De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 25 november pagina 7

25 november 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 909 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?zegt, dat niet hij alleen, maar ook meerderen in den omtrek" zich door de inlichting ver plicht zullen gevoelen. Dit kan alleen het geval wezen, doordat men in dien omtrek (een streek in Brabant) nog maar weinig blik op het mystiek-symbolische schijnt te hebben. De vrager ziet toch duidelijk vóór zich, aan zijne rechterhand, een vrouwelijke figuur; kind, meisje of vrouw, althans geen man. De neergeslagen oogen, de saamgevouwen handen drukken smart en deernis, door de verlenging van de vingeren een verlengde of sterke deer nis uit, en het gemis van hetgeen men wel gedaanheid zou kunnen noemen, wekt op zich zelf ook reeds in groote mate het gevoel van deernis. Dit, mensen heeft koude en misschien ook honger. Den sehildvormigen achtergrond kan een geoefend symboliek-kenner terstond herleiden tot een paar vleugelen, aan de bin nenzijde gevoerd met een fijnbe werkte stof, waarvan liet patroon, opwaarts gezien, vlam men of leliebladeren, naar onder echter tranen, twee aan twee, in cellen, voorstelt. Deze figuur, met al deze attributen, kan niet anders dan eene Engel wezen, en wel eene Engel van Barmhartigheid. Drie figuren be vinden zich aan hare zijde. Twee, met die froote oogen, vragen. Blijkbaar lijden zij gerek; de niet dikke bovenarm spreekt van gebrek, maar dat de onderarm reeds t( t een vijfde van den omvang van den bovenarm ingeslonken is, bewijst, dat het gebrek nijpt. De derde doet niets, maar alle drie staan om een paal met veelbelovende voorwerpen aan den top, waaruit ook eenige struisvogelveeren naar verschillende richtingen spruiten. Intusschen leert de ervaring, dat men deze dingen niet zóó moet zien, maar overwegen moet, dat de teekening voorkomt in NederlandIjombok, eene uitgaaf voor Indische aange legenheden; dan staan de figuren onder een palmboom, en vandaar, tot de overtuiging dat nier de Barmhartigheid tegenover de achter gelaten betrekkingen van Indische militairen en ambtenaren geschilderd moet zijn, kan slechts n stap kosten. Zooals gij ziet, 't is zoo moeilijk niet. Daardoor kwam een onzer abonnés op het denkbeeld, aan eenige kennissen en vrienden het verzoek te richten, ook eene verklaring van Toorop's teekening te geven- Hij ontving daarop de volgende stukjes, die wij gaarne overdrukken: Verklaring van J- G. L. d. F, letterkundige: Een viertal broodmagere, Sasaksche jongeiuft rouwen, die naakt zijn uitgeschud door de Baliërs; ze hebben met haar allen niets anders overgehouden dan n schild, beplakt met chineesch papier. De eene jongejuffrouw heeft het op haar rug gehangen, om ten minste van achteren voor eventueele onaangenaamheden min of meer beschut te zijn. Een der anderen, vooraan, die onderste, met de eierenkin, zegt met opgeheven hand : 'k heb 't wel gezegd, we zijn er te dicht bij gegaan. De tweede, die zich ook niet lekker voelt, men ziet dat dui delijk aan haar ingevallen wangen en hoogopgetrokken schouder?, tikt de lange jufier aan, blijkbaar vragend: geef mij het schild nu ook 'res 'n beetje'? Op den achtergrond is een derde Sasaksche bezig om te onderzoeken, hoe die jonge klap perboom toch wel in of aan 't hoofd van haar vriendin vastzit, 't 1^ ook mogelijk, dat zij met haar vriendinnetje doet even als de aapjes met elkander, zij kijkt ten minste oplettend genoeg in haar kapsel. Van achteren schijnt de zon. Uitlegging door H. B. C-, gepensioneerd majoor O. 1. leger: Ik houd de voorstelling voor geheel sym bolisch ; iedereen, die iets van symboliek af weet, zal dadelijk begrijpen, dat't plaatje een scherpe afkeuring is van het in den beginne op Lombok geleden echec en de onvoorzich tigheid van den aanvoerder. Dat hier sprake is van Lombok, ziet men dadelijk aan den klapperboom en aan de lombokjes (pepervruchtjes). waarmee de vleugels van het indi vidu op den voorgrond zijn versierd. Juist het feit, dat men niet zien kan of hier een jonge juffrouw of jongman wordt voorgesteld, is m. i. de mooi gevonden symboliek, die be duidt : we weten niet aan wien de schuld te geven en daarom vellen we geen oordeel maar laten dat echec op den achtergrond tot nader; dit laatste wordt treffend juist uitge drukt door de buitengewoon dunne en lange vingers van het individu, dat naar achteren wijst. Dat de aanvoerders er zelf mee in den brand hebben gezeten, wordt zeer duidelijk getoond, door de met pepertjes bezette vleu gels. Hun, in de peper zitten en wel uit de soesah willen vliegen, kan niet beter worden gesymboliseerd. Maar het meest typische is nog de wijze, waarop gezegd individu op zijn neus kijkt dat is inderdaad een vondst, geniaal en oorspronkelijk; zóó keken de aanvoerders op hun neus, toen zij eindelijk merkten, dat de Baliërs hun te glad waren. De twee onderste mensen-figuren stellen voor het Nederlandsche volk, dat aanmoedi gend de hand aan de Lomboksehe-expeditie houdt en zegt: Kijk maar zoo suf niet. we hebben kassian met je en we zullen den boel betalen, al worden we er mager en bleek van. Vooraan is nog een deel van de natie voor gesteld, door een juffrouw, met een spitsen neus en een dito kin, die de hand waarschu wend opheft, als zeggende: Nou verder kalmpjes aan! maar studdy doorzetten! Achter, tusschen den klapperboom en haar haren door, kijkt een juffrouw, die er beter uit ziet dan de anderen, dat is (symbo lisch altijd) Europa, dat de oogen op Neder land gevestigd houdt. De figuur voelt Neder land voorzichtig op 't hoofd, als wilde zij De regularisatie der 14 ton. Ex-Ministers BKRUAXSITS en SKYFFARDT: Vergiffenis Mevrouw! . . . Wij zullen het niet weer doen." NKD. MAACTJ: Daar zal ik wel voor zorgen. Vergeven ja, maar vergeten zal ik het niet.'' onderzoeken of alles daarbinnen nog richtig is. De rijke haardos, in en uit de war, die aan verschillende figuren is op te merken, drukt uit, dat er in die Lomboksche kwestie nog wel een haar" zit en dat de zaak nog niet zoo gauw uit de war zal zijn. Ojii-itie van V. D. S. vroeger tokoltoudcr ie Pckalongan.. Een voorstelling van de Lomboksche zaak door Wajang-poppen. Die voorste, zonder veel neus, is de vrede, dat ziet men aan de met meubelsits bekleedde vleugels en de afwezig heid van een hcupdoek, ook aan de massa haar, die op het hoofd en uit de vleugels groeit. Twee magere Sasaksche koelievrouwen vragen aan de Vrede: »Kun je geen eind aan die historie maken, want we hebben 't al niet breed, en we worden er nog niet beter op. Of de mannen al vrijer worden, dat geeft ons arme vrouwen niemendal, kom zeg een goed woordje, dan is de_ zaak uit en kunnen we weer naar onze padievelden gaan.'' Op den achtergrond kijkt de humaniteit om een hoekje en legt beschermend de hand op de arme vrouwen, die er voorloopig niets van merken. A. G. L. V-, theoretisch De prent van Toorop is een flinke daad een juist symbool van de Lombok-zaak. Al de personen op de prent zijn mager dat wil zeggen de Baliërs zoowel als de Sasaks worden niet beter of' vetter door de Hollanders. De figuren hebben allen heel lange vingers d. w. z. dat bij zoo'n affaire door iedereen lange vingers worden gemaakt j en eindelijk zitten al die wezens vol haar: dat beduidt: de heele boel is een warwinkel, d'r is geen haar goed aan. De verschillende meeningen loopen dus nog al uiteen, zooals men ziet. Wie heeft het nu bij 't rechte eind? Mochten er lezers zijn, die betere en duidelijker uitlegging kunnen geven dan de thans medegedeelden, wij houden ons aanbevolen. RED. Niets aan te doen"? La II ave, l,'! novembre. Monsieur, Youdriez-vous permettre a une trangèrc de vous suggérer une légende <|iii serait uu motif a l'ordro du jour pour votre crayon spirituel 'i Yoici ce que je vais vous proposer: ->Sur mi tröno au milieu du dessin un >kicajoiii/en" hollandais, un nimbe tracéautour de sa charmante tête; a sa droite et sur les marclies de son siége se groupent ses courtisans et soute neurs, les types choisis du bas peiiple : a sa gauche quelques-unes de ses victimes : los enfants, les petites lilles surtout, les dames, los vieilles femmes, les vieillards; tous blessés, aveuglés, estropiés, avant l'air de revenir de Lombok; a l'arrii'replan on voit des maisons dévastées, des vitrines cassées, des plantes arrachées, des chats et des ohiens, des oiseaux et des poules, invalidés, ayant l'air de sortir d'un laboratoiro de vivisection. Sur Ie devant on voit B. en W." s'inclinant rospectueuscinent devant Sa Majesté; des agents do police a genoux complètent la mise-en-scène. En bas du dessin on voit cettc formule, chi.Te aux hollandais: 'Niets aan te doen '.'?' Yoici, Monsieur, l'impression quo l'état des cboses dans vos villes a laissée sur mon esprit. A Geiiève, en Suisse, Ie /iirnjotH/fn" est inconnu. Aussitót i|ii'il se permet de faire la plus petite sottise dans les rues, ses parents doivent en payer l'écot. Tn gamiu qui jette une pierre a un pctit oisoau est condamnéa payer trois francs; s'il attaque une pcrsonne quelcoiniuc, il est incarcéréimmédiatemeiit; Ie peuple fait la loi, et Ie pouple soutient la loi. 11 me semble qu'un gouvernement, comme Ie vi">tre. si habile a inventer des variations a 1'inlini sur los impnts, doit tre assez fort pour protéger ses citoycns et ses coiitiibuables. Yos rues, Mon sieur, sont inf'etées par des monstres juveniles; rien n'cst sacrépour eux; ils savent qu'ils n'ont qu'a se sauver! c'est commodo et pour eux très-rassurant. (^uand une dame, une petite iiUe ou une vieille femme est tui'e ou pcrd sa vuc dans vos nies, par ces gamins, on raconte la cliose ])armi les f'aits divers des journaux, en ojoutant: i\ f'audrait dans ce quartier augmenter la police"; mais jamais. <} tuut jamais je n'ai vu: il f'audrait cbercber et trouoer ces vauriens. et en faire un exemple." La conséquence de cette trange inditterence devient un inamiue absolu de securitédans vos villes. Hier soir, a La Ilaye, on a jetéde l'acide phénique a la ligure de deux petites lilles, qui allaient a l'école du soir. Moi-nn'-me, j'ai re<;u a la nnque un projectile, lancépar un tout petit garcon, ce qui ni'a fait assez de mal pour que je m'en sois aperrue pendant toute la soiree. N'y-a-t'il réellement «niets aan te doen" 't Est-ce-qite los trangors doivent dire de la belle petite llollande, qu'elle est sous la domination des enfants du bas peuple V Voulez-vous iiu'on raconte do vous que votre police n peur des kwajongens" 'i X'y aurait-il rien a faire coutre un mal, qui prend de plus en plus racine en llollande 'i A Utrecht, a Kgmond-aan-Zee, a La Iff.ye, a, Amsterdam, je n'ai entendu que ce refrain, indigne, pitoyable. béte: -.Niets aan te doen!" J'ai commencéces lignes par une plaisanterie, mais je trouve au fond cette question tros-se rieuse. On ne semble ]ias comprendre en llollande ce qu'on fait dans les autres pays. en rendant les pamits responsables du mal que font les enfants mineurs. J'ai pourtant une consolation : c'c-st que les réf'ormes en général sont nées des maux deventis insupportables. (.Hiaud les petits, les faibles, les maladesn'osoront ]ilus s'aventurer en plein jour dans la rue, on trouvera les moyens do répressiou. ('e jour n'cst pas loin; je vous l'at'lirme. Si vous trouvez mon idee pour une caricature bonne faites-en usage; mais dans ce cas je vous prie d'insérer cette lettre dans Ie memo numero du Weekblad. Agréez, Monsieur, l'expression de ma sincère admiration pour votre beau talent liaronne UK 1). ... Monsieur Johnn firaakensiek, A m s t e r d a m.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl