De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 11 november pagina 2

11 november 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 907 3570 19000 10200 4800 6300 8300 4000 2900 1400 8000 5100 1600 2000 Landbouwers met ruim 2750 man Mijnwerkers 520 Koks, bakkers enz Typografen enz Metaalbewerkers, machi nisten en dergelijken... Metselaars en andere steenen glasbewerkers Schoenmakers en andere leerbewerkers Kleedermakers en aanver wanten Timmerlieden, meubelma kers en andere houtbe werkers » Schilders, vergulders etc. Arbeiders bij het vervoer wezen, ook zeelieden... Slagers.. Bedienden in café's, hotels en dergelijken Handelsbedienden Huisknechten en oppassers Colporteurs ^uw Ook de beroepen waarvoor meer ontwikke ling of talent noodig is ontbreken in de toevluchten niet. Zoo werden er in 1893 opgenomen: 274 leeraren en onderwijzers. 398 teekenaars. 352 notarisklerken. 20 architecten. 61 landmeters. 1767 (zeker niet van de meest vertrouwbare?) comptabelen. 47 studenten. 14 letterkundigen. 4 ingenieurs. 28 journalisten. Eindelijk is ook de kunst er vrjj ruim ver tegenwoordigd dcor: 137 dramatische artisten. 43 lyrische 71 musici. 12 pianisten. Op 't oogenblik bestaan er te Parijs negen van deze toevluchtsoorden, waar kosteloos nachtverblijf en bij aankomst en vertrek soep of brood wordt verstrekt. Twee ervan, die van de quai de Valmy en van de rue du Chateau-des Rentiers (bittere ironie deze naam !) zijn gemeentelijke inrich tingen waar alleen mannen worden opgenomen. De Ilospitalitéde Nuit' heeft vier asyls: rue de Tocqueville 59, boulevard de Vaugirard 14, rue Laghouat, 13 en boulevard de Charonne 122 ; deze ontvangen ook vrouwen en kinderen. Eindelijk heeft de ,SociétéPhilanlhropiqtte" drie toevluchtsoorden alleen voor vrouwen en kinderen ingericht in de rue St. Jacques 253, rue Labat 44 en rue de Crimóe ICO. De gemiddelde kosten per nacht en per gast bedragen: voor de gemeentelijke asyls 21 cent (Holl.) , die der Hospitalité21 ,, * Soc. Philantr. 30 Onder de uitgaven zijn begrepen de kosten van ligging, voeding en ontsmetting der kleederen. In de gemeentelijke as-yls geschiedt de outsmetting door heete-lucht-ovens op 110 graden die alle ziektekiemen totaal vernietigen. Ook particulieren kunnen hunne besmette goederen hier laten desinfecteeren. De asyls verschaften aan de meest behoeftigen ook kleeding en schoeisel. De Hospttaliiéheeft daartoe in elk harer huizen ateliers "voor reparatie ingericht, waar nieuwe of ver stelde kleeren en schoenen worden uitgereikt in plaats van de gedragene die dan weer wor den opgeknapt voor de nieuw aankomenden. Dat het jaargetijde op de levenswijze der ongelukkigen die bij deze instellingen een toevlucht zoeken grooten invloed heeft spreekt van zdf en springt dan ook uit onze stati stiek duidelijk in het oog: In de gemeenniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii telijke asyis bijv. bedroeg in December en Januari het aantal gasten ruim 5400 en 6400, in de overige maanden beweegt dit cijfer zich tusschen 3000 en 3800. Hoe treurig welsprekend zijn de cijfers die ons hier bezighouden! Ruim 140000 mannen, bijna 16000 vrouwen en meer dan 3200 kinderen die, zonder deze instellingen, niet zouden weten waar zij des nachts het moede hoofd zouden ter ruste leg gen, welk een zee van jammer ligt er in deze nuchtere cijfers opgesloten, welk een bittere aanklacht ook tegen een maatschappelijke organisatie, waarvan de werking zooveel bezinksel op den bodem achterlaat! Voeg daar nog bij de bevolking der gevangenis sen, de mannen en vrouwen die den nacht doorbrengen in bandeloosheid, de talrijke zwervers die zich behelpen met banken en portieken en eindelijk heel die breede laag van lieden welke verblijven in slaapsteden van het minste allooi of slechts een ellendig kr< t tot eigen verblijfplaats hebben, en men zal mij moeten toestemmen dat voor een zeer aan merkelijk gedeelte der burgers de vrijheid maar bitter weinig waarde heeft, terwijl gelijkheid en broederschap slechts klanken zijn die bij hen alleen wrevel en ergenis kunnen wekken. Is het wonder dat het in steden als Parijs en haars gelijken altijd rookt en rommelt als voor de uitbarsting eener vulcaan? Socius. Gerhart Hauptmann. n Ik wil nu nog, in zoo weinig woorden moge lijk, trachten te zeggen wat ik van «Einsame Menschen" denk, daaraan verbindende, waar 't te pas komt, eenige beschouwingen over de op voering door liet gezelschap Chrispijn. Allereerst is noodig, waarmee ik eigenlijk dit opstel wel had mogen beginnen: een karakteris tiek van Hauptmann, zooals ik hem thans zie. Zeer jong man (hij is nu eerst 3,'i jaar), en Duitscher, opgevoed bij Je gezegende gevoelsbreipotten van de Gartenlaube, in een tijd van eenigszins benauwende geestdrift »für's Deutsche Vaterland", waarvan hij de wording en de groote momenten ('G(>, '70) eigenlijk niet had bijgewoond, is hem en den meesten intellectueele jonge Duitschers van nu, deze dweeperij en dit wecöidea lisme (»luitenants en maneschijn") ten slotte toch wel wat machtig geworden, hoe 'n robuuste maag ze voor die dingen ook bezaten. Zij hadden ook iets meer geleerd dan hun vrome vaderen, die zich voornamelijk zoo »stramm" hielden, omdat alle Franschen zoo los waren. Maar dit nieuwe geslacht, dat grooter begrip en minder haat had, en niet alleen leven kon van reactie en vaderlandsliefde en Bismarck-vereering, keek over den muur van 't benauwde Duitsche we reldje, trots 't verbod der oude »Biedermiinnerv, die hen aan de beenen trokken .... keek rond naar wat anders op aarde dan Gartenlaube en mili taire braafheid hun geven konden, .... omdat een mensch toch iets moet hebben om op te leven. En zij vonden toen, wat ieder op't einde dezer eeuw nog gevonden heeft: niets positiefs, maar wel groote begeerte naar zoo iets. Frankrijk was 't sterkst in dat begeeren, en had 't gedeeltelijk ook al weer opgegeven, uit moedeloosheid, omdat 't zoolang duurde en men er zoo weinig aan heeft voor zijn kleinkinderen i te verlangen. Die kunnen dat voor zichzelf doen i en intusschen doet men wél 't zich hier maar ititiiiimiimmiiiMiiiimiMttii uit: »Moetje! Moetje!" In 't begin snikte zij wel eens, als hij zoo deed, maar later niet meer; dan drukte zij hem maar tegen zich aan. Ik heb haar weinig kunnen helpen, ofschoon ik tot alles bereid was; zij wilde alles zelf doen, en hij wilde van niemand anders weten." »Nu," verklaarde de huisdokter, »dan heb ben wij klaarblijkelijk te doen met een koorts achtige overspanning van het geheele gestel, teweeggebracht door opgewondenheid en ge brek aan slaap. Ik moet haar in de eerste plaats kalmeeren en dan za! het, hopen wij, verder niets om het lijf hebben." Hij onder zocht de zieke, schreef een recept en kwam hoofdschuddend terug: »'t Heeft haar toch sterker aangepakt, dan ik dacht; de koorts is vrij hoog en haar geest rusteloos in de verbeelding, dat het kind nog lijdt. De ziekte zal in de eerste dagen alle kenteekenen van een kleinen typhus vertoonen ; maar ik zeg u uitdrukkelijk", dat u daar niet be vreesd voor hoeft te zijn; alleen wilde ik haar, om het hoofd een weinig te verkoelen, het haar afknippen, als u er niet tegen hebt. Zij is jong en overigens gezond, zoodat het gauw genoeg weer zal aangroeien." Hij trok de schouders op: .->Als u 't noodig oordeelt!" En de dokter voegde er bij: »\Vij zullen het doen, als de morphine gewerkt heeft; in den slaap hindert het haar niet." Het geschiedde. En nu volgde een zwaar ziekbed. In 't begin ijlde zij veel en weerde denkbeeldige vervolgers van haar kind af; later werd zij onverschillig; het duurde drie weken, eer de dokter op zekeren ochtend tot haar man zeide: »Xu kunnen wij haar als genezen beschouwen. Zij slaapt vast en rustig, en als zij ontwaakt, zal zij zwak, maar volkomen helder van geest zijn. Maar dan ook vóór alle dingen: rust!" De ander schudde echter het hoofd en antwoordde: »U moogt /.eggen wat u wilt, dokter, maar ik weel toch een leven, dat haar meer goed zal doen dau alle moge lijke rust." En toen zij ontwaakte, zat haar man vóór het bed; maar door do deur kwam het trap, trap, onbeholpen, maar zonder vallen, en liep naar haar bed: liet vleide zijn kopje tegen haar hand . .. Dat was de kleine, niet zijn zweepje, met zijn guitigen krullenbolen met rechte beenijes. Toen omvatte zij met n arm haar man, met den andere hun kind, en zeide, in snikken uitbarstend: »(.), God! wat ben ik gelukkig!" Nog drie weken later en zij zat voor 't eerst weer vóór haar toilettafel. Hij had haar langzamerhand voorbereid, en zij was j niet zonder een lichten, vrouwelijkcn schroom vóór den spiegel gebeden: het haar, dat sinds die angstige dagen op haar schedel was gegroeid, was weelderig, trots zijn kort| heid, en fijn als weleer, maar .. . zilverwit. Zij bekeek zich en keerde zich glimlachend naar haar man: »Zeg, 't slaat werkelijk niet leelijk; maar ik zal het toch wel moeten | laten verwen, anders zeggen de niensehcii, dat je een oude vrouw hebt." »jSFeen.'' antwoordde hij, -je kunt mij geen i grooter genoegen doen, dun door liet precies te laten zooals het is; want dit is het cehle Edelweiss, in zelfopofferende smart ?rewas:-en, en zoo vaak ik het aanzie, zal ik bedenken. wat je om mijn- en zijnentwil hehi uitge staan.v Zij blikte met glanzende oogcn tot he;u op en verborg het gelaat aan zijn borst, terwijl hij teeder haar hoofd streelde. zoo bebagelijk mogelijk te maken. En dat hadden vele Franschen gedaan. Maar de jonge Duitschers begrepen dat niet en wilden dat niet, eerstens omdat zij nog pas begonnen, maar ook wijl in hun Germanennatuur misschien iets was dat het onvoldaan begeeren langer uithield en daarenboven een onoverwinbaren afkeer had van het-zich-hier-gemakkelijk-maken. Nadat ze dus een tijdlang gekeken hadden altijd van zich afscheppende tegen wie hen in 't kijken wilden hinderen gekeken met allen ernst en hoogachting en niets meer van dien groven deugdzamen afschuw hunner soldatige vaders en ooms, die> in eiken Franschman den duivel meen den gezien te hebben, toen dan wendden ze 't hoofd in een andere richting, naar het Xoorden. En toen zagen ze Ibsen, en achter hem de gehoele Scandinavische en Deensche beweging. Die was hun eigenlijk sympatieker, iets meer van hun ziel was daarin. De menschen daar ver langden niet minder hevig of wanhopig dan in Frankrijk, maar 't uitte zich levenskrachtige!', veel minder a priori twijfelend en vooral: er wa ren er minder die 't zoeken hadden opgegeven om in gesystematiseerde gewoonte-wanhoop rustig zich dronken te drinken en in 't vuur te spuwen. Daarom, omdat Ibsen en die anderen, maar vooral Ibsen, uitspraken wat lun benauwde en twij felde met hun twijfel, liefhad wat zij beminden en niet hen krenkte door ^überlegen" cynisch te glimlachen om hun naïve wanhoop, werd hij hun profeet en meester. Toen zij van den muur zich lieten zakken en zelf wat begonnen te graven in 't Duitsche zuurkooltuintje, toen merkte men dat er allemaal kleine Ibsens en lïjürsons aan 't werk waren. Hauptmann, Halbe, Land, Sudermaun allemaal spraken ze over Waarheid en Leugen, over Schijn en harde bittere Werkelijkheid en dat de toe standen, de verhoudingen zuiver moesten worden. En zij copiëerden alvast zuiver hun meesters, gaarne ook in dat element, dat deze zelf weer van de Franschen hadden: 't naturalistische, de liefde tot de dingen, zooals ze er uitzien in hun bloote vormen. Vooral hierin volgden ze gaarne, zei ik, dewijl juist dit in verschillende opzichten hen bevredigde. Want 't voldeed hun reactie-lust tegen de meer genoemde Gartenlaube-beurzeperen-moraal, hun heftige behoefte tegen die din gen opzettelijk te keer te gaan en 't bevredigde ook hun artistieke neigingen. Dat deze evenals bij de Franschen naturalistisch waren is zeker niet te verwonderen, eerder dat ze zoo laat zich lieten gelden in het land der natuurwetenschap pen, waar 't materialisme is uitgevonden en B chner woont. De Duitsche -schiichte Frommigkeif'of >fromme Schlichthcit" en de afkeer van het AVelsche Treiben'' moet wel groot geweest zijn, en de voorhan den artisticiteit verbazend gering, dat het zoo lang geduurd heeft eer de Duitbcher.s mee gingen drijven met ecu kunststrooming, waartegen nu een voudig (jecu oproeicn was, daar tot haar geweld bijdroeg het gansche geestelijk leven van den tijd: de vooruitgang der natuurwetenschap en de verwachtingen van nog veel grooter ont dekkingen, verzwakking van het geloof, dat nu voortaan overbodig scheen, hernieuwde invloed der laatst achttiende eouwsche scepsis, over de Romantiek heen, ontstaan van het positivisme, materialisme enz. enz. al die dingen, zoo dikwijls opgeteld, nietwaar? Als dat alles zonder invloed op do kunst ge bleven «-i», zou 't wel een mirakel geweest zijn ; en dat de Uuitschers zich zoo lang tegen die drijveni'e krachten hebben verzet, is tot groote schade van hun kunst gebleken. Maar nu 't eeniuaa- los kwam, werd 't ook geweldig en mateloos en zeer bombastisch. Zie de manifest n en programs van de .Fivie Uühne" uit de eerste jaren. Natuurlijk werd men nu plotseling u>trarealisiisch en werkte met de verste wetenschappi lijk;; hypothesen, zooals de crfj'ijkh-idstheorio. alles op een jongensachtige, heftige manier, moer uit drang naar reactie, dan uit zelfbewuste klare behoefte tot actie. 7.i\o ook was hun j/hilosophie: extract van Ibsun en Bjürnson, wiinig bezonken. Dat een monseh zij u eisicn individualiteit vrij moet maken van wat oorspronkelijk en later zich er aan heeft vastgezet en niet tot zijn wezen behoort, dat ieder de verantwoording voor zijn eigen leven draagt en dat. terwiile van een waar. echt vrij leven, men niets ontzien mag, eerwaardige tra dities niet, noch de piëteit, die men voor anderen ;:ou willen toonen.... al dit wordt in die werken der jongeren betoogd, en alles eenigszins ploertiglüftig CA iloUnl'lïe, . . . niet als ernstig resultaat van veel gepeins, maar meer om anderen, ouderwotschen, te hinderen. (Slot roigl.') F. (!. ,Ir. Muziek in de Hoofdstad. IV bezoekers1 van den StaiU-Schouu'burg hebben ecu 1( .-je in de ouee geschiedenis u'diad bij de op. voering van .;<.v./,// ,-,i :ij?n ////,,?//,.,/« \ au Ménnl. I),! werk (ii.-rii.ucr;, dn* Jiog eetiiü'szins aan de .f'ransel.e .l/./s/r',v.\- uit. de middeleeuwen en het Italiaanschu f'1,???/',?/?? van de IGe eeuw. Tus-cheii tin en een vroeger werk ,S//V/AV//-Ï.' heeft, een veheeU1 s1 ijlvi randeniig bij .Méliui plaats e'el'ad. U a:'c; liet in 'i:; werk \ oor;i: a>' vrije si rooinhur en de pa'-sie die op te merkeu vielen, iu ./ '?/,/' heeft. Méiiul /.ii h zelf meer aan i auden ge!eu'>f, et: Willen teoni ?! ;,an hen Jie hem zoehten af t,e 1)1', !.:?;. L::h ',\'\ eonl rapnnel ,s< [ie s1i;il;ën ^ein-iaki had (n d:a hij ook in lichten en beviilügeu .stijl kon s;.:hi!jven, xuo'iU o. a. ouk uit /'//Y//O liiiiki ; e; n w.;k iU' hij sc'nv.'f in iiRVoiuMüg van de lt:.lia:;iL.-('h<: Opei'.'i-l-'.illU en duf hij onder den ]i;;,':iü'-.'CL cc;, i t;.';:i;:u-cli componist liet Ojivoer'ii. lic! ji'i;ii!ck !:.v 'T werkelijk in, en vond d':^ ;;".''( n cc n l ?;;', :;u',:i , ' !kc iiicioilirn kon schei ipen. i'Mo; / 1 Weer ;}?-',. ei i'.e m\st le-atie ii i van (ien [aai -,! eil T;e ; :[;;'; er; !. '!;.: !. \ e;.i /. .-vi.r e,,; in het nad'cc; ^, an .\!c!in! ge wei -t il,n hij zieh-vi.11 herzien iieefl, want in 7'...-y.// valieii I'.LH i:ia/.;ualcn lioordi r tal vau schoon heden op. ;ue, iu lu-t sobere gewaad waarin zij rehuld zijn, des te meer treffen. Wie ziet niet in het air van Siméon en het koor van Joseph's broeders een gelukkig voortbouwen op den stijl van Glück, en welk een grooten indruk maakt het gezang van de Hebreërs: Dien if Israël, fiere de la nature. De geheele tweede acte geeft wat schilde ring en stemming betreft iets geheel superieurs. Ik verwijs o. a. hoe sprekend de rhythmus ver andert wanneer Josepli gevaar loopend zich door zijn gevoel te verraden, zichzelf weer beheersclit. Deze gedeelten evenals de naicve solo van 13enj«nihi, het trio en het duo van Jncoli en Benjtimi,! zijn allen tehooue bladzijden en doen ons spoedig ver geten wat er reeds verouderds in deze opera is. Wanneer men Méhul van ecutoonigheid heeft beschuldigd,'moet dit verwijt zeker aan den libret tist gericht worden. Deze en andere schrijvers uit die dagen zagen eigenlijk geen versch.il tusschen de lyrische drama's eu de tragedies of com dies : L'eunui uaquit uu jour de l'uniformité'', heeft een schrijver gezegd. Dat is ook uit Jnxyili te bewijzen. \Vare Méhul niet zulk een groot colorist geweest, dan zou wellicht Joxepli onge nietbaar geworden zijn. Als symphouist was Méhul voor zijn land ecu hervormer, niet alleen in dien zin dat hij o. a. voor het eerst voor vier hoorns heeft, geschreven (Ouverture : Le Jeune Nenri die bij de premiere tweemaal herhaald moest wor den) doch in de geheele behandeling van het orkest. Wie durfde vóór hem drie violoucellen om beurt een dialoog latcu houden met een trombone. (Ario'liriil) of de stem van een stervende laten begeleiden door vier hoorns die door gestopte toonen het reutelen van den stervende nabootsten . (MHir/ore cl /'/(/?o.w'/ze.) Méhul miste die losse gratie die een geniaal stempel op zijn werk zou hebben gedrukt,, hij kon niet bereiken wat Mozart op dit gebied voor de Duitsche Opera geweest is. Doch wel mag men in hem zien den hervormer vau de Frausche OperaComique en dengeen die voortgebouwd heeft op Glück's streven. Ik heb Jowpli vroeger meermalen hooren opvoe ren op den leeftijd //a pcinc au sortir de l'enfance'' of zooals de Xed. vertaling luidt als eeu knaap vau nauwelijks veertien jaren" door de Duitsche Opera te Rotterdam. Ik was dus zeer benieuwd hoe nu mijn indruk zou zijn. Dit werk is thans op bevredigende wijze ver tolkt. Drie debutanten traden iu hoofdpartijen op n.l. de beer Urlus (Josepli) die veel belooft, als zanger, doch wiens wijze vau spreken nog verbe tering bi hoeft, de beer Judels (Jacob) die reeds eeiiigc tooiieclervaring heeft en een aangenaam week geluid bezit dat echter nog door betere toonvoortlirenging en klank kan winnen, doch die goed spreekt,'eu'Mevr. Thijssen?-Bremerkamp die mij als licHJiiniin goed voldeed eu wier stemoiUwikkeling op den goeden weg is. Wat heeft den heer Poous er toch toe gebracht zich zulk een terugstootend uiterlijk te geven eu zijn rol zoo op te vatte).'r Was dat uu oen harts tochtelijke jaloersche broeder die berouw heeft over zijn daad'r Het was eer een angstige glniperige misdadiger (natuurlijk met rood haan die bang is dat de'policie hem vatten zak Ik kon nut, nalaten hij 'et zien vau hem en zijne broeders aan eeu oud liedje te deuken dat van ontaardiug spreekt. Het orkest 'was discreter dau gewoonlijk en het, koor zong het begin vau de tweede 'iete zells zeer mooi. De indruk was dus over het geheel gunstig. De eerste kamernniziek-soirce van den heer weik.'ii- van de heeren T.mmner. der l'niyn is zeer M'hoou irc-blaagcl. stukken ui. Kwartet: Au* /«"/«'/,/ 'taua N'/«v/i; voor viool en alt van ''',!,:(;ci!.-!'t opus l .'5 O van Beethoven .I:L:-I. iu de uitvoering van deze hel: i \eelsior. Het kwartet van Smct.ana "venl loffelijk uitgevoerd, de sonate van Leelair zeer schouu eu het kwartet \ an Beet hoven: heerlijk l Het, eerste" werk op volksmotieven gebouwd vond ik hoc /.eer dit werk ook vau het meesterschap vau den componist getuigt wat, bewerking bet rcft, niet op zijn plaats iu ecne kumcrmiuii k-senre ?. IU verwachtte ieder oogcublik blaasinstrumenten te hooren invallen. Kortom, het was alsof men ecu volledig oike-.t verwachtte. Aks stijl vloekte het voor mij min of meer met, d;e van werken voor kamermuziek en men be hoefde slechts het heerlijke kwartet, van Bi1,'t hoven daarna te liooreu om zulks te gevoelen. Kr was gloed eu \\araite in de vertolking, gepaard aau zekerheid eu aclievédie zulke werken in de eerste plaats verlangen. Alle hoorders waren zeer onder den indruk van het laatste kwartet. Dar, zegt alles voor de vertolkers. De ilccrcn Ivcs en Tin,inner (begeleid door Mevr. Motscl?Belinfüiiie) speelden op zeer schoeii'.o wijze de sonate van Leclair, ecu monumentaal muziek werk in edelen breeelen stijl gecomponeerd, waar aan beide kunstenaars veel relief verleenden. Deze voortreffelijk geslaagde soiree zal door drie anderen gevolgd worden ; de tweede met; mede werking van Eugcne d'Albert. Voor ruim drie jaar heb ik uitvoerig melding gemaakt, van crlioz' ,,.1/mr c/c* .lf<?-/*". (Weekblad i l'J April l1-1.)!) door de zangvereeniging !:.(??? ??!??? / n,oneier (deling i an )ir. ffenri \io!t,a. Ook IIMJJ.S werd deze Mis weder door dezelfde zangvereeniI iring onder dezelfde leiding uitgevoerd en we'! als i iicfdadighcid.s-voorslelüg ten voonlccle van de ; nagelaten betrekkingen van de gevallen', n fi1 Lombok. 'Dit schoon streven had een talrijke.' ^c'i:av be zoekers getrokken, wa' niet te verwonderen is wanneer men de uittekende vertolkingen in a'inmerkin'.; tieeml die w!) gewoon zijn onder \iotlas , leiding 'e gooren. Ik \crwijs voor vele i);;,/!:'eie''heI d e u, (hi'' werk '/et re !!'? nd c, naar bovengenoemd art l k el. i .Nog zij iiier bijgevoegd dal, men in Duit.-eiihuul ! getraciit, lieeft, de eueumc bezetting vau ko;u;rin! strumenten die ,,Ilct laatste Oordeel" schilderen te vereenvoueligeu. De kajielmcest.cr G'it/e uit, j \Veimar heeft. vrocüer door het, gebruik \au een i orgel ele 'keper;;!;-! rninenTcu tot, normale vcmou1 di' ';(",! M-rufjëeeracht,. Daar\an gebruik neikendj j heet! C'arl Kiedil meer dan eens het v. e, k in j Duifsclilund ten gcJiuorc geljraeiit. Ondei' ;!e..iii)z' i leiding waren sli-chts fragmenten van eiezc .Mis j alelaar uitgevoerd. M!r. Viotta geeft, ons echter dit werk mei Je sterke koperbezcUiug /.ooals is Kcs met meik Mossel en Van Er waren drie /,'?///.'// van Sm Leciair en ,y// op het prognu werken gin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl