De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 2 december pagina 3

2 december 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 910 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zulke tegenvallers uit den vreemde staat men licht bloot. Zeer schoon waren sommiger spel en standen. Ik noem o. a. mej. Ternina in hare expres sieve soberheid, terwijl mevr. Wittich meer uit muntte door haren zang. Het was een groot genot dit machtige toonwerk te hooren, en men mag den heer Viotta grooten dank weten voor de wijze, waarop hij deze opvoering heeft voorbereid en geleid. Dat som mige solisten tegenvielen komt geheel voor hunne rekening. Mij dunkt echter dat deze opvoering geleerd heeft, dat het denkbeeld de meeste hoofd personen van hetzelfde theater te engageeren met het oog op een goed samenspel ook een schaduwz\jde heeft, en dat men beter doet zich aan de gewoonte te houden, zooals de Wagner-vereeniging steeds heeft betracht, en Molière na te zeggen: Je prends mon bien oii je Ie trouve. Met groote belangstelling zien wij de plannen voor de volgende uitvoering te gemoet. Heeft de Wagner-vereeniging met die Walküre ean gelukkige keus gedaan, ik kan mij niet begrijpen, wat de Afdeeling Amsterdam van de Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst en den heer Rontgen er toe gebracht heeft, Pumtus van Mendelssohn nog eens uit het stof te voor schijn te halen; want het is niet te ontkennen dat, waren het papier en de noten van deze parti tuur n figuurlijken zin) verbleekt, er in deze uitvoering iets mats was. Sommige koren klonken echter zeer goed, er was van nuanceering blijk baar veel werk gemaakt. Het kwam mij voor, dat zelfs Rontgen zich met geweld opwond om de uitvoering warm te houden; dat de koorsopranen moeite hadden een gevoel van slaperigheid te overwinnen, zulk een zwakken en matten klank kwam er soms van dit overweldigend groot aantal zangeressen; en dat de solisten dachten: Wat is Pawlus toch vervelend! Allen deden met ware doodsverachting hun best, doch word nu eens warm zonder overtuiging. Wan neer daar nu nog bijkomt dat mevr. X'oordewier-Keddingius blijkbaar slecht gedisponeerd was en van hare zeer schoone stem bij de hooge tonen niet altijd het schoonste gebruik maakte (wellicht ten gevolge van minder bij stem zijn) en dat de heer Rontgen een andere opvatting van de tempi had als de solisten, en zijne lang zamer opvatting niet geheel prijs wilde geven, waardoor sommigen het te kwaad met de adem haling kregen, dan vraagt men terecht: waarom heeft men ons liever nog niet eens Elias gege ven ? een werk dat m. i. huizen hoog boren l'aulus staat en dat voorzeker meur zou geboeid hebben. Ik wil echter van deze gelegenheid gebruik maken met ingenomenheid te spreken van eene jonge altzangeres, Mej. Manifarges, eene Rotterdamsche dame die thans te Frankfort studeert. In de kleine altpartij openbaarde zij een ge lukkige aanleg en schoone sternmiddelen. Dit eenmaal gezegd hebbende dringt zich de vraag echter van zelf op, of 't zelfs voor zulks een klein partijtje vermeden moet worden, de in onze stad of ons land wonende zangeresen de gelegen heid te geven eens op te treden. Men zal mij naar aanleiding van mijn oordeel over Paulus toevoegen: zijt gij blind dan voor de schoon bewerkte polyphono koren, gebouwd naar de heerlijke voorbeelden van llandel's stijl, hebt gij geen oor voor de schoone melodiën zoowel voor koren als voor boli. Volstrekt niet! doch die eigenschappen beletten niet, dat men niet sterk meer geboeid kan worden door deze muziek, die wat stijl en vorm betreft eene zeer bleeke copie is van de oudere Passionen" aangelengd met een goede dosis Mendehsohn honig en suiker. Waarlijk, men doet den vereerders van Mendels sohn, die hem blijven hooghouden tegenover de nieuwere kunst, geen dienst, met werken zooals Paulus weer voor den dag te halen. Moge het verder blijven rusten. Wie niet gerust heeft is voorzeker mej. Johanna Heymann, de pianiste die voor oen viertal jaren zich ten onzent deed hooren en nu het bewijs gaf, dat haar talent rijper is geworden, op een concert dat zij gisteravond alhier gaf en waarin zij het 4e concert van Beethoven, het E-mol concert van Cbopin, de chromatische Fantasie en Fuga van Baeh en verschillende andere stuk ken speelde. Zij toonde, zooals ik zeide, groote vorderingen gemaakt te hebben. Daar zij zich in werken van verschillenden stijl deed hooren, kon men opmerken in welken zij zich het meest tehuis gevoelt. Ik geloof dat in het Concert van Chopin, haar talent het gelukkigst aan het licht kwam. Ook de rhyihmiek (_ vroeger de zwakke zijde van deze pianiste) was in dit werk zeer schoon, en daar kwam dit ook meer uit, dan in de andere werken. In Bach's Fantasie en Jfufja trad m. i. te veel de virtuose op den voorgrond. Ik had vooral het Pri.ludium stijlvoller behandeld willen zien. Doch dit neemt niet weg, dat ik mej. Ileymann's optreden mag beoordeelen als hoogst geslaagd. Zij zal bij voortgezette studie ook aan de andere werken evenveel persoonlijkheid loeren verleenen als zij nu aan het Concert van Chupin wist te geven. Voor die interpretatie heb ik onbepaalden lof. Jammer was het, dat de begeleiding van het orkest van do Xed. Opera lang niet was, zooals men mag eischen en waaraan wij ook gewend zijn. Met de uitvoering van Paului viel een reprise samen van Leiden ontzei, Xederlandsche opera i van C. van der Linden, die ik dus niet kon bij- ! wonen, want ik heb gebroken met het stelsel, op denzelfden avond van do eene concert- of opera zaal naar de andere te vliegen om overal een stukje muziek op te vangen. Slechts dan wan neer de vorm van de concerten (b.v. bij solisten concerten, waar dezelfde vertolkers na de pauze weer optreden) van dien aard is, dat men van beiden een voldoenden indruk kan krijgen, maak ik van tijd tot tijd een uitzondering. VAN MILLIGEN. Eene nieuwe Gismonde. De opera te Dresden, zal eene nieuwe opera: »Ghismonda" van Eugene d'Albert opvoeren. Doch het is niet naar het stuk ran Sardou dat deze opera bewerkt is, doch naar een gedicht van R.' Zimmermann. Het stuk speelt in Italië. Het werk waarvan men de opvoering met be langstelling te gemoet ziet, wordt uitgegeven bij Breitkopf en Hiirtel. Eotterdamsche Museumkwesties. In het nummer van 17 .November van het ZvndugMad (hoofdzakelijk gewijd aan de belangen der gemeente Rotterdam), werd onder den titel: Jiien paar vrajen aan hit adre$ vanden Uirectiur en de Comnus ie van Helieer van het Museum Boymanf, een ingezonden stuk opgenomen, dat ook buiten Rotterdam eenige aandacht heeft getrokken, doordien enkele couranten er het opzienbarend berichtje uit trokken, dat Charles Rochussen het voornemen zou hebben gekoes terd, een dee! zijner artistieke nalatenschap aan het Museum lioymans te vermaken, doch uit verontwaardiging over de handelingen door den Directeur tegenover zijne oude kunstbroeders gepleegd, die beschikking- in zijn testament heeft geschrapt. In het ingezonden stuk zelf, waarvan wij sedert inzage kregen, staat hieraan toegevoegd: »Dit feit duldt geen tegenspraak, ik heb het zwart op wit gezien en gelezen." Hoewel nu het feit, of' werkelijk de achtenswaardige man, die Charles Rochussen was, zich nog op hoogen leeftijd door bijkomstighedon van een goed voornemen liet afbrengen, op zichzelf niet van overwegend publiek belang mag boeten zal het toch, nu eenmaal zulke bewering gelan ceerd was, wel van eer.ig belang zij i te weten wat er inderdaad van deze verklaringen aan is, en schijnt het oirbaar bekend te maken, dat de door ons van de best ingelichte zijde ontvangen informatie, de pertinente verkla.ing van den anonymen inzender in het Rotterdamsch blad moer bepaaldelijk positief logenstraften. Waarheid is, dat ei:n jaar of dn.; geleien do directeur van Boymans voor zijn Museum een waterverfteekening van Rocliussen aangekocht hebbende, de gulhartige schilder persoonlijk den directeur kwam verzoeken, zoo iets niet te her halen, daar hij een portefeuille met schetsen en teekeningen van verschillende data had liegen. weike hij aan Boymans wilde vermaken. EeiiU;on tijd na liochussens dood nu, wondde dn heer Ilaverkorn van Rijsewijk zich tot liochussens ex'cuteur, vragende naar die portefeuille. waarop de Directeur van Boymans liet schriftelijk bescheid ontving, dat in het door Itochussen in i 1881) gepasseerde testament daarover niets voor- | kwam, en dat Rochussen hem, noch ecu der ove rige familieleden, ooit iets van dien aard had te kennen gegeven, liet geval was dus blijkbaar, i dat de schilder eerst na ISS'J op dit idee gcko- ! men zijnde, het maken van het betreil'oiide co dicil, zooals dit zoo vaak voorkomt, heeft uitgo- ! steld, tot zijn plotselinge dood liet volvoeren van zijn plan onmogelijk heeft gemaakt liet ingezonden stuk, waarvan ik hierboven de pointe heb gewraakt, heeft echter niet alleen bedooling een 'rijzonder feit ruchtbaar te maken, ; het poogt door deze en eonigo andere beweringen ! liet beleid van den te^enwoordigen Directeur van lioymans in discrediet te brengen. Xu zon dit, in zooverre het eene persoonlijke kwestie manzijn, ons waarschijnlijk koel laten. Doch er wordt hier kennelijk niet zoozeer een persoon, dan wel een door hem gehuldigd beginsel, en dit op eenigszins vileynige wijze, bestreden. Reeds in Juni jl. werd hier. in een artikel over Museuimjchccr, de kwestie, die zich bij het bestieren van Boyman's voordoet, besproken. Ken dwaze usantie wil, dat er in Rotterdam aankoopen voor het Museum juist worden gedaan door een afzonderlijk Lichaam, geheel buiten Directeur en Commissie van lioheer om, ja, zelf-, /onder dat van dezen eenig advies wordt ingewonnen. Terwijl toch de verordening aan door den Raad zelf benoem de mannen de zorg voor het Museum opdraagt, hebben deze verzorgers dus bij het uitbreiden der aan hen toevertrouwde verzameling zelfs geen f-impele stem in hot kapittel. I n J uu i (toon ? wij deze verhouding uitvoerig toelichtten) beott ? dit aanleiding gegeven tot eene onvermijdelijke botsing. Een door het bestuur van de Rottordamsehe Akademio op de Drieja-riijkschc aan gekochte schilderij, werd dooi dit boMür :;a:i de stad ter plaatsing in het Musou;;; I^VHVIÜS aangeboden. D(; Commissie van (e: .\:U-OM;:: adviseerde echter dit geschenk ,,,W i-,?>r hit Mitr'aim te aaHfanriii.il. en l!, 011 W. beslisten dan ook in dien zin. Dit alles is zeer j.vwoon: of de zorg voor een museum wordt :\.\:\ u toevertrouwd r.t' niet, maar zijt gij inderdaad verantwoordelijk voor iimchtini: on uitbroidni;; eener publieke keurverzanieii.m, dan dient ".ij zonder goedigheid of aanzien des persoon.;, naav plicht en geweten te handelen en te weigeren. wat naar uwe overtuiging beneden het gewenscli te gehalte blijft. In theorie is dit, als gezegd, zeer gewoon. maar een feit is het, dat geen enkele XeJcrlandsche museum-directie tot lieden zich van dezen eenvoudigen plicht genoegzaam heeft weten te kwijten, zoodat de konsekwente handelingen van het Bestuur van oynians, wel verre van als iets laakbaars te mogen worden voorgedragen en te verdienen met anonyme verdachtmaking te worden bestreden, veeleer alsnog aan de verant- ; woordelijke leiders van bijna al onze overige Musea ten voorbeeld te worden gesteld. \ Arnhem, 1>(J Nov. T» L J. V. i Het Rijksmuseum, (i) De opstellen, die de heer Jan Veth indertijd in dit blad schreef over de plaatsing der schil derijen in het Rijksmuseum en in 't bijzonder over de zeer onvoldoende verlichting van Rembrandts Nachkvacht en diens Staal meesters, hebben toen de algemeene aandacht getrokken. Zij werden door de geheele pers met instemming geciteerd en druk b, sproken. Het was, met het oog op de groote waarde die een dergelijke kritiek voor het beheer en de inrichting van ons nationaal museum heeft, zeer juist gezien van den heer Veth, in een deeltje de verschillende artikelen uit het Weekblad bijeen te brengen, en er daardoor het ephemère karakter dat journalistieke!! arbeid in den regel aankleeft, te ontnemen. De firma Scheltema & Holkeraa heeft op haar gewone onbekrompen wijze voor de uitgave zorg gedragen. En de waarde van het boekje wordt, ook voor hen, die reeds vroeger met de artikelen van den heer Jan Veth kennis maakten, verhoogd door de beide brieven van Jozef I-raëls, een aan Jan Veth, en een aan den heer Van Houten, minister van binnenlandsche zaken, die aan de verzamelde opstellen voorafgaan. In zijn «brief aan den minister'' zegt de heer Israöls : >-Mag ik zoo vrij zijn, mij direct tot l' »te wenden om Li te vertellen wat mijne bepaalde «overtuiging is in deze voor het behoud van «onzen nationalen roem hoogst belangrijke zaak. «Zooals de schilderijen »de Xachtwacht" en »de Staalmeestcrs" nu hangen is het voor ieder «duidelijk, dat men gezocht, ja geknoeid heeft, »om die schilderijen te la'en doen wat zij kunnen. «Maar ziet U, men heeft het niet gevonden, »ecnig en alleen omdat men het museurn hooger «stelde dan de schilderijen. Want zooals ik bij al e allereerste opening van't Rijksmuseum gezegd »heb, aan wie het hooren wilde: in dit lokaal, jwaar de Xachtwacht nu ttaat, kan hij nooit tot vzijn recht komen, en al mogen er nu tal van «sommitoi en komen om te beweren, dat het er »nu prachtig hangt, dan beweer ik, dat zij van -j d e kunst van Rembrandt geen begrip hebben. »Van begin af aan heb ik altijd gezegd: Er moet voor de Nachtwacht en voor de 5 Sta al m oesters ieder een apart »v e r t r e k gebouwd worde n. Ilf-t kan het best gevonden worden door bet lokaal, waar ->thans de X' acht w acht i?, door te breken, en daarachter ruimte te vinden om twee ver strekken te bouwen in overeenstemming met die ;schilderijen: staand licht en de schilderijen op »een sehilder.sozel of standaard daar achter, «niet tegen den muur opgehangen. De menbileering en versiering dezer vertrek- j ken moet zeer eenvoudig zijn on het heele ? zaakje /on misschien met een duizend gulden -of vier te betalen zijn; als de wil er maar was -zou het ?Jioel gemakkelijk kunnen. Ook de lijsten ?izijn erg hinderlijk, die er thans om zitten, 't Is verwonderlijk dat de lui, die er geen verstand van hebben altijd bij de gouvernomcntecle kunst .'geroepen worden; denkt men dan, dat de kun stenaars er 'Minder van veten, dan zij die heel ; wat anders studeerden en nu bij toeval wat aan kunst doen? .... Er diende een raad van de .v'ieste kunstenaars in 't leven geroepen te woiden om /nlke belangrijke zaken als plaatsen van de schilderijen in een Rijksmuseum goed te doen sslagen. ?>Xog even wil ik hier bijvoegen, dat mijn eigen '-atelier van afmeting en verlichting bijzonder als «mode! voor de te maken vertrekken zou kunnen :dienen.'' De uitvoerige brief aan Jan Veth begint met een verhaal van den indruk, dien Israöls kroegbij (ie plechtige opening van bet Museum. -Ik -.stond daar met een grooto menigte kunstenaars . nn liefhebbers, toen lioslioom bet doek van do -A" ach t wacht aftrok, en het was ons alsof ??een emmer water over ons werd uitgegooid. /oo versie'en. zoo onzigtbaar was voor ons dit >nu!ester.-,tuk van grande p e i n t u r e, dat ik brommend en grommend heen en weer liep. De wethouder Ankersmit stond voor mij, hij is het zeker reeds vergeten dat ik hem zei: ?maar lieve (>od, zoo kan hut toch niet blijven, »en bene.ten, waar chaiupauno werd gedronken zei ? ik ook van alles. Het lid der Tweede Kamer Tlartog zei mij toen of ik het niet publiek wilde maken, maar <nj begvijpt, om zulk een t'eest,.-temming te bederven.... en ik houd van geen krantongeschiijt'. Heilige dagen dagen daarna bad ik de muziek in't Kurbaiis te Scheveningcn :geiioord en wandelde met de Stiiers op liet ?ion-a.-, hij zal hut zeker ook al vergeten zijn. .en dadelijk waren wij over bet nieuwe Museum aan den gang. Ik herinner mij nu zeer goed, dat ik zei: u krijgt in dat lokaal de Xachtwacht nooit in orde, wat u ook doet. Hij geloofde dat liol tli> vreemdheid was, omdat wij zoo gewoon \varon het in dat verroeste Trippenhuis te zien. Xa dien tijd is er van alles gebeurd, zooals gij wei't, geknoeid met velums, met gordijnen, mat andere omgeving, en in plaats, dat men gewoon werd liet daar te zien. werden de stemmen van "iitovredoü'neid van her. ei'' werkelijk weten wat Ri'iidirnndls schilderkunst is. al erger on erger.1' r>r.li"'|s vertelt dan hoe bij reeds langen tijd :-ijyerd hoeft voor een bet'-re plaatsing van do -N'. «;-?'.';;:,? i c:.';,* en do, SYu -tlmee^ ."rs,en s; el t ten slotto hei; volgende plannetje voor: Do zaal waar do X'uehl\\ii''ht 7.\'. h nu bevindt moot doorgebroken wor den on daarachter moet gebouwd worden: een toegang van vertrek Xo. l voor do Staalmeesters o;i vin-trek Xo. '_' voor do Xachtwacht. Deze ??v -i-trekken moeten staand licht hebben, en zooais ik meen dat gij ook geschreven hebt. zij kunnen :;iet direct achter de zaal, maar moeten een weir.iu' verder gebouwd worden. Do tegenwoor dige zaal zon dan als propybu' beschouwd wor.den. waar toekeningen, etsen, desnoods een buste van Rombr.indt zou kunnen zijn. Wat de vertrekken betrot't, geloot' ik vast en zeker dat ze juist zoo moeten zijn als mijn eigen atelier, met liet venster ;vóór de schilderij, zoodat de beschouwer het (1) In hel Rijksmuseum, door Jan Veth, met twee brieven van Jozef Israëls. Uitgegeven te Amsterdam door Scheltema & llolkema's Boek handel. »raam in den rug heeft en niets ziet van het »licht dat in het vertrek valt, het raam moet »niet in het midden, maar aan den kant van het «vertrek staan, en de schilderij op een ezel of «schraag, niet tegen den wand aan." Op Père-Lachaise te Parijs is een grafmonu ment opgericht voor den beroemden bronsgieter Barbedienne; bij de plechtigheid der onthulling is uit naam van het ministerie van onderwijs een sierlijke rede uitgesproken door den heer Guillaume. Het monument is van den beeldhouwer lioucher; het bestaat uit een hooge zuil van steen uit de Vogezen, waarop een bronzen buste van den doode, en aan den voet van de zuil twee levensgroote vrouwenfiguren, ook van brons. Beide dragen palmtakken, de een, met een helm op, is de Kunst; de ander is met een hamer gewapend, zij verbeelde de Industrie. Op het voetstuk zit een allerliefste kinderiiguur en laat een uitgedoofden fakkel zinken. Een alleraardigst boek zag dezer dagen bij de uitgevers-firma Loman on Funke het licht. De heer l-'rits Lapidoth bespreekt daarin de meest bekende tegenwoordige Fransche teekenaars, onder meer Alf. Grévin, Willotte, Forain, Mars, Steinlen e. a. Deze artikelen zijn opgeluisterd met keurig bewerkte reproducties van de beste specimen hunner kunst, terwijl bij de keuze zorg gedragen is, dat de voorstellingen voor niemand kwetsend zijn. Aan de uitgevers komt een woord van lof toe voor de groote zorg aan de uitvoering besteed. Bij den uitgever X'. J. Boon zag het lichteen nieuw n druk van het meesterwerk van von Schott'el, De Trompetter ra» Sakkwyt-n, bewerkt door Dr. Laurillard. Deze uitgave is versierd met tal van fraaie lichtdrukplaten. De heer Preyer en Co., Wol venstraat, exposeeren in de vitrine eene schilderij van Mevr. Bildors v. Bossen -.Lente in 't Bosch", in de Kunstzaal een schilderij van Jozef Israëls,->Laugs volden en wegen''. Bij de firma E. J. van Wisselingli & Co., Spui il), zijn geëxposeerd drie teekeningen van M. Bauer. iimmimnimmimiil Kroniek. Om mijne bijdragen met een onbescheidenheid te beginnen : van Albert Verwey zal in eene der eerstvolgende afleveringen van het Tiocon-iandelijknuh Tijdschrift worden opgenomen een drama van Joiian van OldenbarnevoU. Wellicht heeft men dus het fragment Sanmon, verschenen in het Xovernbertiummer, te beschouwen als eene voor studie, een oefening van 's dichters h-uid: eene van die schetsen welke een grooter werk voor afgaan, en waarvan de publicatie somtijds eerst plaats vindt, als men aan liet zoeken gaat in eene literarische nalatenschap. Maar de heer Verwey heeft, dunkt ons, zeer wel gedaan met dit korte stuk niet in portefeuille te houden. Die zich zijne superbe vertaling van Marlowe's J'ViM.sf herinneren, hebben met erkentelijkheid de echo vernomen van dat nerveuze vers. Of er vele fraaiere in onze taal zijn geschreven, zullen anderen beslissen ; op ons tooneel zijn er wel nimmer zulke gehoord. Wijnlur^ cm kuil, dii1 iiv f,r;i, 1:11 g,-lii;i;irl lurllt iu'^'S ili-klc: Ik luierik\ I'S'l \ n>Si'- \ in1! cl! t'i'ijhll. t'll 1;|'[)](I1II |l V;m l !<-|i;uai'ii : il rirh''lhiiTil vns-rll kllnijlt: Ik MiiaiM ;iau <:i;n-; i u s';ik iu rlkr kilo >p l iraiuK'iii'e ]':ikLri: hdiu's ili- InTii i.grll Ibilili- de cl'i'di' X\M nu '.i nu,1 'l Ivuvn : hier Kit gincl.-, \liiincU- ii,- mul", - hliicillMO'.l, il:i:ir 'l /winir \\ ljllin.it' \l;lill Ml!',,' IMI llkr u] IJl-.-l.llll krnntl G'iml>' >!;iili:' rond: i!:il v*;i- vn'iV (Ml n-')'j (11'KiI- Ui «;ibll-/.cr iklllj' 'i !;rijscln-' i:M kr-i.t'-' iu kltillk. Al \ ^ elk ll' 'l Dit deed Samson om zich te wreken toon hij naar zijn vrouw gevraagd had en haar niet had gevonden Maar de geschade Joden weten 't aan don vader en s'aken don brand in zijne woning, dreven hem en zijne dochters in het vuur. TH n l)egre.-|i 'k, Dat niet .1 'liOMi, Heef van Joilen, mij kiiudi^-, iiaa>- X'iml op lat ik t/ntwde en dreef J///',' tnnm, iiiaai- (la- ilal 'k, Pai'-Mina ilnnr /.'.',. Mriji st:vr<l, d. el /iju dun-!, rd'aivu hem En in don strijd tegen de Filistijnen, wonnen op zijn voorgang zijne landslieden en bevrijdden zich. Tot Samson bet geheim van zijn kracht meedeelde aan Dalila en zij liet verkocht aan de vijanden van het volk. In het gedicht van Verweij komt Samson als blinde, gevangen koning, die zijne overgebleven kraebten aanwendt in bandenwerk' voor de onderdrukkers van zijn stam, in eeno lange alleenspraak ton tooneele. Do omge ving is /c:.'r schetsmatig behandeld; hot zij i eonige kindoren die van Samsom eerst bet verbaal krijgen van zijn loven, die vervolgens den toehoorders het relaas brengen van zijn dood. Voor het hot' on liet verzamelde volk was bij gel.'id om te toonen hoe sterk hij was, en op het Dngonsfcest den lamlsdans djr Joden te dansen. Tukkleiul e.'il harp /a! hij. Mr! i \\ t'l.' b l! ililc ? i >'_:Vï) rl) /; | il urHlti /n: 14' /nclil, L;ir.;jy:i:i,ii a! lui,i^'. j'»uil>'-li ircüaiiLT. (iM ki^nk S'Ci.b 'T c» i'M. li'imnt'c.-t'i'inl loi'ü. /v...i Uil l'i' tl'ci i-i'! i >tiT!-j;i H d;:, u' k \ r i'si;: m il m niuini \ ;i;i /.iju Ji'iiuvuh. ^ni/li-n ;iis v:tii al >nu Diu urikuiiH ;lfi-.[ ilmti1 't huis . . . Dramatisch in dien zin dat elke liguur zijne eigen taal spreekt, is dit fragment blijkbaar niet bedoeld. liet zou ook een aaneengescbakeld episch vers kunnen zijn. \Vel het duidelijkst komt dit uit in de beschrijving van het gebouw waar het feest met zijn doodelijken afloop wordt gehouden ;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl