De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 9 december pagina 3

9 december 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

911 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sluitend huldigen van den ouderen vorm evenveel te zeggen als tegen het componeeren van een muziekdiama geheel in den vorm en stijl van Wagner's latere werken en wel het laatste, omdat Wagner zoo iets groots gegeven heeft, dat het bedenkelijk schijnt, hem te willen navolgen. Dit dacht ik on willekeurig bij Leiden Ontzet, omdat het vake op treden van het Wilhelmus en het Van Noortmotief doen zien, hoe moeilijk het is daarin de juiste maat te houden. Doet aan den anderen kant hoorde ik vele gedeel ten, die van groote tooneelkennis en routine getuig den, en waar de componist op het juiste moment zijn toehoorders weet te pakken. Daar heeft de hepr van der Linden dan ook niet gedacht aan oud of nieuw, doch daar heeft- hij ,/Aus eiuein Gu?s" volgens zijne inspiratie neergeschreven, en dat is, bij slot van rekening, m. i. toch altijd bet beste. De vertolking was weer eene bijzonder goede. De Van Noort van den heer Orelio, had nog eene hervorming ondergaan, zoowel wat grime als diepte van opvatting betreft, en had er door gewonnen. De^ lieer Pauwels, hoewel verkouden, heeft toch de figuur van den jongen minnaar weer op een wijze, zijner waardig, voorgesteld. Mevr. Dirckx Van de Weglie, Eli»abeth, toonde, evenals vóór twee jaar, wat zij vermocht in die rol, en de heer Engelen gaf nu een Van der Werjf, die het won van zijne vroegere vertolking. Hij vecht zeer tegen zijne vroegere eentonige wijze van zingen en wel met aanvankelijk succes; ook de heer hijsseu was, als Valdez, niet kwaad. Kortom, aan de iustudeering is veel zorg besteed en de ontvangst door het publiek was, evenals vroe ger, zeer warm. Dat een paar repetities meer niet geschaad zouden hebben, bewees de opvoering van Lakm door ditzelfde gezelschap, vooral wat het orkest en ook wat het koor betreft (alleen het minne-koortje in de 3e acte uitgezonderd) dat zeer goed klonk. Doch deze voorstelling was vooral voor de hoofd persoon ; Mej. Louise Heymaun trad als Lakm op, en men ziet wel eens meer dat, wanneer een buitengewoon aangekondigde hoofdpersoon optreedt, de onderdeelen te wenschen overlaten. Dat is de schaduwzijde van het sterrensysteem. Men komt niet om het werk, doch om een hoofdpersoon te hooren. Deze voorstelling onderscheidde zich echter weer in goeden zin, dat de partner van Mej. Hcymann de Heer Thijssen (Gerald) een zeer goeden indruk maakte, soms won hij het zelfs van haar. Ik ont waarde ditmaal vooral, dat deze zanger bezig is zich duchtig te oefenen en wel onder zeer degelijke leiding. Bravo! Mej. H<-ymann was, evenals vroeger in de tweede acte vooitreffelijk ; dan vooral bespeurt men met hoeveel gemakkelijkheid zij de colpratnur beheerscht; doch hare vertolking stond als geheel beneden eene, die ik vroeger van haar hoorde in de Fransche Opera. Vooral in de derde acte was zij niet zeker. Wellicht is htt haar vreemd in de Hollandsehe taal te zingen. Hoe het zij: dit was jammer, want in hare opvatting stak poëzie. Jamnier ook dat de Heer Judels (Ni la kan Hm) zoo weinig klank wist te ontwikkelen ; daardoor kwam zijne partij niet tot haar recht. Het eontrasteerende element in deze opera vormt het Engelsehe clubje onder directie van Fret/erik, die blijkbaar in levenswijsheid Gerald en de drie dames ver vooruit is en die ons overbluft, met waarheden, zooals: ,/de vrouwen zijn geenszins in alle streken gelijk van aard en steeds dezelfden, dat is veel waard! Hier in de heete lucht waar 't harte gloeit van minbegeeren, de vrouwen zijn veel meer geducht." Ellen geeft hem een lesje: ,/Als wij eens beminnen, het harte vol gloed, dan zijn 't niet de zinnen, maar wel ons gemoed!" Het stond Mej. Kamp huizen alles behalve fraai, dat zij dit gedeelte zoo onzuiver zong. Daardoor gaf zij den indruk, dat die reinere liefde van het gemoed altijd met dissonanten gepaard gaat. (Ik vond ook min of meer een dissonant in de te langzame opvatting van sommige tempi). Doch een verslaggever mag niet zoolang over liefde praten en dus sluit ik, met de vermelding dat de Heer Poons zeer goed als Frec/crik was, mijn praatje over Lakmé. * -* Gaan wij thans tot een andere ster over : Mej. Antoinette Trebelli, die in het Concertgebouw tweemaal optrad. Eens in het Buitengewoon abounementsconcert en later in een concert van de Vereeuiging tol aanmoediging van het arme school kind, ok zij is geen nieuwelinge voor ons. Thans heb ik echter van deze zangeres een schooneren indruk ontvangen, door de wijze waarop zij liederen voordroeg. Hier kwam de stem, die in eene aria bij de hooge tonen scherp en geknepen klonk, op verrassende wijze tot haar recht. Ik bedoel hier niet rnede dat zij hare stem tot wat de Franschen noemen eene Eiffelhoogte wist te ver heffen, doch wel de sehoone toonverbindiug en de poëtische voordracht. Het arme schoolkind" moe digde mej. Trebelli aan met de W ah uit Le Pardon de Ploërmel, doch toen was de poë/ie weer op de vlucht gedreven. Ik hoorde loopjes, trillers zeer vlug uitgevoerd, doch zonder meer. De heer Mossel trad in beide concerten eveneens als solist op, en wel in het eerste concert, o. a. met een Concert van Lalo (2e en 3e deel). Ik heb op beide concerten de heer Mossel met groot ge noegen gehoord. Vroeger stond hii reeds bekend als een duchtig virtuoos, doch uu merkt men op, dat eene rijpere wijze van spelen aan zijn spel een artistieker cachet geeft, m. a. w. dat de artist hoe langer hoe meer op den voorgrond treedt en de virtuoos meer op den achtergrond. Dat zich blijven ontwikkelen, getuigt dat deze kunstenaar zijn roeping ernstig opvat. Eene zeer muzikale natuur is zijn echtgenoote, mevr. Mossel?Belinfante, die (ook voor het arme Schoolkind) als soliste optrad en zich deed kennen als eene pianiste, wier techniek zeer ontwikkeld is en die een schoonen aanslag en muzikale voordracht bezit. Daarbij heeft hare wijze van spelen de na tuurlijke gemakkelijkheid, die nooit den indruk van inspanning geeft. Alleen moet ik er voor waar schuwen, dat bij te sterke toon-outwikkeliug de klank wel eens droog en hard wordt. Mevr. Mossel behoeft die kracht niet, want haar aanslag stelt .haar in staat ook op andere wijze kracht en klank te ontwikkelen. Eindelijk meld ik nog, dat de heer Phl. met veel succes een drietal Frausche liederen voo-droeg, waarvan hij in den laatsten tijd zijne specialiteit maakt en waartoe zijn schooue tenorstem en wijze van voordragen hem bijzonder geschikt maken. Ik heb beide concerten door elkander besproken, omdat het, voor een gedeelte dezelfde solisten waren, doch ik zou ondankbaar zijn tegenover het orkest van het Concertgebouw, wanneer ik niet alle hulde bracht aan de wijze waarop het de Jubeloaverture (alweer met het Wilhelmus tot slot) van Weber, de Veuusberg-muiiek uit Taiuiliduxcf en de ouverture S'/pphn van Goidmark vertolkte, onder de beproefde leiding van den Heer Kes. * * Een van de kleinere zaugvereeuigingen die uit voeringen op bescheiden schaal geeft, eu zich mag verheugen in de belangü-ttlling van een groot, publiek, is de verceniging .\[uxis Sf«'i't(/,i ouder leiding van den lieer ILiuri F. R. lïrandts Buijp. D<; vele kleinere koorwerken die niet een gehoelen avond vullen en ook met klavierbegeleiding kun nen worden uitgevoerd, zijn de aangewezen stukken voor zulk eene vereeuiging, en daaraan houdt Miisis Saci'Ui/t zich dau ook in den regel. Ik woonde een gedeelte van een concert vau deze vereeuiging bij en hoorde F.iilcöiiiijftoehter van Gade uitvoeren. De lotgevallen van den ongelukk'gcu Jlerr Olaf die hut zoo zwaar moet boeten, dat hij vóór zijn huwelijk alleen in den maneschijn gaat rijden en die, hoewel hij standvastig blijft, toch de dupe van de historie wordt, (Ir.er wordt, de deugd dus niet beloond) werden door de leden vau Musis Sarrum eu d<; solisten de dames A. Vlieger, J. v. E. D. eu den heer Th. llorsmau op verdienstelijke wijze bezongen. II t koor zong met nuanceering eu dus mag men den leidei', den heer Braiidts tiuijs gelukwenscheii niet deze ge slaagde uitvoering. VAX MILLIGÏX. De Dames-Zangvereeniging: van Milligen zal op Zaterdag 15 December eene uitvoering geven waarin koren van Richard Hol, L. A. van Tetterode, J. Wagenaar, Scharwenka en Cósar Franck zullen worden ten gehoore gebracht. Als solisten hebben Mevrouw J. Franco MendesCalisch (zang) en de Heer Joseph Cramer (vioolj zich bereid verklaard mede te werken. De uitvoering is alleen toegank lijk voor kunstlievende leden. Ter verkrijging van bet lidmaatschap kan men zich wenden tot Mevr. II, Ileineken-Daum, Frederiksplein ~(>. Het mooie gebouw der LevensverzekeringMaatschappij op het Damrak, waarvan de bene denverdieping zoo lang heeft leeggestaan, kreeg eindelijk een bewoner. De tirma C. C. Bender, te Leiden, vestigde daarin een tiliaal van haar welbekend piano-magazijn. Deze tirma is hoofd agent van de Amerikaansche pianofabriek der heeren Mason and Hamlin te Boston; in het magazijn heeft zij een groote sorteoring piano's en orgels geëxposeerd. uiiitiiiiiiiiMiiiiiiiiMuniiiMiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiMliiiiimnutiiMMMiiiiiiminiiii Licht voor de Nachtwacht. Het schijnt mij niet te onpas, op het oogenblik : nu de eisch van een betere plaatsing voor de Nachtwacht met algemoener instemming dan te voren is gesteld, nu in meer dan een afdeeling van onze voor kunstzaken anders zoo lauwe IweedeKamtr deze kwestie ernstig werd besproken, nu de deken der Nederlandsche schilders zelf zich openlijk tot den betrokken Minister gewend heeft, om voor zijn doorlucbtigen voorganger bet recht te vragen wat zijner kunst toekomt, het schijnt mij niet te onpas nu nog weder eens te wijzen op de omstandigheid dat ten slotte de eigenlijke verantwoordelijkheid voor den algemeen veroor deelden s/atuft quo in deze bij het Amsterdamsche Stadsbestuur blijft berusten. De stad Amsterdam heeft vóór tien jaren de Nachtwacht en de Staalmeesters ook voor het nieuwe Rijksmuseum aan het Kijk in leen ge laten, maar zij mag de zorg voor dit kostelijk bezit niet uit handen blijven geven, wanneer naar het algemeen oordeel die verzorging dermate