De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 16 december pagina 1

16 december 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 912 DE AMSTERDAMMEE A°. 1894 WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Dit nummer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 16 December Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indie per jaar rnail 9-~Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 IN H O 17 I>> VAN VERRE EN VAN NABIJ : In den Schut ter. Mr. Van Houten als nikker. Nog niet pnannexeerd. Het gebed in den Raad. Ferdinand de Lessèps. SOCIALE AANGE LEGENHEDEN, door Socius, - TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door G. - In den »Chat Noir." Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Buitenl. Bibliografie, door F. C. Jr. en H. v. d. B. WETENSCHAP : Louis Figuier, (met portr.), door N. P K. SCHAAKSPEL. VOO rt DAMES, door E-e. INGEZONDEN. .?RECLAMES. UIT Dr. GANNEF'S STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERPENTIËN. Bijvoegsel. MUZIEK: Paderewski, (met porto.) KUNST EN LETTEREN : Emile Zola en een Hollander, door M Wagenvoort. James Darmesteter. Sebastian Brant en zijn Nar renschip. (Slot.) SCHETSJES: Een praatje over zoetigheden, door A. B. A. FEUILLE TON: Het Postscriptum. (Slot). iiiiniiiiiiiiiiiiiiii IN DEN SCHUTTER De politiek is wederom aan het woord op het Binnenhof. Als de dagen korter worden, komen, met denajaarsbloemen, de politieke rede voeringen, even zeker als de leeuweriken in de lente hun hoogste lied zingen en de rotganzen ons in den winter onthalen op haar schor geschrei. Dat zijn nu eenmaal van die natuurver schijnselen. Het kan niet, anders. Wij rekenen er vast op. Er zou iets los, iets niet in den haak moeten zijn in het samenstel van onze planeet, wanneer er een Novembermaand kwam, waarin onze zintuigen niet werden getroffen door de geluiden, geuren en kleuren van bet politieke herfstseizoen. Het begrootingsdebat heeft voor de natie, al het onvermijdelijke van den overgang der zon, die uit den Scorpioen in den Schutter komt. Uit den scorpioen in den schutter .... Men zou haast vragen of niet alleen de zinnelijke mensch in den onverbrekelijksten samenhang verkeert met de stoffelijke natuur, maar zelfs de allerhoogste geestelijke werk zaamheid, waartoe hij zijn vermogens kan ontwikkelen, zijn politiek, is vastgeschakeld aan dat hemellichaam, om daarmee alle zonneteekenen door te wandelen; gelijk een ouderwetsche koorts gebonden aan de regel maat van dag en nacht, van licht en tijd. Zooveel is zeker onze politieke zon staat in den Schutter. Onze honderd lichtgevende politici vertoonen zich als Sagittarii. De koorden ge strekt, de bogen gespannen, de scherp ge punte pijlen snorrend door den Hof. Arme honderd! Wat speelt die booze natuur een spel met hen! Honderd helden in gedaante, in geaardheid, ook in kracht. En toch zij treffen geen doel. Zij raken soms elkaar of een minister. Zoo zag men bij deze gelegenheid den heer v. Houten met eenige pijlen van Gerritsen in den romp, en Rutgers die op Heldt mikte, gewond door zijn eigen schot; aan schrijnende schrammen en pijnigende prikjes geen ge brek. Maar wat beteekent dit ? Tegenover het gestadig terugkeerend en met den dag in omvang toenemend monster staan zij mach teloos, gelijk hun vaderen van vóór dertig jaar! De begrooting verroert zich voor onze honderd dapperen niet. Als waren zij er niet om hem te verontrusten ligt deze mammouth kalmpjes te groeien, zich uit te zet ten, zijn lompen buik te vullen, steeds hon geriger naarmate hij zwaarder wordt en meer verslindt. In 1865 vroeg alleen de Algemeene dienst 45.233.000 gld.; 1870 was het reeds 55.139.000 gld.; in 1875 steeg de behoefte tot 63,929.000 gld.; in 1880 tot 71,959.000 gld.; in 1885 tot 76,643.000 gld.; in 1890 tot 81,186.000 en in 1892 tot 89,241.000 gld.! In 27 jaar terwijl het bevolkingscijfer slechts toenam van 3.4 tot 4.6 millioen zielen. ' Van 1885 tot 1894 vermeerderden de uit gaven voor de verschillende hoofdstukken als volgt: Huis des Konings Buitenl. Zaken . Justitie Binnenl. Zaken Marine Nat. Schuld . . Financiën .... Oorlog Waterst.H.&N. Koloniën .... f 650,000 » 638,691» 4962,872» 10,010.382» 10.992,607» 33,369,501» 18,724536 » 19.931,664» 21,009.282» 1,219,509-? 804,000 784,929 -» 5,432,174 -» 12836,613 -» 15,021,136 -> 37,408,989 -» 19,150,831 -» 22,278,722 -» 22,048 051 ?» 1,361,238 Wien het minder voordeelig moge gaan, deze colossus heeft steeds den ruif wel voor zien, zij het dan ook voor zijn wonderbaar lijke vraatzucht nog te weinig of amper genoeg. Hij vindt altijd een Kabinet dat voor hem zorgt, hem toeduwt wat maar onder het be reik kan vallen, zooveel het durft. En onze honderd . . . ? Gelijk wij reeds gezegd heb ben, zij schieten er op los. Meest naar dat Kabinet. De overgroote helft hunner pij len vliegt die Excellenties om de ooren, en iemand, die den aard van den Vaderlandschen politieken Sagittarius niet kent, zou zeker moeten meenen, dat er reeds een acht tal draagbaren gereed stonden, om de ge sneuvelden te voeren naar hun laatste woon plaats. Doch hoe verwoed vaak de strijd ook schijne, het sneven komt hoogst zelden voor. Het kabinet gemeenlijk blijft. Wat echter nog zekerder blijft de begrooting zelve. Wel wordt het restantje der pijlen op den pachyderin afgezonden, wel ziet men twintig schutters tegelijk soms op hem aanleggen, of een paar bij uitstek stoutmoedigen, ge volgd door anderen haast even onverschrokkenen, op hem toesnellen.... maar met welk succes ? Als zij met een vlokje haar of een schilfertje van zijn huid terugkeeren, is dit een zegeteeken, dat henzelf en allen die het zien mogen in de grootste vervoering brengt. Zoo'n begrootings-lichaam, dus verklaren zij om strijd aan de verbaasde vrienden, ziedaar een organisme waar men niets tegen vermag. Het moge op een afstand anders schijnen, van nabij gezien, kan men het niet aan pakken, binden noch berooven, of men zou in staat moeten zijn het geheel en al on derste boven te wentelen, en helaas ! het is zoo solide als een berg dien niemand be wegen kan. Wat men hiervan ook den ken moge, zooveel is zeker: de held moet nog geboren worden, die dit gedrocht te kne velen durft. Toch het wordt tijd dat zulk een Her cules verschijne. Het alverslindend dier moet aan banden gelegd. Zijn gulzigheid houdt de natie klein, doet haar vermage ren en verarmen. O, honderd schutters! Hebben we nog iets van u te verwachten dit jaar? Of zult ge als gewoonlijk, zonder iets voor uw volk te hebben gewonnen, het overbrengen van den Scorpioen naar den Steenbok ? Waartoe voert gij dan boog en pijl 'i Mr. van Houten als nikker. Mr. Van Houten heeft last van zijn ver leden. Nooit heeft eenig Staatsman meer last daarvan gehad dan hij. Dit pleit voor zijn beteckenis. Hij gevoelt dit zelf. Zoo zeide hij in de avondzitting van Don derdag, nadat de Heeren Kerdijk en Gerritsen hem alweder als renegaat onder handen had den genomen; ik heb met veel genoegen het debat aangehoord, aangezien daaruit blijkt hoe mijne denkbeelden ingang hebben ge vonden. . . . Toen ik ze uitte liet men mij alleen staan, nu ontvangen zij grooten steun ! Men zal zich herinneren, het betrof den voorslag om aan het subsidieeren van gym nasia de voorwaarde van toelating van meisjes te verbinden. ! De Minister was niet veranderd van mee ning; nog wenschte hij dat de gymnasia ook door vrouwelijke leerlingen werden bezocht, maar hij wilde gemeenten, die daartegen waren, i niet forceeren, en hij beschouwde dan ook de daartoe over te halen, meer voortgevloeid uit de zucht, om hem onaangenaamheden te zeg gen, dan uit den lust om de zaak zelve te bevorderen. Zoo houdt Mr. v. Houten, hoe ook aan gevochten, en, want hier komt het onwille keurig toe, hoe ook bespottelijk gemaakt zich voor een persoon naar wien het de moeite waard is te kijken, ook als hij zich beweegt in een minder benijdenswaardige rol. Zijn hooghartigheid stijgt naar de mate der ver nedering, die men hem doet ondergaan, en dat te meer, nu hij zich zoo sterk als Simson gevoelt in een Kamer, die zelf elk verleden gaarne vergeet, als zich de toekomst maar wil schikken naar hare wenschen. Onder deze omstandigheden schijnt ons niets onvruchtbaarder dan een personeele strijd met Mr. Van Houten. Wat ons betreft, sedert wij den tegenwoordigen Minister als Kamerlid na de Kappeyne-strubbelingen zich in de liberale politiek hebben zien werpen, daarin duikende, draaiende en rondzwem mende zonder eenig vast bestek, tenzij een bestek, dat meer rekening hield met zijn persoonlijke bedoelingen dan met eenig be ginsel, zoodat hij, principieel zich week aan week en dag aan dag tegensprak hebben wij hem steeds beschouwd als iemand tegen over wien men desnoods een grapje uithaalt, maar met wien men niet langer in ernstig debat treedt. Ons dunkt, de Kamerleden konden, mede tot beter gebruik van den nationalen tijd, zich evenzoo onthouden van den moriaan te schuren die, nu hij weet in welk midden hij staat, het nog zoo heel onaardig niet vindt, (Jat hij glimt als ebbenhout. Daar is niets tegen, dat de heer Gerritsen, mede uit naam van alle voor uitstrevende liberalen, den Minister gegeeseld heeft zoodat de striemen, noch door dezen zelf, noch door het publiek gemakkelijk vergeten zullen worden. Maar nu, gelooven wij, eischt de eer van v. Houten's tegenstan ders, dat zij het redeneeren over 's Ministers verleden verder beneden hun waardigheid achten, tenzij zij lust mochten gevoelen, in een motie uit te spreken, dat zij, Kamerleden, tot welke richting ook behoorende, een afkeer koesteren van iedere Excellentie en van lederen Staatsman, die de politiek in miscrediet brengt door zijn dikwijls beleden beginselen ontrouw te worden in de praktijk, terwijl hij zegt ze te blijven voorstaan in theorie- Of er echter dan veel stemmen voor zulk een verklaring zouden worden verkregen weten wij niet! Want moge Mr. van Houten als nikker al bijzonder in het oog vallen, heel talrijk zijn de blanke cherubijntjes in zijn omgeving niet. verdubbelden zich de eischen van dien dienst, < poging door anderen aangewend, om hem Nog niet geannexeerd. liet wordt hoog tijd, dat we Nieu\ver-Ainstel anuexeu'cn. Daar heeft nu onze Amsterdamsche gemeenteraad kolonel Boellaard geweerd uit de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs te Amsterdam, omdat hij ecu paar minuten over de grenzen van de hoofdstad woont. En de hooge regeering, die wc immers dienen te eerbiedigen en aan wie we een voorbeeld moeten nemen, heeft al jaren geleden dienzclfdcn gepensioneerden hoofd officier benoemd tot schoolopziener in Amsterdam, en nog onlangs tot commandant van de hcclc Aiiish'rdum.irlie schutterij. Zou de forciisen-quaestie hier weer achter zitten? Het lidmaatschap van die commissie kost veel tijd en geeft veel bezigheid, wordt beloond met twee kopjes stadhuis-thee bij eiken maandvergadering, een exemplaar van het Gemeenteblad en een dito van het Heerenboekje". Uit die emolumenten kan de slimste ontvanger van de inkomstenbelasting van den lieer Jioellaard niets halen. Moest er nu wat anders op gevonden worden? Toch jammer is het, dat, wc op deze wijs van de diensten van heel wat geschikte en ijverige menschen verstoken blijven. Was het dus niet beter zoo spoedig mogelijk alles te annexeeren, wat binnen de stelling Amsterdam ligt? ??c- * * Doch wat spreekt een Amsterdammer van anuexeereu? Elke stad schijnt haar grenzen te kunnen ver leggen, om de nieuwe stadsbuurten, die, onder dtn aanwas der bevolking en de verhuizing der buitenbewoners naar de nabijheid der centra, in dorpi n zijn bijgebouwd, binnen haar gebied te kunnen trekken, alleen Amsterdam mag dat niet. In Ne derland bestaat geen enkele stad, die over de lengte van meer dan een half uur gaans door een dorp wordt omringd, inderdaad daardoor wordt ingesloten, en die meer last heeft van een dorpsgemeente dan de hoofdstad ondervindt van Nieuwer-Amstel. Zelfs de bouw van een brug over den Amstel, zoo uoodig reeds sedert tien a twintig jaar tot ontwikkeling van een der schoonste stadsdeelen, moest achterwege blijven, omdat Amsterdam, zulk een brug over de watervlakte slaande, bijna alleen het dorp zou be voordeel en, dat op haar kosten groeit. Maar het eenc plan na het andere tot vereeniging van het stadsgedeelte van Nieuwer-Amstel met Am sterdam leed schipbreuk, tal van jaren sukkelde men reeds voort, ontwerpende, beoordeelende, ad viezen gevende enz., en nog steeds had de Tweede Kamer geen gelegenheid een zoo eenvoudige zaak tot een gewenscht einde te brengen. Thans zijn de plannen al weder onderzocht, door de dubbele gemeenteraden behandeld, en liggen zij in den Haag op afdoening te wachten. ... tot een Mi nister eindelijk zich eens ontfermen zal over Am sterdam. Edoch, vqor alle overige steden is haast, alleen de hoofdstad oefene geduld. Het gebed in den Raad. De Amsterdamsche Raad heeft zichzelf overtroffen. Over de vraag : zal het gemeenteraadsgebed worden afgeschaft, heeft hij gestemd en niet gediscussieerd. Volkomen terecht. Ieder wist wel, toen hij ter vergadering kwam, wat er vóór of tegen het behoud van deze weinig plechtige, maar niettemin als ern stige daad beschouwde handeling, te zeggen viel. Toch was dit stemmen zonder gesproken te hebben, door de voorstellers zelf verzocht, een welsprekend getuigen. Men wilde natuurlijk te kennen geven, dat bij de begrootingsdiscussie gebleken was, hoe onderwerpen van geloof en ongeloof, bij de tegenwoordige samen stelling van den Raad, daar niet aan de orde behoorden te komen. Geen redeneering dus in zulk een college over het gebed en geen gebed ook. Beiden passen daar niet. Want hoe men ook moge denken over de beteekenis van het bidden bij den aanvang van een raadszitting, hiermede zullen geloovigen en ongeloovigen wel instemmen, een gebed, dat met 18 tegen 13 stemmen behou den blijft, kan niet lang meer gehandhaafd worden. En wie zal zeggen hoe de stemmingz< u zijn uitgevallen, als de 8 afwezigen ook hun stem hadden uitgebracht! Wie weet of dan over de vraag: of de Raad godsdienstig zich zou betoonen, de stemmen niet hadden ge staakt ! Nu het gebed eenmaal een twistappel in de vergadering is geworden, is, hoe men ook volhoude het te doen uitspreken, het gebed het gebed niet meer. Intusschen, de Raad verdient een pluimpje, dat hij ons voor gekrakeel over een uiting van godsdienstzin heeft bewaard. Helaas, dat andere onderwerpen van beteekenis op de agenda niet zou teer van aard zijn, dat de heeren liefst er over stemmen zonder er over te spreken. Wat zouden zij, behalve den zegen van verslaggevers en lezers daarvoor te ontvangen, beloond worden met den dank van een vaak zoo lang wachtend ongeduldig publiek! Ferdinand de Lessèps. Negen-en-tachtig jaar is Ferdinand de Lessèps oud geworden; had de dood hem vijftien jaren vroeger aan zijn werkkring ontrukt, dan zou hij een onbevlekten naam en een onbetwisten roem hebben nagelaten; dan zou hij, Ie ijraud Fmnr-ais, gevierd en verheerlijkt zijn als een van de weldoeners

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl