De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 11 november pagina 3

11 november 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

*?. 907 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. voorgeschreven, hetgeen van piëteit getuigt; want al verklaren de Duitsche biografen ook dat het werk door Götze's arrangement niets geleden heeft, blijf ik dit toch sterk in twijfel trekken. Eene artistieke uitvoering genoot dit werk weer in alle opzichten en vele gedeelten waren ook als klank zeer schoon. Vooral het datneskoor noem ik in de eerste plaats, daar dit over het geheel fraaier klank ontwikkelde dan het heerenkoor. Er is vooral bij de tenoren dikwijls te veel vuur en daardoor is het attaqueeren niet altijd evengoed verzorgd. Doch ook in het heerenkoor was vaak te bemer ken, dat er duchtig was gestudeerd, o. a. het a cappellakoor: Quaerens me sedisti lassus en het Lacrymosa getuigden daarvan. Het Hos/iax blijkt iedereu keer een van de gevaarlijkste nummers te zijn, dit was dan ook het minst gelukkig. De heer Rogmans zong het zeer hoogliggende Sanctus met zekerheid en goede voordracht. De inspanning waarvan de hooge tonen blijk geven, is te verklaren uit den voor zang alles behalve practische ligging. Als openingsnummer werd de Trauermamh uit die G'ótterdammenmg door het orkest gespeeld. Ik kon dit nummer tot mijn grooten spijt niet hooren, doch vernam dat het voortreffelijk werd uitge voerd, zooals te verwachten was. De keuze van dit nummer was zeer gepast en toepasselijk en ook vereerend voor de gesneuvel den. Held Siegftied is voor ons toch de verper soonlijking van al wat dapper en groot is. Nog blijven mij twee opera voorstellingen te ge denken over, nl. de Favoriete in de Ned. Opera van den heer De Groot en Carmen in de Fransche Opera. In de de Favoriete gedenk ik in het bijzonder Mej. Estella de Vita die Leonore zong en eer.e zeer goede tooneelfigunr is. Hare stem is goed ont wikkeld en hare vertolking doet de toehoorders met genoegen toeluisteren, zonder angst en vreeze. Als haar vibrato er maar niet bijkwam! Doch zij heeft niettemin veel glans aan de voorstelling ver leend, die trouwens als geheel te prijzen was. In Carmen heeft Mej. Boyer in de titelrol een voortreffelijk spel gegeven, dat deed vergeten wat aan haren zang (vooral in de lage tonen) nog te kort kwam, doch muzikaal is hare vertolking en de totaal iudruk was gunstig. De heer Samaty (Don José) heeft vooral in do 3e en 4e acte revanche genomen voor een vroegere voorstelling en Mej. Van Emelain was een zeer goede Micaela. Het was opvallend hoezeer het goede spel deze uitvoering releveerde. Men ziet dan alweer van hoeveel gewicht hè', spel is. Dat vergeet men te dikwijls bij ons. Ook schijnt men te vergeten dat al heeft men een orkest als dat van het Concertgebouw, dat er toch flink gerepeteerd moet worden. VA s MILLIGEN. P. S. Met een enkel woord wil ik de aandacht vestigen op eene auditie die Mej. Cath. van Rennes Zondagmiddag 18 November in de zaal Odéon zal geven. Zij zal dan aan het klavier gezeten, voor dragen : In de MuiZ'iriwereld, eene allerliefste ver telling van Agatlii Snellen, door Mej. van Hennes van begeleidende muziek voorzien. Da uitvoering is in de eerste plaats voor kin deren, dooh de ouders mogen mcdekomen. Ik twijfel niet of dit sprookje zal door de aardige voordracht van de componiste zeer winnen. Ik beveel het bijwonen van deze matinee zeer aan. v. M. Haydn's pas ontdekte opera. Van Haydn is een opera in n bedrijf gevon den in de archieven der Esterhazy's, een der oudste adellijke Ilongaarsche geslachten. Dr. Tlobcrt llirschfeld, een Weener muziek-criticus, heeft het gevonden, nadat de toegang der vorstelijke archie ven hem was gebaand door de voorspraak van hoog geplaatste personen. Het werk heeft vier dankbare rollen; het orkest wordt gevormd door strijk instrumenten, fluiten, oboe en hoornen, en het libretto is zeer opgewekt geschreven. Waarschijn lijk zal in den loop van den winter het Weener publiek het te hooren krijgen. Zelazowa Wola. Een nieuwe naam voor de boekjes der heeren die over aardrijkskunde schrijven ! Zelazowa Wola, geboorteplaats van Chopin, alwaar een standbeeld voor denzelven is opgericht in het jaar 18!)4 na Christus' geboorte. ->Wij willen het den heeren gemakkelijk maken. «Bijzonderheden: Zelazowa is een groot dorp in de nabijheid van Warschau. Toen de onthul ling van het monument voor Chopin er plaats had, werden er composities van den voortrefTelijken meester gespeeld op een instrument waaraan hij zelf in zijn jeugd bad gezeten. Ouderen van da gen herinnerden zich dit met ontroering, en wisten nog verscheiden bijzonderheden uit (,'hopin's jeugd; wanneer hij zijn eersten tand kreeg, enzoovoorts. Over Chopin's beteekenis als musicus werd weinig gesproken: de goede lieden van Zelazowa Wola wisten alleen dat hun dorp voortaan beroemd is, en dat is hun genoeg." Ter eere van Johann Strauss. De bekende Weener literator: Julius Bauer heeft een kostelijk Bankelgesang bij het banket ter eere van Strauss laten uitvoeren, dat groot succes had. Het eerste lied er van luidt aldus: Heut vor fünfzig Lenzen Schani's Augen glanzen: Muatta durf i geig'na ? Untersteh Di nit vor'm Vator Stvauss Wann Du geig'na willst, thu's ausser'm Haus ! Schani voll Verlangen Is zum Lanner ganga: Sag'n S' dart' ich geig'na V Schau dasz D'\Veiter kummst, Du dummer Bun I hab eb' schon an Dein'm Alten gnua' Strauss war jetzt in Nöthcn, Hat sein Vater 'n beten: Vater durf i geig'na ? Dummer Schlankel schreit er in sein Zurn, Willst mein Stecken kosten, so kalmst es thueu ! Wuszt' nix anzut; Is zum Herrgott ganga : Herrgott, darf i geig'na ? Ei ja freili, sagt er und hat g'lacht, Z'weg 'n die Strausse hab' i d'Geig'n g'macht ! Verdi. Aan Verdi werd gevraagd of hij eene symphonie, De Dood, schreef, waarop hij antwoordde: Ik weet niet of de dood aan mij denkt, doch ik denk niet aan den dood. Over zijne plannen omtrent eene opera Koning Lear, antwoordde hij : Re Lear ? la mia lira non ha abtastanze corde per quel re pazzo. (Koning Lear ! mijne lier heeft niet genoeg strikken (snaren) voor dien waanzinnigen koning. miiMiiiiiiiiiHiiitminiiimiiiiH Een Hollandsen illustrator. In de Muizenwereld. Eene nieuwe ver telling aan de piano, door A<Ï-ATHA SXFXLEX en CATIIAEIKA v. RENNES, met teekeningen van L. W. R. WENCKKUACII. J. L. Beijers, Utrecht. Van Iloytema schijnt dit jaar niet naar den wensch der vele oprechte vrienden van zijn werk, op hot appel te verschijnen. Men hoort van een Engelscben herdruk van zijn Jonge Eendje, een in een nieuwe proeve weder ver beterde verschijning van zijn f'riscli en somtijds stout talent zou ons wolkomer wezen. Hot komt mij voor dat in deze lijn van Hollandsche kunst nog heel wat aan inwendig zuiveren en verster ken moet worden besteed, vóór hot passend mag heeten aan het optreden naar buiten op grooter schaal te denken. Voor een internationale wapenschouw acht ik de nieuwe Ilollarulsche illustreerkunst nog wel wat te onlangs uit den slof ge schoten. Het mocht eens wezen dat men aan de overzijde van het Kanaal wat bad vernomen van onzen goeden weet, van onze kunst-grage boe kenkasten en drawing-room-tat'els, van onze iijne neuzen, en dat men dan in handen krijgende wat van onze boekenmarkt aan ben terug wordt toegezonden, ook in anderen zin, dan wat onzen gemeenen handel aangaat, van ons de bedenke lijke getuigenis op de lippen zou nemen, dat the fault of the Dutch, is giving too little and asking too inuch. De zaak is inderdaad, dat wij in deze dingen nog maar aan een bescheiden begin toe zijn. PU als wij alleen maar den omslag van Wenckebaehs nieuwe boek even aankijken, meonen wij al to mogen opmerken, dat de/o teekonaar althans dit zoo goed als iemand bevroedt. Heeft hij (onder de uit het Duiisch vertaalde opdracht) den titel op te schrijven van bet werkje, dat door zijn goede zorgen toch vooral, zeker /.ijn weg /.al maken, dan komt zijn naam tussehen die dor componisten van muziek on tekst en van den uit gever, zoo diskreet als mogelijk, in kleiner letter dan deze getoekend te staan. Dit schijne oen onnoozel detail, wij gelieven hot als kenschetsend te nemen. Xiets wat het lieele werkje door, van Wenckebach verder is dan het opdringende, liet brutale, het luidruchtige, ja zelfs zullen om hier een sprong te doen sommigen van meoning wezen, dat zijn muizenweroid wel wat vroolijker kon zijn uitgevallen. Ton onrechte evenwel. naar ik meen. Wij hebben van Ti'.ppier en l'.usch. van Meggendorf'er en Hongelor de zotheid bij vademen uitgemeten gekregen, on ik zon niet weten waarom daarnaast niet ook een andere opvatting van zulke verhaaltjes te illnstrpercn. haar goed recht zou hebben. Deze muizen zijn zonder eon zweem van spot op hun achterpooten gezet, zoo studieus als gold het sujetten van groot gewicht, en terwijl hierin op zichzelve ook humor schuilt, geeft dn bijna- ; droogheid van dit inderdaad toch smakelijke tee- l kenen, my meer idee van een vasten grond om op door te gaan, dan het de spontane koddig heid en de verve zijn waarop menig ander van meet af aan gaat teren. Wij hebben in Wenckebach, wanneer hij zijn woord houdt, een degelijk Hollandsch illustrator te erkennen, die, neen, waarschijnlijk niet ia staat zal zijn het verlokkende Toen ik op Neerlands bergen stond, of het lichtzuivere scoen boemgnrdekim van Jan van Brabant, of het sta tige Het daqhet uit den Oogten eenmaal waardig te verluchten, maar wij hebben in hem zulk een familjaar teekenaar te begroeten, die onze door speurende boekenoogen en nog meer door gespitste ooren beter te vergaren volksrij men naar den eisch in prent zal brengen: een illustrator van Het huis van Adrictan, van de kkkerijfs in de l>osrensloot en het groen groen knol'eknolleland, van Jooye onder den trap, of Befje keel; in t kneke'huis. Van het slag der beide laatste toch niet zoozeer, meent men wellicht, omdat juist in het onder havige werkje de figuren er opvallend minder goed dan de beesten zijn afgekomen, en toch zal dit als ik het wel begrijp geen bezwaar blijken. Al heeft hij ditmaal als hoofdsujetten de muizen nog aandachtiger gade geslagen dan hij het een vorige maal de planten deed, zoo is dit nog geen rede dat Wenckebach niet, zich inwerkende in een opgaaf van anderen aard, ook van kinderen en menschen iets eigenaardig» voor den dag zal brengen. Want in dit werkje waar hij zoo alle eer van heeft, vertoont Wenkebach die eigen schap die gemeenlijk in staat is vele andere vermogens te dragen, hij heeft zich hier iets verworven wat men zonder grootspraak een vas ten stijl van prentteekenen kan noemen. En een innig fatsoenlijke stijl als ik het zoo zeggen mag. Ik heb dit boekje naast Engelsche van Batten en Ford gelegd, en ofschoon deze beiden veel meer voor niets ter wrereld te teekenen verlegen staan, en vooral de eerste van hen bovendien in zijn figuren een gratie en een soort van noblesse weet te leggen, waaraan onze landgenoot vooreerst zeker nog niet raken kan, zou ik het op den duur toch meer op de eenvou dige goede trouw van Wenckebachs trant dan op de weelderige en meer gesatineerde handig heid van die wel is waar nog maar tweederangsEngelscben voorzien hebben. Tel ik de al te matte ondorhelft der nog ietwat voor-'t-jonge-volkje-achtige kopversiering van het eerste hooltUtuk niet mee, dan zijn de illustraties van dit boek j 9 al doorgaand goed. D.e teekenaar pakt niet uit en laat niet blinken 011 versmaadt de virtuoze kunstgrepen, om recht op den man af het zijtie te zeggen, dat in wezen nog al zoo wel als in schijn, beel dend is met egale kracht. De bewerking van elk der vijf hoofdstuk ken met een groote teekening en een titel banderol er boven, niet een georneerde begin letter, en daarbij aansluitend de eerste zes regels kapitaal gedrukt, mot verder een dui delijk streven naar vulling der moeielijk tot een geheel te schikken pagina's en met aardige sluitvignetten, dit alles is uitstekend. Als kleine aanmerking gedeeltelijk op den tekst te mr.ken, mag hier gelden, dat ook hot eerste hoofdstuk een ondertitel behoorde te hebben en dat die van het vijfde niet zoo buiten ver houding lang moest zijn. Maar wat zijn de zeer afwisselende groote tafereelen, mot overal de gezet en uitstekend van begrip geteekende muizen, frisch en verrassend gevonden van kom positie. De uitgang van het bol niet de droge wortels afhangend in den tooverachtigen doorkijk op de allergezelligst bouwdoosaclitige muizenstad is een lust om te bezien, l lot nvastjeklimmen met de verbaasd belangstellende muizen-massa erom heen en het knusse straatje er weer achter is van ordonnantie nauwelijks minder. Het koncert is onberispelijk, en de door het krommende holle pad langs reusachtige paddestoelen opsluipcnde stoet muizenjagers is van een kompleetheid, die alleen den zeer veeleischonden iets te begeeren overlaten kan. Ook in d 3 kleinere teekoningen is de onschul dige geest van bet een weinig in den trant van T/troiiyh the Lookini-ylasx en De kleine Jjh'innes opgezette verhaaltje met veel talent geïllustreerd. Do liinnoyecrcndu muizenburgeiuooster op zijn paddestoel buiten op don omslag is zoo goed als het hoeft. In de.doodsklok-luidende muis is op een aangegeven iets uit den tekst met kostelijke vinding doorgegaan. Het vrijend muizenpaar op don paddestoel is aardiger dan de van studen tenkamers populaire jongen met den hond op den vonder van l'iglheim, waar liet aan denken doot, en ik zie niet in dat de leuke eu onovertrefbaar luchthartige Caldecott in A Froy hèu'nild a iKooiiitf go zijn. dronken dikken rat wezenlijker dan sen Iaat dan h'.:t Wenekebachs in kalmen kadans polka-trippende muisjes doen, terwijl het misschien ook aan de omstandigheid dat wij mui zen al minder vaak dan honden druipstaartend kunnen gadeslaan, te wijten is, dat de muizenbegrafe-nis bij do klassieke lijkstoet van 'ikt, mail tti'/l in kracht van uitdrukking belangrijk moest achterblij en. Doch bij welke kunst van vreemden dan ook, dit werk nog geheel of gedeeltelijk moge verbloeken, het dient gezegd dat wij op het oogenblik in Holland niemand hebben die in het soort iets beters kan, en dat. zooals bet daar ligt liet bookje van Wenckebach, al blijven onzo ver wachtingen voor de toekomst ons dwingen bet voldaan nog terug te honden in overvloed stof biedt tot dankbaarheid. 7 Xov. '!»1. J. V. Rubens te Brussel. Het oudheidkundig museum te l'russel is een werk van liubens rij kor geworden : oon werk dat zoo al niet door zijn afmeting, dan toch door zijn hoedanigheden belangstelling verdient. Hot is do >cluits voor een van do groote composities die hem werden opgedragen voor het plafond van Whitehall te Londen. Hot Louvre beeft een dergelijke studie van dezen moester. Doze schets van liet Brussclsch museum is eonigszins ver schillend van het werk dat ten slotte in Whitehall is terecht gekomen: de weldaden van de regeering van koning Jacobus- Alleen de rechter helft ervan geeft zij. Naar aanleiding hiervan is het misschien de moeite waard, nog eens in herinnering te brengen hoe de Vlaamsche meester, trots de hulde die hij aan tal van hoven genoot, een heelen toer had om zijn dubbeltjes van het Engelsche hof loa te krijgen. In zijn laatste jaren reisde hij weinig meer, en dit was een reden te meer, om niet te veel aan hem te denken. Rubens werkte zes jaar aan de schilderijen in Whitehall, en eerst twee jaar nadat zij waren afgeleverd werd hij geheel afbetaald. Met groote heeren is het slecht kersen eten ! Bij de heeren Preyer & Co., lokaal »Pictura", Wolvenstraat 10, is geëxposeerd, eene aquerel van J. Bosboom, »Kerk-Interieur". Bij de firma E. J. van Wesselingh & Co., Spui 23, is geëxposeerd een schilderij van Madm. Gazin, »Dorpsweg" en voor het zij raam een teekening van Daubigny, »Stormv e Ier". imiiiMiiMmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiniiiiiiiiiiM Uit een Dionysius Grothofredus. Het staat te vreezen, dat niet iedereen Dio nysius Gothofredus kent. De man is dan ook al lang dood, en zijn eenige nalatenschap waarvan het huidige geslacht nog weet, is een foliant met zijn naam op het titelblad. Een enkele jurist heeft hem misschien in huis, voor de leeken zij medegedeeld, dat bij heet: Corpus juris CiviLs cum notis Dionysii (Sothofredi, en dat is hij ge drukt : Francofurti ad Meenam MDCLXIII. Nu kunnen wij ons voorstellen, dat de lezer, verne mende dat hij iets zal hooren over noten bij het corpus juris, het maar liever opgeeft en niets meer met dezen Germaanschen Dionysius wil te maken hebben. In het algemeen zouden wij daar tegen weinig hebben in te brengen; ditmaal echter moeten wij protesteeren. De Dionysius Gotho fredus over wienwij het zullen hebben verschilt van zijn broeders in de eerste plaats hierdoor, dat hij het eigendom is geweest van een zekeren student, Jo hann Arnold L....; zoo heeft althans in de 17e eeuw een hanepootenhand op het papier geschre ven. In dit exemplaar zat niet lang geleden een Duitsch jurist te bladeren, die een kwestie had, waarvoor hij. mirabile dictu! geen oplossing kon vinden. Hij had reeds menig boek nageslagen, toen zijn oog viel op Dionysius Gothofredus, een erfstuk van tal van geslachten, en hij probeerde, of hij in de ver van muzikale noten die deze man van twee eeuwen her bij bet corpus juris beeft geschreven, een hulpmiddel kon vinden om hem, den negentiende-eeuwer door zijn moeielijkheid te helpen. En hij vond, midden in een edict tegen de heerschende weelderige zeden een blad papier, waarop latijnsche verzen stonden. Een belangrijke ontdekking! Misschien een ma nuscript van een Duitschen lloratius ! (leteekend was het stuk niet; er stond slechts slinis" onder; maar onder dat itinis" stond een krul, geheel gelijk aan den krul onder de naamteekoning op het schutblad van het boek. En ook de hanenpooten van beide schrifturen kwamen overeen. Een Latijnsch gedicht in een commentaar op het corpus juris is zeker niet geschikt om de verdenking van wereldschheid te doen rijzen. Het zal dan ook een lichte verwondering wekken bij de bestudeerders der klassieken, indien zij onder bun oogen krijgen het volgend poëem, dat met zorg van bet bekrabbeld blaadje is overgeschreven. Si vinu tr imjdeveris diïmire suitin; [Mirvis cl post soMimmi veiilrienlum \ im> iinplrre ilernm nou .Vlexaudn reduin plYMTillit !nee re'lieJia. Hvinnu.En de niet-l.atinist zai zich allicht bij hen aansluiten, als bij de vertaling ervan leest ; i \\u,Idt ven bier nieiT aan\ eel wil i k drinken, u'e^laLren .Maar \\einiLi' belaien. Koml de wa'iivl mei \\iju Daar (.en /.ee naai' binnen Dal i- nuk pi-unini reren ; sUuui. F.u 'j.vuUl uk >',auu met ecrou'. \ Einde. DJ vinder van dit -burschikose" stuk trekt,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl