De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 25 november pagina 4

25 november 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, VOOR NEDERLAND. No. 909 een allerinnemendste goede-trouw, een schilderijtje zeer ver gepousseerd heeft, dat aan de aandacht der voogden van Arti, juist niet tot hun eer, schijnt ont snapt te z\jn 1), maar dat thans zelfs in zooveel beter gezelschap niet anders dan genegenheid, ja bewon dering wekken zal, voor het nobel en hier bij gedeel ten reeds even in vervulling gaande pogen der tot in hare sporadische onredzaamheid zoo symphatieke schilderes. J. V. 1) Men zou zelfs geneigd zyn op te merken, dat dit lichtelijk de Spuigaten uitloopt. Arti et Amicitiae. Ten behoeve der Verloting 18i>4 v. d. Vereeniging tot Bevordering van Beeldende Kunsten werden op de Tentoonstelling thans in de zalen der Mpjj »Arti et Amicitiae" geopend, reeds aan gekocht : v. Andringa «Nadenken", Bastert »Sneeuw en Us", Bisschop (R.) »In aandacht", de Bock »Bij de Steeg", Ives Browne «Moestuintje", Frankfort »Schoenmakerij in het Oude Mannenhuis", Hoynck v. Papendrecht »De cri'iek van den Generaal", H. W. Jansen «Aan de Steigertjes", MPJ. Kerling »Band op maken", Oldewelt »Theeuurtje'" v. Oos terzee »In Drenthe", Rust <>Oud-Amsterdam", W. Steelink »0p den akker", Verster »Bloemen" v. Vuuren «Dood lammetje", Wijsmulier »Straat te Noordwijk a/z.", I. Zoetelief Tromp »Jansje" benevens Etsen van M. W. v. d. Valk en Papegaai in hout gesneden van I. Mendes da Costa. Op d^ Teekeningen-tentoonstelling vroeger ge houden werden reeds 17 teekeningen aangekocht, terwijl nog meer aankoopen in den loop van November en December zullen geschieden. De aangekochte schetsen worden in December afzonderlijk ter bezichtiging gesteld. De firma Frederik Muller & Cie. alhier zal op Maandag en Dinsdag, 2G en 27 November a.s. in veiling brengen eene belangrijke collectie van werken over schoone kunsten, historie, topographie, genealogie en literatuur, grootendeels af komstig uit de nalatenschap van mr. J. II. Sluiter, in leven griffier bij het gerechtshof te Rotterdam. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23 is geëxposeerd een schilderij van Wally Moes «Aannemelingen". Wandelingen te Florence. Vreemde stad, Florence! Daar ga ik nu al sinds een maand en langer ia haar straten, en ik weet nog niet welken indruk zij op mij maakt. Als men een dag in Genua, Milaan, Venetië, Bologna is geweest, weet men wat men aau die stedeu heeft, men heeft dan een eigen Genua, of een eigen Veneti in zich, dat men als een klein medaillon altijd kan meedragen. Maar zoo is 't niet met Florence. Zij heeft daar eigen karakter, maar hoe is dal.? De honderden Eugelschen die bier wonen, hebben er een moderne stad van gemaakt, met die hotels, die winkels, die koffiehuizen, die overal hetzelfde zijn, en toch word ik er elk oogenbük aan herinnerd, dat hier achttien eeuwen en meer hebben gearbeid. Nergens word ik krachtiger aan het verleden her innerd dan in deze moderne stad, met zijn rechte straten, goed geplaveid, 's avond» goed verlicht, waarin bij het geros van cquipages en omnibus sen en rijtuigen met Baedeker-vreemdeliügen, den heelen dag door, maar vooral 's avonds, de jonge ITorentijnen op de hoeken der straten staan uit kijken, naar de dames chifanne la signoru, die de dame namaken, en de anderen, die't al zijn door stand en geboorte. En toch, overal zie ik nog die paleizen, als vestingen van zware blokken bergsteen gebouwd, van Toscaansche baronnen, die zich nu en dan te verdedigen hadden tegen het te hoop geloopen lorentijuiche volk, woedend en bloeddorstig, als men maar met den vinger naar zijn vrijheid wees: de prinselijke paleizen der Strozzi, der Ricci, der Buonaceorsi, der Mancini. Ik spreek niet van de Mediceërs: uitgestorven, leven zij in eiken straat steen, in elk huis van Florence. Deze stad is in waarheid hun stad; de duizenden vreemdelingen, die jaarlijks hierheen reizen, komen er om hulde te brengen aan dit beroemde geslacht, dat niet een zoon of dochter heeft gehad, die niet een merkwaardig mensch was. Wat zij gesticht, wat zij nagelaten hebben, is de magneet die over heel de wereld werkt en duizenden aantrekt. Er is mij in dit Florence van LS9J- een gedach te ingevallen, een banale gedachte, maar die, omdat de waarheid er van mij nooit zoo sterk als hier heeft getroffen, mij dagen lang iu blijde stem ming heeft gehouden: dezp, de meuschheid moet noodzakelijk vooruitgaan, want uit het verleden houdt zij enkel wat het beste is over. Wan neer ik iu deze straten van Florence wandel, treft mij een gebrek aan piëteit in mij zelf. Ik moest hier rondgaan, het hoofd ongcdekt. Hier, in deze stad, leefde en droomde Daute; hier moet hij de vreugde des hemels gekend en de straffen der hel geleden hebben om later die werken te schrijven, waarin niet enkel de menschen om hem lieen, maar alle geslachten na hem de bezieling hebben gevonden als zij zich on machtig voelden eigen extase en eigen wanhoop te uiten. Daar is zijn woning, daar is Aiigck/'s wo ning: deze Michel Angelo, geweldig en viervoudig een genie! Brunelleschi, Sansovino, llafael, MichclAngelo zijn hier de bouwmeesters geweest, niet enkel van die versierde kerken, oogenlust van liet zuidelijk volk, maar die zelfs met den blauwen hemel van Italiëmijn grauw noordelijk gemoed niet treffen; maar ook van die paleizen wier eenig uiterlijk sieraad soms enkel hunne schoone lijnen en mas sieve steenblokken zijn. Deze stad verwart mijn denken; herinneringen, namen van mannen, zooals het leven na hen nog niet heeft gezien, dringen zich te hoop in mijn schrijfgepeius. In gedachten zie ik rond in deze stad ; wieu zal ik 't eerste de armelijke hulde brengen van een mensclieukinil, dat anders in heerlijke zelfbewustheid van eigen kringen, zich niets voelt worden, wanneer bet deze namen hoort en over deze mannen denkt. Michel Angelo, Dante, Rafael, Tasso, Boccaccio, Machiavelli, Brunnelleschi, Ccllini, o dat alles is te veel. Elk dier namen wijst een weelde aan, zooals de namen Jupitcr, Vcnus, Mars, de Groote Beer, Cassiopeia weelden aanwijzen, die mijn gemoed niet vromer stemmen dan wan neer ik de werken dezer menschen zie. En om dezen heen, geheel zooals wij zien in den nacht, andere weelden, kleiner misschien, grooter mis schien hoe kan ik dat beoordeelen ? weel den die Donatello, Ghirlandano, Giovanni Angelico genoemd worden. Ik zou mij te buiten kunnen en willen gaau aan het zeggen en herzeggen dier namen; zij zijn zulk een zoete, bedwelmende drank voor mijn oor. Ik denk niet dat ik veel van kunst weet, van schilderkunst vooral. Heel vaak ben ik de eenvoudige van harte, die zich in ootmoed neerbuigt voor een god, dien hij niet kent. Anderen, wijzeren, zeggen, dat ik mij moet neerbuigen en ik buig mij neer. Maar er zijn goden, voor wie niet als mijn adem, zoo vanzelf, een niet uit te spreken gebed in mijn ziel opstijgt. Lionardo behoort daartoe, llafael behoort daartoe. En anderen, voor wie 't zacht en stil en warm in mij wordt, als ik aan hen denk. Nooit voor dien tijd heb ik gevoeld wat mede-lijden is, dan toen ik voor een kruisafneming heb stil ge staan van Fra Angelico in de Akademio van Schoone Kunsten; ik heb met de heiligen om het kruis de pijn gevoeld van de doornen in mijn hoofd, van de spijkers in mijn handen en voeten, van liet langzaam sterven in een belschen dood. ? En als ik straks weer rondga in deze stad, waar het rumoerige, bonte leven van bedeu, dat ik lief heb, mij roept, ik die niets van het verleden meer voel, dwalen toch telkens mijn gedachten af in de eeuwen, waaruit dit tegenwoordig menschengeslacht als .uit een langen, ree'.ten, duisteren gang is voortgekomen in den dag van heden, en ik deuk aau Costno di Medici, lie de Vader des Vader lands" werd ge' oeml, aan Lorenzo den heerlijke," aan j;Cosmo I." Wat ging van deze prinsen uit, dat zij de grootste mannen om zich heen wisten te vereenigen: den heiligen Antouius, die het leven als een oceaan zag, Savonarola, een heilige óók, die het leven als in een eierschaal zag? Wat ging van hen uit, waarvan ik nu nog de kracht, die mij bedwelmt, in mij voel na u en hen ? O, zeker, de menschheid gaat vooruit: banale, maar vaak betwijfelde w»ariieid, die mij nu niet wil ontgaan. Wie kan in Florence aau baar twij felen? Al deze mannen hebben hier gt leefd, hier, waar ik nu leef. Al die menschen hadden hun kwaad en hun goed. De Medici hadden hun grenzelooze i n niets ontziende eerzucht, die van ieder hunner een mensclieiislachter maakte; Mic'iel Angelo had den heimelijken strijd zijner lusten; Dante zijn onmcêdogend wraakgevoel; ('ellini sloeg dood; Boccaccio kende den zwijnu-l zijner hartstochten; allen waren menschen, als gedwon gen slaven iu de boeien van hunne begeerten. Zij zijn heengegaan ; hun strijd, bun leed, hun hartstocht is heengegaan. Maar gebleven is : deze heerlijke stad, die als een reusachtige juwcelkist is, voor wat drie eeuwen aan schoonheid hebben kunnen geven, van de Medici ; deze Dtir'nl. deze graftombe der Medici, van Michel Angelo ; deze U el, van Dante ; deze l'erseiix, van Cellini; deze Verhalen" vau Boccaccio. Van dien meester der Oudheid, die den Laokoon schiep, van dien anderen, die de Mediceïsche Venu?, van Brunelleschi, die den domkoepel bouwde, vau die allen en anderen is alles heen gegaan, alles, behalve wat het beste was in hun leven. Hoe zou dan de menschheid niet steeds voortschrijden naar het licht, wanneer elk geslacht het goede erft van het voorgeslacht en, verrijkt met wat liet zelf aan schoonheid arbeidt, nalaat aan zijne kindereu? Dat is eeu heerlijke gedachte, wij menschen mogen onze gebreken, onze ondeug den vieren, die ons teu slotte lief zijn, of.