De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 2 december pagina 4

2 december 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 910 of in de beschrijving van de plaats, in de be«chryving van de vrouw zelf, waar Samson Dalila ontdekt. Als een. van onze acteurs wilde wagen het werk te spelen, zou hij den schrijver moeten verzoeken deze passages te bekorten. Men kan zich, zonder dezen tekst bestudeerd te hebben, geen idee maken van de ontwikkeling welke de jambe in onze taal nu heeft verkregen. Hier ligt de moeilijkheid van het zeggen van deze poëzie. Elk vers is in zichzelf volledig en kan worden herleid op het oorspronkelijk, bekende schema van den vijfvoet. Maar het is niet zoo gemakkelijk in de onophoudeljjke variatiën den hoofd maat terug te vinden, welke veelal geheel verloren schynt. Dit maakt dat ongeoefenden in het geheel geen vers zullen lezen, en by het zeggen van het werk niets terecht brengen. Deze eerste dramatische uitgave van den heer Verwey is vast niet anders dan een inleiding tot zgne grootere verzen in deze soort. De figuur van Samson was gegeven, en de auteur heeft met welgevallen al wat hy schoons in haar vond, doen uitspreken in zy'ne zeer goede verzen. Samson is een bruut met godsdienst; zoo praat hij, een. «terke man, die eerst voor zijn eigen, toen voor rekening van Jehova, mensctien doodsloeg als ongedierte, maar de zaak Gods en van zijn volk om een paar zoenen weggaf, op het tooneel van Verwey. * * Er zal een tweede uitgave verschijnen van Burgersdyks vertaling van hakespeare, met premiën en andere gunsten door het lot te verdeelen, be nevens illustraties. Wij willen hier de kritiek niet herhalen welke voor tien jaar in dit week blad geschreven werd. Poëzie is deze Hollandsche tekst nauwelijks; maar evenwel een zeer bruik bare handleiding voor lezers die bij de Engelsche verzen gaarne een commentaar naslaan. Men zal om de duidelijkheid de geringe dichterlijke waarde ten goede houden; en zich tevreden stellen daarmse, dat men een Shakespeare leest die niet zoo fraai, maar die begrijpelijk is. Indien men ons het Engelsch laat behouden, zullen wjj niemand het Hollandsen misgunnen, noch trachten te vergallen. Het is inderdaad een ver dienstelijk reuzenwerk zoo den geheelen Shake speare aan te durven ; voor den vertaler in de eerste plaats, maar ook eenigzms voor den lezer. Er is een groote mate van letterkundige geest drift toe noodig, zich den compleeten Burgersdijk aanteschaffen. Wat aan de qualiteit mocht ontbreken, zal de hoeveelheid vergoeden; ongerekend de extra voordeelen waarop het publiek wordt uitgenoodigd een kansje te wagen. Men reike het geluk de hand. * * * Deze week ging door de bladen een korte apologie, waarmee de schrijver van Een Visioen, pathologisch drama, de kritiek beantwoordde. Hij bezigde daarbij een brief van den heer Bouberg Wilson die niet malsch was, aan den heer Chrispijn, schouwburgdirecteur, en gemelde schrijver had, schijnt het, de pers «onedele bedoe lingen" toegedicht. Nu, dit was zeker en vooral bij gelegenheid van een scabreus komediestuk »hoogst ondelikaat". Maar de heer Wilson wendt zich wel licht niet aan het juiste adres. Xiet de lieden die het pathologische afkeuren, maar die het drama veroordeelen, hebben noodig overtuigd te worden van hun ongelijk. De anderen zij i niet te bekeeren. Zij hebben het onfatsoenlijke in zich zelf. Zij voelen iets raars en meenen dat dit een algemeene indruk is. Wij meenen, dat de zedelijkheid hier niets in te zeggen heeft, noch het geringste gevaar loopt. Een liefde die In wreedheid verloopt en haar uitverkorene ver moordt, levend vilt of worgt, is volstrekt niet aanlokkelijk. Kloris en Roosje is veel onzediger. Een vis'oen geeft aan gezonde menschen geen andere fyzieke emotie dan die van kippevel. Het werkt eenigermate als een remedie tegen de liefde; indien zij tot zulke gruwelen aan leiding kan geven, houd ik meer van een sigaartje. Het abuis van den schryver schijnt te zijn, dat hij zijn drama meent gevonden te hebben, in de tooneelaanwijzing volgens welke zijne personen sadistische bewegingen uitvoeren. Zulk eee\ geval kan op zich zelf nimmer dramatisch zijn, evenmin als een aanval van diarrhee of van tandpijn. Doch hoe zoodanige neigingen en kwalen, hetzij op kluchtige of droevige wijze, in iemands leven tasten; dit te toonen is de taak van den dichter. Als hij dat goed doet en ons dost lachen of huilen, zal het gezanik over de moraal van zelf verstommen. G. De Figaro en zijn twee directeuren. FRANCIS MAGNARD. Met Francis Magnard is de tweede directeur Tan den Figaro verscheiden. De eerste, Villemessant, was, hoe onwetend en poenig ook, een man van groot ondernemings-talent. Eerst eenige malen failliet gegaan door mislukte mode-tijdschriften, richtte hij in de eerste jaren van het keizerrijk den Figaro op, als een weekblad, en daarmee ging 't oogenblikkelijk goed. En toen hij het blad kort daarna herschiep tot dagblad, was dat een daad van groote stoutmoedigheid, waardoor hij de heele Parijsche dagbladpers hervormde. Vóór den Figaro, dagblad, was het type vaii het Fransche dagblad ernstig, zooals nu nog de Temps en de Débuts zijn. Dit laatste, de Patrie, de Siècle, waren allen min of meer goed geschreven, maar in een matigen toon gehouden. De eerste pagina was enkel gewijd aan deftige, meestal onleesbare commentaren op de wetsvoorstellen der kamer en buitenlandscue gebeurtenissen, artikelen zwaar als vijftienponders, waarin nog heden onze dagbladen onovertroffen zijn. Op zijn best vond men hier of daar in een hoekje van de krant een aitikel van litteraire- of tooneel-kritiek. Villemessant gooide dat alles onderste boven; hij hem kwam de aneedote, de causerie op de eerste pagina, of de eereplaats; commentaren op de frak van graaf Die en het toilet van de tooneelspeelster Deze, vervingen de zwaarwichtige wetsverklariugen en de politiek, de wetgeving, de di plomatie werden op de tweede plaats gezet. Men voorspelde er hem een volkomen ruïne van. Maar Villemessant kende zijn Parijzenaars en was een meester in de kunst, om de aandacht van zijn lezers wakker te houden. De Fignro triomfeerde en later kwamen de Oaulois, Evenement, Journal, Gil Bias, Echo de Paris, Jour, allen navolgeliugen van Villemessan','s schepping, die van de Parijsche dagbladpers dien soms vermakelijken, soms gevaar lijken en soms verachtelijken clown maakte, dien men thans kent, en waarvan enkele bladen niet anders dan pornografische litteratuur geven. De groote kracht van Villemessant was het vinden van geschikte en geestige medewerkers, die hij evenwel alleen zoo lang hield, tot, ze wa> en uitgeschreven, maar dan ook geen dag langer. Het formaat en de vorm van den Figaro is altijd geweest wat zij iiu zijn, maar de rubrieken wisselden onop houdelijk met de medewerkers, en onze landgenoot, wijlen Arnold Mortjé, die de rubriek van den Monsieur de FOrehestre schiep was een der weinige uitzonderingen van journalisten d e in den Figaro vasten voet wisten te krijgen en te behouden. Ook Albcrt Wolff bleef tot zijn dood medewerker, maar hij was een der eigenaars, en, hoe zwaar hij ten laatste ook werd, er was niemand die hem durfde bestoken. Maar een andere redacteur, SaintGenest, die met zijn ietwat boosaardige soms naar geestige artikelen langen tijd een der meest-gelezen /'T^tfro-redacteurs was, werd oogenblikkelijk geli quideerd, toen hij vervelend begon te worden. Later heeft de heer Magnard hem teruggeroepen en een paar jaren lang heeft hij nog zijn luguber proza aan den Fujarn geschonken, maar liij-zelf zag wel in dat 't niet langer ging, en keerde tot zijn graf terug. Een andere medewerker, Caliban (Emile Bergerat) scherp, geestig, wreed soms, maar altijd onder houdend, werd op zijn beurt van de lijsi, geschrapt toen hij zijn geostigheden begon te herhalen, toen zijn stijl een manier werd, die andereu navolgden. En aldus zijn allen door de Rue Drouot gegaan, die op dit oogenblik iets beteekenen of beteekend hebben. Ook Zola, die in 1S70 als medewerker optrad met een reeks criti^ch-polemischc artik-len over bet Frankrijk van dien tijd: het politieke Frankrijk, het zedelijke Frankrijk, het litteraire Frankrijk, het Frankrijk van het tooneel. Maar nauwlijks was de geur van deze serie een beetje af, of Zola werd in de open lucht gezet. In den Figaro, onder het, bestuur van Villemessant, had niemand het recht om vervelend te zijn. En nog dit ; het eerste vonnis over Zola als dagbladschrijver in den Fignro, schijnt geveld te zijn door den barbier van Villemessant. Indien de barbier s'morgens deze rubriek of dat artikel afkeurde, was Villemessant van oordeel dat Tont Paris van dezelfde meeniug was en de ongelukkige schrijver mocht uitrusten. Maar deze voortdurende afwisseling maakte iutusschen het fortuin van den Figaro en van zijne oprichters. Zelfs op zijn sterfbed bleek Villemessaut een onfeilbaar oog te hebben om zijn medewerkers te kiezen. Hij bestelde, dat na zijn dood het blad beheerd zou worden door drie personen die hij aanwees: Francis Magnard, A. Perivier en A-lbert Wolff, die hij alle drie voor het blad financieel wist. te interesseeren. En zijn berekening bleek juist; ook na zijn dood ging de l'\<jnro goed. Magnard, een Belg v au geboorte, verkreeg de staatkundige leiding van het blad, die tol, dusverre legitimistisch was geweest, maar vervolgens monarchistisch werd, zouder bepaalde voorkeur voor eenige dynastieën zonder felle oppositie tegen de Republiek. Met de buitenlaiidsche politiek bemoeide de Figaro zich eerst weinig, maar in de laatste jaren meer, sinds een Duitsche Israëliet, R/tsenhaum, onder den pseudoniem van Jitrqnes Sni/it-CiTC, zoo weinig sincère artikelen schrijft over zijn vroeger vader land, dat de l'iguro een der voornaamste ophitsers van de revanche is geworden. Fraucis Magiiard, die nu dezer dagen is gestorven, was intussclien een der degelijkste journalisten van Frankrijk. Dagelijks biiua gaf ecu artikeltje, een notaatje van vijftig, zestig regels, zijn meeuing over de politiek van den dag en die meeuing bewees altijd zijn gezond verstand en soms zijn onpartij digheid en zijn eerlijkheid. Dit dagelijksciie notaatje van Magnard, te vinden onder het hoofd In l'n/ifif/M', werd ijvedg gezocht door hen, die onder het ge joel der Parijsclic journalistieke, ophi'sers de stem verlangden te hooreu van een man, die kalm en zacht zijn overtuiging zei, een overtuiging die, 't is waar, den hoofdredacteur vau de Figaro niet belette om jarenlang, zonder zijn blad partij te doeu kiezen, tusscheii de monarchie en de republiek door te zeilen. Magnard was erger dan een scep'icus en eu liet ontbrak hem zelfs aan zekere boiiliommic, die bij Villemessant altijd voorzat. Koeler, egoistischcr dan deze, lukte 't hem zich te herscheppen van een Bouvard of een Pécueliet van eeu der administratieve bureaux in een millionair ; maar daarvoor bracht hij ook veertig jaren vau zijn leven zouder rust door, in een maalstroom als Parijs en zouder zich, onder al zijn voorname eu niet-voorname kennissen, eeu vriend te maken. De aandeden in den Fignro gaven gemiddeld 7 pCt. en tot voor eenige jaren beschouwde men het blad als een voortreffelijke geldbelegging. Maar de mooie tijd voor den Figaro schijnt nu voorbij. Het Journal, dat in denzelfden geest geredigeerd eu gedrukt wordt, doet het, blad een felle con currentie aan, omdat het voor een sou geeft, wat men bij den Fignro met drie moet betalen. Alen zegt, dat, het Journal tegenwoordig 200.000 exem plaren drukt en vele duizenden daarvan zijn be stemd voor vroegere lezers van den Figaro. Dit bewijst niet dat de smaak der Parijzenaars er op vooruit is gegaan, want het Journul is een blad van vrij gering allooi. Victor Duruy f De bekende Fransche historieschrijver Victor Duruy is Zondag te Parijs oveileden, in den ouderdom van 83 jaren. Duruy was geen zelfstandig onderzoeker, maar een uitmuntend paedagoog, ook op historisch gebied. Hij was een der eersten, die de groote waarde inzagen van grondig on derwijs in geschiedenis en aardrijkskunde. Reeds zijn eerste werk, dat in 1838 verscheen, »G ographie politique de la république Romaine et de l empire", droeg hiervan blijk. Het meest is Duruy bekend geworden door zijn Romeinsche gesehiedenis in zeven deelen en zijn Grieksche geschiedenis in drie deelen. Het tweede deel zijner Romeinsche geschiedenis is als »Geschichte des Kaiserreichs" door Herzberg in het Duitsch vertaald. Toen Napoleon III met zijn navorschingen over Julius Cesar bezig was, stelde hij zich ook in verbinding met Duruy, die op dat tijd stip onderwijs gat' aan het College Henri IV te Parijs. De keizer benoemde hem in 1861 totsinspec teur del'enseignement publique"in het district Parijs en spoedig daarna tot professor in de geschiedenis aan de Ecole Polytechnique. Ondanks de gunst, waarin hij bij den keizer stond, was de benoe ming tot minister van onderwijs geheel onver wacht voor Duruy, want bij had zich nooit met politiek bezig gehouden. Hij nam het ambt slechts met tegenzin aan, doch bleek weldra een der werkzaamste en gelukkigste ministers van onder wijs te zijn, die Frankrijk ooit gehad heeft. Of schoon de meeste zijner maatregelen tot bevor dering der volksbeschaving, de afschaffing van het schoolgeld in arme gemeenten, de inrichtin gen voor herhalingsonderwijs, de uitbreiding der meisjesscholen, het verplicht gymnastiek-onderricbt. hevig bestreden werden door de klerikalen, gelukte het hem toch, zes jaar lang zijn zetel te behouden. Eerst in l W!) otterde Xapoleon zijn hervormingsminister op aan den haat zijner tegenstanders; Duruy werd tot senator benoemd. De val van het keizerrijk had volstrekt geen invloed op de positie van Duruy. Achtereenvolgens werd hij lid van drie akademiën, in het jaar 1883 van de liiscrip'ioim et Bellen lettres, in 188!) van de Rcitncrs tnorales et politiquea en in 1881 werd hij voor den fauteuil van Mignet lid der Académie fi-anr iise. De dood van Duruy maakt opnieuw een vacature in de rijon der veertig. Zou dat nu eindelijk de plaats zijn die Zola zal vervullen V Menschen die goed op de hoogte zijn, beweren dat llenri Iloussayo, die ridderlijk ter zijde is getreden voor Albert Sorel, het eerste recht heeft, en dat voor de tweede opengevallen plaats de vooruitzichten van Anatole Leroy-Beaulieu beter zijn dan die van den schrijver van Lourdes. imiiiiimiMii i immuun i mm i Minimum Buitenlandsche Bibliografie. Door bet uitvallen van een regel in het stukje over Signoret de vorige week, is de voorlaatste volzin der eerste alinea onbegrijpelijk geworden. Men leze aldus : En voor wie daarin belang stellen, meent hij, ?>cette suite de douze poèmes voquera la sur prise de douze Xymphes Manches, enz. aeternam dona ei'\ OKDICIITI-; vos A. Dit is secuur een nagalm van Ileino'', doch dat is geen reden, waarom vele lieden er niet van genieten zouden. Heine, niet waar 'i is nu al zóó lang doo!, dat men van hem baast een tweede editie kan gebruiken, van zijn per soonlijkheid nl, zoo iemand, die zvju lier tokkelt, of hoe zegt men dat. . . ." Ik heb derhalve de eer den lezer bier voor te stellen den heer A. Fitger, voor zooveel een eenigszins oppervlakkige lezing toelaat op te merken, successeur in 't dichterlijke van Heinrich Heine. Tengevolge van een geninlen inval, heeft bij zijn verzenboek genoemd met de woorden van het oude gebed (kerklied, litanie of wat is't) Re quiem aeternam dona ei,'1 nog al een bedenkelijke titel voor een boek: Geef liet eeuwige rust".... en men begrijpt dat de auteur er in gedachte bij gebeden beeft: :iuaar niet te gauw, o Heer!" Dat komt van 't Latijn! liet is kort. ja . . . . maar niet duidelijk. Zoo kon ook de Hoer hier niet weten of 't werk dan wel de auteur gomeend was Het tweede gedeelte van den genialen inval bestond daarin, dat het oude Kerkgezang, in kleine stukjes gesneden, even zooveel titels of opschriften zou uitleveren Dus begint bet boek rnet Lux perpetua luceat ei" (ook een zeer goede wensch : moge nimmer zijn kaars uitwaaicn) eu onder dat hoofd zij r, dan een onwillekeurig getal verzen geboekt, die verder in geen bemerkbaar verband met den titel staan. Daarna volgt l'reces e jus non sunt digna," dan: i('or eoiitrituin quasi cinis'' enz. Als A. Fitger van lux" spreekt, bedoelt hij blijkbaar, icij^gccr:;/ licht en dat is dan bij hem van dezelfde soort als bij Heine. Zijn kijk op de wereldsche dingen, lijkt ook zoowat cynischepicuristisch en hoogspotteml smartelijk, en ik ga daarvan lluks eenige voorbeelden geven, die niet al te onpleizierig aandoen al was 't maar alleen daarom wijl ze aan Heine doen denken. Zie dit b.v.: Pantheist. Gott spriclit: leh bin das All und ausser mir ist Niclits; Ich biii die Fmstcvuis und bin die Velt des Lickts; D,.s ewige Lebcn bin icli und das ewige Sterben ; Verlier in mir dich, Mensck, in du1 mieh n eruerben. enz., dat gaat nu nog zoo een paar regels door, dan komt dit: Ich that's; ich opl'ert ihm luein Icb, iiiein eigeust Wesen, tnd wie eiu Balsani floss es trustlich um dies Ilcrz; >/lcli ruli in (iott iinil Gott ist b, r allen Schuier/." Docli scliaudenul tulilt icli aucli: Ik ruh.' au seiner Brast, Z\var iillein Sehmerx entr.iekt; crilrürkt aneh aller Lust. l nd wie, der Ilirteiibub', der plötzlich künii; ward, Fiilil ich. dass der Pulast aU Kerker mich uuistunl ?. Wie fan uicin llcimafsthal init Lcbeiislust und Leid! O leei'e Künigspracht! o gnld'ue iusainkoü! Dat is 't... niet mooi, maar vaag Ileiniaansch. Zoo'n dito gedachte waarvan nieuwheid misschien niet de grootste verdienste is, is er in »Entsagung." De dichter wien 't niet onbekend kan zijn waar Abram de mosterd haalde, weet drommels goed hoe men tot »Des Ilimmels Frieden" geraken kan nl. door »entsagen", door al het aardsche af te geven. Maar dat vindt hij toch jammer: Ein lockig Ilaii])(, ein i'otliev Mund allein Kin (luchtiger kuss uur auf gclicbte Iliiude Müss!' aus der l'lünd'rnng an-^esclilusseu sein... Zoo'n oude snoeper ! Dat zou hij wel willen... Himmelsfrieden n dat andere !. . . Heb ik niet gezegd, dat hij een Heiniaantje was V! De AVeltschtnerz is vertegenwoordigd in dit versje: Ijcion. Voor menschen, die dit niet weten, diene de mededeeling dat Ixion een heer is uit de Antikiteit, die zich onledig hield met den gansenen dag steenen tegen een berg op te slepen om ze aan den top gekomen, weer naar beneden te laten rollen. Men begrijpt dat dit in een tijd, toen de uurwerken nog uiet bestonden een hoogst ver dienstelijk werk was voor de tijdmeting. De gansche wereld had daar nut van. Dus: Ixion. Kwii; in den leiche.n Gleden Kollen /iellos, uubefnetU-t l ranos und 'l'arlaro^. Und die Weisbeit reilt des Wciscu \\ ie Ixiou l'cil ^esclimieilel (Hier verwart, geloof ik, de geachte schrijver Ixion met Andromeda of zoo iemand). Nolcus volriH liiil ilraiif los, Nabe raiteht, und Spciche bnclit: \Yell4-eM'h;chte. Wellgei'ichl. Fiviunl !\Hin abrr >c]nvit Ode ' giilllil. V01I /rit 7M /ril, \\ ie vou jch er giihnt mul srhrie, I lid man nennt's Phi ;osop!iie. Dit doet mij nu wel pleizierig aan. liet is ook iets om lang diepzinnig over na te denken en zich daarna, als men't zoowat beet heeft, voor den heelen verderen avond lekker, impassibel sceptisrh te voelen, vol innige listighcid en mede lijden jegens de arme wurmen, onze medemenschen, die nog in 't stof der onwetendheid en des geloofs rondkrioelen. Ook over critiek heeft A. Fitger geduchte dingen in 't midden te brengen, doet dat echter, als een dichter betaamt, in beelden en zelfs klassieke beelden met Scylla en ('harybdis en meer nog. Maar liever wil ik om dien reeds gemelden «nagalm" een paar versjes citeeren, beginregels van versjes, die lleine zeker niet anders zou gemaakt hebben. Men zie en overtu'ge /ich : ich s;ili ilii'li an umi ;ilni!r nirhl \\ \\< mi r bt'-chii'iïen -^i i ; en/. Wat zegt men van den nagalm"? Is dit geen echte :>nagalm'', geen prima nagalm" 'l Ik zou 't je zoo zeggen en 't doet pleizier die dingen te lezen en aan lleine te denken. Xu wou ik dit lange nog overschrijven, dat ik denk dat voel menschen meevoelen, die wel eens op iemand wachtten, welke iemand niet kwam. Piireh Sfui'in und Kciieu I).T l.ieb-len cni.eien, Die l l ir M-hlIm-i sicben O MaJeih n, \\ o i< Illeine li'lhe L'ebliebel!': Ail lueiile \Vel-liel1. ali liieiüe Slal'ke \ ei'^ehu emi'ri -e]i verpillft u ie ini l ciieru e r!,e i me! mooi ihil laalMc'i Krin Srli inmrr vou Slmirii, Nur Sclrnnl/ und l.ateruen. Die riir -rhliij.1 aeiil Die Dii Mi mriiuu' \ersunken 'm ~<-\\\\ :i r/e-; e Nacht! l'nd e-i. rn :.prach.-i du. als ich d.eh lies>. Si Xll\ ei'-:e]ii i le!l : lell kniulllC JeUi". ('t Itijm gaat niet altijd heel makkelijk bij hem). AY ie pt'ei [l - tlnivh ille na^rn l'nuirililichcii <ia>-en: Die l 'hr M'Miigt neiin Die \\ard--tentel de- Narren aicll fl'ru'n; \ on Lrlilllrll,len _\:uleln \\lllimell mem jJlll! i^llou 'r ! i O losehc die- llnY, du himmli-che l-'hitb. J)ie 'i'i'opfeu sehlageu Die Floekeii ja-eiC Die ( lir -eh.üpl v.elm Xun i^'s uiu die le!zte llon'niinp; crcpchehu. Die l-'an-t au I's znckende II n evpio-M! l nd Sclileiehe iiach l lans in das frosüge Nest.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl