De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 9 december pagina 1

9 december 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 911 DE AMSTEEDAMMER A°. 1894 WEEKBLAD YOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zondag 9 December Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiöper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel ?1.50, fr. p. post ? 1.65 . . . , , mail 9. ? . 0-12* , . , 0.20 , " 0.40 l N H O D Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Werkliedenverzekering, door Socius. - FEUILLETON: Het Postscrip tum, naar het Fransch van Léon de Tinseau. I. TOONEEL EN MUZIEK : Kroniek, door G. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN : Licht voor de Nacht wacht, door J. V. Indrukken van een Belg in Nederland, door Cyriel Buijsse. I. Sebastian Brant en zijn Narrenschip. I. Buitenl. Bibliografie, door F. C. Jr. en H. v. d B. SCHAAKSPEL. VOOtl DAMES, door E-e. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF'S STU DEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiii i ..... muit De verhouding tusschen Engeland en de Britsche koloniën, laat zich het best ken merken door de stelling, dat daarin impe rialisme en federalisme om den voorrang strijden, en dat de regeering van het moe derland, om althans den schijn van haar gezag te redden, aan die koloniën eene steeds grootere mate van autonomie moet toestaan. Dit laatste komt in Zuid-Afrika sterker uit dan in eenig ander deel van de wereld, en niemand weet dat beter dan Cecil Khodes, de zeer ondernemende premier van de Kaapkolonie, die zijnerzijds den vorm in acht neemt door van tijd tot tijd den zegen en de sanctie der Britsche regeering te komen vragen voor zijne avontuurlijke, tot dusver met onveranderlijk succes bekroonde expan sie-politiek. In dat succes ligt het geheim van Cecil Rhodes' kracht. Waar de Engelsche regeering zich rechtstreeks en uit eigen beweging met Af'rikaansche plannen bemoeit, is zij zelden gelukkig; men heeft het nog onlangs kunnen zien, toen de door Lord Rosebery met den Congo staat gesloten con ventie jammerlijk verongelukte tengevolge van het verzet van andere belanghebbenden, onder welke Duitschland den toon aangaf. Er zijn veel beter wegen, om nieuwe parelen te hechten aan de kroon van koningin Vic toria, dan internationale overeenkomsten, mum i i iiiiiiiiii umi iiiiiiiniimiiHiiiimiiimii Het Postscriptum. Naar het Fransch van LÉON DE TINSEAU. Zie met den bedaarden en kalmen tred, eene gezonde, levenslustige vrouw van oude familie en fermen bouw eigen, de schoone Clotilde d'Epissec, voor acht en veertig uren voor boodschappen in Parijs, op den boule vard aankomen. Zij heeft, dien morgen haar huis in de omstreken van Vendöme verla ten ; zij zal er morgen avond, als de inkoopen zijn gedaan, in terugkeeren. Aanstaande Januari eerst zal zij weder bezit nemen van haar woning in de Rue de Varenne, waar ) op dit oogenblik Justine, haar dienstbode, bezig is haar mevrouw een nachtleger te be reiden, alsmede iets, dat op een diner gelijkt, op een hoek der tafel. Clotilde wandelt zonder zich te haasten, alsof zij heel alleen op het asphalt loopt, met beide handen in de zakjes van haar blauwen met astrakan omzoomden dolman en haar parapluieije onder den arm. Wee den neus der voorbijgangers, die slechts oogen voor de prachtige vormen der wandelaarster hebben en de parapluie niet zien ! Enkelen steken een dier goedkoope com plimentjes af, die op goed geluk aan alleenloopende dames verspild worden, die van tie nen tot zevenen tusschen de Madeleine en de Opera paradeeren. Let eens op, of ze er iets mee winnen. Gaat door, stakkerds! Clotilde is niet voor zulken als gij. We zulbij welke ook andere mogendheden aanspraak maken op het recht om een woordje mede te spreken: men verleent charters aan maat schappijen, die schijnbaar zelfstandig, voor eigen rekening en op eigen verantwoorde lijkheid te werk gaan ; men laat zich plaatsen tegenover het voldongen feit eener bezetting of inbezitneming door Engelsche particulieren (onder welke wel eens bij louter toeval natuurlijk zich de premier van eene kolonie kan bevinden) en als dan die particulieren hunne «apostolische zending" hebben vervuld, dan dient men toch wel de Britsche onder danen te beschermen. De zwarten genieten van die bescherming mede, zoo zij dit niet erkennen, zou het van zwarte ondank baarheid getuigen. En zoo wordt uit de »spheer van invloed" een protectoraat ge maakt, en van daar tot eene regelrechte annexatie is de weg zeer kort. Of de op die wijze aan de kroon gehechte parel daaraan duurzaam verbonden zal blijven, is eene quaestie van later orde. Aan den eenen kant is het zeker, dat de buitensporige uit breiding van zulk een koloniaal bezit aan leiding kan geven tot afscheiding dezer jonge loten van den ouden stam, volgens de be kende formule der biologen: ?»Fortpfl<m*,un(j ist ein Wachslhum iibcr die Grcn-.en des Individttxms limans"; aan de andere zijde echter is het even zeker, dat iedere oppositie tegen dit uitzettings-streven der koloniën, of zelfs eene afdoende controle van de wijze, waarop dat streven zich openbaart, de af scheiding zou kunnen bespoedigen. Australië, Canada, Zuid-Afrika, al die parelen zitten al tamelijk los, en de dienaren der kroon moeten zeer voorzichtig te werk gaan, als zij het afvallen van een dezer sieraden willen verhinderen. «Gelukkige Rhodes!" roept de Kübiischc Zeitung niet ten onrechte uit. Terwijl Ilenry Labouchere in zijn Trulli vuur en vlam spuwt tegen den «roover'1 Cecil Rhodes en diens flibustiers-maatschappij, is het den ongekroonden koning van Zuid-Afrika gelukt, bijna onmiddellijk na zijne aankomst in En geland met de regeering eene overeenkomst te sluiten, die hem eene groote schrede nader brengt aan de verwezenlijking van zijn eer zuchtige plannen. Feitelijk heeft thans de Britsche ZuidAfrikaansche maatschappij haar gebied ook ten Noorden van de Zambesi uitgestrekt. Oorspronkelijk was de termijn, waarop deze iliimiiiiiMiiMlMMimmiimtiiiiliiiliiiiiMitmitnniniMuimitllllMiimilliilii len je weeuwtjes van nog geen dertig jaar, mooi, geestig, verstandig, voornaam, rijk en van onberispelijke vormen geven! Wacht even, of zij jelui ook bedankt voor de wel willendheid, haar naar je smaak te vinden ! Ze hoort jelui niet eens. Zij houdt om de twintig passen stil, voor elk winkelraam staan b'.ijvend, flattoiing her nosc at the ultopwindoii's, zooals de Engelsohen zeggen ; een genoegen dat zij zich de eerste, paar maan den niet zal kunnen gunnen, wanneer de dagen tekort zullen zijn voor al de recepties, diners en visites, als het seizoen in vollen gang zal zijn. Zie van den anderen kant een deftig ca valier naderen, die, zoo'n monster! alle dames opnemend, zjjn sigaar rookt. Alle ? Neen. Alleen de mooie. Alsof hij niet dol verliefd was op een zekere weduwe, die op dit oogenblik dat denkt hij ten minste veertig mijlen van hier het water van den Loir ziet voorbijstroomen. Alsof hij die weduwe, te ontroostbaarder omdat zij reeds getroost is, niet honderd malen had herhaald, dat geen andere vrouwen voor hem bestaan ! Alsof zijn oude tante, de hertogin de Cloyes, douairière, zich niet reeds drie maanden alle moeite gaf, om hem te doen trouwen met de weduwe in kwestie, die van hem, d'Albecourt, volstrekt niet afkeerig is, integendeel, hem met al haar onafhankelijk heid bemint, ofschoon ze zich eerst een beetje aan het kleine, fijne oortje laat trekken, eer zij ja zegt. Zie den knappen Amadis, deftig in zijn overjas geknoopt, voortschrijden. Hij spiedt naar links, hij spiedt naar rechts, altijd on tegenzeggelijk netjes, zonder het hoofd te verdraaien of zijn hals te verrekken, zooals een boerenlummel zou doen. »Sapperloot, wat 'n aardig blond dikkertje! Die dametjes hebben tegenwoordig een quaestie zou worden geregeld, vastgesteld op l Januari 1890, maar Cecil Rhodes heeft haast, en thans is vastgesteld, dat de defini tieve toestand uiterlijk op 30 Juni 1895 zal ingaan. Op allerzonderlingste wijze is hier de werkzaamheid van den staat met die van het particulier initiatief vereenigd. De staat houdt het gebied ten Noorden der Zambesi als het ware in reserve voor de maatschappij, en deze laatste neemt al de kosten der ad ministratie op zich, zoodat de Britsche be lastingbetaler geen farthing meer behoeft op te brengen, hetgeen hem natuurlijk bijzonder welwillend stemt. Bij den charterbrief van 28 October 1889 was het gebied der Maatschappij voorloopig bepaald tot de streken ten noorden van Britsch Bechuana-land, ten noorden van de Transvaal en ten westen van de Portugeesche bezittingen; maar tevens werd de Maat schappij bevoegd verklaard tot het «verwer ven" van andere rechten en spheren van invloed in Afrika. Onder «Afrika" verstond men klaarblijkelijk het land ten noorden van de Zambesi, want reeds in Februari 1S91 werd door een nieuw verdrag de spheer van invloed der Maatschappij uitgebreid tot de grenzen van den Congostaat en van Duitsch Oost-Afrika. Maar daar de Maat schappij tegen deze taak nog niet was op gewassen, werd voorloopig Nyassaland van dit gebied uitgesloten en tot een protectoraat en eene «Crowncolony'' gemaakt, terwijl de commissaris voor die kolonie, de consul Johnston, tegelijk werd benoemd tot beheer der van het nieuwe gebied der Maatschappij. De regeringscommissaris kreeg dus het ge bied der Maatschappij als het ware in be waring. Maar de Maatschappij droeg alle kosten, niet slechts die van het beheer maar ook die voor de bestrijding van het inlandsen, hoofd Makandjira en voor het gebruik der stoombooten van de Africnn Laken (.'onij/anij. Door deze coöperatie, die de Maatschappij op £ 7;"i.1)00 kwam te staan, ging alles in het protectoraat voortreffelijk naar wensch, dat wil zeggen, naarden wensch van Cecil Rhodes. En toen deze laatste den met e;gen krachten begonnen oorlog tegen Mashonaland en Matabeleland had ten einde gebracht, en daar door de vrije beschikking had gekregen over de landen, die hem van zijn toekomstige bezittingen ten noorden van de Zambesi scheidden, meende hij dat het oogenblik geIMIIIIMllll verbazende chic. Maar er gaat toch niets boven een brunette slank en een beetje mat van tint, zooals deze bijvoorbeeld. T/e is om in te bijten, deze! Ah! Niniche met haar hond. Hij heeft mij geroken; arm dier! Die beesten hebben een geheugen! Koest, Toe! geen famiiiaritoit op straat. Ik behoor niet meer alleen mijzelf toe. We leven niet meer in de dagen van vroeger, toen .... Bing! Hij heeft zich geworpen in de para pluie van Mevrouw d'Epissec, die hem sedert een minuut ziet aankomen en zich bij voor baat in de ontmoeting verkneukelt. «Hemel! u hier, lieve mevrouw? Welkeen geluk! Wat een verrassing! Vreemd, ik liep juist, a.in it te denken." «Terwijl u alle anderen aankeek ? Jongens, mijnheer d'Albecourt, als uw oogen eens photograüetoestellen waren, wat zou u dan een aardige verzameling proeven hebben. Hoort dat hondje van L' 'f' »In 't geheel niet. Ik heb een hekel aan honden, sedert ik weet,, dat u ze niet lijden moogt. Uw antipathieën zijn de mijne, uw liefdes zijn mijn liefden, en mijn oogen zoo wel als mijn hart, bevatten slechts n por tret. Maar telkens, wanneer ik u zie, moet ik het overmaken, want altijd vind ik u schooner." d'Albecourt had zijn tirade goed gezegd, want hij tlacht wat hij zeide. Hij hield we zenlijk ernstig van Clotilde, maar zooals een man van de wereld, die het leven heeft ge noten, liefhebben kan. De man van rn a i k r lp. i'nnnr, zooals in Di'nisr optreedt, be staat niet. ... ten minste wat de oogen be treft. De trouw is met den tijd medegegaan, door zich naar de zwakheid der menschelijke natuur te voegen .... Clotilde was te veel vrouw van haar tijd, om dit niet te weten ; bovendien d'Albecourt behaagde haar en vrouwen zien veel door komen was, om de Engelsche regeering van hare functiën van bezoldigd bewaker en be waarder dezer bezittingen te ontslaan. Uiter lijk op 30 Juni van het volgend jaar zal dus de heer Johnston het beheer over die streken aan Cecil Rhodes en diens Maat schappij overdragen; maar de ongekroonde koning van Zuid-Afrika is royaal als het op geldzaken aankomt: hij blijft de jaarlijksche toelage voor Johnston's politie (£ 10.000) tot l Januari '9G uitbetalen, voegt er nog £ 5000 bij voor vroeger gemaakte kosten van inrichting, £ 1000 voor het gebruik der stoombooten en belooft daarenboven restitutie van alle andere door Johnston in het belang van het gebied gedane uitgaven. Het nieuwe gebied heet voorloopig nog Britsch-Centraal Afrika, maar zal waarschijn lijk worden verdoopt in Noord-Zambesia-, of, zooals enkele enthousiasten willen, in NoordRhodesia. Het zal worden bestuurd door Dr. Jameson, den overwinnaar der Matabele's, en om duidelijk te doen zien, dat het geb'ed der Maatschappij niet langer een aanhangsel is van de Kaapkolonie, zal de heer Jameson niet zooals vroeger over de Kaapstad, maar over Oost-Afrika naar Salisbury, de toe komstige hoofdstad van Noord-Rhodesia, te rugkeeren. Sociale Werkliedenverzekering. Er zal in elke samenleving wel een zekere klasse van zwakken en verongelukten blijven, die in de noodzakelijkheid komen om een beroep op hunne meer bevoorrechte medemenschen te doen, ten einde in 't leven te blijven. Dit zijn de eigenlijke gezegde pau pers. Tegenwoordig echter vindt men met deze klasse op n lijn gesteld tal van vallede, goedgezinde werklieden die door ge dwongen werkloosheid tot armoede zijn ver vallen, terwijl helaas ook nog altijd onze oude, afgewerkte arbeiders voor een groot, deel naar de gewone armenkas worden verwezen. Dat deze drie catcgoriën niet bij elkaar behooren en niet op dezelfde wijze mogen worden behandeld behoeft geen betoog, en daarom kan er, dunkt ons, niet genoeg op gewezen worden dat een goede regeling van het armwezen niet moge lijk is zonder de instelling van fondsen ter de vingers van hem, die haar heeft weten te behagen. Deze vrouw, begeerenswaardig, degelijk en goed, was ook hoogst practisch. Zij wist, dat het met den weduwenstaat pre cies is, als met een pleizierreisje. 't Is een genotvolle manier om zijn jeugd door te brengen maar op den een of anderen dag is men wel genoodzaakt terug te keeren en zijn tent op te slaan, of' juister, die te verwisse len tegen een stevig huis. Sinds eenigen tijd dacht de schoone reizigster er aan op het strand van een tiveede huwelijk te landen, maar, als een voorzich tig persoontje, laveerde zij in het ruime sop, het land verkennend en de kust peilend, alvorens het dierbaar scheepje harer onaf hankelijkheid voor altijd voor anker te leg gen. Zij bestudeerde Christian d'Albecourt met nauwlettende zorgvuldigheid, maar een levende begeerte tevens, om hem harer waar dig te vinden; een begeerte, die zij niet had verheeld voor de Douairière de Cloyes, hun wederzijdsche vriendin, die met al het geduld en de handigheid eener verstandige vrouw de draden dezer eerlijke intrige han teerde. »\Vaar mag ik u heen brengen?" vroeg Christian, na verlof te hebben gekregen om haar te begeleiden. «Voor mijn huisdeur, als ge er lust in hebt. De weg is lang, maar ik ben een even goede wandelaarster, als gij een aan genaam prater. Ge zult rnij doen vergeten, dat de Rue de Varenne ver is en ik omval van den honger.'' «Welnu, als 't zóó gesteld is, weet ge wat ge dan moest doen ? Met mij gaan dineeren!'" «Mijnheer!" kwam de jonge vrouw, met getnaakten toorn haar sierlijke wenkbrau wen fronsend ; »ik geloof' verkeerd verstaan te hebben ; als ik niet wist, wie u zijt..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl