Historisch Archief 1877-1940
Ho. 910
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zulke tegenvallers uit den vreemde staat men
licht bloot.
Zeer schoon waren sommiger spel en standen.
Ik noem o. a. mej. Ternina in hare expres
sieve soberheid, terwijl mevr. Wittich meer uit
muntte door haren zang.
Het was een groot genot dit machtige
toonwerk te hooren, en men mag den heer Viotta
grooten dank weten voor de wijze, waarop hij deze
opvoering heeft voorbereid en geleid. Dat som
mige solisten tegenvielen komt geheel voor hunne
rekening. Mij dunkt echter dat deze opvoering
geleerd heeft, dat het denkbeeld de meeste hoofd
personen van hetzelfde theater te engageeren met
het oog op een goed samenspel ook een
schaduwz\jde heeft, en dat men beter doet zich aan de
gewoonte te houden, zooals de
Wagner-vereeniging steeds heeft betracht, en Molière na te
zeggen: Je prends mon bien oii je Ie trouve.
Met groote belangstelling zien wij de plannen
voor de volgende uitvoering te gemoet.
Heeft de Wagner-vereeniging met die Walküre
ean gelukkige keus gedaan, ik kan mij niet
begrijpen, wat de Afdeeling Amsterdam van de
Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst en
den heer Rontgen er toe gebracht heeft, Pumtus
van Mendelssohn nog eens uit het stof te voor
schijn te halen; want het is niet te ontkennen
dat, waren het papier en de noten van deze parti
tuur n figuurlijken zin) verbleekt, er in deze
uitvoering iets mats was. Sommige koren klonken
echter zeer goed, er was van nuanceering blijk
baar veel werk gemaakt.
Het kwam mij voor, dat zelfs Rontgen zich
met geweld opwond om de uitvoering warm te
houden; dat de koorsopranen moeite hadden een
gevoel van slaperigheid te overwinnen, zulk een
zwakken en matten klank kwam er soms van dit
overweldigend groot aantal zangeressen; en dat de
solisten dachten: Wat is Pawlus toch vervelend!
Allen deden met ware doodsverachting hun best,
doch word nu eens warm zonder overtuiging. Wan
neer daar nu nog bijkomt dat mevr.
X'oordewier-Keddingius blijkbaar slecht gedisponeerd
was en van hare zeer schoone stem bij de hooge
tonen niet altijd het schoonste gebruik maakte
(wellicht ten gevolge van minder bij stem zijn)
en dat de heer Rontgen een andere opvatting
van de tempi had als de solisten, en zijne lang
zamer opvatting niet geheel prijs wilde geven,
waardoor sommigen het te kwaad met de adem
haling kregen, dan vraagt men terecht: waarom
heeft men ons liever nog niet eens Elias gege
ven ? een werk dat m. i. huizen hoog boren l'aulus
staat en dat voorzeker meur zou geboeid hebben.
Ik wil echter van deze gelegenheid gebruik
maken met ingenomenheid te spreken van eene
jonge altzangeres, Mej. Manifarges, eene
Rotterdamsche dame die thans te Frankfort studeert.
In de kleine altpartij openbaarde zij een ge
lukkige aanleg en schoone sternmiddelen. Dit
eenmaal gezegd hebbende dringt zich de vraag
echter van zelf op, of 't zelfs voor zulks een
klein partijtje vermeden moet worden, de in onze
stad of ons land wonende zangeresen de gelegen
heid te geven eens op te treden.
Men zal mij naar aanleiding van mijn oordeel
over Paulus toevoegen: zijt gij blind dan voor de
schoon bewerkte polyphono koren, gebouwd naar
de heerlijke voorbeelden van llandel's stijl, hebt
gij geen oor voor de schoone melodiën zoowel voor
koren als voor boli. Volstrekt niet! doch die
eigenschappen beletten niet, dat men niet sterk
meer geboeid kan worden door deze muziek,
die wat stijl en vorm betreft eene zeer bleeke
copie is van de oudere Passionen" aangelengd
met een goede dosis Mendehsohn honig en suiker.
Waarlijk, men doet den vereerders van Mendels
sohn, die hem blijven hooghouden tegenover de
nieuwere kunst, geen dienst, met werken zooals
Paulus weer voor den dag te halen.
Moge het verder blijven rusten.
Wie niet gerust heeft is voorzeker mej. Johanna
Heymann, de pianiste die voor oen viertal jaren
zich ten onzent deed hooren en nu het bewijs
gaf, dat haar talent rijper is geworden, op een
concert dat zij gisteravond alhier gaf en waarin
zij het 4e concert van Beethoven, het E-mol
concert van Cbopin, de chromatische Fantasie
en Fuga van Baeh en verschillende andere stuk
ken speelde.
Zij toonde, zooals ik zeide, groote vorderingen
gemaakt te hebben. Daar zij zich in werken van
verschillenden stijl deed hooren, kon men opmerken
in welken zij zich het meest tehuis gevoelt.
Ik geloof dat in het Concert van Chopin, haar
talent het gelukkigst aan het licht kwam.
Ook de rhyihmiek (_ vroeger de zwakke zijde
van deze pianiste) was in dit werk zeer schoon,
en daar kwam dit ook meer uit, dan in de
andere werken.
In Bach's Fantasie en Jfufja trad m. i. te
veel de virtuose op den voorgrond. Ik had
vooral het Pri.ludium stijlvoller behandeld willen
zien. Doch dit neemt niet weg, dat ik mej.
Ileymann's optreden mag beoordeelen als hoogst
geslaagd. Zij zal bij voortgezette studie ook aan
de andere werken evenveel persoonlijkheid loeren
verleenen als zij nu aan het Concert van Chupin
wist te geven. Voor die interpretatie heb ik
onbepaalden lof.
Jammer was het, dat de begeleiding van het
orkest van do Xed. Opera lang niet was, zooals
men mag eischen en waaraan wij ook gewend zijn.
Met de uitvoering van Paului viel een reprise
samen van Leiden ontzei, Xederlandsche opera i
van C. van der Linden, die ik dus niet kon bij- !
wonen, want ik heb gebroken met het stelsel, op
denzelfden avond van do eene concert- of opera
zaal naar de andere te vliegen om overal een
stukje muziek op te vangen. Slechts dan wan
neer de vorm van de concerten (b.v. bij solisten
concerten, waar dezelfde vertolkers na de pauze
weer optreden) van dien aard is, dat men van
beiden een voldoenden indruk kan krijgen, maak
ik van tijd tot tijd een uitzondering.
VAN MILLIGEN.
Eene nieuwe Gismonde.
De opera te Dresden, zal eene nieuwe opera:
»Ghismonda" van Eugene d'Albert opvoeren.
Doch het is niet naar het stuk ran Sardou dat
deze opera bewerkt is, doch naar een gedicht
van R.' Zimmermann. Het stuk speelt in Italië.
Het werk waarvan men de opvoering met be
langstelling te gemoet ziet, wordt uitgegeven bij
Breitkopf en Hiirtel.
Eotterdamsche Museumkwesties.
In het nummer van 17 .November van het
ZvndugMad (hoofdzakelijk gewijd aan de belangen
der gemeente Rotterdam), werd onder den titel:
Jiien paar vrajen aan hit adre$ vanden Uirectiur
en de Comnus ie van Helieer van het Museum
Boymanf, een ingezonden stuk opgenomen, dat
ook buiten Rotterdam eenige aandacht heeft
getrokken, doordien enkele couranten er het
opzienbarend berichtje uit trokken, dat Charles
Rochussen het voornemen zou hebben gekoes
terd, een dee! zijner artistieke nalatenschap aan
het Museum lioymans te vermaken, doch uit
verontwaardiging over de handelingen door den
Directeur tegenover zijne oude kunstbroeders
gepleegd, die beschikking- in zijn testament heeft
geschrapt. In het ingezonden stuk zelf, waarvan
wij sedert inzage kregen, staat hieraan toegevoegd:
»Dit feit duldt geen tegenspraak, ik heb het zwart
op wit gezien en gelezen."
Hoewel nu het feit, of' werkelijk de
achtenswaardige man, die Charles Rochussen was, zich
nog op hoogen leeftijd door bijkomstighedon van
een goed voornemen liet afbrengen, op zichzelf
niet van overwegend publiek belang mag boeten
zal het toch, nu eenmaal zulke bewering gelan
ceerd was, wel van eer.ig belang zij i te weten
wat er inderdaad van deze verklaringen aan is,
en schijnt het oirbaar bekend te maken, dat de
door ons van de best ingelichte zijde ontvangen
informatie, de pertinente verkla.ing van den
anonymen inzender in het Rotterdamsch blad
moer bepaaldelijk positief logenstraften.
Waarheid is, dat ei:n jaar of dn.; geleien do
directeur van Boymans voor zijn Museum een
waterverfteekening van Rocliussen aangekocht
hebbende, de gulhartige schilder persoonlijk den
directeur kwam verzoeken, zoo iets niet te her
halen, daar hij een portefeuille met schetsen en
teekeningen van verschillende data had liegen.
weike hij aan Boymans wilde vermaken. EeiiU;on
tijd na liochussens dood nu, wondde dn heer
Ilaverkorn van Rijsewijk zich tot liochussens
ex'cuteur, vragende naar die portefeuille.
waarop de Directeur van Boymans liet schriftelijk
bescheid ontving, dat in het door Itochussen in i
1881) gepasseerde testament daarover niets voor- |
kwam, en dat Rochussen hem, noch ecu der ove
rige familieleden, ooit iets van dien aard had te
kennen gegeven, liet geval was dus blijkbaar, i
dat de schilder eerst na ISS'J op dit idee gcko- !
men zijnde, het maken van het betreil'oiide co
dicil, zooals dit zoo vaak voorkomt, heeft uitgo- !
steld, tot zijn plotselinge dood liet volvoeren van
zijn plan onmogelijk heeft gemaakt
liet ingezonden stuk, waarvan ik hierboven de
pointe heb gewraakt, heeft echter niet alleen
bedooling een 'rijzonder feit ruchtbaar te maken, ;
het poogt door deze en eonigo andere beweringen !
liet beleid van den te^enwoordigen Directeur van
lioymans in discrediet te brengen. Xu zon dit,
in zooverre het eene persoonlijke kwestie
manzijn, ons waarschijnlijk koel laten. Doch er wordt
hier kennelijk niet zoozeer een persoon, dan wel
een door hem gehuldigd beginsel, en dit op
eenigszins vileynige wijze, bestreden.
Reeds in Juni jl. werd hier. in een artikel
over Museuimjchccr, de kwestie, die zich bij het
bestieren van Boyman's voordoet, besproken. Ken
dwaze usantie wil, dat er in Rotterdam
aankoopen voor het Museum juist worden gedaan door
een afzonderlijk Lichaam, geheel buiten Directeur
en Commissie van lioheer om, ja, zelf-, /onder dat
van dezen eenig advies wordt ingewonnen. Terwijl
toch de verordening aan door den Raad zelf benoem
de mannen de zorg voor het Museum opdraagt,
hebben deze verzorgers dus bij het uitbreiden
der aan hen toevertrouwde verzameling zelfs
geen f-impele stem in hot kapittel. I n J uu i (toon ?
wij deze verhouding uitvoerig toelichtten) beott ?
dit aanleiding gegeven tot eene onvermijdelijke
botsing. Een door het bestuur van de
Rottordamsehe Akademio op de Drieja-riijkschc aan
gekochte schilderij, werd dooi dit boMür :;a:i
de stad ter plaatsing in het Musou;;; I^VHVIÜS
aangeboden. D(; Commissie van (e: .\:U-OM;::
adviseerde echter dit geschenk ,,,W i-,?>r hit
Mitr'aim te aaHfanriii.il. en l!, 011 W. beslisten
dan ook in dien zin. Dit alles is zeer
j.vwoon: of de zorg voor een museum wordt :\.\:\
u toevertrouwd r.t' niet, maar zijt gij inderdaad
verantwoordelijk voor iimchtini: on uitbroidni;;
eener publieke keurverzanieii.m, dan dient ".ij
zonder goedigheid of aanzien des persoon.;, naav
plicht en geweten te handelen en te weigeren.
wat naar uwe overtuiging beneden het gewenscli te
gehalte blijft.
In theorie is dit, als gezegd, zeer gewoon.
maar een feit is het, dat geen enkele
XeJcrlandsche museum-directie tot lieden zich van
dezen eenvoudigen plicht genoegzaam heeft weten
te kwijten, zoodat de konsekwente handelingen
van het Bestuur van oynians, wel verre van als
iets laakbaars te mogen worden voorgedragen en
te verdienen met anonyme verdachtmaking te
worden bestreden, veeleer alsnog aan de verant- ;
woordelijke leiders van bijna al onze overige
Musea ten voorbeeld te worden gesteld. \
Arnhem, 1>(J Nov. T» L J. V. i
Het Rijksmuseum, (i)
De opstellen, die de heer Jan Veth indertijd
in dit blad schreef over de plaatsing der schil
derijen in het Rijksmuseum en in 't bijzonder
over de zeer onvoldoende verlichting van
Rembrandts Nachkvacht en diens Staal meesters, hebben
toen de algemeene aandacht getrokken. Zij werden
door de geheele pers met instemming geciteerd
en druk b, sproken. Het was, met het oog op de
groote waarde die een dergelijke kritiek voor het
beheer en de inrichting van ons nationaal museum
heeft, zeer juist gezien van den heer Veth, in een
deeltje de verschillende artikelen uit het Weekblad
bijeen te brengen, en er daardoor het ephemère
karakter dat journalistieke!! arbeid in den regel
aankleeft, te ontnemen.
De firma Scheltema & Holkeraa heeft op haar
gewone onbekrompen wijze voor de uitgave zorg
gedragen. En de waarde van het boekje wordt,
ook voor hen, die reeds vroeger met de artikelen
van den heer Jan Veth kennis maakten, verhoogd
door de beide brieven van Jozef I-raëls, een aan
Jan Veth, en een aan den heer Van Houten, minister
van binnenlandsche zaken, die aan de verzamelde
opstellen voorafgaan.
In zijn «brief aan den minister'' zegt de heer
Israöls : >-Mag ik zoo vrij zijn, mij direct tot l'
»te wenden om Li te vertellen wat mijne bepaalde
«overtuiging is in deze voor het behoud van
«onzen nationalen roem hoogst belangrijke zaak.
«Zooals de schilderijen »de Xachtwacht" en »de
Staalmeestcrs" nu hangen is het voor ieder
«duidelijk, dat men gezocht, ja geknoeid heeft,
»om die schilderijen te la'en doen wat zij kunnen.
«Maar ziet U, men heeft het niet gevonden,
»ecnig en alleen omdat men het museurn hooger
«stelde dan de schilderijen. Want zooals ik bij
al e allereerste opening van't Rijksmuseum gezegd
»heb, aan wie het hooren wilde: in dit lokaal,
jwaar de Xachtwacht nu ttaat, kan hij nooit tot
vzijn recht komen, en al mogen er nu tal van
«sommitoi en komen om te beweren, dat het er
»nu prachtig hangt, dan beweer ik, dat zij van
-j d e kunst van Rembrandt geen begrip hebben.
»Van begin af aan heb ik altijd gezegd: Er
moet voor de Nachtwacht en voor de
5 Sta al m oesters ieder een apart
»v e r t r e k gebouwd worde n. Ilf-t kan
het best gevonden worden door bet lokaal, waar
->thans de X' acht w acht i?, door te breken,
en daarachter ruimte te vinden om twee ver
strekken te bouwen in overeenstemming met die
;schilderijen: staand licht en de schilderijen op
»een sehilder.sozel of standaard daar achter,
«niet tegen den muur opgehangen.
De menbileering en versiering dezer vertrek- j
ken moet zeer eenvoudig zijn on het heele
? zaakje /on misschien met een duizend gulden
-of vier te betalen zijn; als de wil er maar was
-zou het ?Jioel gemakkelijk kunnen. Ook de lijsten
?izijn erg hinderlijk, die er thans om zitten, 't Is
verwonderlijk dat de lui, die er geen verstand
van hebben altijd bij de gouvernomcntecle kunst
.'geroepen worden; denkt men dan, dat de kun
stenaars er 'Minder van veten, dan zij die heel
; wat anders studeerden en nu bij toeval wat aan
kunst doen? .... Er diende een raad van de
.v'ieste kunstenaars in 't leven geroepen te woiden
om /nlke belangrijke zaken als plaatsen van de
schilderijen in een Rijksmuseum goed te doen
sslagen.
?>Xog even wil ik hier bijvoegen, dat mijn eigen
'-atelier van afmeting en verlichting bijzonder als
«mode! voor de te maken vertrekken zou kunnen
:dienen.''
De uitvoerige brief aan Jan Veth begint met
een verhaal van den indruk, dien Israöls
kroegbij (ie plechtige opening van bet Museum. -Ik
-.stond daar met een grooto menigte kunstenaars
. nn liefhebbers, toen lioslioom bet doek van do
-A" ach t wacht aftrok, en het was ons alsof
??een emmer water over ons werd uitgegooid.
/oo versie'en. zoo onzigtbaar was voor ons dit
>nu!ester.-,tuk van grande p e i n t u r e, dat
ik brommend en grommend heen en weer liep.
De wethouder Ankersmit stond voor mij, hij
is het zeker reeds vergeten dat ik hem zei:
?maar lieve (>od, zoo kan hut toch niet blijven,
»en bene.ten, waar chaiupauno werd gedronken zei
? ik ook van alles. Het lid der Tweede Kamer
Tlartog zei mij toen of ik het niet publiek wilde
maken, maar <nj begvijpt, om zulk een
t'eest,.-temming te bederven.... en ik houd van geen
krantongeschiijt'. Heilige dagen dagen daarna
bad ik de muziek in't Kurbaiis te Scheveningcn
:geiioord en wandelde met de Stiiers op liet
?ion-a.-, hij zal hut zeker ook al vergeten zijn.
.en dadelijk waren wij over bet nieuwe Museum
aan den gang. Ik herinner mij nu zeer goed, dat
ik zei: u krijgt in dat lokaal de Xachtwacht
nooit in orde, wat u ook doet. Hij geloofde dat
liol tli> vreemdheid was, omdat wij zoo gewoon
\varon het in dat verroeste Trippenhuis te zien.
Xa dien tijd is er van alles gebeurd, zooals gij
wei't, geknoeid met velums, met gordijnen, mat
andere omgeving, en in plaats, dat men gewoon
werd liet daar te zien. werden de stemmen van
"iitovredoü'neid van her. ei'' werkelijk weten wat
Ri'iidirnndls schilderkunst is. al erger on erger.1'
r>r.li"'|s vertelt dan hoe bij reeds langen tijd
:-ijyerd hoeft voor een bet'-re plaatsing van do
-N'. «;-?'.';;:,? i c:.';,* en do, SYu -tlmee^ ."rs,en s; el t ten slotto hei;
volgende plannetje voor: Do zaal waar do
X'uehl\\ii''ht 7.\'. h nu bevindt moot doorgebroken wor
den on daarachter moet gebouwd worden: een
toegang van vertrek Xo. l voor do Staalmeesters
o;i vin-trek Xo. '_' voor do Xachtwacht. Deze
??v -i-trekken moeten staand licht hebben, en zooais
ik meen dat gij ook geschreven hebt. zij kunnen
:;iet direct achter de zaal, maar moeten een
weir.iu' verder gebouwd worden. Do tegenwoor
dige zaal zon dan als propybu' beschouwd
wor.den. waar toekeningen, etsen, desnoods een buste
van Rombr.indt zou kunnen zijn. Wat de vertrekken
betrot't, geloot' ik vast en zeker dat ze juist zoo
moeten zijn als mijn eigen atelier, met liet venster
;vóór de schilderij, zoodat de beschouwer het
(1) In hel Rijksmuseum, door Jan Veth, met
twee brieven van Jozef Israëls. Uitgegeven te
Amsterdam door Scheltema & llolkema's Boek
handel.
»raam in den rug heeft en niets ziet van het
»licht dat in het vertrek valt, het raam moet
»niet in het midden, maar aan den kant van het
«vertrek staan, en de schilderij op een ezel of
«schraag, niet tegen den wand aan."
Op Père-Lachaise te Parijs is een grafmonu
ment opgericht voor den beroemden bronsgieter
Barbedienne; bij de plechtigheid der onthulling
is uit naam van het ministerie van onderwijs een
sierlijke rede uitgesproken door den heer
Guillaume. Het monument is van den beeldhouwer
lioucher; het bestaat uit een hooge zuil van steen
uit de Vogezen, waarop een bronzen buste van
den doode, en aan den voet van de zuil twee
levensgroote vrouwenfiguren, ook van brons. Beide
dragen palmtakken, de een, met een helm op, is
de Kunst; de ander is met een hamer gewapend,
zij verbeelde de Industrie.
Op het voetstuk zit een allerliefste
kinderiiguur en laat een uitgedoofden fakkel zinken.
Een alleraardigst boek zag dezer dagen bij de
uitgevers-firma Loman on Funke het licht. De
heer l-'rits Lapidoth bespreekt daarin de meest
bekende tegenwoordige Fransche teekenaars,
onder meer Alf. Grévin, Willotte, Forain, Mars,
Steinlen e. a. Deze artikelen zijn opgeluisterd
met keurig bewerkte reproducties van de beste
specimen hunner kunst, terwijl bij de keuze
zorg gedragen is, dat de voorstellingen voor
niemand kwetsend zijn. Aan de uitgevers
komt een woord van lof toe voor de groote zorg
aan de uitvoering besteed.
Bij den uitgever X'. J. Boon zag het lichteen
nieuw n druk van het meesterwerk van von
Schott'el, De Trompetter ra» Sakkwyt-n, bewerkt
door Dr. Laurillard. Deze uitgave is versierd
met tal van fraaie lichtdrukplaten.
De heer Preyer en Co., Wol venstraat,
exposeeren in de vitrine eene schilderij van Mevr.
Bildors v. Bossen -.Lente in 't Bosch", in de
Kunstzaal een schilderij van Jozef Israëls,->Laugs
volden en wegen''.
Bij de firma E. J. van Wisselingli & Co., Spui il),
zijn geëxposeerd drie teekeningen van M. Bauer.
iimmimnimmimiil
Kroniek.
Om mijne bijdragen met een onbescheidenheid
te beginnen : van Albert Verwey zal in eene der
eerstvolgende afleveringen van het
Tiocon-iandelijknuh Tijdschrift worden opgenomen een drama
van Joiian van OldenbarnevoU. Wellicht heeft
men dus het fragment Sanmon, verschenen in het
Xovernbertiummer, te beschouwen als eene voor
studie, een oefening van 's dichters h-uid: eene
van die schetsen welke een grooter werk voor
afgaan, en waarvan de publicatie somtijds eerst
plaats vindt, als men aan liet zoeken gaat in eene
literarische nalatenschap. Maar de heer Verwey
heeft, dunkt ons, zeer wel gedaan met dit korte
stuk niet in portefeuille te houden.
Die zich zijne superbe vertaling van Marlowe's
J'ViM.sf herinneren, hebben met erkentelijkheid de
echo vernomen van dat nerveuze vers. Of er
vele fraaiere in onze taal zijn geschreven, zullen
anderen beslissen ; op ons tooneel zijn er wel
nimmer zulke gehoord.
Wijnlur^ cm kuil, dii1 iiv
f,r;i, 1:11 g,-lii;i;irl lurllt iu'^'S ili-klc: Ik
luierik\ I'S'l \ n>Si'- \ in1! cl! t'i'ijhll. t'll 1;|'[)](I1II |l
V;m l !<-|i;uai'ii : il rirh''lhiiTil vns-rll kllnijlt:
Ik MiiaiM ;iau <:i;n-; i u s';ik iu rlkr kilo >p
l iraiuK'iii'e ]':ikLri: hdiu's ili- InTii i.grll
Ibilili- de cl'i'di' X\M nu '.i nu,1 'l Ivuvn : hier
Kit gincl.-, \liiincU- ii,- mul", - hliicillMO'.l, il:i:ir 'l /winir
\\ ljllin.it' \l;lill Ml!',,' IMI llkr u] IJl-.-l.llll krnntl
G'iml>' >!;iili:' rond: i!:il v*;i- vn'iV (Ml n-')'j
(11'KiI- Ui «;ibll-/.cr iklllj' 'i !;rijscln-' i:M kr-i.t'-' iu kltillk.
Al
\ ^
elk ll'
'l
Dit deed Samson om zich te wreken toon hij
naar zijn vrouw gevraagd had en haar niet had
gevonden Maar de geschade Joden weten 't aan
don vader en s'aken don brand in zijne woning,
dreven hem en zijne dochters in het vuur.
TH n l)egre.-|i 'k,
Dat niet .1 'liOMi, Heef van Joilen, mij
kiiudi^-, iiaa>- X'iml op lat ik t/ntwde en dreef
J///',' tnnm, iiiaai- (la- ilal 'k, Pai'-Mina ilnnr
/.'.',. Mriji st:vr<l, d. el /iju dun-!, rd'aivu hem
En in don strijd tegen de Filistijnen, wonnen
op zijn voorgang zijne landslieden en bevrijdden
zich. Tot Samson bet geheim van zijn kracht
meedeelde aan Dalila en zij liet verkocht aan de
vijanden van het volk. In het gedicht van Verweij
komt Samson als blinde, gevangen koning, die
zijne overgebleven kraebten aanwendt in
bandenwerk' voor de onderdrukkers van zijn stam, in
eeno lange alleenspraak ton tooneele. Do omge
ving is /c:.'r schetsmatig behandeld; hot zij i eonige
kindoren die van Samsom eerst bet verbaal krijgen
van zijn loven, die vervolgens den toehoorders
het relaas brengen van zijn dood. Voor het hot'
on liet verzamelde volk was bij gel.'id om te
toonen hoe sterk hij was, en op het Dngonsfcest
den lamlsdans djr Joden te dansen.
Tukkleiul e.'il harp /a! hij.
Mr! i \\ t'l.' b l! ililc ? i >'_:Vï) rl) /; | il urHlti /n: 14' /nclil,
L;ir.;jy:i:i,ii a! lui,i^'. j'»uil>'-li ircüaiiLT. (iM ki^nk
S'Ci.b 'T c» i'M. li'imnt'c.-t'i'inl loi'ü. /v...i Uil
l'i' tl'ci i-i'! i >tiT!-j;i H d;:, u' k \ r i'si;: m il m niuini
\ ;i;i /.iju Ji'iiuvuh. ^ni/li-n ;iis v:tii al >nu
Diu urikuiiH ;lfi-.[ ilmti1 't huis . . .
Dramatisch in dien zin dat elke liguur zijne
eigen taal spreekt, is dit fragment blijkbaar niet
bedoeld. liet zou ook een aaneengescbakeld episch
vers kunnen zijn. \Vel het duidelijkst komt dit
uit in de beschrijving van het gebouw waar het
feest met zijn doodelijken afloop wordt gehouden ;