Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER,
VOOR NEDERLAND.
No. 909
een allerinnemendste goede-trouw, een schilderijtje
zeer ver gepousseerd heeft, dat aan de aandacht der
voogden van Arti, juist niet tot hun eer, schijnt ont
snapt te z\jn 1), maar dat thans zelfs in zooveel beter
gezelschap niet anders dan genegenheid, ja bewon
dering wekken zal, voor het nobel en hier bij gedeel
ten reeds even in vervulling gaande pogen der tot
in hare sporadische onredzaamheid zoo
symphatieke schilderes. J. V.
1) Men zou zelfs geneigd zyn op te merken,
dat dit lichtelijk de Spuigaten uitloopt.
Arti et Amicitiae.
Ten behoeve der Verloting 18i>4 v. d.
Vereeniging tot Bevordering van Beeldende Kunsten
werden op de Tentoonstelling thans in de zalen
der Mpjj »Arti et Amicitiae" geopend, reeds aan
gekocht :
v. Andringa «Nadenken", Bastert »Sneeuw en
Us", Bisschop (R.) »In aandacht", de Bock »Bij
de Steeg", Ives Browne «Moestuintje", Frankfort
»Schoenmakerij in het Oude Mannenhuis", Hoynck
v. Papendrecht »De cri'iek van den Generaal",
H. W. Jansen «Aan de Steigertjes", MPJ. Kerling
»Band op maken", Oldewelt »Theeuurtje'" v. Oos
terzee »In Drenthe", Rust <>Oud-Amsterdam", W.
Steelink »0p den akker", Verster »Bloemen"
v. Vuuren «Dood lammetje", Wijsmulier »Straat
te Noordwijk a/z.", I. Zoetelief Tromp »Jansje"
benevens Etsen van M. W. v. d. Valk en Papegaai
in hout gesneden van I. Mendes da Costa.
Op d^ Teekeningen-tentoonstelling vroeger ge
houden werden reeds 17 teekeningen aangekocht,
terwijl nog meer aankoopen in den loop van
November en December zullen geschieden.
De aangekochte schetsen worden in December
afzonderlijk ter bezichtiging gesteld.
De firma Frederik Muller & Cie. alhier zal
op Maandag en Dinsdag, 2G en 27 November a.s.
in veiling brengen eene belangrijke collectie van
werken over schoone kunsten, historie,
topographie, genealogie en literatuur, grootendeels af
komstig uit de nalatenschap van mr. J. II. Sluiter,
in leven griffier bij het gerechtshof te Rotterdam.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23
is geëxposeerd een schilderij van Wally Moes
«Aannemelingen".
Wandelingen te Florence.
Vreemde stad, Florence! Daar ga ik nu al sinds
een maand en langer ia haar straten, en ik weet
nog niet welken indruk zij op mij maakt. Als men
een dag in Genua, Milaan, Venetië, Bologna is
geweest, weet men wat men aau die stedeu heeft, men
heeft dan een eigen Genua, of een eigen Veneti
in zich, dat men als een klein medaillon altijd kan
meedragen. Maar zoo is 't niet met Florence. Zij
heeft daar eigen karakter, maar hoe is dal.? De
honderden Eugelschen die bier wonen, hebben er
een moderne stad van gemaakt, met die hotels, die
winkels, die koffiehuizen, die overal hetzelfde zijn, en
toch word ik er elk oogenbük aan herinnerd, dat
hier achttien eeuwen en meer hebben gearbeid.
Nergens word ik krachtiger aan het verleden her
innerd dan in deze moderne stad, met zijn rechte
straten, goed geplaveid, 's avond» goed verlicht,
waarin bij het geros van cquipages en omnibus
sen en rijtuigen met Baedeker-vreemdeliügen, den
heelen dag door, maar vooral 's avonds, de jonge
ITorentijnen op de hoeken der straten staan uit
kijken, naar de dames chifanne la signoru, die de dame
namaken, en de anderen, die't al zijn door stand en
geboorte. En toch, overal zie ik nog die paleizen,
als vestingen van zware blokken bergsteen gebouwd,
van Toscaansche baronnen, die zich nu en dan te
verdedigen hadden tegen het te hoop geloopen
lorentijuiche volk, woedend en bloeddorstig, als
men maar met den vinger naar zijn vrijheid wees:
de prinselijke paleizen der Strozzi, der Ricci, der
Buonaceorsi, der Mancini. Ik spreek niet van de
Mediceërs: uitgestorven, leven zij in eiken straat
steen, in elk huis van Florence. Deze stad is in
waarheid hun stad; de duizenden vreemdelingen,
die jaarlijks hierheen reizen, komen er om hulde
te brengen aan dit beroemde geslacht, dat niet
een zoon of dochter heeft gehad, die niet een
merkwaardig mensch was. Wat zij gesticht, wat
zij nagelaten hebben, is de magneet die over heel
de wereld werkt en duizenden aantrekt.
Er is mij in dit Florence van LS9J- een gedach
te ingevallen, een banale gedachte, maar die,
omdat de waarheid er van mij nooit zoo sterk als
hier heeft getroffen, mij dagen lang iu blijde stem
ming heeft gehouden: dezp, de meuschheid moet
noodzakelijk vooruitgaan, want uit het verleden
houdt zij enkel wat het beste is over. Wan
neer ik iu deze straten van Florence wandel,
treft mij een gebrek aan piëteit in mij zelf.
Ik moest hier rondgaan, het hoofd ongcdekt.
Hier, in deze stad, leefde en droomde Daute; hier
moet hij de vreugde des hemels gekend en de
straffen der hel geleden hebben om later die
werken te schrijven, waarin niet enkel de
menschen om hem lieen, maar alle geslachten na hem
de bezieling hebben gevonden als zij zich on
machtig voelden eigen extase en eigen wanhoop
te uiten. Daar is zijn woning, daar is Aiigck/'s wo
ning: deze Michel Angelo, geweldig en viervoudig
een genie! Brunelleschi, Sansovino, llafael,
MichclAngelo zijn hier de bouwmeesters geweest, niet enkel
van die versierde kerken, oogenlust van liet zuidelijk
volk, maar die zelfs met den blauwen hemel van
Italiëmijn grauw noordelijk gemoed niet treffen;
maar ook van die paleizen wier eenig uiterlijk
sieraad soms enkel hunne schoone lijnen en mas
sieve steenblokken zijn. Deze stad verwart mijn
denken; herinneringen, namen van mannen, zooals
het leven na hen nog niet heeft gezien, dringen
zich te hoop in mijn schrijfgepeius. In gedachten
zie ik rond in deze stad ; wieu zal ik 't eerste de
armelijke hulde brengen van een mensclieukinil,
dat anders in heerlijke zelfbewustheid van eigen
kringen, zich niets voelt worden, wanneer bet
deze namen hoort en over deze mannen denkt.
Michel Angelo, Dante, Rafael, Tasso, Boccaccio,
Machiavelli, Brunnelleschi, Ccllini, o dat alles
is te veel. Elk dier namen wijst een weelde
aan, zooals de namen Jupitcr, Vcnus, Mars,
de Groote Beer, Cassiopeia weelden aanwijzen,
die mijn gemoed niet vromer stemmen dan wan
neer ik de werken dezer menschen zie. En om
dezen heen, geheel zooals wij zien in den nacht,
andere weelden, kleiner misschien, grooter mis
schien hoe kan ik dat beoordeelen ? weel
den die Donatello, Ghirlandano, Giovanni
Angelico genoemd worden. Ik zou mij te buiten
kunnen en willen gaau aan het zeggen en
herzeggen dier namen; zij zijn zulk een zoete,
bedwelmende drank voor mijn oor. Ik denk niet
dat ik veel van kunst weet, van schilderkunst
vooral. Heel vaak ben ik de eenvoudige van harte,
die zich in ootmoed neerbuigt voor een god, dien
hij niet kent. Anderen, wijzeren, zeggen, dat ik
mij moet neerbuigen en ik buig mij neer. Maar
er zijn goden, voor wie niet als mijn adem, zoo
vanzelf, een niet uit te spreken gebed in mijn ziel
opstijgt. Lionardo behoort daartoe, llafael behoort
daartoe. En anderen, voor wie 't zacht en stil
en warm in mij wordt, als ik aan hen denk. Nooit
voor dien tijd heb ik gevoeld wat mede-lijden is,
dan toen ik voor een kruisafneming heb stil ge
staan van Fra Angelico in de Akademio van Schoone
Kunsten; ik heb met de heiligen om het kruis
de pijn gevoeld van de doornen in mijn hoofd,
van de spijkers in mijn handen en voeten, van liet
langzaam sterven in een belschen dood.
? En als ik straks weer rondga in deze stad, waar
het rumoerige, bonte leven van bedeu, dat ik lief
heb, mij roept, ik die niets van het verleden meer
voel, dwalen toch telkens mijn gedachten af in de
eeuwen, waaruit dit tegenwoordig menschengeslacht
als .uit een langen, ree'.ten, duisteren gang is
voortgekomen in den dag van heden, en ik deuk
aau Costno di Medici, lie de Vader des Vader
lands" werd ge' oeml, aan Lorenzo den heerlijke,"
aan j;Cosmo I." Wat ging van deze prinsen uit,
dat zij de grootste mannen om zich heen wisten
te vereenigen: den heiligen Antouius, die het leven
als een oceaan zag, Savonarola, een heilige óók,
die het leven als in een eierschaal zag? Wat
ging van hen uit, waarvan ik nu nog de kracht,
die mij bedwelmt, in mij voel na u en hen ?
O, zeker, de menschheid gaat vooruit: banale,
maar vaak betwijfelde w»ariieid, die mij nu niet
wil ontgaan. Wie kan in Florence aau baar twij
felen? Al deze mannen hebben hier gt leefd, hier,
waar ik nu leef. Al die menschen hadden hun
kwaad en hun goed. De Medici hadden hun
grenzelooze i n niets ontziende eerzucht, die van ieder
hunner een mensclieiislachter maakte; Mic'iel
Angelo had den heimelijken strijd zijner lusten;
Dante zijn onmcêdogend wraakgevoel; ('ellini
sloeg dood; Boccaccio kende den zwijnu-l zijner
hartstochten; allen waren menschen, als gedwon
gen slaven iu de boeien van hunne begeerten.
Zij zijn heengegaan ; hun strijd, bun leed, hun
hartstocht is heengegaan. Maar gebleven is : deze
heerlijke stad, die als een reusachtige juwcelkist
is, voor wat drie eeuwen aan schoonheid hebben
kunnen geven, van de Medici ; deze Dtir'nl. deze
graftombe der Medici, van Michel Angelo ; deze
U el, van Dante ; deze l'erseiix, van Cellini; deze
Verhalen" vau Boccaccio. Van dien meester der
Oudheid, die den Laokoon schiep, van dien anderen,
die de Mediceïsche Venu?, van Brunelleschi, die den
domkoepel bouwde, vau die allen en anderen is
alles heen gegaan, alles, behalve wat het beste was in
hun leven. Hoe zou dan de menschheid niet steeds
voortschrijden naar het licht, wanneer elk geslacht
het goede erft van het voorgeslacht en, verrijkt
met wat liet zelf aan schoonheid arbeidt, nalaat
aan zijne kindereu? Dat is eeu heerlijke gedachte,
wij menschen mogen onze gebreken, onze ondeug
den vieren, die ons teu slotte lief zijn, of.-clioon
wij ze haten en ons versterken voor onzen arbeid
van schoonheid; zij zullen ons niet verhinderen
goed te zijn eu het goede na te laten.
W.
Francis Magnard. f
De hoofdredacteur van het bekende l'arijsche
blad Le Figaro is Zondag te Xeuilly overleden.
in een maison de santé, waar hij hulp had gezocht
voor een ziekte aan de blaas. De operatie, die
door de doctoren l'oncet en Segoml werd verricht,
slaagde uitstekend ; maar de gevolgen der operatie
waren noodlottig voor hem. Hij stierf ouder
hevige brakingen.
Magnard was pas 07 jaar oud. Hij was te
Verviers, in België, geboren en in zijn jeugd
voor den geestelijken stand bestemd. In een
klooster genoot bij zijn eerste opleiding, en hij
dankte daaraan een degelijke ontwikkeling.
Doch bij gevoelde geen roeping voor het priester
ambt en zocht daarom een wereldlijke betrekking.
Dientengevolge was x.ijn jeugd niet erg rooskleu
rig, liet gelukte hem, te Parijs bij liet belas
tingwezen een ondergeschikte betrekking te
vinden, waardoor bij voor gebrek gevrijwaard
was. Al spoedig kwam bij in connectie met
enkele bladen, de (}mdoi ?, de Cituxei ie, en de
l'A-cnement. Daardoor kwam bij in aanraking met
Villemessant, die zijne talenten wist te waar
deeren en hem als vast medewerker verbond aan
den b'iqufo littéraire, die toen tweernalen 's weeks
uitkwam. Toen de Fii/uro in l*i>:5 een politiek
dagblad werd, kreeg Magnard een redacteursbe
trekking, waarin hij belast was met bet schrijven
der pers-overzichten, ecu taak waarvan hij zich
met groot talent kweet, /ijn overzichten werden
algemeen gewaardeerd, om de helderheid waar
mede hij ieders meening deed uitkomen, en do
grooto kennis die bij er bij toonde. ','-w tl e chofes
dans un coup tl e cmenu.t:!' zeiile men, on met
recht, van zijn kroniek >l'aris au jour Ie jour.''
In dien tijd werkte bij ook mede aan enkele an
dere periodieken, als de
llhi*trtttio»,]\etG-rnwlJournol, l'tiris-Mtigitzine enz. In l S7ij werd Mag
nard tot hoofdredacteur van den Fiiftr» benoemd :
en toen Villemessant in 1S7Üstierf, benoemde
do raad van beheer van bet blad hem met l'éri vier
en de Rodays tot tjfrants.
Als hoofdredacteur droeg Magnard er veel toe bij,
om den Fiijmro tot een verbazende hoogte op te
voeren; bij wist met zorg zijne medewerkers te
kiezen en streefde er naar, van zijn blad een
ernstig blad te maken, waarin alles werd bespro
ken, zonder ooit vervelend te zijn. /ijn eigen
artikeltjes, de korte smaakvolle en voortreffelijke
gestyleerde kronieken, die onder den eenvoudigen
titel La Politique dagelijks zijne rneening weer
gaven over personen en gebeurtenissen, waren
modellen van dagblad-litteratuur, waarover slechts
een meening bestaat: dat ze uitmuntend waren
in elk opzicht.
Magnard had een zeer fijn gevoel voor de
stroomingen in de openbare meening, en hij wist
daarvan op practische wijze gebruik te maken.
Hoewel conservatief en monarchistisch wist bij
op het geschikte oogenblik zijn verandering van
denkwijze voor te bereiden en geleidelijk uit te
voeren, /ijn gezond verstand en zijn scepticisme
waren daarbij zijn voornaamste gidsen. Hij werd
de eerste der rallies en beeft er zeer veel toe
bijgedragen voor de conservatieven den weg te
bereiden tot het aannemen van den
republikeinschen regeeringsvorm. /y'n werk beeft veel ge
daan voor de bekeering der monarchisten ; en hij
werd daarin gesteund door de uitspraken van
kardinaal Lavigerie en paus Leo XIII.
In den laatsten tijd hield bij zich ernstig bezig
met de sociale kwestie ; hij was er van overtuigd,
dat er iets gedaan moest worden ; maar hij begreep
niet wat. En zoo gaf hij ook daarin voet aan
zijn scepticisme.
Met Magnard verliest de Figaro een uitstekend
leider, de Fransche pers een harer beste leden.
iiiittiiiiiiiiiiiiiiiinitin
Het oudste vreemdelingenboek ter
wereld.
Soms verhaast men zich over den overvloed
van documenten en monumenten, die op plaat
sen gevonden worden waar sinds eeuwen de
glorie van het verleden vergeten werd, terwijl
anderen, die steeds van belang zullen zijn,
nauwelijks eene herinnering aan hun belang
rijksten tijd hebben bewaard. Dicht bij el
kaar liggen, in het oude Xoord Italiëde steden
Aquileja en Cividale, het eerste, het Aquileja Felix
der Romeinen, bet andere een Forum Julii"
dat door de Langoborden tot Civitas Austriae
werd omgedoopt. Terwijl van het oudtijds zoo
bloeiende, nu geheel tot een moerasdorpje vermin
derde Aquileja bijna niets meer over is, en
bet voornaamste nog naar Triest is overgebracht
bergt het oude Cividale nog ware schatten.
In bet begin dezer eeuw is hiervoor bet eerst
moeite gedaan door den Oostenrijker Kitelberger.
die het eeu «Longobardisch l'ompeji" noemde
en die later te W' enen de modellen uit de daar
ontdekte kunstperiode als belangrijk element in
het kunstonderwijs deed opnemen. Feu bezoek
aan bet schilderachtig gelegen en interessante
stadje aan do beek Xatisone is zeer de moeite
waard.
liet voornaamste plein, de I'iazza l'aoli Diaconi,
heeft zijn naarn naar bet geboortehuis van den
geschiedschrijver der Longobarden, waarvan de
gevel, (twee verdiepingen, ieder met twee
spitsboogvensters) nog te zien is. Rechts en links
buizen met arcaden, waarvan ook een gedeelte
uit dienzelfden tijd. Maar onder uit den grond
heeft men sedert 1S7-I veel meer merkwaardigs
gehaald. I!ij bet leggen van nieuwe pijpen
voor de waterleiding stootte men in dat jaar
op een groote steenen plaat, en onder deze
op oen muur v;m nietselstoenen, waarin een
Romeinsche sarkophaag sloot, liet gerucht van
die ontdekking verspreidde zich bliksemsnel door
do stad en lokte eene menigte van duizenden,
die zich verbeeldden, dat de kist met goud eu
edelgcsteenten gevuld zou zijn. Eindelijk kon
de n'nddco, met een notaris naast zich en de bur
gerwacht orn zich been. aan de menigte meiiedeelen
wat er gevonden was < >p bet deksel van de kist
stond in karakters uit de zevende eeuw vermeld,
dat zij bet lijk bevatte van hertog Gerolf. een neef
van den Longobardischen koning Alboin. Hij was in
een strijd tegen de Avaris. die Avidale bele
gerden, gevallen, en in de stad begraven. Een
oogenblik konden nog de dichtstbijstaanden
de bertogsliguur in volle staatsie in bet graf
zien, bet volgend oogenblik viel alles in ascb,
waarmede het goudstof van liet gewaad zich
mengde. De voorwerpen, die men bij hem vond
eu die bun gedaante behielden, waren het a-ouden
kruis met edelgesteeuten, een gouden ring en
gesp, voorts de verroe-te helm, schild, speer en
zwaard, en eene kruik water. Dit alles is nu in
bet museum ouder glas te zien, met een massa
sieraden uit vroegercn en latereu tijd, diademen.
ringen, kruisen, armbanden, vaatwerk, alles te
kostbaarder, omdat er vele unieke exemplaren
bij zijn.
Maar het belangrijkste is niet in het museum.
Het oudste bouwwerk der stad, de kerk Santa
Maria del Gcth, een oude Vostatempel met mar
meren figuren uit den tijd der Longobarden eu
eone urn met de asch van Koningin Bertrudis.
is reeds zeer interessant: maar de eigenlijke schat
aan oude manuscripten en kostbaarheden is in den
Dom met zijn doopvont uit !«" n. (.'. eu zijn
boekerij. Tal van kostbare bijbels, psalters, mis
salen, perkamenten, codices en incunabelen zijn
daar vereenigd en zon bewust zijn de beambten
van de waarde van hun schat, dat nauwelijks
Mommsen en (Iregorovius de stukken hebben
mogen aanraken. Hier nok bevindt zich het oud
ste vreemdelingenboek der wereld'', of liever een
stuk er van.
De oorsprong is de volgende:
Volgons de legende heeft St. Marcus
eigenhiindig op een eenzame rots bij Aqiiileja een
afschrift gemaakt van de vier boeken van het
N. Testament, en dit. toen bij stierf, aan een
discipel, misschien St. llieronymtis. vereerd.
l'it diens haud kwam bet boek in bet klooster
van St. .lohannes aan den Timavus, vanwaar
bot na eeu inval der Hunnen te Aquilt-iu en
van daar te Cividale in veiligheid gebracht werd.
In de middeleeuwen was dit xoo bekend, dat de
Venetianon. om hot boek te bezitt"n, een expeditie
naar ('ividale uitrustten, een stuk van den tekst be
machtigden juist het evangelie van St. Marcus
zei t en dat onder de schatten der stad in de
kerk van San Marco tentoonstelden, waar het
intusschon, hoewel onder glas, door de vochtigheid
en de scherpe zeelucht zeer geleden hooft. Eeltige
bladen van datzelfde Evangelie ontbraken reeds ;
Keizer Karel VI had die reeds vroeger geroofd,
en naar Praag gebracht, waar dit brokstuk in een
kostbaren band ieder jaar met Paschen in pro
cessie werd rondgedragen.
Cividale behield dus het overige, nog een goed
stuk ; het werd te kostbaarder, omdat het een ge
wijde gewoonte werd, dat alle keizers en gekroon
de hoofden, die de stad passeerden, er hun naam
in kwamen schrijven. Men hield dit voor
zegenaanbrengend, /oo is dan de merkwaardige lijst bij
eengebracht, waar men eerst de namen der
Longobardische koningen ziet Alboin, Rachis,
Luitprand, Aristolf, koningin Theodolinde, de
vrouw van Authari dan Karel de Groot'1, dan
de Duitsche Keizers: Hendrik VI, Karel IV,
Siegmund, de drie Ferdinands, Rudolf II, Leopold I,
Karel VI, Maria Theresia, Jozef II en Frans I.
De namen zijn tusschen de regels van den tekst
of soms daarnaast op den kant van de bladzijden
gezet, en met een getuigenis van het
Domkapittel voorzien. Eén naam ontbreekt, dien men
verwachten zou: die van Napoleon, of liever Bona
parte. In 17! 17 toch was bij, bij den vrede van
Campo Eormio, daar in de buurt, en als men
hem van het boek verteld had, zou hij zicli zeker
de voldoening gegund hebben, zijn naam onder
dien van Karel den Groote te plaatsen.
iiiiiiiiiutiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiii
Buitenlandsche Bibliografie.
EMMANTKI. SK;XOI:UT. Daphné.. Poèines.
Théodore de Wyzéwa heeft 't een poosje
geleden eens gezegd, dat er nu moet worden
opgehouden met het aankweeken van
oorspronkelijkbeidjes ieder voor zich zelf, en dat in de
imitatie eigenlijk de groote kracht der kunst ligt.
Deze paradox verdedigde bij onder den indruk,
dat 't met al die systeempjes, apartheidjes,
ditjes en datjes, -ismetjes en -iekjes te mal werd.
En ieder die ns heeft rondgesparteld in dat
ontzaglijke meeningen-moeras genaamd Knqnête
van Jules Huret, zal ook met displezier iemand
zien verschijnen, die nog een nieuw originaliteitje
te vertoonen heeft. Maar het meeningenmoeras
begint te «verouderen" en zal «aangevuld" moeten
worden, /oo zijn bv. de beer Signoret en zijne
meeningen er niet in te vinden. Gelukkig
echter beeft deze beer er voor gezorgd, dat
we in een Préf'ace eenigermate op de hoogte
worden gebracht van wat hij noemt »le
dóveloppemeiit de rna pensee artistiqiio. ' En voor wie
daarin belang st' Hen, noemt hij haar : ;cette suite
de douze Xympbes blanches, subitement jaillies
tles secrètes forêts, et bondissant cheveux
anx vents vers l'harmonieux horizon." Bij
mij heeft deze verzekering een groote ver
wondering geëvoceerd. over de stoutmoedigheid
en 't geluk vau een dichter, die vooruit al zoo
precies vertellen kan, boe zijn werk zijn lezers
zal impressionneeren.
.Maar o ! dan komt bet. J'avais exprimé, dans
les Vers Dorés, (dat is een vorige bundel, schijnt
't) la périodo héroïque de l'Idée. lei, l'Idée
atteiut sa periode nuptiale.'' Kn nu is bet zóó :
»Tout Ie vieux monde s'émancipe. Des voix
hautaines prêchent, de tous cötós. la lilu-rtédes
joies." De tous cótés ! dat ziet er gek uit voor
wie dachten, dat er van sommige cötés heel wat
anders werd gepreekt. Maar goed ! »l'Inspiration
poétique a retrouvéses vraies sources. l'ne
conception nouvelle de la Divinités'elabore.
l'arbre hiimain s'élève. (tincelant Je tletirs
Demain, de hautes pensees l'nictitieront. l,e divin
est partout répandu. Les sombres azurs en
reluisent. Les prunclles des vierges en sont
alourdies et lours llancs en tressailliront."
Drinkt zich bier soms iemand dronken aau
woorden V L'ne fois encore, j'ai voulu chanter Ie
bonheur des ("tres," zegt de lieer Signoret; en
Les l'nysages m'ont libero et m'ont rendu ma
spiendeur natale."
Het doet wel raar en onprettig aan een man
die u, voordat bij u bij zich binnenleidt, eerst
in 't voorhuis zooveel beweringen en meenirgen
over zichzelf meegeeft. Hij vertelt ook nog over
zijn techniek en de keiizo van -l'alcxaiulriti librc,"
maar een niet-tïanschinan handelt wijs zich I-uiten.
die vers-librc-kwestie te houden. Eindelijk roept
de tlichter: -.Kt Daphnés'avance, qui apporte Ie
C h a n t;'' en 't scherm gaat op.
Gelukkig lijkt me nu 't verswork van den heer
Signoret heel wat beter dan 't voorai'gepraat, b,v.:
en :
l,c Snir. nu b.irtl il n
of zoo:
Vooral van Avond en Xacht zijn er mooie
impressies in te vinden.
Wat onfriscli lijkt 't veelvuldig symboliek
urcbniik van zaken ais Leliën, Rozen, I.uiten. Kie
ren, Wilgen en Laurieren ; en men vindt ook
wol dingen die, voorgesteld, er zonderling zullen
uitzien, b. v.:
Kik: pii-:i ^'/cv cnm-imuc- -,n' luuüI\MIM.
Hoe het nu eigenlijk staat tusschen verzen en
voorrede, ot' do ver/en de praktijk zijn bij een in de
voorrede aangeduide theorie, ot', zooals men ook
al denken kan on ik liever hoop, de voorrede
zooiets moet wezen van een theorie uit de verzen
getrokken, zie ik .geen kans uit te maken. Die
l'reface moest er eigenlijk maar niet zijn. De
versieringen haddon ook wol kunnen wouhlijvpi,
zoo L'oed als 't portret, dat den poëet verst) liseert
tot den dichterlijken jongeling' met de
wijdstarendo oo^en in de ampele lokkentooi om 't zacht
gezicht en gehuld in simpel gewaad. Iv-n beetje
gek is dat bij bet slotcouplet van den bundel .
A-.]. -Ml- h' l .UKl'i'T il'l U';'nlr (lll i'lh'liKIl
Ituli! men picil niti'ciniic :i -ni;lc\i: lii |):Ml'.liY,
.In'iriunit li- Iuurii-:'-ri>-' cl Si- sir.iir ;iu ji^inni.
-!i; j><i.-r cliJili )i);i L\ re -:nhh' au sou 'Ie- l''Hull'cs i