Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 908
was in de keuze zijner middelen, maar die
zijn land met reuzenstappen heeft doen voor
uitgaan op den weg der welvaart en der
zelfstandigheid. Terecht begreep Stamboeloff,
dat iedere toenadering tot Rusland voor die
zelfstandigheid een ernstig gevaar zou op
leveren. Anders dacht vorst Ferdinand er
over. Dezen was de weigering der Russische
regeering om hem officieel te erkennen
eene weigering, die de erkenning door de
andere Europeesche mogendheden zoo al niet
onmogelijk, dan toch zeer moeielijk maakt
een doorn in het oog. Vorst Ferdinand schijnt
in dit geval de bevrediging zijner persoon
lijke eerzucht hooger te stellen dan de zelf
standigheid van zijn land, want men kan
moeielijk aannemen, dat hij zich illusies maakt
omtrent het lot, dat Rusland's »vriendschap«
zal bereiden aan den Balkanstaat, die den
weg naar Constantinopel verspert.
Het optreden van den nieuwen czar heeft
aanleiding gegeven tot eene hernieuwing der
betrekkingen tusschen Rusland en Bulgarije.
Wel bepaalt zich die hernieuwing nog tot
de wisseling van een paar dépêches: eene
condoleantie en een een bedankje daarvoor.
Maar in het antwoord van den czar is het
woord »prince Ferdinand* gebruikt.
Prins of vorst hoe moet de vertaling
luiden ? De Bulgaarsche regeering, die thans
grootendeels uit Russophielen bestaat, beweert
dat men vorst moet lezen, en dat dus de
erkenning de facto heeft plaats gehad. Die
bewering komt ons tamelijk gewaagd voor.
Maar zeker zouden wij voor Bulgarije de
hervatting der officieele betrekkingen met
Rusland betreuren, indien deze betrekkingen
van denzelfden aard werden, als zij onder
czar Alexander III zijn geweest.
iiiiuiiiiiiiiiliimi
Een verwaarloosd Volksbelang.
Indien het waar is wat wijlen prof.
Moleschott beweert dat de mensch is wat hij eet,
dan is het geen wonder dat zoo vele menschen
beneden het normale staan. Wie de maal
tijden kent der meeste arbeidersgezinnen moet
zich dikwijls hebben bedroefd over hetgeen
daar op tafel verschijnt. En als dan bij de
feringe voedingswaarde van het menu nog
omt, dat de artikelen niet alleen slecht van
kwaliteit maar dikwijls bepaald nadeelig voor
de gezondheid zijn, dan wordt het een haast
onoplosbaar probleem hoe de menscheii die
het daarmede moeten doen er het leven bij
kunnen houden.
Op de programma's der meeste
arbeidersvereenigingen kan men dan ook een artikel
IMIIIIIIIIHIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIinilllllllllllllllllllltllUIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIII
mannetje verwonderd aan. Een dood kind
in huis en dan op een bal pianospelen, hoe
is het mogelijk. Enfin, denkt hij, als Wouters
wil, des te beter, dan heeft hij zijn boodschap
gedaan en hoeft geen nieuwen muzikant te
gaan zoeken.
Welwillend antwoordt hij dus:
»Als je komen kunt, van avond om 11 uur,
maar dan rekenen we ook op je."
»Heel wel, meneer, en als 't niet te onbe
scheiden is," vraagt Wouters schuchter, »zou
ik dan direct'betaald mogen worden? Ik
ben een beetje in verlegenheid, weet u."
»Nou," lacht de bediende genadig, »dat zal
zich wel vinden, hoor. Je verdient tien gulden,
dus dat is een buitenkansje voor je, hé.'tls
dan afgesproken, dat je komt, nietwaar?"
»Jawel meneer, van avond elf uur."
»Goeien avond."
»Goeien avond, meneer.''
De knecht knoopt zijn zware, dikke jas
toe, opent zijn druipnatte parapluie en begeeft
zich de straat op.
Wouters sluit de deur achter hem dicht
en haast zich naar boven.
Hij heeft goed nieuws voor zijn vrouw.
Het geld voor Jantjes begrafenis is ge
vonden.
Er is een bruiloftspartij in het
Restautauraut Royal. Om zeven uur is het diner
begonnen. De straatjeugd, die zich ondanks
den neerplassenden regen nieuwsgierig bij
den ingang van het restaurant verdrong,
heeft de dicht gesloten rijtuigen zien
voorrollen en de genoodigden zien uitstappen,
dames in elegante toiletjes gehuld, heeren
gekneld in stijve, smakelooze rokken. Het
laatste rijtuig is nu al lang weggereden, en
de laatste straatjongen zoekt een goed heen
komen voor den regen, niet dan na eerst
nog een jaloerschen blik naar de feestzaal
van het restaurant geworpen te hebben.
Een verward geluid van vroolijke stemmen
dringt door de verlichte vensters naar bui
ten. Hoe goed hebben ze het toch, die
rijken, denkt de van koude bibberende
schooier, zelfs geen druppel regen mag op
hun kleeren vallen, en hij ziet weer de
bedienden met opgestoken parapluies de
gasten uit de rijtuigen naar binnen brengen.
En nu zitten ze daar weer te eten en te
drinken, en hij, die zoo'n honger heeft mag
toezien, neen, nog niet eens toezien, want
vinden waarin keuring van Rijkswege der
voedingsmiddelen wordt gevraagd. Deze maat
regel betreft wel geen uitsluitend
arbeidersbelang, maar zou toch in de eerste plaats aan
hen ten goede komen, daar de andere klassen
zich door het kiezen van betere kwaliteiten
kunnen waarborgen tegen vervalschte of bedor
ven waren. Hierin zal ook de reden wel moeten
worden gezocht waarom het er in ons land,waar
bijna alles wat de zaak der arbeiders aan
gaat, zoo jammerlijk wordt verwaarloosd 1), op
dit gebied zóó allertreurigst uitziet dat men
z'n handen in elkaar slaat van verbazing
wanneer deskundigen ons den werkelijken
toestand eens onbewimpeld voor oogen stellen.
Dit is onlangs weer zeer ernstig geschied in
een rapport over de keuring van vee en
vleesch uitgebracht door het Hoofdbestuur
van de Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland. De uitkom
sten van het door haar ingesteld onderzoek
mogen voor een goed deel mede als maatstaf
gelden voor de keuring van andere
consumtieartikelen, aangezien de bepalingen omtrent
keurig van vleesch veelal slechts onderdeelen
zijn van de verordeningen op de keuring van
voedingsmiddelen in het algemeen.
Behoudens eenige zoo goed als waardelooze
artikelen van het Wetb. v. Strafr. is men bij
ons te lande ten aanzien van het toezicht op
de levensmiddelen geheel afhankelijk van
hetgeen de gemeentebesturen ten deze gelieven
te bepalen. Hoe deze hunne taak opvatten,
kan uit deonderstaandemededeelingen blijken.
Bepalingen omtrent keuring van vee en
vleesch bestaan in de hieronder genoemde
provinciën slechts in het daarachter vermeld
aantal gemeenten]
Van de
Groningen in
Friesland
Drenthe
Overijsel
Gelderland
Utrecht
N.Holland
Z. Holland
Zeeland
N.Brabant
Limburg
33
39
27
40
84
65
48
118
07
118
35
57 gemeenten.
43
34
d
116
72
1-34
190
109 ,
184
123
Het Rijk in G74 van de 1123 gemeenten. 2)
In 674 van de 1123 gemeenten komen dus
slechts bepalingen omtrent keuring voor, d. i.
in 60 pCt.
Wie dit percentage hoort noemen zal wel
licht geneigd zijn te zeggen dat met het oog
hierop de toestand dan toch nog niet zoo heel
erg kan worden genoemd.
Dit schijnt ook zoo, maar bij deze toch in
ieder geval reeds weinig geruststellende cijfers
moeten nog twee zeer gewichtige dingen in
aanmerking worden genomen:
1. het feit dat bovenstaande cijfers slechts
aangeven waar keuring bestaat op
niet waar zij feitelijk wordt toegepast;
1) In Nederland wordt van Rijkswege
alleen het goud en zilver gekeurd!
2) Van 2 gemeenten ontving de Commissie
geen voldoende opgaven.
blijft hij, aangetrokken door het warme
licht, vóór het restaurant staan kijken, dan
jaagt de portier hem weg met een barsch:
»Allez voort, wat motje hier?" Morrend
sukkelt de doornatte jongen veid3r, en ver
dwijnt in de leege, koude straat.
Boven in de feestzaal is het Ie'?ker warm.
Aan een lange tafel, met bloerr en bestrooid,
zitten de gasten, d-3 wijn parelt in de gla
zen en met de piëteit aan edele gerechten
verschuldigd, dragen de kellners, onberispe
lijk in gang en houding, de schotels op.
De ware feeststemming heerscht nog niet
aan den disch; een zekere stijfheid en
gedwongenheid van toon drukt nog op de
gesprekken, zooals veelal het geval pleegt te
zijn, waar menschen, die elkander weinig
kennen, door het lot te samen worden ge
bracht. De bruid, die tengevolge van ver
moeidheid een beetje bleek ziet, poogt van
tijd tot tijd zenuwachtig te glimlachen tegen
een goeden bekende of tegen de bruidsmeis
jes. De bruidegom, die in deze dagen steeds
het onaangename gevoel in zich omdraagt
met de hooge goedkeuring van Staat en
Kerk een opgetooid lam ter slachtbank te
voeren, verwenscht in zijn hart de feesten,
die naar on/.e beschaafde opvattingen het
huwelijk dienen vooraf te gaan. Ook doet
het somber vooruitzicht binnen enkele
oogenblikken een toast te moeten uitbrengen, de
tafelvreugde van eenige aanzittenden belang
rijk dalen.
De tijd der verplichte speechen breekt aan.
De gasten luisteren er naar met stijve,
onbewegelijke ge/.ichten; de houding der
kellners, die in een hoek het sein afwachten
om de champagneflesschen te ontkurken,
is waardiger en indrukwekkender dan ooit.
Eindelijk is tot ieders genoegen de laatste
toast uitgesproken en het wordt aan tafel
gezelliger en meer ongedwongen.
Bij het einde van het diner is het vroolijk
en prettig in de groote zaal. Wel zijn
de bloemen, die den disch versierden, ver
strooid en verlept, maar op de wangen van
de bruid zijn de roosjes weergekeerd en de
oogen van menig jong meisje schitteren van
opgewonden vreugde.
Spoedig volgen nu eenige vertooningen,
die iedereen mooi vindt, ook al zijn ze be
slist niet mooi. En dan komt het schoonste
oogenblik voor de vrouwelijke gasten, de
dans begint. (Mol toljl.)
2. de omstandigheid dat zelfs waar keuring
feitelijk plaats heeft, dit meestal nog geschiedt
op zulk een wijze dat daaraan zoo goed als
geen waarde kan worden gehecht.
Wat punt l betreft moetal dadelijk worden
geconstateerd dat in 214 van de 674 gemeenten
waar keuring bestaat op papier, in werkelijk
heid nooit iets wordt gekeurd! Daartegenover
staat echter dat in 104 van de 447 gemeenten
zonder bepalingen wél keuring plaats heeft.
Alles bij elkaar genomen is de FEITELIJKE
toestand dus, dat de keuiing wordt toegepast
in 564 van de 1123 gemeenten, dus ten
naastenbij in 50 percent.
Ook dit cijfer, hoe onvoldoende ook, zou
nog niet het recht geven te spreken van een
wanhopigen toestand, maar wij zeiden reeds
dat er nog op een tweede omstandigheid moet
worden gelet en die geeft hier inderdaad den
doorslag.
Wij spraken tot dusver nog slechts van
keuring zonder meer, maar alles hangt daarbij
natuurlijk af' van de vragen: WAT, DOOR WIE
en HOE gekeurd wordt.
Om op deze alles beheerschende vragen
een betrouwbaar antwoord te krijgen heeft
het Hoofdbestuur een zeer omvangrijk en
nauwgezet onderzoek ingesteld, waaruit is
gebleken dat omtrent den omvang der keuring
in de onderscheidene gemeenten groot verschil
van opvatting bestaat en dat de toepassing
der keuring heel dikwijls is geregeld op een
wijze die de lachlust zou opwekken als de
gevolgen niet zoo treurig waren.
In sommige gemeenten is alleen sprake van
wat het rapport noemt LEVENDE KEURING,
hetgeen wil zeggen dat het vee alleen tijdens
het leren wordt gekeurd, wat natuurlijk geheel
onvoldoende is, daar keuring der inwendige
deelen hoofdzaak is. In andere treft men
alleen bepalingen aan omtrent keuring van
in nood geslachte of gestorven en -zieke dieren,
wat in het rapport KEURING BIJ
XOODSLACIITING wordt genoemd. Weer andere spreken
van keuring van levend en dood
slnclilreczoomede van in nood geslachte en gestorven dieren
en van het 'Ingevoerde vleesch, in het rapport
aangeduid als KEURING EN NODDSLACHTIXG.
Het meerendeel der gemeenteverordeningen
echter is zóó vaag dat men er niets
bepaalds omtrent de keuring in kan lezen en
de gehecle zaak wordt afgedaan door een
eenvoudig verbod van verkoop en
tekoopstelling van vleesch, visch, fruit en andere
eet- of drinkwaren die blijkbaar bedorven of'
voor de gezondheid schadelijk zijn. De per
sonen met de uitvoering belast moeten dan
zelf maar weten hoe zij dat uitmaken! Dit
laatste zou nu zoo erg nog niet zijn als de keur
meesters maar degelijke deskundigen waren,
maar dit juist laat verschrikkelijk veel te
wenschen over. Slechts in 15G van de 112.}
gemeenten geschiedt de keuring door werkelijk
bevoegden, namelijk door gediplomeerde of
geëxamineerde veeartsen en geneeskundigen.
In de overige gemeenten waar keuring bestaat
wordt zij overgelaten aan zich noemende
veeartsen zonder wettelijke bevoegdheid, aan
veldwachters, gemeenteboden, landbouwers,
ja zelfs aan bakkers, kasteleins, ketellappers
en dergelijke kwakzalvers die van de patho
logische verschijnselen welke bij vee of'vleesch
voorkomen niet het minste begrip hebben'.
Met dit alles rekening houdende, komt men
bij de beoordeeling van den feitelijken toe
stand waarin wij ten aanzien van de keuring
verkeeren tot een allerbedroevendst resultaat.
Reeds aanstonds blijkt dat in 436 van
de 504 gemeenten waar keuring bestaat,
zij is beperkt tot keuring bij
noodslachting. (ius alleen van in nood geslachte of
gcutorren en *icl;e dieren. .1).
Alleen in de (mrige 128 gemeenten geschiedt
dan of keuring ook van amler yerscligeslacht
vleesch, of' alleen levende keuring, of keuring
van ingevoeld vleesch etc. Zoowel deze vormen
als de keuring bij noodslachting worden echter
in de praktijk veelal nog zóó gebrekkig toege
past dat het Hoofdbestuur tot de voor onzen
algemcenen en plaatselijken wetgever hoogst
beschamende conclusie komt dat de keuring
zelfs van in nood fjculai-li/e of </r ulo i'cc n en zieke
dieren slechts voldoende is in 141 gemeenten,
terwijl de keuring ook van ander lerend en
gr slacht vee slechts betrouwbaar is in 15 ge
meenten van ons vaderland!
Hierbij verklaart het Hoofdbestuur dan nog
uitdrukkelijk dat het. sprekende van roldoendc
of' liciroiurlinnr, de eischen ->ïoo laan mogelijk'
heeft gesteld!!
Wat er tengevolge van zulk een toestand
al zoo in consumtie wordt gebracht en wat
daarvan de gevolgen zijn, zullen wij zien in
een volgend artikel.
(Wordt rrrrolgi/l SOCIUH.
1) AVij moeten hier nog bij opmerken dat
in l/ih-ijke verordeningen waar van keuring
sprake is niet wordt gesproken van paarden,
geiten, schapen, varkens enz.
Gerliart Hauptmann.
(Slot).
Van die jongeren,
romans en drama's
schrijven, is Gerhart llauptmann blijkbaar de
meest beteekencndc. Ken speciale studie van hem
te maken is echter niet mijn plan; ik heb alleen
in 't algemeen willen aantoonen welke do invloe
den waren, die op hem on zijn tijdgenooten in
Dnitschland inwerkten, omdat men die invloeden
zoo open on zuiver terugvindt in Kinsarue
.Menschen". Wie meer van llauptmann wil weten,
kan dat door het verstandige boekje van dr. Paul
Mahn te lezen (Gerhart Hauptmann und der
moderne Realismus). In »Einsame Menschen"
zijn dan Ibsenachtige ideeën en, via de Xoren,
van de Franschen afkomstige scherpklare
teekening van karakters en levensverhoudingen.
Hier is 't oogenblik gekomen om te laten zien,
wat een andere »jongere", een Oostenrijker over
«Einsame Menschen" oordeelt.
»Von allein der Menge irgendwie Anstössigen,
das ihren Verstand b<helligen könnte, reinlich
und satiber ausgcputzt,auf die lieben Gewohnheiten
teutonischer Parterre eingestellt. . .
...und in diesem geziihmten, beschnittenen
und zimmerreinen Xaturalismus, der den
Lieferanten des tiiglichen lirodes f'iïr die liiihnen
noch gute Dienste leisten wird, der bewiihrte (leist
dor biirgerlichen Komödie, der Cieist der rcuigen
Eulalia, der Geist von Kotzebue, Iflland und
Kaupach. rührselig, zimperlich und platt, wie
ihn die scheue Hysterie .Toner zwischen den
Klassen Hebt. Philistir sind die Helden, nicht
die wirklichen Philistcr des Flaubert und Xola,
sondern wie der Philister sich vor sich selber
aufspielt, philiströs idealisirte Philister,
wichtigthuerisch, mit vorkrüppelten Gefühlen und
eingeredeteu Conflicten, im dumpfen Gedriinge kleiner
Schicksale, olme Kraft, Leidenschaft und Trotz..."
Ik geloof dat deze heer Babr dit vooral ge
schreven heeft, om zich zelf te bewijzen dat hij
een groot man is. Men behoort, als men schrijft,
altijd tets beneden de hoogte van zijn gevoel te
blijven. De opwinding, de entratneerende kracht
van den volzin, «la griserie de la phrase" doet
dien afstaid dan weer verdwijnen, zooals een
mensch, die met een geweer schieten wil, te laag
aanlegt, wijl door 't schot het geweer een schok
naar boven krijgt.
Omdat die matiging zoo vaak niet betracht
wordt, schrijven veel menschen veel meer dan
ze verantwoorden kunnen en zien tot hun eigene
(niet onpleizierige) verbazing meeningen op papier,
die niet in zulk een sterkte de hunne waren.
Hun gevoel bij deze gebeurtenis heeft daneenige
overeenkomst met dat van een kip, die een
garzenei uitbroedde en nu 't product te aan
schouwen krijgt. Zoo'n kip voelt een vagen
twijfel of dat vreemde dier wel van haar is, maar
uit een zeer begrijpelijke ijdelheid wil ze er maar
niet al te veel aan twijfelen, 't Zou in alle geval
best mogelijk kunnen zijn, nietwaar? Waarom
zou een zeer kundige kip ook niet. . . enz.
Ik bedoel niet anders dan mijn twijfel te zeg
gen, dat de lieer Bahr het in zijn diepste gemoed
wel zóó erg, zoo barbaarsch zou meenen. Maar
nu 't er eenmaal zoo stond, hinderde 't niet: 't is
altijd bewijs van superioriteit iets leelijk te vinden.
».. . . diesem geziihniten, beschnittenen und
zimmerreinen Xaturalismus...." wat zit daar
heerlijk die «Overmoed der jeugd" in waarvoor
ik straks listig waarschuwde, dat het zulk COT
beminnelijke karaktertrek in >Jung Deutschland"
was. 't Is hem lang niet »erg'' genoeg.' niet ge
noeg: ponr pater Ie Bourgeois".
Overigens heeft hij gelijk met zijn «Geist der
bürgerlichen Komedie", in zoover hier een bur
gerlijk interieur zeer zuiver geteekend wordt,
maar hij liegt infaam, als hij beweert, dat 't sen
timenteel is : -TÜhrselig, zimperlich und platt."
Er is van die dingen niet mee-, dan het milieu
zelf meebrengt.
Maar als hij van die -Philister" spreekt, vojl
ik wel dat hij eenigzins gelijk heeft, hoewel hij
niet de moeite nam iets dieper in te gaan tot
wat het nu eigenlijk was, dat hem in de per
sonen hinderde.
Dat was de Hiiiintmk van Ibtens pht/o.-oitlde,
meer bepaald die uit «Kosmersholm", waarmee
het stuk trouwens groote gelijkenis heeft.
Daar is de ergernis. Dat beteekent mét andere
dingen, (dat al te hevige slot b.v.) de onrijpheid
van 't werk.
«Kinsame Menschen'' heet liet: meiiKcber, op
eenzame geesteshoogte.
llauptmann heeft niet een banaal govalletje
willen geven van een intellectueel man, een
sensitief mensch. die in zijn bekrompen, huis
houdelijk lief-vrouwtje geen steun en geen begrip
vindt en nu, in zijn nood, verliefd wordt op de
eerste de beste vrouwelijkheid, die lem wat beter
vatten kan.
Maar de zaak moet veel tragischer,
liijzorn'/ertragischer zijn. 't Is niet oen gewoon
Uehesverhiiltiuss'' tusschen Johannes en Anna Mahr,
wil de schrijver. Het is een hoog geestelijke
vereeniging van hun zielen en vooral niets
zinnelijks ! . . . op geen voorwaarde 't minste vonkje
zinnelijkheid! vooral niet van zijn kant. Hij
beweert zelfs nog meer van zijn eigen vrouw te
zijn gaan houden, sinds hij deze zusterziel leerde
kennen. Maar hij kan zonder modebegrip niet
leven, hij kan niet »einsam" zijn. En Anna Mahr,
de zusterziel, is een meisje van de hoogste
intellectueele en gevoelsontwikkeling en dat zij
toch eerst zoo laat merkt, wat zij bij Johannes
in huis gesticht heeft, komt omdat de volkomen
reinheid harer bedoelingen zoo heelemnal boven
de zeer aardsche vermoedens en
.ichturdochtighedens der lagere menschen verheven is.
Haar verhouding met Johannes is dus tot laat
in 't stuk een zielcrerbond van de teerste iiualiteit.
Voor Kate, 't arme vrouwtje, blijft dat nu vrij
wel hetzelfde of 't z<m of anders is. Zij lijdt
't meest door wat zij zelf niet geven kan en
beschuldigt niemand. Haar jaloezie is zei/'-klein
roeien, geen wantrouwen. Maar voor de oude lui,
de zeer eenvoudige, zeer vrome papa en mama
Vockerat, die bovendien uit Silezie afkomstig
zijn, komt 't er, wat hun verdriet ot tevredenheid
betreft, integendeel zér op aan of 't hier pla
tonisch en intellectueel of aardsch en sensueel
zal toegaan. Als ze dit laatste niet te vreezen
hebben, kan i;ion er gerust op rekenen dat ze,
heel spoedig weer -seelenvergntïgt" en merkbaar
opgelucht naar hun Silezie zullen terugtrekken
met de recommandatie aan hun schoondochter om
zich geen dwaze dingen meer in 't hoofd te
halen,'want dal er geen schijn van gevaar bestaat.
Dat ''t die julïronw alleen te doen is Johannes
bij zijn boek te helpen en Kate. als zijn wettige
vrouw, niet ban;.; hoeft te zijn, dat .1 ou.innes /.ijn
plichten jegens Irtar zal verzaken.... Hn ?"'t'iets
dergelijks, zouden ze zeker zeggen, als hun
geloovig, maar eenigszins kleinburgerlijk gemoed,
zulke duizelende zielehoogten van Johanms en