te wenschen overlaat. De stad heeft het recht, de stad is er toe verplicht van hot Kijk verbe tering te vragen. En het ligt er niet toe dat dit vragen, als bij zoovele zaken van administratief beheer, een klagen aan doovemans oor moet wor den. Aan Amsterdam blijft, wanneer de Ilogeering onwillig mocht blijken, de vijf en veertigduizend gulden welke nog voor de voortzetting der wand schilderingen van twijfelachtig gehalte moeten worden uitgetrokken, liever aan een betere plaat sing der Rembrandts te besteden, aan Am sterdam blijft het in dat geval toebedeeld zelve een betrekkelijke oplossing aan de kwestie te geven. Het Stedelijk Museum aan de Van Jiaerlestraat kan aanstaanden Mei gereed zijn, en er zijn in dio ruime lokaliteit verscheidene zalen waarvoor nog geen bestemming is aangewezen. liet zou voor de hand liggen wanneer de stad in dit Stedelijk Museum hare beste kunstschat ten ging onder brengen. Waren Nachtwacht en Staalmeesters nog in het Trippenhuis, me dunkt, de opening van het nieuwe Museum zou van zelf een wegvoeren dezer stukken naar de betere gelegenheid hebben meegebracht. Welnu, en met al de verdiensten van bet Rijksmuseum en al de grootscheepsche bedoelingen van do Ilembrandtzaal lijdt het geen twijfel of Rembrandts werken waren in het oude huis op den Kloveniersburgwal, strikt genomen, toch nog meer naar den aard gehuisvest dan thans. De rol, die de stad in deze aangelegenheden heeft te vervullen is dus aangewezen. Kunnen Rembrandts twee voor naamste werken wezenlijk te midden "an een schat van voortbrengselen der oud-hoilandsche schilder kunst naar waarde troonen, dan zal dit ook den bezitter zelf van die stukken slechts vreugde geven, en in zooverre blijft het exposeeren der stads-schilderijen in het Rijks-museum altijd verkieselijk. Maar wanneer de publieke meening, dat de wijze van exposeeren van Nachtwacht en Staalmeesters beslist onwaardig moet wor den genoemd, door de uitspraak van niemand minder dan een groot kunstenaar als Jozef Isracls met nadruk is gesanctioneerd, dan waarlijk mag het stadsbestuur van de hoofdstad niet langer lijdelijk aanhooren. Men heeft thans zijn voor waarden te stellen. Hecht de landsregeering er wezenlijk aan in hare schilderijenverzameling de heide kroonjuweelen der Hollandsehe kunst te behouden, dan zal zij hare uiterste zorgen aan deze ook niet mogen weigeren. Blijft zij daaren tegen onverschillig de luide klachten aanhooren, waarvan de gegrondheid nog door niemand is bestreden, dan zal de stad zelf eindelijk handelend moeten optreden. Het oogenblik is gunstig. De localiteit biedt zich aan. Een uitgezochte localiteit 'i Dit zou ik niet mogen beweren, manr ik durf zeggen dat er in het Museum-Suasso althans vertrekken zijn die tot dit doel beter zullen voldoen dan de weidsche Rijksmuseum zalen. De kabinetten aan de voorzijde, zou den, althans voor de Nachtwacht waarschijnlijk te klein blijken, maar al vindt men in. de ruimer maar eveneens rustige kamers ook weder bovenlicht, zoo is dit toch zeer in het voor deel van dat licht dat het lang zoo ver niet van de schilderijen af is als in het Rijksmuseum. Gelijk de zaken thans staan zou een overbrengen van de Remb;andtstukken uit het Rijksmuseum naar de Suasso zalen in elk geval een. stap nader tot een voldoende plaatsing zijn. Men versta mij wel : Natuurlijk is de uitbouw van het Rijksmuseum zelf, zooals de heer Israels die vraagt, en zooals die met de vooruit voorde wandschilderingen bestemde som zeker wel te voltrekken zijn zou, datgene wat vurig te wen schen blijft. Maar Amsterdam, de bezitter van de schilderijen, kan nu omtrent deze dingen een na drukkelijk woord meespreken, zonder eenigc vrees van den anderen kant in een ongewenscht mee dragen van kosten betrokken te worden. Beter dan ooit kan de stad thans vrijmoedig opkomen voor het recht van de haar toevertrouwde kunst, het uitstekende kan gevraagd worden omdat het betrekkelijk betere althans te krijgen is. En zoo meen ik nog eens te over te hebben aangetoond dat het geen zeggen in de lucht ge weest is wat hier den 25en Maart reeds werd geschreven, dat: »een verbouwing van het cen trum van hot Museum ter verkrijging van een localiteit, waar de Nachtwacht naar eisch van dat unieke werk een plaats mag vin (en, de klem mende voorwaarde zal zijn, waarop nlleen Am sterdam de Nachtwacht aan het Rijksmuseum mag blijven afstaan." De stad behoeft wat er ook gebcure, met de schilderijen van Rembrandt niet verlegen te zit ten, en kan zich bij een bestendigen van don tegenwoordigen af keurenswaardigen toestand al thans niet op een >bij gebrek aan beter'1 beroepen. Zij vrago dus onverwijld en met klem de maatregelen van zorg aan de llgksregeering voor wat i u goeu ?, erirouwen aan deze ter leen werd afgestaan, liet beste van onze nationale eer is er mee gemoeid. Of hebben wij het niet te gevoelen als een schande over het land, dat onlangs nog een vreem deling, van de plaatsing van dit meesterstuk van denzeU'den man aan wien een metalen beeltenis op een der Amsterdamsche pleinen openbare eer heet te betoonon, hoe een vreemdeling van kennis en smaak (1) van het etaleeren der Nachtwacht onverholen dorst getuigen, dat Rem brandt zelf, kon hij dit alles aanzien, in woede ontsteken zou over zulke valsche veneratie'! Mogen wij dan werkeloos blijven V En past het ons allen niet tot het einde toe, op Rembrandts waar ijk eerherstel te blijven aandringen 'i (i Dec. '!M. J. V. neman, Mevr. Ronner-Knip, Rietstap, Springer, Taanman en Verveer, van de jongere meesters. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, zijn geëxposeerd twee schilderijen van Ed. Karsen, »0ud Amsterdam" en »Avond". (1) Arsène Alexandre. Tentoonstelling. In do kunstzaal Krasnuf/olfliy, Warmoesstraat, zal onder directie der heeren C. F. Roos et Co., weder een tentoonstelling van moderne schilde rijen worden gehouden. Onder de aanwezige grootere stukken noemen wij: van F. van Groe ningen een Pandora, die de tallooze booze geesten gelegenheid tot ontsnappen geeft; van Porticlje een Aan de. bron gezeten Ophelia, benevens een kranig uitgevoerde BengaaUche Tijger, door prof. G. Sturm. Onder de verdere werken, waarbij ook eenige aquarellen, zijn, van de vreemde meesters, nog te noemen : Agrestie, lleijermans, Landelle, Luna, Marchetti, Robie, Rochenoire, Schultzo, Wagner, en van de Ilollandsche mees ters: David Bles, J. M. ton Kate Mzn.. Kever, Willom Maris, Oppenoorth, Oyons, Roelofs. Sadée, Springer, Verveer, Wijsmuller. Wij herinneren nog, dat de kunstzaal ook des avonds geopend is tot 10 uur, bij electrische verlichting. Bij de te l'arijs gehouden veiling der schilde rijen vau llenri Garnier werden de volgende hooge prijzen besteed : Corot. l'Enfant jirclieur, 17,01)0 l'rs.; dezelfde, 8-jurenir, 1;!,00() frs. : Daubigny, l'Uite a Triel, 25,500 frs. ; dezelfde, Les litnd* de i'Oisc, 20,000 frs.; dezelfde, Laceitses, 50,01)0 frs.; David, Portrt'M* de femmes, 12,000 frs.; Diuz, La Foret de Font'rineb'eau, 15,000 frs.; Jules Dupré, Le Pccheur, 20,000 frs.: Eugène Fromentin, La ('hasse au faueon, 15,000 frs. ; Ingres, Portrait de Bartolin', 13,000 frs. ; Meissonier, Charles I, 11,000 frs.; dezelfde, Le Ihtn'e, 14,000 frs.; Millet, Les Oie?, 38,200 frs.; dezelfde, Moutons dans un sentier, 35,500 frs.; dezelfde, L't Ilersc, 75,000 frs.; Ronsseau, Paysage, 12,100 frs.; Zicra, La Cannebière, 15,100 frs. Dinsdag 11 December zal de tirma Frederik Muller & Co een veiling houden van oude en moderne schilderijen, afkomstig uit do nalaten schap van Mevrouw de Weduwe A. L. Braskamp, geboren van Beckenratk-Glusenkamp. In den catalogus komen voor de namen Quieringh van Brekelenkam, Ilackaert, Janson, Jelgerhuis, Motzu, Mieris, Bonaventura Peeters, Jan Steen, Ter Borch, van Vries, van de ouderen; en Cunaeus, Destrée, Elzer, Eversen, Hilverdink, van Hove, van der Keilen, de Koekkoek's, Kruseman, van Os, PieIndrukken van een Belg in Nederland. Er zijn maar weinig Belgen, die in Nederland eene pleizierreis ondernemen. Men zou zeggen dat het Noorden heu afschrikt, terwijl het Zuiden, integendeel, hen zeer sterk aantrekt. Parijs is d;'uir, een machtig' aanloksel en verder zijn het Zwitserland, Italië, al de bekoorlijke streken van zonneschijn eu blauwen hemel. Trouwens, ik geloof ook wel dat hetzelfde verschijnsel in nagenoeg al de landen van onze geographiscue breedte vast gesteld wordt: het Zuiden heeft voor ons eene aan trekkingskracht, die bijna onweerstaanbaar is. \Vat mij betreft, ik verlangde zeer Ne,Ierland te bezoeken. Het weinige, dat ik er van gezien had, verleden jaar, tijdens het coi.gres van Arnhem, waaraan ik vooral medewerkte door lange wandelingen te maken in de zoo -schilder achtige omstreken der stad, had bij ir.ij de grootste begeerte verwekt er wel meer van te kennen; en, na lange en herhaalde uitstellen, bevond ik mij toch eindelijk een goeden morgen op weg naar Am sterdam, gemakkelijk gezeten in den halfcoupévan 9en Ilollaiidschen trein, rechts en links door de raam pjes naar het snel vluchtende landschap kijkend. Zoodra ik mij ergens in onbekende oorden op reis begeef, doet zich bij mij een spontaan en almachtig verschijnsel voor, een dat ook plaats grijpt, denk ik, bij het meerencleol der reizigers: ik vergelijk wat ik waarneem met hetgeen ik elders reeds gezien heb. Aldus, terwijl de snel trein met zijn eentoonig gebrom door de vlakke velden van Noord-Brabant vliegt, denk ik, dat wij in Vlaanderen ook zulke velden hebben, maar mooiere, omdat zij bij ons meer bevolkt on woud achtiger zijn. Op de brug van den Moerdijk herinner ik me dadelijk de kolossaal stoute en reusachtige bruggen, waarover ik in Amerika ge reisd heb, de brug van den Wallkill Valley Railroad te Poughkeepsie b.v., die met n worp, zoo hoog als de loodrechte rotsen der oevers over de driehonderd meters breedte van de lludsonriver springt, zoodanig hoog en verkleind door den afstand, dat men er een trein moet zien over rijden, klein en nietig als een kinderspeeltuig, om te kunnen gelooven dat het een spoorwegbrug is. Zoo ook te Rotterdam, waar de trein de gansene stad doorkruist, rijdend aan de hoogte der eerste of tweede verdieping der huizen, waarvan men, dwars door de heldere vensters, als ineen vlugge aaneenschakeling van onophoudend geopende en geslotene trekladen het inwendig leven kan be speuren, heb ik geen moeite om mij in te beelden dat ik een deel van New-Vork doortrek, op een der Elevated railroads. En overal is het zoo voort. Bijna overal, in al mijn reizen, is het de gelij kenis der dingen, meer dan hun verscheidenheid, die mij getroffen heeft. Het is alsof eene geheime kracht de natuur zoowel als den niensch er toe dwong, met dezelfde organieke elemen en, in identieke omstandigheden producten voort te brengen, die, onder hun oppervlakkige of schijn bare verscheidenheid van uiterlijke vormen, den onmiskenbaren stempel van hun gelijksoortige!!, primitieven oorsprong dragen. * * Nooit heb ik, zonder een zonderlinge emotie, en een beetje hartklopping, het doel eener reis, hoe klein ook in den vreemde kunnen bereiken. En wanneer mijne bestemmingsplaats een groote stad is als Londen, als New-Vork of Amsterdam, dan krijgt deze ontroering eene schier kwellende scherpheid. Onweerstaanbaar naarmate ik tot hot doel nader, vraag ik mij af hoe ik daar in die groote onbekende stad ont haald zal worden, wat al genoegen of onttoovering mij wacht. Het maakt op mij den indruk alsof alles wat ik zie en hoor: de voorstad waar de trein fluitend doorheen snelt, de dreunende bruggen waarover hij holt, de bedrijvigheid van vaar- en rijtuigen in en langs de haven, de plechtige onbewegelijkheid der torens in de verte een overweldigende macht bezaten, de macht van eenen maalstroom, die mij weerloos in zijn reus achtige evolutie medesleept. Het is genoeg bekennen, dat die eerste impressie van een drukke stad, welke ik voor de eerste maal bezoek, voor mij gewoonlijk schier onaan genaam is; en ondanks al de sympathie die mij tot Amst'rdarn aantrok, was ik niet machtig dien eersten indruk gansch te overwinnen, terwijl ik, in mijn verlangen om dadelijk een gezicht van de stad te nemen, rechts en links naar de ge bouwen en de beweging in de straten kijkend, te voet den loopjongen van 't station volgde, die mijn valies naar het hotel droeg. Lange, smalle, bochtige straten vol leven en beweging, hooge, sombere, vaak als om elkander aan te kijken naar elkaar overhellende ouderwetsche huizen; breede, stillere, in halven cirkel loopende grachten, bczoomd met heerlijke hoornen en statige, ruime, van aloude pracht en weelde getuigende gebouwen ; is 't zoo dat ik mij Am sterdam had voorgesteld 'l Ja, omtrent zoo: maar wat mij vooral treft en aangrijpt is het contrast van die antieke stad uit wier gansch uiterlijke zoo innig de bespiegeling, het geheugen en de droeve stilheid der verleden eeuwen schijnt te spreken, en wier hedendaagsche leven een der woeligste en meest moderne van den aardbol is. O, oude, donkere, prachtige, in uwe sluimering verzonkene gebouwen van de grachten, als ik u soms aanschouw verre, half verborgen achter de naakte, zwarte kruinen uwer oude boomen, aan den oever van uw stille water, dat een glans van gepolijst metaal heeft, komt het me voor alsof uw edele, gestrenge gevels zich met een sluier van hoogmoedige melancholie bedekten, en of uit uw antieke vensters als uit oogen een gebelgddroevigen blik viel op die rinkelende trams en rijtuigen, op die bedrijvige voorbijgangers, op dat gansche woelig en moderne leven, dat de sereniteit uwer droomen en herinneringen van 't verledene komt storen. * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl