiiiimiMttii
uit: »Moetje! Moetje!" In 't begin snikte zij
wel eens, als hij zoo deed, maar later niet
meer; dan drukte zij hem maar tegen zich
aan. Ik heb haar weinig kunnen helpen,
ofschoon ik tot alles bereid was; zij wilde
alles zelf doen, en hij wilde van niemand
anders weten."
»Nu," verklaarde de huisdokter, »dan heb
ben wij klaarblijkelijk te doen met een koorts
achtige overspanning van het geheele gestel,
teweeggebracht door opgewondenheid en ge
brek aan slaap. Ik moet haar in de eerste
plaats kalmeeren en dan za! het, hopen wij,
verder niets om het lijf hebben." Hij onder
zocht de zieke, schreef een recept en kwam
hoofdschuddend terug: »'t Heeft haar toch
sterker aangepakt, dan ik dacht; de koorts
is vrij hoog en haar geest rusteloos in de
verbeelding, dat het kind nog lijdt. De
ziekte zal in de eerste dagen alle
kenteekenen van een kleinen typhus vertoonen ; maar
ik zeg u uitdrukkelijk", dat u daar niet be
vreesd voor hoeft te zijn; alleen wilde ik
haar, om het hoofd een weinig te verkoelen,
het haar afknippen, als u er niet tegen hebt.
Zij is jong en overigens gezond, zoodat het
gauw genoeg weer zal aangroeien."
Hij trok de schouders op: .->Als u 't noodig
oordeelt!" En de dokter voegde er bij: »\Vij
zullen het doen, als de morphine gewerkt
heeft; in den slaap hindert het haar niet."
Het geschiedde. En nu volgde een zwaar
ziekbed. In 't begin ijlde zij veel en weerde
denkbeeldige vervolgers van haar kind af;
later werd zij onverschillig; het duurde drie
weken, eer de dokter op zekeren ochtend
tot haar man zeide: »Xu kunnen wij haar
als genezen beschouwen. Zij slaapt vast en
rustig, en als zij ontwaakt, zal zij zwak,
maar volkomen helder van geest zijn. Maar
dan ook vóór alle dingen: rust!"
De ander schudde echter het hoofd en
antwoordde: »U moogt /.eggen wat u wilt,
dokter, maar ik weel toch een leven, dat
haar meer goed zal doen dau alle moge
lijke rust."
En toen zij ontwaakte, zat haar man vóór
het bed; maar door do deur kwam het trap,
trap, onbeholpen, maar zonder vallen, en
liep naar haar bed: liet vleide zijn kopje
tegen haar hand . .. Dat was de kleine, niet
zijn zweepje, met zijn guitigen krullenbolen
met rechte beenijes. Toen omvatte zij met
n arm haar man, met den andere hun
kind, en zeide, in snikken uitbarstend: »(.),
God! wat ben ik gelukkig!"
Nog drie weken later en zij zat voor 't
eerst weer vóór haar toilettafel. Hij had
haar langzamerhand voorbereid, en zij was
j niet zonder een lichten, vrouwelijkcn schroom
vóór den spiegel gebeden: het haar, dat
sinds die angstige dagen op haar schedel
was gegroeid, was weelderig, trots zijn
kort| heid, en fijn als weleer, maar .. . zilverwit.
Zij bekeek zich en keerde zich glimlachend
naar haar man: »Zeg, 't slaat werkelijk niet
leelijk; maar ik zal het toch wel moeten
| laten verwen, anders zeggen de niensehcii,
dat je een oude vrouw hebt."
»jSFeen.'' antwoordde hij, -je kunt mij geen
i grooter genoegen doen, dun door liet precies
te laten zooals het is; want dit is het cehle
Edelweiss, in zelfopofferende smart ?rewas:-en,
en zoo vaak ik het aanzie, zal ik bedenken.
wat je om mijn- en zijnentwil hehi uitge
staan.v
Zij blikte met glanzende oogcn tot he;u op
en verborg het gelaat aan zijn borst, terwijl
hij teeder haar hoofd streelde.
zoo bebagelijk mogelijk te maken. En dat hadden
vele Franschen gedaan.
Maar de jonge Duitschers begrepen dat niet
en wilden dat niet, eerstens omdat zij nog pas
begonnen, maar ook wijl in hun Germanennatuur
misschien iets was dat het onvoldaan begeeren
langer uithield en daarenboven een
onoverwinbaren afkeer had van
het-zich-hier-gemakkelijk-maken.
Nadat ze dus een tijdlang gekeken hadden
altijd van zich afscheppende tegen wie hen in 't
kijken wilden hinderen gekeken met allen
ernst en hoogachting en niets meer van dien groven
deugdzamen afschuw hunner soldatige vaders en
ooms, die> in eiken Franschman den duivel meen
den gezien te hebben, toen dan wendden ze 't hoofd
in een andere richting, naar het Xoorden.
En toen zagen ze Ibsen, en achter hem de
gehoele Scandinavische en Deensche beweging.
Die was hun eigenlijk sympatieker, iets meer
van hun ziel was daarin. De menschen daar ver
langden niet minder hevig of wanhopig dan in
Frankrijk, maar 't uitte zich levenskrachtige!',
veel minder a priori twijfelend en vooral: er wa
ren er minder die 't zoeken hadden opgegeven
om in gesystematiseerde gewoonte-wanhoop rustig
zich dronken te drinken en in 't vuur te spuwen.
Daarom, omdat Ibsen en die anderen, maar
vooral Ibsen, uitspraken wat lun benauwde en twij
felde met hun twijfel, liefhad wat zij beminden
en niet hen krenkte door ^überlegen" cynisch te
glimlachen om hun naïve wanhoop, werd hij hun
profeet en meester.
Toen zij van den muur zich lieten zakken en
zelf wat begonnen te graven in 't Duitsche
zuurkooltuintje, toen merkte men dat er allemaal
kleine Ibsens en lïjürsons aan 't werk waren.
Hauptmann, Halbe, Land, Sudermaun allemaal
spraken ze over Waarheid en Leugen, over Schijn
en harde bittere Werkelijkheid en dat de toe
standen, de verhoudingen zuiver moesten worden.
En zij copiëerden alvast zuiver hun meesters,
gaarne ook in dat element, dat deze zelf weer
van de Franschen hadden: 't naturalistische, de
liefde tot de dingen, zooals ze er uitzien in hun
bloote vormen. Vooral hierin volgden ze gaarne,
zei ik, dewijl juist dit in verschillende opzichten
hen bevredigde. Want 't voldeed hun reactie-lust
tegen de meer genoemde
Gartenlaube-beurzeperen-moraal, hun heftige behoefte tegen die din
gen opzettelijk te keer te gaan en 't bevredigde
ook hun artistieke neigingen. Dat deze evenals
bij de Franschen naturalistisch waren is zeker
niet te verwonderen, eerder dat ze zoo laat zich
lieten gelden in het land der natuurwetenschap
pen, waar 't materialisme is uitgevonden en B
chner woont.
De Duitsche -schiichte Frommigkeif'of >fromme
Schlichthcit" en de afkeer van het AVelsche
Treiben'' moet wel groot geweest zijn, en de voorhan
den artisticiteit verbazend gering, dat het zoo
lang geduurd heeft eer de Duitbcher.s mee gingen
drijven met ecu kunststrooming, waartegen nu een
voudig (jecu oproeicn was, daar tot haar geweld
bijdroeg het gansche geestelijk leven van den
tijd: de vooruitgang der natuurwetenschap en
de verwachtingen van nog veel grooter ont
dekkingen, verzwakking van het geloof, dat nu
voortaan overbodig scheen, hernieuwde invloed
der laatst achttiende eouwsche scepsis, over de
Romantiek heen, ontstaan van het positivisme,
materialisme enz. enz. al die dingen, zoo dikwijls
opgeteld, nietwaar?
Als dat alles zonder invloed op do kunst ge
bleven «-i», zou 't wel een mirakel geweest zijn ;
en dat de Uuitschers zich zoo lang tegen die
drijveni'e krachten hebben verzet, is tot groote
schade van hun kunst gebleken.
Maar nu 't eeniuaa- los kwam, werd 't ook
geweldig en mateloos en zeer bombastisch. Zie de
manifest n en programs van de .Fivie Uühne"
uit de eerste jaren.
Natuurlijk werd men nu plotseling
u>trarealisiisch en werkte met de verste
wetenschappi lijk;; hypothesen, zooals de
crfj'ijkh-idstheorio. alles op een jongensachtige, heftige
manier, moer uit drang naar reactie, dan uit
zelfbewuste klare behoefte tot actie.
7.i\o ook was hun j/hilosophie: extract van
Ibsun en Bjürnson, wiinig bezonken. Dat een
monseh zij u eisicn individualiteit vrij moet maken
van wat oorspronkelijk en later zich er aan heeft
vastgezet en niet tot zijn wezen behoort, dat
ieder de verantwoording voor zijn eigen leven
draagt en dat. terwiile van een waar. echt vrij
leven, men niets ontzien mag, eerwaardige tra
dities niet, noch de piëteit, die men voor anderen
;:ou willen toonen.... al dit wordt in die werken
der jongeren betoogd, en alles eenigszins
ploertiglüftig CA iloUnl'lïe, . . . niet als ernstig resultaat
van veel gepeins, maar meer om anderen,
ouderwotschen, te hinderen.
(Slot roigl.') F. (!. ,Ir.
Muziek in de Hoofdstad.
IV bezoekers1 van den StaiU-Schouu'burg hebben
ecu 1( .-je in de ouee geschiedenis u'diad bij de op.
voering van .;<.v./,// ,-,i :ij?n ////,,?//,.,/« \ au Ménnl.
I),! werk (ii.-rii.ucr;, dn* Jiog eetiiü'szins aan de
.f'ransel.e .l/./s/r',v.\- uit. de middeleeuwen en het
Italiaanschu f'1,???/',?/?? van de IGe eeuw.
Tus-cheii tin en een vroeger werk ,S//V/AV//-Ï.'
heeft, een veheeU1 s1 ijlvi randeniig bij .Méliui plaats
e'el'ad. U a:'c; liet in 'i:; werk \ oor;i: a>' vrije si
rooinhur en de pa'-sie die op te merkeu vielen, iu
./ '?/,/' heeft. Méiiul /.ii h zelf meer aan i auden
ge!eu'>f, et: Willen teoni ?! ;,an hen Jie hem zoehten
af t,e 1)1', !.:?;. L::h ',\'\ eonl rapnnel ,s< [ie s1i;il;ën
^ein-iaki had (n d:a hij ook in lichten en beviilügeu
.stijl kon s;.:hi!jven, xuo'iU o. a. ouk uit /'//Y//O
liiiiki ; e; n w.;k iU' hij sc'nv.'f in iiRVoiuMüg van
de lt:.lia:;iL.-('h<: Opei'.'i-l-'.illU en duf hij onder den
]i;;,':iü'-.'CL cc;, i t;.';:i;:u-cli componist liet
Ojivoer'ii. lic! ji'i;ii!ck !:.v 'T werkelijk in, en vond
d':^ ;;".''( n cc n l ?;;', :;u',:i , ' !kc iiicioilirn kon schei ipen.
i'Mo; / 1 Weer ;}?-',. ei i'.e m\st le-atie ii i van
(ien [aai -,! eil T;e ; :[;;'; er; !.
'!;.: !. \ e;.i /. .-vi.r e,,; in het nad'cc; ^, an .\!c!in!
ge wei -t il,n hij zieh-vi.11 herzien iieefl, want in
7'...-y.// valieii I'.LH i:ia/.;ualcn lioordi r tal vau schoon
heden op. ;ue, iu lu-t sobere gewaad waarin zij
rehuld zijn, des te meer treffen. Wie ziet niet in
het air van Siméon en het koor van Joseph's
broeders een gelukkig voortbouwen op den stijl
van Glück, en welk een grooten indruk maakt het
gezang van de Hebreërs: Dien if Israël, fiere de la
nature. De geheele tweede acte geeft wat schilde
ring en stemming betreft iets geheel superieurs.
Ik verwijs o. a. hoe sprekend de rhythmus ver
andert wanneer Josepli gevaar loopend zich door
zijn gevoel te verraden, zichzelf weer beheersclit.
Deze gedeelten evenals de naicve solo van 13enj«nihi,
het trio en het duo van Jncoli en Benjtimi,! zijn
allen tehooue bladzijden en doen ons spoedig ver
geten wat er reeds verouderds in deze opera is.
Wanneer men Méhul van ecutoonigheid heeft
beschuldigd,'moet dit verwijt zeker aan den libret
tist gericht worden. Deze en andere schrijvers uit
die dagen zagen eigenlijk geen versch.il tusschen
de lyrische drama's eu de tragedies of com
dies : L'eunui uaquit uu jour de l'uniformité'',
heeft een schrijver gezegd. Dat is ook uit Jnxyili
te bewijzen. \Vare Méhul niet zulk een groot
colorist geweest, dan zou wellicht Joxepli onge
nietbaar geworden zijn. Als symphouist was Méhul
voor zijn land ecu hervormer, niet alleen in dien
zin dat hij o. a. voor het eerst voor vier hoorns
heeft, geschreven (Ouverture : Le Jeune Nenri
die bij de premiere tweemaal herhaald moest wor
den) doch in de geheele behandeling van het orkest.
Wie durfde vóór hem drie violoucellen om beurt
een dialoog latcu houden met een trombone.
(Ario'liriil) of de stem van een stervende laten
begeleiden door vier hoorns die door gestopte
toonen het reutelen van den stervende nabootsten .
(MHir/ore cl /'/(/?o.w'/ze.)
Méhul miste die losse gratie die een geniaal
stempel op zijn werk zou hebben gedrukt,, hij kon
niet bereiken wat Mozart op dit gebied voor de
Duitsche Opera geweest is. Doch wel mag men in
hem zien den hervormer vau de Frausche
OperaComique en dengeen die voortgebouwd heeft op
Glück's streven.
Ik heb Jowpli vroeger meermalen hooren opvoe
ren op den leeftijd //a pcinc au sortir de l'enfance''
of zooals de Xed. vertaling luidt als eeu knaap
vau nauwelijks veertien jaren" door de Duitsche
Opera te Rotterdam. Ik was dus zeer benieuwd
hoe nu mijn indruk zou zijn.
Dit werk is thans op bevredigende wijze ver
tolkt. Drie debutanten traden iu hoofdpartijen op
n.l. de beer Urlus (Josepli) die veel belooft, als
zanger, doch wiens wijze vau spreken nog verbe
tering bi hoeft, de beer Judels (Jacob) die reeds
eeiiigc tooiieclervaring heeft en een aangenaam
week geluid bezit dat echter nog door betere
toonvoortlirenging en klank kan winnen, doch die
goed spreekt,'eu'Mevr. Thijssen?-Bremerkamp die
mij als licHJiiniin goed voldeed eu wier
stemoiUwikkeling op den goeden weg is.
Wat heeft den heer Poous er toch toe gebracht
zich zulk een terugstootend uiterlijk te geven eu
zijn rol zoo op te vatte).'r Was dat uu oen harts
tochtelijke jaloersche broeder die berouw heeft
over zijn daad'r Het was eer een angstige
glniperige misdadiger (natuurlijk met rood haan die
bang is dat de'policie hem vatten zak Ik kon nut,
nalaten hij 'et zien vau hem en zijne broeders aan
eeu oud liedje te deuken dat van ontaardiug spreekt.
Het orkest 'was discreter dau gewoonlijk en het,
koor zong het begin vau de tweede 'iete zells zeer
mooi. De indruk was dus over het geheel gunstig.
De eerste kamernniziek-soirce van den heer
weik.'ii- van de heeren T.mmner.
der l'niyn is zeer M'hoou irc-blaagcl.
stukken ui. Kwartet: Au* /«"/«'/,/
'taua N'/«v/i; voor viool en alt van
''',!,:(;ci!.-!'t opus l .'5 O van Beethoven
.I:L:-I. iu de uitvoering van deze
hel: i \eelsior. Het kwartet van
Smct.ana "venl loffelijk uitgevoerd, de sonate van
Leelair zeer schouu eu het kwartet \ an Beet
hoven: heerlijk l
Het, eerste" werk op volksmotieven gebouwd vond
ik hoc /.eer dit werk ook vau het meesterschap
vau den componist getuigt wat, bewerking bet rcft,
niet op zijn plaats iu ecne kumcrmiuii k-senre ?. IU
verwachtte ieder oogcublik blaasinstrumenten te
hooren invallen. Kortom, het was alsof men ecu
volledig oike-.t verwachtte.
Aks stijl vloekte het voor mij min of meer met,
d;e van werken voor kamermuziek en men be
hoefde slechts het heerlijke kwartet, van Bi1,'t hoven
daarna te liooreu om zulks te gevoelen. Kr was
gloed eu \\araite in de vertolking, gepaard aau
zekerheid eu aclievédie zulke werken in de eerste
plaats verlangen. Alle hoorders waren zeer onder
den indruk van het laatste kwartet. Dar, zegt
alles voor de vertolkers.
De ilccrcn Ivcs en Tin,inner (begeleid door Mevr.
Motscl?Belinfüiiie) speelden op zeer schoeii'.o wijze
de sonate van Leclair, ecu monumentaal muziek
werk in edelen breeelen stijl gecomponeerd, waar
aan beide kunstenaars veel relief verleenden.
Deze voortreffelijk geslaagde soiree zal door drie
anderen gevolgd worden ; de tweede met; mede
werking van Eugcne d'Albert.
Voor ruim drie jaar heb ik uitvoerig melding
gemaakt, van crlioz' ,,.1/mr c/c* .lf<?-/*". (Weekblad
i l'J April l1-1.)!) door de zangvereeniging !:.(??? ??!??? /
n,oneier (deling i an )ir. ffenri \io!t,a. Ook IIMJJ.S
werd deze Mis weder door dezelfde
zangvereeniI iring onder dezelfde leiding uitgevoerd en we'! als
i iicfdadighcid.s-voorslelüg ten voonlccle van de
; nagelaten betrekkingen van de gevallen', n fi1 Lombok.
'Dit schoon streven had een talrijke.' ^c'i:av be
zoekers getrokken, wa' niet te verwonderen is
wanneer men de uittekende vertolkingen in
a'inmerkin'.; tieeml die w!) gewoon zijn onder \iotlas
, leiding 'e gooren. Ik \crwijs voor vele
i);;,/!:'eie''heI d e u, (hi'' werk '/et re !!'? nd c, naar bovengenoemd art l k el.
i .Nog zij iiier bijgevoegd dal, men in Duit.-eiihuul
! getraciit, lieeft, de eueumc bezetting vau
ko;u;rin! strumenten die ,,Ilct laatste Oordeel" schilderen
te vereenvoueligeu. De kajielmcest.cr G'it/e uit,
j \Veimar heeft. vrocüer door het, gebruik \au een
i orgel ele 'keper;;!;-! rninenTcu tot, normale
vcmou1 di' ';(",! M-rufjëeeracht,. Daar\an gebruik neikendj
j heet! C'arl Kiedil meer dan eens het v. e, k in
j Duifsclilund ten gcJiuorc geljraeiit. Ondei' ;!e..iii)z'
i leiding waren sli-chts fragmenten van eiezc .Mis
j alelaar uitgevoerd. M!r. Viotta geeft, ons echter
dit werk mei Je sterke koperbezcUiug /.ooals is
Kcs met meik
Mossel en Van
Er waren drie
/,'?///.'// van Sm
Leciair en ,y//
op het prognu
werken gin