De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 2 december pagina 1

2 december 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K'. 910 DE AMSTERDAMMER 1894. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 2 December Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertenün van t?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel ?1.50, fr. p. post/1 1.65 ? . . . _ mail?9. , . 0.12* , . , 0.20 ... 0.40 I M H O U »« VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Onze werkstakingenen waar ze toe leiden, door Socius. FEUILLE TON: Een zuster van barmhartigheid, naar het Engelsch van Henri Merriman. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Rotterdamsche Museumkwesties, door J. V. Het Ryksmuseum. Kroniek door G. De Figaro en zijn twee directeuren (met portr. van F. Mngnard), door W. Victor Duruy. Buitenl. Bibliographie, door F. C. Jr. en H. v. d. B. Boekaankondiging. SCHAAK SPEL. VOOtt DAMES, door E-e. RECLA MES. UIT Dr. GANNEF'S STUDEERKA MER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.I Bijvoegsel: KUNST EN LETTEREN: Anton Rubinstein (met portr.), door Van Milligen. Failleren en Labiche. ALLERLEI. ADVERTENTIËN. lltlllllllllHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllmnilllllllllllllllDIMMII Eenige weken geleden bepraken wij hier het conflict, tusschen de Kamer en het Magnatenhuis in Hongarije ontstaan over de door de regeering ingediende kerkelijkpolitieke wetsontwerpen. Men zal zich herin neren, dat deze ontwerpen vijf in getal waren en betrekking hadden op de invoering van het burgerlijk huwelijk, de vrijheid der belijdenis voor elke confessie, de gelijkstelling der Is raëlieten met de belijders van andere gods diensten, de bepaling van den godsdienst der uit gemengde huwelijken geboren kin deren en de invoering der registers van den burgerlijken stand. Na een zeer langdurigen en onverkwikkelijken strijd werden ten slotte het eerste, het vierde en het vijfde wetsontwerp door het Magnatenhuis aangenomen, terwijl de beide andere, ofschoon door de Kamer goediiiilliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii mum IIIIIIIIIIIIIIIH ?"'"" IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII mini miiiiiimn 111 Een Zuster van Barmhartigheid. Naar het Engelsch VAX HENKI MERRIMAN. Het komt er niet op aan waar het was. Ik zou niet graag willen dat anderen dat is te zeggen, zij, die toen bij ons waren zuster of mij herkenden. Het is niet waar schijnlijk, dat zij dit zien zal en ik weet niet eens of zij mijn naam wel kende. Natuurlijk kan iemand hare aandacht op dit geschrift vestigen en zou zij zich dan kunnen herinneren, dat de naam die er on der staat, dezelfde is, dien ik teekende onder aan een document, dat wij samen opmaak ten namelijk een attest van overlijden. Onder aan dat papier stonden onze namen onder elkaar staan daar misschien nog, in een vergeten bundel papieren aan het Ministerie van Oorlog. Ik hoop maar, dat zij dit niet onder de oogen zal krijgen, want zij zou het kunnen be schouwen als eene breuk van arabts-etiquette, en ik hecht groote waarde aan de opinie dier vrouw, die ik maar nmaal in mijn gansche leven gezien heb. Genoeg is het daaromtrent te zeggen, dat het oorlogstijd was en dat de couranten dien oorlog vrij fel vonden. Een oorlog, dien de jongen van jaren zich beter herinneren dan de ouden, omdat hij betrekkelijk nog maar kort geleden is. Het was ook mijn eerste veldtocht, maar toch had ik al kennis ge maakt met bloed; want ik ben geen soldaat, maar dokter. Mijn eenige uniform mijn gala-kostuum is een oude, blauw lakensche jas met een rood kruis op den arm welke jas gansch en al bevlekt is met zekere doffe plekken, die maar niet al te nauwkeurig onderzocht moeten worden. Om de eene of andere reden ? vermoegekeurd, door de Magnaten werden verwor pen. Daar echter de drie ontwerpen, omtrent welke overeenstemming is verkregen, een bmikbaar geheel vormden, werden zij door het ministerie-Wekerle aan de sanctie van keizer Franz Joseph onderworpen. Zes weken zijn sedert verloopen, maar nog steeds is die sanctie niet verleend. Uit een constitutioneel oogpunt is dit uitstel niet te verklaren. Wel mag men aannemen, dat de keizer persoonlijk met deze ontwerpen weinig ingenomen is, en is het van algemeene bekendheid, dat van clericale zijde al het mogelijke wordt gedaan om de kerkelijkpolitieke wetgeving te doen mislukken, maar daar de keizer niet slechts eenmaal, maar bij herhaling zijne toestemming tot de indie ning dezer ontwerpen heeft gegeven en zij bij de behandeling in de Kamers geenerlei ingrijpende verandering hebben ondergaan, zou het voor de algemeen bekende goede trouw van den monarch beleedigend zijn te onderstellen, dat deze instemming slechts eene schijnbare was geweest en gegeven was met het voornemen, om de gansche hervorming ten slotte toch te verijdelen. En daar de quaestie reeds twee jaren aanhangig is, kan men niet zeggen, dat de kroon geen tijd ge noeg heeft gehad om haar rijpelijk te over wegen . Wellicht zou keizer Frans Joseph er ge makkelijker toe overgaan, aan het kabi net de verlangde onderteekening te geven, als de heer Wekerle en zijn ambtgenooten niet in andere opzichten eene zwakheid had den getoond, die den monarch blijkbaar in hooge mate heeft ontstemd. Wij hebben hier het oog op de houding van het minis terie tegenover de Kossuth-agitatie. .Reeds bij den dood van den ouden patriot, die nooit den »Ausgleich" van 1807 heeft willen er kennen en steeds een verbitterd vijand is gebleven van de Habsburgsche monarclre, heeft het ministerie meer consideratie getoond voor de uiterste linkerzijde dan voor de kroon. Kossuth's zoon Franz, die een paar maan den geleden naar Hongarije is teruggekeerd, trekt thans het land door en zijne reis geeft delijk bij gebrek aan beter werd ik naar de voorhoede gezonden, vóór we nog drie dagen aan het werk waren geweest. Wij hadden het druk, want onze troepen waren slaags met den vijand op geen veertig mijlen afstands. Gaandeweg werd het wenschelijk geacht ons te versterken en toen kreeg ik bij de twee medische assistenten, drie Gouvernements-verpleegsters. Dit laatste bericht werd niet begroet met zooveel geestdrift als men had kunnen verwachten. Ik ben er niet vóór om vrouwen mee te nemen in den oorlog. Om haarszelfswil en voor den zielevrede van anderen is het veel beter, dut zij achterblijven. Als zij boven een zekeren leeftijd zijn, kunnen zij het niet volhouden en moeten met veel moeite teruggezonden worden; zijn zij daar onder, dan geven zij last van eene andere soort en worden de gewonden veronachtzaamd, want er is geen hartstocht zóó wreed en zelfzuchtig als de liefde. »Het spijt mij erg," zei ik tot den vroolijken, kleinen Sammy Fitz-Warrener van de zeemacht, die mij liet bericht kwam brengen. «Spijten! Nu mij niet! .Vlies ziet er anders uit als er vrouwen over den vloer zijn. Zij zijn zoo knap op haar terrein, waard tien zulke Roode-kruis-kerels als jij." »Nu, 't is mogelijk" zei ik, het vat whiskey openbrekend, dat Sammy had meegebracht op zijn rit van zeventig mijlen door de woestijn. »Met spuitwater of enkel?" vroeg ik ter verandering van het onderwerp. »Met spuitwater. En een flink glas vol," antwoordde hij, met veel voldoening de gele, hooge laarzen bekijkend, die hij in Londen gekocht had. »lk heb een gevoel alsof ik van binnen vol zand zat." Hij sliep dien nacht in de kleine hut, van modder gebouwd en hoofdzakelijk overdekt met oude matten van palmbladeren, die men wel zoo vriendelijk was, het hoofdkwartier van den staf-arts te noemen. Dit is te zeg gen, hij genoot de gastvrijheid, die ik hem aanbieden kon. Sammy en ik hadden elkaar gekend, lang vóór de een naar zee en de ander naar de aanleiding tot demonstratiën, die voor den keizer-koning uiterst pijnlijk zijn. Toen de zaak eenige dagen geleden in de Hongaarsche Kamer werd ter sprake gebracht, keur den de ministers Szilagyi en Hieronymi de Kossuth-agitatie af, maar de premier Wekerle vond het niet noodig zich in het debat te mengen. Dit is hem te Weenen zeer kwalijk genomen. Om de fout goed te maken, werd (natuurlijk met voorkennis van den heer Wekerle) den vorigen Zaterdag eene nieuwe Kossuth interpellatie op het getouw gezet. Maar nu maakte de uiterste linkerzijde zulk een rumoer, dat er van de geheele bespre king niets kwam. Dit wordt des te beden kelijker, omdat het van algemeene bekend heid is, dat de ministers Szilagyi en Hiero nymi (de eerstgenoemde is de vader van de kerkelijk-politieke ontwerpen) deze houding van de linkerzijde hebben aangemoedigd. Het is volkomen te begrijpen, dat keizer Franz Joseph niet veel lust heeft om de positie van deze ministers te versterken door zijne sanctie aan de veelbesproken wetsont werpen te geven. Toch zal hij zich aan dien onaangenamen plicht wel niet kunnen ont trekken, maar daarmede zal de crisis hoogst waarschijnlijk niet geëindigd zijn. In Oostenrijk is de kiesrechtquaestie nog steeds aan de orde van den dag. Volgens het tegenwoordig bestaande stelsel zijn de stemgerechtigde burgers verdeeld in vier klasse of' »curiën'': het groot-gronclbezit (de adelt, de steden, de kamers van koophandel en nijverheid en de plattelandsgemeenten. De eerste curie benoemt s 5 afgevaardigden, de tweede !)!), de derde l'l, de vierde 12'.), en de steden met de kamers van koophandel te zamen nog eens l!); in 't geheel dus 353. Om in de steden en op het platteland kiezer te zijn moet men minstens vijf florijnen in de directe belastingen betalen. Eindelijk zijn de verkiezingen ten deele rechtstreeksche en ten ('.cele getrapte. Sedert langen tijd wordt togen deze even ouderwetsche als samengestelde regeling van het kiesrecht eene heftige oppositie gevoerd. Graaf Taaffe heeft eene welemeende oin Academie ging. Wij kwamen uit hetzelfde deel van het land in de buurt van Devonshire en we kenden eikaars familie een beetje, wat heel wat zeggen wil, waar menschen elkaar in de wereld tegenkomen. Wij gingen vrij vroeg naar bed ik op een hospitaalmatras, hij in mijn bed, maar Sam wou niet gaan slapen. Hij lag met zijn armen boven zijn hoofd, te praten over allerlei dingen en juist vóór hij in slaap viel, keerde hij nog eens terug tot die questie van de verpleegsters. »Ja/' zei hij, »ik moest je komen vertellen, dat er drie verpleegsters zullen komen. Behandel ze goed, Jack, om mijnentwil. God zegene ze. Ze meenen het goed." Toen viel hij in slaap en ik bleef naden ken over zijne woorden en over den geest, die ze hem had ingegeven. Eigenlijk wist ik niets af van het leven van dien man, maar hij scheen zich heel gelukkig te voelen, dat geluk, dat alleen dan komt, als er een achtergrond is voor het dagelijksch bestaan. Hij sprak gewoonlijk over vrouwen, alsof hij ze allen liefhad, om den wil van ne, en daar ik nu zelf niet precies in die omstandigheden was, was ik blij toen ik in slaap viel. Den volgenden morgen om vier uur, was het fort in beweging. De hoornblazer was zoo vriendelijk om het signaal te blazen in ons raam zonder glas, zoodat er geen twijfel mogelijk was. Dat beteekent .»alle hens aan dek" geloof ik, zei Sam, die een van de weinige menschen was, reeds vroeg op den dag in staat tot eene grap. Om zes uur was hij klaar om heen te gaan. liet was gemakkelijk te zien wat soort van officier dezo vroolijke zeeman was, uit de manier waarop zijne manschappen werkten. Hij gebruikte in der haast zijn ontbijt. »Ik ben een beetje aan den grond", zei hij, met zijn vroolijken glimlach. »Ik hoop niet dat ik het hoekje omga. Het is alles goed en wel voor jullie met je lange gezichten, die niet veel schijnt te hebben om voor te leven, te vechten alleen omdat je van vechten houdt. Maar ik wil niet vechten met de menschen, daarvoor houd ik te veel van ze." gedaan om daarin ingrijpende verbetering te brengen, maar het parlement vond, dat de conservative premier veel te ver ging, en zoo werd de mislukte poging de oorzaak, dat hij, na vijftien jaren aan het hoofd der regeering te hebben gestaan, moest aftreden en dat hij als premier werd opgevolgd door vorst Windischgraetz. Deze laatste staatsman heeft zich gewacht voor de indiening van een ontwerp, dat zoo licht voor zijn ministerieel leven gevaarlijk kon worden, maar getracht buiten het par lement eene overeenstemming tot stand te brengen tusschen de zeer heterogene partijen die zijne meerderheid uitmaken. Zijn hoofddenkbeeld kwam neer op de vor ming eener nieuwe curie, waarbij het meerendeel van de tot dusverre uitgesloten burgers zou den worden ingedeeld, voor zoover zij althans iets bijdroegen in de directe belastingen en aan enkele andere voorwaarden voldeden, bij voorbeeld van gedurende de laatste twee jaren lid te zijn geweest van een ziekenfonds. Deze nieuwe curie zou 43 afgevaardigden kiezen. Het bleek spoedig, dat de drie hoof d par tijen dei' meerderheid: de Duitschers, de Polen en de Hohemvart-club, het allesbehalve eens waren. De discussie liep hoofdzakelijk over de vraag, of de nieuwe kiezers eeue nieuwe, afzonderlijke curie zouden vormen, of wel bij eene der vier reeds bestaande curiën zouden worden ingedeeld, in welk laatste geval natuurlijk de speciale belangen dezer bestaande curie niet zouden worden bevor derd. De Polen, die in den regel zich bij de regeering aansluiten, dienden een uitge breid voorstel in, waarin eene vijfde curie met -13 vertegenwoordigers werd gevraagd ; de conaervatief-clericule volgelingen van graaf Hohenwart daarentegen wilden aan de curie der kamers van koophandel en van nijver heid eene onderafdeeling toevoegen, samen gesteld uit de arbeiders bij de nijverheid, welke echter slechts '2'.> vertegenwoordigers zouden afvaardigen. De liberalen in de regeeringsmeerderheid achten zeer terecht deze concessie aan de arbeiders veel te gering, en Na het ontbijt ging ik uit en hielp hem op zijn paard, waar hij op zat als een echte zeebonk, terwijl hij met genoegen keek naar het effect van zijne gele laarzen, en verder was ik dien gansehen dag bezig met een verblijf in orde te maken voor de verpleeg sters. Om negen uur 's avonds kwamen zij aan, zóó uitgeput, dat zij dadelijk naar bed gingen en ik haar eerst den volgenden morgen zien zou. Te middernacht werd ik gewekt en opontboden naar de tent van den bevelvoerenden, officier. Een man, overdekt met zand en bloed, zat daar in een hangmat iets uit een glas te drinken. «Tijding van de voorhoede?" vroeg ik zon der plichtplegingen, die wij sinds lang ter zij hadden gezet. »Ja, en slechte tijding." Het was noodzakelijk om nu onmiddellijk mijne helpers aan het werk te zetten, maar ik beval uitdrukkelijk de verpleegsters nog niet te storen. Slechte tijding van de voor hoede beteekende hard werken aan de ach terhoede. Dat wisten wij allen en trachtten ons gereed te maken voor een plotselingen stroom van gewonden. De stroom begon vóór het aanbreken van den dag. Naar gelang ze werden binnenge bracht, zorgden wij voor hen, verbonden hunne wonden en pakten ze zoo dicht mogelijk opeen. Maar de stroom ging altijd voort. Zij hielden niet op te komen, zij gunden ons geen oogen blik rust. Te zes uur gaf ik bevel, de verpleegsters te wekken en haar te zeggen, dat haar nacht verblijf in orde moest gemaakt worden voor de ontvangst der gewonden. Om half zeven kwam er ecu regimentsverpleger bij mij in het hospitaal. »Een vreesclijk geval, mijnheer, dat daar juist is binnengebracht," zei hij. »Een officier. Een kanon gesprongen, mijnheer." »Breng hem naar mijne hut," zei ik, mijne instrumenten op mijne mouw afvegend. Een paar minuten later volgde ik hem en toen ik mijne kleine kamer binnentrad, was het eerst wat ik zag, een paar gele laarzen. Men kon zich niet vergissen in de laarzen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl