Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 910
of in de beschrijving van de plaats, in de
be«chryving van de vrouw zelf, waar Samson Dalila
ontdekt. Als een. van onze acteurs wilde wagen
het werk te spelen, zou hij den schrijver moeten
verzoeken deze passages te bekorten. Men kan zich,
zonder dezen tekst bestudeerd te hebben, geen idee
maken van de ontwikkeling welke de jambe in onze
taal nu heeft verkregen. Hier ligt de moeilijkheid
van het zeggen van deze poëzie. Elk vers is in
zichzelf volledig en kan worden herleid op het
oorspronkelijk, bekende schema van den vijfvoet.
Maar het is niet zoo gemakkelijk in de
onophoudeljjke variatiën den hoofd maat terug te vinden,
welke veelal geheel verloren schynt. Dit maakt
dat ongeoefenden in het geheel geen vers zullen
lezen, en by het zeggen van het werk niets
terecht brengen.
Deze eerste dramatische uitgave van den heer
Verwey is vast niet anders dan een inleiding tot
zgne grootere verzen in deze soort. De figuur
van Samson was gegeven, en de auteur heeft met
welgevallen al wat hy schoons in haar vond, doen
uitspreken in zy'ne zeer goede verzen. Samson is
een bruut met godsdienst; zoo praat hij, een.
«terke man, die eerst voor zijn eigen, toen voor
rekening van Jehova, mensctien doodsloeg als
ongedierte, maar de zaak Gods en van zijn volk
om een paar zoenen weggaf, op het tooneel van
Verwey.
* *
Er zal een tweede uitgave verschijnen van
Burgersdyks vertaling van hakespeare, met premiën
en andere gunsten door het lot te verdeelen, be
nevens illustraties. Wij willen hier de kritiek
niet herhalen welke voor tien jaar in dit week
blad geschreven werd. Poëzie is deze Hollandsche
tekst nauwelijks; maar evenwel een zeer bruik
bare handleiding voor lezers die bij de Engelsche
verzen gaarne een commentaar naslaan. Men zal
om de duidelijkheid de geringe dichterlijke
waarde ten goede houden; en zich tevreden
stellen daarmse, dat men een Shakespeare leest
die niet zoo fraai, maar die begrijpelijk is. Indien
men ons het Engelsch laat behouden, zullen
wjj niemand het Hollandsen misgunnen, noch
trachten te vergallen. Het is inderdaad een ver
dienstelijk reuzenwerk zoo den geheelen Shake
speare aan te durven ; voor den vertaler in de
eerste plaats, maar ook eenigzms voor den lezer.
Er is een groote mate van letterkundige geest
drift toe noodig, zich den compleeten
Burgersdijk aanteschaffen. Wat aan de qualiteit mocht
ontbreken, zal de hoeveelheid vergoeden;
ongerekend de extra voordeelen waarop het publiek
wordt uitgenoodigd een kansje te wagen. Men
reike het geluk de hand.
* *
*
Deze week ging door de bladen een korte
apologie, waarmee de schrijver van Een Visioen,
pathologisch drama, de kritiek beantwoordde.
Hij bezigde daarbij een brief van den heer
Bouberg Wilson die niet malsch was, aan den heer
Chrispijn, schouwburgdirecteur, en gemelde
schrijver had, schijnt het, de pers «onedele bedoe
lingen" toegedicht.
Nu, dit was zeker en vooral bij gelegenheid
van een scabreus komediestuk »hoogst
ondelikaat". Maar de heer Wilson wendt zich wel
licht niet aan het juiste adres. Xiet de lieden
die het pathologische afkeuren, maar die het
drama veroordeelen, hebben noodig overtuigd te
worden van hun ongelijk. De anderen zij i niet
te bekeeren. Zij hebben het onfatsoenlijke in
zich zelf. Zij voelen iets raars en meenen dat
dit een algemeene indruk is. Wij meenen, dat
de zedelijkheid hier niets in te zeggen heeft,
noch het geringste gevaar loopt. Een liefde die
In wreedheid verloopt en haar uitverkorene ver
moordt, levend vilt of worgt, is volstrekt niet
aanlokkelijk. Kloris en Roosje is veel onzediger.
Een vis'oen geeft aan gezonde menschen geen
andere fyzieke emotie dan die van kippevel.
Het werkt eenigermate als een remedie tegen
de liefde; indien zij tot zulke gruwelen aan
leiding kan geven, houd ik meer van een sigaartje.
Het abuis van den schryver schijnt te zijn, dat
hij zijn drama meent gevonden te hebben, in de
tooneelaanwijzing volgens welke zijne personen
sadistische bewegingen uitvoeren. Zulk eee\ geval
kan op zich zelf nimmer dramatisch zijn, evenmin
als een aanval van diarrhee of van tandpijn. Doch
hoe zoodanige neigingen en kwalen, hetzij op
kluchtige of droevige wijze, in iemands leven
tasten; dit te toonen is de taak van den dichter.
Als hij dat goed doet en ons dost lachen of
huilen, zal het gezanik over de moraal van zelf
verstommen. G.
De Figaro en zijn twee directeuren.
FRANCIS MAGNARD.
Met Francis Magnard is de tweede directeur
Tan den Figaro verscheiden. De eerste,
Villemessant, was, hoe onwetend en poenig ook, een man
van groot ondernemings-talent. Eerst eenige malen
failliet gegaan door mislukte mode-tijdschriften,
richtte hij in de eerste jaren van het keizerrijk den
Figaro op, als een weekblad, en daarmee ging 't
oogenblikkelijk goed. En toen hij het blad kort
daarna herschiep tot dagblad, was dat een daad
van groote stoutmoedigheid, waardoor hij de heele
Parijsche dagbladpers hervormde.
Vóór den Figaro, dagblad, was het type vaii het
Fransche dagblad ernstig, zooals nu nog de Temps
en de Débuts zijn. Dit laatste, de Patrie, de Siècle,
waren allen min of meer goed geschreven, maar
in een matigen toon gehouden. De eerste pagina
was enkel gewijd aan deftige, meestal onleesbare
commentaren op de wetsvoorstellen der kamer en
buitenlandscue gebeurtenissen, artikelen zwaar als
vijftienponders, waarin nog heden onze dagbladen
onovertroffen zijn. Op zijn best vond men hier
of daar in een hoekje van de krant een aitikel
van litteraire- of tooneel-kritiek.
Villemessant gooide dat alles onderste boven;
hij hem kwam de aneedote, de causerie op de
eerste pagina, of de eereplaats; commentaren op
de frak van graaf Die en het toilet van de
tooneelspeelster Deze, vervingen de zwaarwichtige
wetsverklariugen en de politiek, de wetgeving, de di
plomatie werden op de tweede plaats gezet. Men
voorspelde er hem een volkomen ruïne van. Maar
Villemessant kende zijn Parijzenaars en was een
meester in de kunst, om de aandacht van zijn
lezers wakker te houden. De Fignro triomfeerde
en later kwamen de Oaulois, Evenement, Journal,
Gil Bias, Echo de Paris, Jour, allen navolgeliugen
van Villemessan','s schepping, die van de Parijsche
dagbladpers dien soms vermakelijken, soms gevaar
lijken en soms verachtelijken clown maakte, dien
men thans kent, en waarvan enkele bladen niet
anders dan pornografische litteratuur geven.
De groote kracht van Villemessant was het
vinden van geschikte en geestige medewerkers,
die hij evenwel alleen zoo lang hield, tot, ze wa> en
uitgeschreven, maar dan ook geen dag langer. Het
formaat en de vorm van den Figaro is altijd geweest
wat zij iiu zijn, maar de rubrieken wisselden onop
houdelijk met de medewerkers, en onze landgenoot,
wijlen Arnold Mortjé, die de rubriek van den
Monsieur de FOrehestre schiep was een der weinige
uitzonderingen van journalisten d e in den Figaro
vasten voet wisten te krijgen en te behouden.
Ook Albcrt Wolff bleef tot zijn dood medewerker,
maar hij was een der eigenaars, en, hoe zwaar hij
ten laatste ook werd, er was niemand die hem
durfde bestoken. Maar een andere redacteur,
SaintGenest, die met zijn ietwat boosaardige soms naar
geestige artikelen langen tijd een der meest-gelezen
/'T^tfro-redacteurs was, werd oogenblikkelijk geli
quideerd, toen hij vervelend begon te worden. Later
heeft de heer Magnard hem teruggeroepen en een
paar jaren lang heeft hij nog zijn luguber proza
aan den Fujarn geschonken, maar liij-zelf zag wel
in dat 't niet langer ging, en keerde tot zijn graf
terug.
Een andere medewerker, Caliban (Emile Bergerat)
scherp, geestig, wreed soms, maar altijd onder
houdend, werd op zijn beurt van de lijsi, geschrapt
toen hij zijn geostigheden begon te herhalen, toen
zijn stijl een manier werd, die andereu navolgden.
En aldus zijn allen door de Rue Drouot gegaan,
die op dit oogenblik iets beteekenen of beteekend
hebben. Ook Zola, die in 1S70 als medewerker
optrad met een reeks criti^ch-polemischc artik-len
over bet Frankrijk van dien tijd: het politieke
Frankrijk, het zedelijke Frankrijk, het litteraire
Frankrijk, het Frankrijk van het tooneel. Maar
nauwlijks was de geur van deze serie een beetje
af, of Zola werd in de open lucht gezet. In den
Figaro, onder het, bestuur van Villemessant, had
niemand het recht om vervelend te zijn.
En nog dit ; het eerste vonnis over Zola als
dagbladschrijver in den Fignro, schijnt geveld te
zijn door den barbier van Villemessant. Indien
de barbier s'morgens deze rubriek of dat artikel
afkeurde, was Villemessant van oordeel dat Tont
Paris van dezelfde meeniug was en de ongelukkige
schrijver mocht uitrusten. Maar deze voortdurende
afwisseling maakte iutusschen het fortuin van
den Figaro en van zijne oprichters.
Zelfs op zijn sterfbed bleek Villemessaut een
onfeilbaar oog te hebben om zijn medewerkers te
kiezen. Hij bestelde, dat na zijn dood het blad
beheerd zou worden door drie personen die hij
aanwees: Francis Magnard, A. Perivier en A-lbert
Wolff, die hij alle drie voor het blad financieel
wist. te interesseeren. En zijn berekening bleek
juist; ook na zijn dood ging de l'\<jnro goed.
Magnard, een Belg v au geboorte, verkreeg de
staatkundige leiding van het blad, die tol, dusverre
legitimistisch was geweest, maar vervolgens
monarchistisch werd, zouder bepaalde voorkeur voor eenige
dynastieën zonder felle oppositie tegen de Republiek.
Met de buitenlaiidsche politiek bemoeide de Figaro
zich eerst weinig, maar in de laatste jaren meer,
sinds een Duitsche Israëliet, R/tsenhaum, onder den
pseudoniem van Jitrqnes Sni/it-CiTC, zoo weinig
sincère artikelen schrijft over zijn vroeger vader
land, dat de l'iguro een der voornaamste ophitsers
van de revanche is geworden.
Fraucis Magiiard, die nu dezer dagen is gestorven,
was intussclien een der degelijkste journalisten
van Frankrijk. Dagelijks biiua gaf ecu artikeltje,
een notaatje van vijftig, zestig regels, zijn meeuing
over de politiek van den dag en die meeuing bewees
altijd zijn gezond verstand en soms zijn onpartij
digheid en zijn eerlijkheid. Dit dagelijksciie notaatje
van Magnard, te vinden onder het hoofd In l'n/ifif/M',
werd ijvedg gezocht door hen, die onder het ge
joel der Parijsclic journalistieke, ophi'sers de stem
verlangden te hooreu van een man, die kalm en
zacht zijn overtuiging zei, een overtuiging die, 't is
waar, den hoofdredacteur vau de Figaro niet belette
om jarenlang, zonder zijn blad partij te doeu kiezen,
tusscheii de monarchie en de republiek door te
zeilen. Magnard was erger dan een scep'icus en
eu liet ontbrak hem zelfs aan zekere boiiliommic,
die bij Villemessant altijd voorzat. Koeler,
egoistischcr dan deze, lukte 't hem zich te herscheppen
van een Bouvard of een Pécueliet van eeu der
administratieve bureaux in een millionair ; maar
daarvoor bracht hij ook veertig jaren vau zijn
leven zouder rust door, in een maalstroom als
Parijs en zouder zich, onder al zijn voorname eu
niet-voorname kennissen, eeu vriend te maken.
De aandeden in den Fignro gaven gemiddeld
7 pCt. en tot voor eenige jaren beschouwde men
het blad als een voortreffelijke geldbelegging. Maar
de mooie tijd voor den Figaro schijnt nu voorbij.
Het Journal, dat in denzelfden geest geredigeerd
eu gedrukt wordt, doet het, blad een felle con
currentie aan, omdat het voor een sou geeft, wat
men bij den Fignro met drie moet betalen. Alen
zegt, dat, het Journal tegenwoordig 200.000 exem
plaren drukt en vele duizenden daarvan zijn be
stemd voor vroegere lezers van den Figaro. Dit
bewijst niet dat de smaak der Parijzenaars er op
vooruit is gegaan, want het Journul is een blad
van vrij gering allooi.
Victor Duruy f
De bekende Fransche historieschrijver Victor
Duruy is Zondag te Parijs oveileden, in den
ouderdom van 83 jaren. Duruy was geen zelfstandig
onderzoeker, maar een uitmuntend paedagoog,
ook op historisch gebied. Hij was een der eersten,
die de groote waarde inzagen van grondig on
derwijs in geschiedenis en aardrijkskunde. Reeds
zijn eerste werk, dat in 1838 verscheen, »G
ographie politique de la république Romaine et
de l empire", droeg hiervan blijk. Het meest is
Duruy bekend geworden door zijn Romeinsche
gesehiedenis in zeven deelen en zijn Grieksche
geschiedenis in drie deelen. Het tweede deel
zijner Romeinsche geschiedenis is als »Geschichte
des Kaiserreichs" door Herzberg in het Duitsch
vertaald. Toen Napoleon III met zijn
navorschingen over Julius Cesar bezig was, stelde hij zich
ook in verbinding met Duruy, die op dat tijd
stip onderwijs gat' aan het College Henri IV te
Parijs. De keizer benoemde hem in 1861 totsinspec
teur del'enseignement publique"in het district Parijs
en spoedig daarna tot professor in de geschiedenis
aan de Ecole Polytechnique. Ondanks de gunst,
waarin hij bij den keizer stond, was de benoe
ming tot minister van onderwijs geheel onver
wacht voor Duruy, want bij had zich nooit met
politiek bezig gehouden. Hij nam het ambt slechts
met tegenzin aan, doch bleek weldra een der
werkzaamste en gelukkigste ministers van onder
wijs te zijn, die Frankrijk ooit gehad heeft. Of
schoon de meeste zijner maatregelen tot bevor
dering der volksbeschaving, de afschaffing van
het schoolgeld in arme gemeenten, de inrichtin
gen voor herhalingsonderwijs, de uitbreiding der
meisjesscholen, het verplicht
gymnastiek-onderricbt. hevig bestreden werden door de klerikalen,
gelukte het hem toch, zes jaar lang zijn zetel te
behouden. Eerst in l W!) otterde Xapoleon zijn
hervormingsminister op aan den haat zijner
tegenstanders; Duruy werd tot senator benoemd. De
val van het keizerrijk had volstrekt geen invloed
op de positie van Duruy. Achtereenvolgens werd
hij lid van drie akademiën, in het jaar 1883 van
de liiscrip'ioim et Bellen lettres, in 188!) van de
Rcitncrs tnorales et politiquea en in 1881 werd
hij voor den fauteuil van Mignet lid der Académie
fi-anr iise. De dood van Duruy maakt opnieuw een
vacature in de rijon der veertig. Zou dat nu
eindelijk de plaats zijn die Zola zal vervullen V
Menschen die goed op de hoogte zijn, beweren
dat llenri Iloussayo, die ridderlijk ter zijde is
getreden voor Albert Sorel, het eerste recht heeft,
en dat voor de tweede opengevallen plaats de
vooruitzichten van Anatole Leroy-Beaulieu beter
zijn dan die van den schrijver van Lourdes.
imiiiiimiMii i immuun i mm i Minimum
Buitenlandsche Bibliografie.
Door bet uitvallen van een regel in het stukje
over Signoret de vorige week, is de voorlaatste
volzin der eerste alinea onbegrijpelijk geworden.
Men leze aldus :
En voor wie daarin belang stellen, meent hij,
?>cette suite de douze poèmes voquera la sur
prise de douze Xymphes Manches, enz.
aeternam dona ei'\ OKDICIITI-; vos A.
Dit is secuur een nagalm van Ileino'', doch
dat is geen reden, waarom vele lieden er niet
van genieten zouden. Heine, niet waar 'i is nu
al zóó lang doo!, dat men van hem baast
een tweede editie kan gebruiken, van zijn per
soonlijkheid nl, zoo iemand, die zvju lier tokkelt,
of hoe zegt men dat. . . ."
Ik heb derhalve de eer den lezer bier voor te
stellen den heer A. Fitger, voor zooveel een
eenigszins oppervlakkige lezing toelaat op te
merken, successeur in 't dichterlijke van Heinrich
Heine. Tengevolge van een geninlen inval, heeft
bij zijn verzenboek genoemd met de woorden van
het oude gebed (kerklied, litanie of wat is't) Re
quiem aeternam dona ei,'1 nog al een bedenkelijke
titel voor een boek: Geef liet eeuwige rust"....
en men begrijpt dat de auteur er in gedachte bij
gebeden beeft: :iuaar niet te gauw, o Heer!"
Dat komt van 't Latijn! liet is kort. ja . . . .
maar niet duidelijk. Zoo kon ook de Hoer hier
niet weten of 't werk dan wel de auteur gomeend
was
Het tweede gedeelte van den genialen inval
bestond daarin, dat het oude Kerkgezang, in
kleine stukjes gesneden, even zooveel titels of
opschriften zou uitleveren
Dus begint bet boek rnet Lux perpetua luceat
ei" (ook een zeer goede wensch : moge nimmer
zijn kaars uitwaaicn) eu onder dat hoofd zij r, dan
een onwillekeurig getal verzen geboekt, die verder
in geen bemerkbaar verband met den titel staan.
Daarna volgt l'reces e jus non sunt digna," dan:
i('or eoiitrituin quasi cinis'' enz.
Als A. Fitger van lux" spreekt, bedoelt hij
blijkbaar, icij^gccr:;/ licht en dat is dan bij hem
van dezelfde soort als bij Heine. Zijn kijk op de
wereldsche dingen, lijkt ook zoowat
cynischepicuristisch en hoogspotteml smartelijk, en ik
ga daarvan lluks eenige voorbeelden geven, die
niet al te onpleizierig aandoen al was 't maar
alleen daarom wijl ze aan Heine doen denken.
Zie dit b.v.:
Pantheist.
Gott spriclit:
leh bin das All und ausser mir ist Niclits;
Ich biii die Fmstcvuis und bin die Velt des Lickts;
D,.s ewige Lebcn bin icli und das ewige Sterben ;
Verlier in mir dich, Mensck, in du1 mieh n eruerben.
enz., dat gaat nu nog zoo een paar regels door,
dan komt dit:
Ich that's; ich opl'ert ihm luein Icb, iiiein eigeust Wesen,
tnd wie eiu Balsani floss es trustlich um dies Ilcrz;
>/lcli ruli in (iott iinil Gott ist b, r allen Schuier/."
Docli scliaudenul tulilt icli aucli: Ik ruh.' au seiner Brast,
Z\var iillein Sehmerx entr.iekt; crilrürkt aneh aller Lust.
l nd wie, der Ilirteiibub', der plötzlich künii; ward,
Fiilil ich. dass der Pulast aU Kerker mich uuistunl ?.
Wie fan uicin llcimafsthal init Lcbeiislust und Leid!
O leei'e Künigspracht! o gnld'ue iusainkoü!
Dat is 't... niet mooi, maar vaag Ileiniaansch.
Zoo'n dito gedachte waarvan nieuwheid misschien
niet de grootste verdienste is, is er in »Entsagung."
De dichter wien 't niet onbekend kan zijn waar
Abram de mosterd haalde, weet drommels goed
hoe men tot »Des Ilimmels Frieden" geraken kan
nl. door »entsagen", door al het aardsche af te
geven. Maar dat vindt hij toch jammer:
Ein lockig Ilaii])(, ein i'otliev Mund allein
Kin (luchtiger kuss uur auf gclicbte Iliiude
Müss!' aus der l'lünd'rnng an-^esclilusseu sein...
Zoo'n oude snoeper ! Dat zou hij wel willen...
Himmelsfrieden n dat andere !. . . Heb ik niet
gezegd, dat hij een Heiniaantje was V! De
AVeltschtnerz is vertegenwoordigd in dit versje:
Ijcion.
Voor menschen, die dit niet weten, diene de
mededeeling dat Ixion een heer is uit de
Antikiteit, die zich onledig hield met den gansenen dag
steenen tegen een berg op te slepen om ze aan
den top gekomen, weer naar beneden te laten
rollen. Men begrijpt dat dit in een tijd, toen de
uurwerken nog uiet bestonden een hoogst ver
dienstelijk werk was voor de tijdmeting. De
gansche wereld had daar nut van.
Dus:
Ixion.
Kwii; in den leiche.n Gleden
Kollen /iellos, uubefnetU-t
l ranos und 'l'arlaro^.
Und die Weisbeit reilt des Wciscu
\\ ie Ixiou l'cil ^esclimieilel
(Hier verwart, geloof ik, de geachte schrijver
Ixion met Andromeda of zoo iemand).
Nolcus volriH liiil ilraiif los,
Nabe raiteht, und Spciche bnclit:
\Yell4-eM'h;chte. Wellgei'ichl.
Fiviunl !\Hin abrr >c]nvit
Ode ' giilllil. V01I /rit 7M /ril,
\\ ie vou jch er giihnt mul srhrie,
I lid man nennt's Phi ;osop!iie.
Dit doet mij nu wel pleizierig aan. liet is ook
iets om lang diepzinnig over na te denken en
zich daarna, als men't zoowat beet heeft, voor den
heelen verderen avond lekker, impassibel
sceptisrh te voelen, vol innige listighcid en mede
lijden jegens de arme wurmen, onze
medemenschen, die nog in 't stof der onwetendheid en
des geloofs rondkrioelen.
Ook over critiek heeft A. Fitger geduchte
dingen in 't midden te brengen, doet dat echter,
als een dichter betaamt, in beelden en zelfs
klassieke beelden met Scylla en ('harybdis en
meer nog.
Maar liever wil ik om dien reeds gemelden
«nagalm" een paar versjes citeeren, beginregels
van versjes, die lleine zeker niet anders zou
gemaakt hebben. Men zie en overtu'ge /ich :
ich s;ili ilii'li an umi ;ilni!r nirhl
\\ \\< mi r bt'-chii'iïen -^i i ; en/.
Wat zegt men van den nagalm"? Is dit geen
echte :>nagalm'', geen prima nagalm" 'l Ik zou
't je zoo zeggen en 't doet pleizier die dingen
te lezen en aan lleine te denken.
Xu wou ik dit lange nog overschrijven, dat ik
denk dat voel menschen meevoelen, die wel eens
op iemand wachtten, welke iemand niet kwam.
Piireh Sfui'in und Kciieu
I).T l.ieb-len cni.eien,
Die l l ir M-hlIm-i sicben
O MaJeih n, \\ o i< Illeine li'lhe L'ebliebel!':
Ail lueiile \Vel-liel1. ali liieiüe Slal'ke
\ ei'^ehu emi'ri -e]i verpillft u ie ini l ciieru e r!,e i me!
mooi ihil laalMc'i
Krin Srli inmrr vou Slmirii,
Nur Sclrnnl/ und l.ateruen.
Die riir -rhliij.1 aeiil
Die Dii Mi mriiuu' \ersunken 'm ~<-\\\\ :i r/e-; e Nacht!
l'nd e-i. rn :.prach.-i du. als ich d.eh lies>.
Si Xll\ ei'-:e]ii i le!l : lell kniulllC JeUi".
('t Itijm gaat niet altijd heel makkelijk bij hem).
AY ie pt'ei [l - tlnivh ille na^rn
l'nuirililichcii <ia>-en:
Die l 'hr M'Miigt neiin
Die \\ard--tentel de- Narren aicll fl'ru'n;
\ on Lrlilllrll,len _\:uleln \\lllimell mem jJlll! i^llou 'r ! i
O losehc die- llnY, du himmli-che l-'hitb.
J)ie 'i'i'opfeu sehlageu
Die Floekeii ja-eiC
Die ( lir -eh.üpl v.elm
Xun i^'s uiu die le!zte llon'niinp; crcpchehu.
Die l-'an-t au I's znckende II n evpio-M!
l nd Sclileiehe iiach l lans in das frosüge Nest.