Historisch Archief 1877-1940
No. 909
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?zegt, dat niet hij alleen, maar ook meerderen
in den omtrek" zich door de inlichting ver
plicht zullen gevoelen.
Dit kan alleen het geval wezen, doordat
men in dien omtrek (een streek in Brabant)
nog maar weinig blik op het
mystiek-symbolische schijnt te hebben.
De vrager ziet toch duidelijk vóór zich, aan
zijne rechterhand, een vrouwelijke figuur; kind,
meisje of vrouw, althans geen man. De
neergeslagen oogen, de saamgevouwen handen
drukken smart en deernis, door de verlenging
van de vingeren een verlengde of sterke deer
nis uit, en het gemis van hetgeen men wel
gedaanheid zou kunnen noemen, wekt op zich
zelf ook reeds in groote mate het gevoel van
deernis. Dit, mensen heeft koude en misschien
ook honger. Den sehildvormigen achtergrond
kan een geoefend symboliek-kenner terstond
herleiden tot een paar vleugelen, aan de bin
nenzijde gevoerd met een fijnbe werkte stof,
waarvan liet patroon, opwaarts gezien, vlam
men of leliebladeren, naar onder echter tranen,
twee aan twee, in cellen, voorstelt.
Deze figuur, met al deze attributen, kan niet
anders dan eene Engel wezen, en wel eene
Engel van Barmhartigheid. Drie figuren be
vinden zich aan hare zijde. Twee, met die
froote oogen, vragen. Blijkbaar lijden zij
gerek; de niet dikke bovenarm spreekt van
gebrek, maar dat de onderarm reeds t( t een
vijfde van den omvang van den bovenarm
ingeslonken is, bewijst, dat het gebrek nijpt.
De derde doet niets, maar alle drie staan om
een paal met veelbelovende voorwerpen aan
den top, waaruit ook eenige struisvogelveeren
naar verschillende richtingen spruiten.
Intusschen leert de ervaring, dat men deze
dingen niet zóó moet zien, maar overwegen
moet, dat de teekening voorkomt in
NederlandIjombok, eene uitgaaf voor Indische aange
legenheden; dan staan de figuren onder een
palmboom, en vandaar, tot de overtuiging dat
nier de Barmhartigheid tegenover de achter
gelaten betrekkingen van Indische militairen
en ambtenaren geschilderd moet zijn, kan
slechts n stap kosten.
Zooals gij ziet, 't is zoo moeilijk niet.
Daardoor kwam een onzer abonnés op het
denkbeeld, aan eenige kennissen en vrienden
het verzoek te richten, ook eene verklaring
van Toorop's teekening te geven- Hij ontving
daarop de volgende stukjes, die wij gaarne
overdrukken:
Verklaring van J- G. L. d. F, letterkundige:
Een viertal broodmagere, Sasaksche
jongeiuft rouwen, die naakt zijn uitgeschud door de
Baliërs; ze hebben met haar allen niets anders
overgehouden dan n schild, beplakt met
chineesch papier. De eene jongejuffrouw heeft
het op haar rug gehangen, om ten minste van
achteren voor eventueele onaangenaamheden
min of meer beschut te zijn. Een der anderen,
vooraan, die onderste, met de eierenkin, zegt
met opgeheven hand : 'k heb 't wel gezegd, we
zijn er te dicht bij gegaan. De tweede, die
zich ook niet lekker voelt, men ziet dat dui
delijk aan haar ingevallen wangen en
hoogopgetrokken schouder?, tikt de lange jufier
aan, blijkbaar vragend: geef mij het schild
nu ook 'res 'n beetje'?
Op den achtergrond is een derde Sasaksche
bezig om te onderzoeken, hoe die jonge klap
perboom toch wel in of aan 't hoofd van haar
vriendin vastzit, 't 1^ ook mogelijk, dat zij met
haar vriendinnetje doet even als de aapjes
met elkander, zij kijkt ten minste oplettend
genoeg in haar kapsel. Van achteren schijnt
de zon.
Uitlegging door H. B. C-, gepensioneerd majoor
O. 1. leger:
Ik houd de voorstelling voor geheel sym
bolisch ; iedereen, die iets van symboliek af
weet, zal dadelijk begrijpen, dat't plaatje een
scherpe afkeuring is van het in den beginne
op Lombok geleden echec en de onvoorzich
tigheid van den aanvoerder. Dat hier sprake
is van Lombok, ziet men dadelijk aan den
klapperboom en aan de lombokjes
(pepervruchtjes). waarmee de vleugels van het indi
vidu op den voorgrond zijn versierd. Juist het
feit, dat men niet zien kan of hier een jonge
juffrouw of jongman wordt voorgesteld, is
m. i. de mooi gevonden symboliek, die be
duidt : we weten niet aan wien de schuld te
geven en daarom vellen we geen oordeel
maar laten dat echec op den achtergrond tot
nader; dit laatste wordt treffend juist uitge
drukt door de buitengewoon dunne en lange
vingers van het individu, dat naar achteren
wijst. Dat de aanvoerders er zelf mee in
den brand hebben gezeten, wordt zeer duidelijk
getoond, door de met pepertjes bezette vleu
gels. Hun, in de peper zitten en wel uit de
soesah willen vliegen, kan niet beter worden
gesymboliseerd. Maar het meest typische is
nog de wijze, waarop gezegd individu op zijn
neus kijkt dat is inderdaad een vondst,
geniaal en oorspronkelijk; zóó keken de
aanvoerders op hun neus, toen zij eindelijk
merkten, dat de Baliërs hun te glad waren.
De twee onderste mensen-figuren stellen
voor het Nederlandsche volk, dat aanmoedi
gend de hand aan de Lomboksehe-expeditie
houdt en zegt: Kijk maar zoo suf niet. we
hebben kassian met je en we zullen den boel
betalen, al worden we er mager en bleek van.
Vooraan is nog een deel van de natie voor
gesteld, door een juffrouw, met een spitsen
neus en een dito kin, die de hand waarschu
wend opheft, als zeggende: Nou verder
kalmpjes aan! maar studdy doorzetten!
Achter, tusschen den klapperboom en haar
haren door, kijkt een juffrouw, die er
beter uit ziet dan de anderen, dat is (symbo
lisch altijd) Europa, dat de oogen op Neder
land gevestigd houdt. De figuur voelt Neder
land voorzichtig op 't hoofd, als wilde zij
De regularisatie der 14 ton.
Ex-Ministers BKRUAXSITS en SKYFFARDT: Vergiffenis Mevrouw! . . . Wij zullen het niet weer doen."
NKD. MAACTJ: Daar zal ik wel voor zorgen. Vergeven ja, maar vergeten zal ik het niet.''
onderzoeken of alles daarbinnen nog richtig is.
De rijke haardos, in en uit de war, die aan
verschillende figuren is op te merken, drukt
uit, dat er in die Lomboksche kwestie nog
wel een haar" zit en dat de zaak nog niet
zoo gauw uit de war zal zijn.
Ojii-itie van V. D. S. vroeger tokoltoudcr ie
Pckalongan..
Een voorstelling van de Lomboksche zaak
door Wajang-poppen. Die voorste, zonder veel
neus, is de vrede, dat ziet men aan de met
meubelsits bekleedde vleugels en de afwezig
heid van een hcupdoek, ook aan de massa
haar, die op het hoofd en uit de vleugels groeit.
Twee magere Sasaksche koelievrouwen vragen
aan de Vrede: »Kun je geen eind aan die
historie maken, want we hebben 't al niet
breed, en we worden er nog niet beter op. Of
de mannen al vrijer worden, dat geeft ons
arme vrouwen niemendal, kom zeg een goed
woordje, dan is de_ zaak uit en kunnen we
weer naar onze padievelden gaan.''
Op den achtergrond kijkt de humaniteit om
een hoekje en legt beschermend de hand op
de arme vrouwen, die er voorloopig niets van
merken.
A. G. L. V-, theoretisch
De prent van Toorop is een flinke daad
een juist symbool van de Lombok-zaak.
Al de personen op de prent zijn mager
dat wil zeggen de Baliërs zoowel als de
Sasaks worden niet beter of' vetter door de
Hollanders. De figuren hebben allen heel
lange vingers d. w. z. dat bij zoo'n affaire
door iedereen lange vingers worden gemaakt
j en eindelijk zitten al die wezens vol haar: dat
beduidt: de heele boel is een warwinkel, d'r is
geen haar goed aan.
De verschillende meeningen loopen dus nog
al uiteen, zooals men ziet. Wie heeft het nu
bij 't rechte eind? Mochten er lezers zijn, die
betere en duidelijker uitlegging kunnen geven
dan de thans medegedeelden, wij houden ons
aanbevolen.
RED.
Niets aan te doen"?
La II ave, l,'! novembre.
Monsieur, Youdriez-vous permettre a une
trangèrc de vous suggérer une légende <|iii serait
uu motif a l'ordro du jour pour votre crayon
spirituel 'i Yoici ce que je vais vous proposer:
->Sur mi tröno au milieu du dessin un
>kicajoiii/en" hollandais, un nimbe tracéautour de sa
charmante tête; a sa droite et sur les marclies
de son siége se groupent ses courtisans et soute
neurs, les types choisis du bas peiiple : a sa gauche
quelques-unes de ses victimes : los enfants, les
petites lilles surtout, les dames, los vieilles femmes,
les vieillards; tous blessés, aveuglés, estropiés,
avant l'air de revenir de Lombok; a
l'arrii'replan on voit des maisons dévastées, des vitrines
cassées, des plantes arrachées, des chats et des
ohiens, des oiseaux et des poules, invalidés, ayant
l'air de sortir d'un laboratoiro de vivisection.
Sur Ie devant on voit B. en W." s'inclinant
rospectueuscinent devant Sa Majesté; des agents
do police a genoux complètent la mise-en-scène.
En bas du dessin on voit cettc formule, chi.Te
aux hollandais:
'Niets aan te doen '.'?'
Yoici, Monsieur, l'impression quo l'état des
cboses dans vos villes a laissée sur mon esprit.
A Geiiève, en Suisse, Ie /iirnjotH/fn" est
inconnu. Aussitót i|ii'il se permet de faire la plus
petite sottise dans les rues, ses parents doivent
en payer l'écot. Tn gamiu qui jette une pierre
a un pctit oisoau est condamnéa payer trois
francs; s'il attaque une pcrsonne quelcoiniuc, il
est incarcéréimmédiatemeiit; Ie peuple fait la
loi, et Ie pouple soutient la loi.
11 me semble qu'un gouvernement, comme Ie
vi">tre. si habile a inventer des variations a 1'inlini
sur los impnts, doit tre assez fort pour protéger
ses citoycns et ses coiitiibuables. Yos rues, Mon
sieur, sont inf'etées par des monstres juveniles;
rien n'cst sacrépour eux; ils savent qu'ils n'ont
qu'a se sauver! c'est commodo et pour eux
très-rassurant.
(^uand une dame, une petite iiUe ou une vieille
femme est tui'e ou pcrd sa vuc dans vos nies,
par ces gamins, on raconte la cliose ])armi les
f'aits divers des journaux, en ojoutant: i\ f'audrait
dans ce quartier augmenter la police"; mais
jamais. <} tuut jamais je n'ai vu: il f'audrait
cbercber et trouoer ces vauriens. et en faire un
exemple."
La conséquence de cette trange inditterence
devient un inamiue absolu de securitédans vos
villes.
Hier soir, a La Ilaye, on a jetéde l'acide
phénique a la ligure de deux petites lilles, qui
allaient a l'école du soir. Moi-nn'-me, j'ai re<;u
a la nnque un projectile, lancépar un tout petit
garcon, ce qui ni'a fait assez de mal pour que
je m'en sois aperrue pendant toute la soiree.
N'y-a-t'il réellement «niets aan te doen" 't
Est-ce-qite los trangors doivent dire de la belle
petite llollande, qu'elle est sous la domination
des enfants du bas peuple V
Voulez-vous iiu'on raconte do vous que votre
police n peur des kwajongens" 'i X'y aurait-il
rien a faire coutre un mal, qui prend de plus
en plus racine en llollande 'i
A Utrecht, a Kgmond-aan-Zee, a La Iff.ye, a,
Amsterdam, je n'ai entendu que ce refrain,
indigne, pitoyable. béte:
-.Niets aan te doen!"
J'ai commencéces lignes par une plaisanterie,
mais je trouve au fond cette question tros-se
rieuse. On ne semble ]ias comprendre en llollande
ce qu'on fait dans les autres pays. en rendant
les pamits responsables du mal que font les
enfants mineurs. J'ai pourtant une consolation :
c'c-st que les réf'ormes en général sont nées des
maux deventis insupportables.
(.Hiaud les petits, les faibles, les
maladesn'osoront ]ilus s'aventurer en plein jour dans la rue,
on trouvera les moyens do répressiou.
('e jour n'cst pas loin; je vous l'at'lirme.
Si vous trouvez mon idee pour une caricature
bonne faites-en usage; mais dans ce cas je vous
prie d'insérer cette lettre dans Ie memo numero
du Weekblad.
Agréez, Monsieur, l'expression de
ma sincère admiration pour votre
beau talent
liaronne UK 1). ...
Monsieur Johnn firaakensiek,
A m s t e r d a m.