-clioon wij ze haten en ons versterken voor onzen arbeid van schoonheid; zij zullen ons niet verhinderen goed te zijn eu het goede na te laten. W. Francis Magnard. f De hoofdredacteur van het bekende l'arijsche blad Le Figaro is Zondag te Xeuilly overleden. in een maison de santé, waar hij hulp had gezocht voor een ziekte aan de blaas. De operatie, die door de doctoren l'oncet en Segoml werd verricht, slaagde uitstekend ; maar de gevolgen der operatie waren noodlottig voor hem. Hij stierf ouder hevige brakingen. Magnard was pas 07 jaar oud. Hij was te Verviers, in België, geboren en in zijn jeugd voor den geestelijken stand bestemd. In een klooster genoot bij zijn eerste opleiding, en hij dankte daaraan een degelijke ontwikkeling. Doch bij gevoelde geen roeping voor het priester ambt en zocht daarom een wereldlijke betrekking. Dientengevolge was x.ijn jeugd niet erg rooskleu rig, liet gelukte hem, te Parijs bij liet belas tingwezen een ondergeschikte betrekking te vinden, waardoor bij voor gebrek gevrijwaard was. Al spoedig kwam bij in connectie met enkele bladen, de (}mdoi ?, de Cituxei ie, en de l'A-cnement. Daardoor kwam bij in aanraking met Villemessant, die zijne talenten wist te waar deeren en hem als vast medewerker verbond aan den b'iqufo littéraire, die toen tweernalen 's weeks uitkwam. Toen de Fii/uro in l*i>:5 een politiek dagblad werd, kreeg Magnard een redacteursbe trekking, waarin hij belast was met bet schrijven der pers-overzichten, ecu taak waarvan hij zich met groot talent kweet, /ijn overzichten werden algemeen gewaardeerd, om de helderheid waar mede hij ieders meening deed uitkomen, en do grooto kennis die bij er bij toonde. ','-w tl e chofes dans un coup tl e cmenu.t:!' zeiile men, on met recht, van zijn kroniek >l'aris au jour Ie jour.'' In dien tijd werkte bij ook mede aan enkele an dere periodieken, als de llhi*trtttio»,]\etG-rnwlJournol, l'tiris-Mtigitzine enz. In l S7ij werd Mag nard tot hoofdredacteur van den Fiiftr» benoemd : en toen Villemessant in 1S7Üstierf, benoemde do raad van beheer van bet blad hem met l'éri vier en de Rodays tot tjfrants. Als hoofdredacteur droeg Magnard er veel toe bij, om den Fiijmro tot een verbazende hoogte op te voeren; bij wist met zorg zijne medewerkers te kiezen en streefde er naar, van zijn blad een ernstig blad te maken, waarin alles werd bespro ken, zonder ooit vervelend te zijn. /ijn eigen artikeltjes, de korte smaakvolle en voortreffelijke gestyleerde kronieken, die onder den eenvoudigen titel La Politique dagelijks zijne rneening weer gaven over personen en gebeurtenissen, waren modellen van dagblad-litteratuur, waarover slechts een meening bestaat: dat ze uitmuntend waren in elk opzicht. Magnard had een zeer fijn gevoel voor de stroomingen in de openbare meening, en hij wist daarvan op practische wijze gebruik te maken. Hoewel conservatief en monarchistisch wist bij op het geschikte oogenblik zijn verandering van denkwijze voor te bereiden en geleidelijk uit te voeren, /ijn gezond verstand en zijn scepticisme waren daarbij zijn voornaamste gidsen. Hij werd de eerste der rallies en beeft er zeer veel toe bijgedragen voor de conservatieven den weg te bereiden tot het aannemen van den republikeinschen regeeringsvorm. /y'n werk beeft veel ge daan voor de bekeering der monarchisten ; en hij werd daarin gesteund door de uitspraken van kardinaal Lavigerie en paus Leo XIII. In den laatsten tijd hield bij zich ernstig bezig met de sociale kwestie ; hij was er van overtuigd, dat er iets gedaan moest worden ; maar hij begreep niet wat. En zoo gaf hij ook daarin voet aan zijn scepticisme. Met Magnard verliest de Figaro een uitstekend leider, de Fransche pers een harer beste leden. iiiittiiiiiiiiiiiiiiiinitin Het oudste vreemdelingenboek ter wereld. Soms verhaast men zich over den overvloed van documenten en monumenten, die op plaat sen gevonden worden waar sinds eeuwen de glorie van het verleden vergeten werd, terwijl anderen, die steeds van belang zullen zijn, nauwelijks eene herinnering aan hun belang rijksten tijd hebben bewaard. Dicht bij el kaar liggen, in het oude Xoord Italiëde steden Aquileja en Cividale, het eerste, het Aquileja Felix der Romeinen, bet andere een Forum Julii" dat door de Langoborden tot Civitas Austriae werd omgedoopt. Terwijl van het oudtijds zoo bloeiende, nu geheel tot een moerasdorpje vermin derde Aquileja bijna niets meer over is, en bet voornaamste nog naar Triest is overgebracht bergt het oude Cividale nog ware schatten. In bet begin dezer eeuw is hiervoor bet eerst moeite gedaan door den Oostenrijker Kitelberger. die het eeu «Longobardisch l'ompeji" noemde en die later te W' enen de modellen uit de daar ontdekte kunstperiode als belangrijk element in het kunstonderwijs deed opnemen. Feu bezoek aan bet schilderachtig gelegen en interessante stadje aan do beek Xatisone is zeer de moeite waard. liet voornaamste plein, de I'iazza l'aoli Diaconi, heeft zijn naarn naar bet geboortehuis van den geschiedschrijver der Longobarden, waarvan de gevel, (twee verdiepingen, ieder met twee spitsboogvensters) nog te zien is. Rechts en links buizen met arcaden, waarvan ook een gedeelte uit dienzelfden tijd. Maar onder uit den grond heeft men sedert 1S7-I veel meer merkwaardigs gehaald. I!ij bet leggen van nieuwe pijpen voor de waterleiding stootte men in dat jaar op een groote steenen plaat, en onder deze op oen muur v;m nietselstoenen, waarin een Romeinsche sarkophaag sloot, liet gerucht van die ontdekking verspreidde zich bliksemsnel door do stad en lokte eene menigte van duizenden, die zich verbeeldden, dat de kist met goud eu edelgcsteenten gevuld zou zijn. Eindelijk kon de n'nddco, met een notaris naast zich en de bur gerwacht orn zich been. aan de menigte meiiedeelen wat er gevonden was < >p bet deksel van de kist stond in karakters uit de zevende eeuw vermeld, dat zij bet lijk bevatte van hertog Gerolf. een neef van den Longobardischen koning Alboin. Hij was in een strijd tegen de Avaris. die Avidale bele gerden, gevallen, en in de stad begraven. Een oogenblik konden nog de dichtstbijstaanden de bertogsliguur in volle staatsie in bet graf zien, bet volgend oogenblik viel alles in ascb, waarmede het goudstof van liet gewaad zich mengde. De voorwerpen, die men bij hem vond eu die bun gedaante behielden, waren het a-ouden kruis met edelgesteeuten, een gouden ring en gesp, voorts de verroe-te helm, schild, speer en zwaard, en eene kruik water. Dit alles is nu in bet museum ouder glas te zien, met een massa sieraden uit vroegercn en latereu tijd, diademen. ringen, kruisen, armbanden, vaatwerk, alles te kostbaarder, omdat er vele unieke exemplaren bij zijn. Maar het belangrijkste is niet in het museum. Het oudste bouwwerk der stad, de kerk Santa Maria del Gcth, een oude Vostatempel met mar meren figuren uit den tijd der Longobarden eu eone urn met de asch van Koningin Bertrudis. is reeds zeer interessant: maar de eigenlijke schat aan oude manuscripten en kostbaarheden is in den Dom met zijn doopvont uit !«" n. (.'. eu zijn boekerij. Tal van kostbare bijbels, psalters, mis salen, perkamenten, codices en incunabelen zijn daar vereenigd en zon bewust zijn de beambten van de waarde van hun schat, dat nauwelijks Mommsen en (Iregorovius de stukken hebben mogen aanraken. Hier nok bevindt zich het oud ste vreemdelingenboek der wereld'', of liever een stuk er van. De oorsprong is de volgende: Volgons de legende heeft St. Marcus eigenhiindig op een eenzame rots bij Aqiiileja een afschrift gemaakt van de vier boeken van het N. Testament, en dit. toen bij stierf, aan een discipel, misschien St. llieronymtis. vereerd. l'it diens haud kwam bet boek in bet klooster van St. .lohannes aan den Timavus, vanwaar bot na eeu inval der Hunnen te Aquilt-iu en van daar te Cividale in veiligheid gebracht werd. In de middeleeuwen was dit xoo bekend, dat de Venetianon. om hot boek te bezitt"n, een expeditie naar ('ividale uitrustten, een stuk van den tekst be machtigden juist het evangelie van St. Marcus zei t en dat onder de schatten der stad in de kerk van San Marco tentoonstelden, waar het intusschon, hoewel onder glas, door de vochtigheid en de scherpe zeelucht zeer geleden hooft. Eeltige bladen van datzelfde Evangelie ontbraken reeds ; Keizer Karel VI had die reeds vroeger geroofd, en naar Praag gebracht, waar dit brokstuk in een kostbaren band ieder jaar met Paschen in pro cessie werd rondgedragen. Cividale behield dus het overige, nog een goed stuk ; het werd te kostbaarder, omdat het een ge wijde gewoonte werd, dat alle keizers en gekroon de hoofden, die de stad passeerden, er hun naam in kwamen schrijven. Men hield dit voor zegenaanbrengend, /oo is dan de merkwaardige lijst bij eengebracht, waar men eerst de namen der Longobardische koningen ziet Alboin, Rachis, Luitprand, Aristolf, koningin Theodolinde, de vrouw van Authari dan Karel de Groot'1, dan de Duitsche Keizers: Hendrik VI, Karel IV, Siegmund, de drie Ferdinands, Rudolf II, Leopold I, Karel VI, Maria Theresia, Jozef II en Frans I. De namen zijn tusschen de regels van den tekst of soms daarnaast op den kant van de bladzijden gezet, en met een getuigenis van het Domkapittel voorzien. Eén naam ontbreekt, dien men verwachten zou: die van Napoleon, of liever Bona parte. In 17! 17 toch was bij, bij den vrede van Campo Eormio, daar in de buurt, en als men hem van het boek verteld had, zou hij zicli zeker de voldoening gegund hebben, zijn naam onder dien van Karel den Groote te plaatsen. iiiiiiiiiutiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiii Buitenlandsche Bibliografie. EMMANTKI. SK;XOI:UT. Daphné.. Poèines. Théodore de Wyzéwa heeft 't een poosje geleden eens gezegd, dat er nu moet worden opgehouden met het aankweeken van oorspronkelijkbeidjes ieder voor zich zelf, en dat in de imitatie eigenlijk de groote kracht der kunst ligt. Deze paradox verdedigde bij onder den indruk, dat 't met al die systeempjes, apartheidjes, ditjes en datjes, -ismetjes en -iekjes te mal werd. En ieder die ns heeft rondgesparteld in dat ontzaglijke meeningen-moeras genaamd Knqnête van Jules Huret, zal ook met displezier iemand zien verschijnen, die nog een nieuw originaliteitje te vertoonen heeft. Maar het meeningenmoeras begint te «verouderen" en zal «aangevuld" moeten worden, /oo zijn bv. de beer Signoret en zijne meeningen er niet in te vinden. Gelukkig echter beeft deze beer er voor gezorgd, dat we in een Préf'ace eenigermate op de hoogte worden gebracht van wat hij noemt »le dóveloppemeiit de rna pensee artistiqiio. ' En voor wie daarin belang st' Hen, noemt hij haar : ;cette suite de douze Xympbes blanches, subitement jaillies tles secrètes forêts, et bondissant cheveux anx vents vers l'harmonieux horizon." Bij mij heeft deze verzekering een groote ver wondering geëvoceerd. over de stoutmoedigheid en 't geluk vau een dichter, die vooruit al zoo precies vertellen kan, boe zijn werk zijn lezers zal impressionneeren. .Maar o ! dan komt bet. J'avais exprimé, dans les Vers Dorés, (dat is een vorige bundel, schijnt 't) la périodo héroïque de l'Idée. lei, l'Idée atteiut sa periode nuptiale.'' Kn nu is bet zóó : »Tout Ie vieux monde s'émancipe. Des voix hautaines prêchent, de tous cötós. la lilu-rtédes joies." De tous cótés ! dat ziet er gek uit voor wie dachten, dat er van sommige cötés heel wat anders werd gepreekt. Maar goed ! »l'Inspiration poétique a retrouvéses vraies sources. l'ne conception nouvelle de la Divinités'elabore. l'arbre hiimain s'élève. (tincelant Je tletirs Demain, de hautes pensees l'nictitieront. l,e divin est partout répandu. Les sombres azurs en reluisent. Les prunclles des vierges en sont alourdies et lours llancs en tressailliront." Drinkt zich bier soms iemand dronken aau woorden V L'ne fois encore, j'ai voulu chanter Ie bonheur des ("tres," zegt de lieer Signoret; en Les l'nysages m'ont libero et m'ont rendu ma spiendeur natale." Het doet wel raar en onprettig aan een man die u, voordat bij u bij zich binnenleidt, eerst in 't voorhuis zooveel beweringen en meenirgen over zichzelf meegeeft. Hij vertelt ook nog over zijn techniek en de keiizo van -l'alcxaiulriti librc," maar een niet-tïanschinan handelt wijs zich I-uiten. die vers-librc-kwestie te houden. Eindelijk roept de tlichter: -.Kt Daphnés'avance, qui apporte Ie C h a n t;'' en 't scherm gaat op. Gelukkig lijkt me nu 't verswork van den heer Signoret heel wat beter dan 't voorai'gepraat, b,v.: en : l,c Snir. nu b.irtl il n of zoo: Vooral van Avond en Xacht zijn er mooie impressies in te vinden. Wat onfriscli lijkt 't veelvuldig symboliek urcbniik van zaken ais Leliën, Rozen, I.uiten. Kie ren, Wilgen en Laurieren ; en men vindt ook wol dingen die, voorgesteld, er zonderling zullen uitzien, b. v.: Kik: pii-:i ^'/cv cnm-imuc- -,n' luuüI\MIM. Hoe het nu eigenlijk staat tusschen verzen en voorrede, ot' do ver/en de praktijk zijn bij een in de voorrede aangeduide theorie, ot', zooals men ook al denken kan on ik liever hoop, de voorrede zooiets moet wezen van een theorie uit de verzen getrokken, zie ik .geen kans uit te maken. Die l'reface moest er eigenlijk maar niet zijn. De versieringen haddon ook wol kunnen wouhlijvpi, zoo L'oed als 't portret, dat den poëet verst) liseert tot den dichterlijken jongeling' met de wijdstarendo oo^en in de ampele lokkentooi om 't zacht gezicht en gehuld in simpel gewaad. Iv-n beetje gek is dat bij bet slotcouplet van den bundel . A-.]. -Ml- h' l .UKl'i'T il'l U';'nlr (lll i'lh'liKIl Ituli! men picil niti'ciniic :i -ni;lc\i: lii |):Ml'.liY, .In'iriunit li- Iuurii-:'-ri>-' cl Si- sir.iir ;iu ji^inni. -!i; j><i.-r cliJili )i);i L\ re -:nhh' au sou 'Ie- l''Hull'cs i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl