Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 912
der menschheid en als de schepper niet slechts
van stoute werken, maar ook van onbereken
bare rijkdommen.
En thans trof de dood, die te lang draalde,
een man wien het noodlot slag op slag heeft
toegebracht; die door zijn grenzenloos zelfver
trouwen, gepaard met een betreurenswaardig
gebrek aan nauwgezetheid in de keuze zijner
middelen, millioenen heeft verspild en dui
zenden ongelukkig heeft gemaakt, wiens
tweede grootsche onderneming niet slechts
een jammerlijk fiasco, maar bijna ecne natio
nale ramp is geweest, en die slechts door de
toenemende verzwakking van zijn lichaams
krachten en zijn geestvermogens ontkomen
is aan de ten uitvoerlegging van het rechter
lijk vonnis, dat hem, den binnen en buiten
4e grenzen van zijn vaderland geëerden en
bewonderden man, veroordeelde wegens op
lichterij en misbruik van vertrouwen!
Gelukkig heeft de Lesseps" van dit ont
eerend vonnis nooits iets vernomen. Zijn
geestestoestand maakte het vroom bedrog
mogelijk van zijn familieleden en vrienden,
die de droevige waarheid zorgvuldig voor hem
verborgen hielden. Maar toch heeft de
Panama-katastrophe de laatste jaren van zijn
leven verbitterd. »Toen hij zag, dat de ramp
onvermijdelijk was," zoo schreef dezer dagen
een zijn vrienden »had hij de kracht niet
meer om tegen het noodlot te strijden, en
viel hij ter aarde om niet weder op te staan.
Hij herkende zijne vrienden nog, maar slechts
in een vluchtige opflikkering van bewustzijn.
Ik heb hem voor de laatste maal gezien in
zijn klein werkvertrek in de Rue Montaigne
te Parijs. Hij zat voor het vuur, met een
dikke deken over de beenen. Op het geluid
mijner stem stond hij op en omhelsde mij :
»Zijt gij daar? het is goed dat ge komt; ge
blijft bij ons dêjeüneeren, niet waar?'1 Maar
toen zweeg hij, en zonder mijn antwoord af
te wachten, staarde hij voor zich uit,
»Gij waart het, arme lieden, bedrogen in
uwe rechtmatige verwachtingen, wier spaar
penningen, in het zweet uws aanschijns ver
diend, als sneeuw waren versmolten, gij die
de zekerheid voor uwen ouden dag en dik
wijls het brood voor uwe kleine kinderen
hadt verloren ; u zag hij in de verte, altijd,
altijd : en daarom zweeg hij na den
vriendengroet en staarde voor zich uit.
»O vloekt hem niet, nu hij ons verlaten
heeft, want geen smart is te vergelijken ge
weest met de zijne. Gij zijt slachtoffers ge
weest, maar hij was het evenzeer.
«Gelukkig hij, die te rechter tijd sterft!"
Ferdinand de Lesseps werd op 19 Nov.
1805 geboren te Versailles, uit een familie
van diplomaten en reizigers, waarvan bijna
alle leden consulaire posten in Oostersche
landen hadden bekleed. Zijn vader, Mathieu,
graaf de Lesseps, was gedurende zeven jaren
consul in Marokko, en ging later naar Egypte;
in 1821 werd hij Fransch consul in Syri
en later consul-generaal en zaakgelastigde
in Tunis waar hij in 1832 stierf. Ferdinand
de Lesseps werd opgevoed in het collèye
Henri Quatre te Parijs, en begon zijne diplo
matieke loopinan op twintigjarigen leeftijd
als attachébij het Fransche consulaat-gene
raal te Lissabon. Na een korten tijd op het
ministerie van buitenlandsche zaken werk
zaam te zijn geweest werd hij overgeplaatst
naar het consulaat generaal te Tunis. In
1831 ging hij naar Egypte en twee jaren
later werd hij tijdelijk belast met de leiding
van het consulaat-generaal te Alexandrië.
Toen daar in 1836 de pest heerschte, die
een derde der bevolking wegmaaide, werd
de Lesseps wegens zijn kloeke houding be
noemd tot ridder van het Legioen van Eer.
In het jaar 1838 verliet hij Egypte en werd
achtereenvolgens consul te Rotterdam, te
Malaga en te Barcelona. In deze laatste
plaats nam hij gedurende het bombarde
ment van 1842 afdoende maatregelen
tot bescherming der Fransche onderdanen,
welke diensten werden beloond met het offi
cierskruis van het Legioen van Eer. Tijdens
de Februari-revolutie werd hij naar Parijs
teruggeroepen en vandaar door Lamartine
als gezant naar Madrid gezonden. In het
begin van 1841) werd de Lesseps op dezen
post vervangen door Joseph Bonaparte, en
korten tijd daarna belastte de minister
Drouyn de Lhuys hem met eene diploma
tieke zending naar Rome. De Fransche
troepen hadden destijds Rome aangetast, om
daar het gezag van den paus te herstellen,
waartegen de Romeinen in opstand waren
gekomen, en aan de Lesseps werd de leiding
der onderhandelingen tusschen de beide par
tijen opgedragen. Hij trachtte zich in vollen.
ernst van deze taak te kwijten, maar de
Fransche regeering had dit volstrekt niet
bedoeld en desavoueerde den onderhandelaar,
die de kunst niet verstond om tusschen de
regels van zijne instructie het tegendeel te
lezen van hetgeen zij naar de letter bevatte.
Hiermede eindigde de diplomatieke loop
baan van de Lesseps, gedurende welke hij
de gelegenheid had gevonden om aan zijn
land vele belangrijke diensten te bewijzen.
De ervaring, door hem in het Oosten op
gedaan, maakte hij zich ten nutte om (in
1854) van den Egyptischen onderkoning de
concessie te verkrijgen voor de doorgraving
der landengte van Suez, en aan dit groot
sche werk wijdde hij tot het jaar 1869 al
zijne krachten. Bekend is het, hoe hij hierbij
vooral te worstelen had met den heftigen
tegenstand van Engeland, maar ook hoe de
Engelsche regeering zelve later van de geld
verlegenheid van Ismaël-pacha heeft partij
getrokken om de grootste aandeelhouder in
de nieuwe kanaalmaatschappij te worden en
hoe Engeland meer dan eenig ander land
voor zijn handel en verkeer de voordeelen
van .den nieuwen zeeweg heeft genoten.
Kon het Suez-kanaal in alle opzichten, ook
financieel, eene goed geslaagde onderneming
worden genoemd, met het Panama-kanaal
was helaas het tegendeel het geval. Het
viel den eersten concessionarissen van dit
werk (generaal Tiirr en Bonaparte-Wyse)
niet moeielijk, den beroemden pcrceur
d'istlimes voor hunne zaak te winnen: voor
eene speculatie op zijne ijdelheid was de met
roem en eer overladen man steeds vatbaar.
Ware hij een ingenieur van beroep geweest,
dan zou hij zich zeker beter rekenschap
hebben gegeven van de ontzaglijke
moeielijkheden, aan dit werk verbonden, waarbij de
aanleg van het Suez-kanaal kinderspel was.
Maar het succes had zijn vroeger zoo hel
deren blik beneveld; hij meende alles beter
te weten en beter te kunnen dan de beste
deskundigen en wierp hun ongunstige rap
porten met een machtspreuk omver. Dit is
zeker de meest welwillende opvatting
van zijne houding gedurende de jaren
1879 tot 1888. Voor zijne werkelijke vrien
den moet het pijnlijk geweest zijn,den grijsaard
met al de attributen eener schaamtelooze
reclame van stad tot stad te zien trekken,
om der goêgemeente de spaarpenningen uit
den zak te kloppen, die voor bijna de helft
in de zakken van gewetenlooze speculanten
zijn terecht gekomen. Veertien milliarden
heeft de Panama onderneming aan de lands
lieden van de Lesseps gekost, om ten slotte
te eindigen in eene déb/lcle zonder voorbeeld,
waarbij óók de goede naam van den man,
die reeds in 1879 voor zich, en voor zich
alleen, de verantwoordelijkheid voor hetgroote
werk had geëischt, jammerlijk is te gronde
gegaan. Gelukkig kan van hem getuigd
worden, dat hij zelf niet getracht heeft, zich
bij deze zwendelarij te verrijken; zij heeft
hem integendeel een groot deel van zijn ver
mogen gekost.
Het nageslacht zal, ter wille van de on
sterfelijke verdiensten van den man, die trots
allen tegenstand, trots intriges, verguizing en
bespotting, met onbezweken volharding en
ongeëvenaarde geestkracht een werk heeft
voltooid, dat een ware weldaad voor de
geheele menschheid is geworden, in zijn oordeel
zachter zijn dan de tijdgenooten thans nog
kunnen wezen. Voor ons is de herinnering
aan het treurig einde van een zoo roemvol
leven een reden om te herhalen, wat bij de
Panama-katastrophe onze teekenaar den wijs
geer der oudheid tot den zwaarbeproefden
de Lesseps liet zeggen: »Niemand prijze zich
vóór zijn dood gelukkig"; maar ook om, met
de muze der historie op die plaat te ver
klaren : »Maar ///)' heeft genoeg voor de on
sterfelijkheid gedaan!"
iiiiiMiiiimiiimiiMMimimiiimiiiiiiiMiiiiiitM
Sociafó
iiiummiiMMiiimiMiiiMiimiiiiiiimimii
Verzekering tegen Werkloosheid.
Wij beweerden in ons vorig artikel dat de
armenzorg nooit goed te regelen is. indien
niet vooraf de valiede werkloozen en de
invaliede oude werklieden van de tigenlijk
gezegde paupers worden gescheiden door do
invoering van verzekeringsfondsen tegen do
gevolgen van de werkloosheid en van den
ouden dag.
Pensioenfondsen bestaan inderdaad in ver
schillende landen reeds en wij zagen dat ze
ook in ons land meer en meer tot de rijpe
vruchten" gaan behooren, al is er dan ook
nog weinig kans, dat die onder liet tegen
woordig régime zullen kunnen worden geplukt.
De verzekering tegen werkloosheid daar
entegen verkeert nog in het eerste stadium
van wording; slechts een bescheiden begin is
hier en daar te bespeuren.
Zwitserland, dat op sociaal terrein reeds
zoo menig goed voorbeeld gaf, schijnt ook hier
weer vóór te gaan. Dit jaar werd in het kanton
SI. (lallen een wet ingevoerd, waarbij de ge
meenten of groepen van gemeenten worden
gemachtigd aan de mannelijke arbeiders mot
een loon beneden 5 fr. per dag de i:rr/i/.iclifii/tj
op te leggen om een onderling
verzekering*fonds op te richten tegen de werkeloosheid.
De toetreding van arbeiders die meer dan
5 fr. verdienen is facultatief; die der vrouwen
kan facultatief of verplichtend zijn. Dispen
satie bestaat alleen voor hen, die reeds
aangeslottn zijn bij een vrije verzekeringsmaat
schappij die hun een uitkeering waarborgt
van minstens gelijk bedrag als de verplichte
uitkeering hunner gemeente.
De statuten der fondsen moeten onder
hoogere goedkeuring worden ontworpen door
den gemeenteraad en eene commissie uit de
arbeiders. De raad van administratie moet
bestaan uit minstens vijf leden; de verzeker
den verkiezen daarin hunne vertegenwoordi
gers naar evenredigheid van hetgeen zij in
het fonds bijdragen.
De uitkeering moet minstens l fr. per dag
bedragen, den Zondag niet inbegrepen. Zij
geschiedt voor niet langer dan CO dagen en
alleen aan valiede arbeiders die buiten schuld
zonder werk zijn, die geen arbeid, behoorende
tot hun vak of' geëvenredigd aan hun kracht,
j aangeboden tegen den geldenden
loonstandaard, hebben geweigerd en die gedurende
minstens 6 maanden geregeld hun premie
hebben betaald. Een langere termijn kan
worden gesteld voor niet-ingezetenen der ge
meente. Minstens n arbeidsbeurs moet aan
elk fonds worden verbonden.
De noodige gelden wo_rden verkregen, l" door
eene bijdrage der arbeiders van hoogstens 30
centimes per verzekerde en per week ; 2' uit vrij
willige bijdragen; 3 ' uit een gemeentelijk
subsij die, dat hoogstens 2 franc per verzekerde en per
jaar kan bedragen, behalve de kosten van
administratie; en 4' uit bijdragen van het
kanton en eventueel ook van de Federatie
Wat er jaarlijks te kort mocht komen, wordt
aangevuld voor de helft door de gemeente en
voor de wederhelft door het kantor.
Het kanton kan ook vrije verzekerings
fondsen subsidieeren, die de verwachting recht
vaardigen, dat ze aan hun doel zullen be
antwoorden.
De arbeider die aan de verzekeringsplicht is
ondenyorpen en zijn premie niet betaalt, hoe
wel hij daartoe in staat is, wordt gestraft met
een boete van 3 tot 25 fr., benevens gevan
genisstraf van l tot 5 dagen. De verzekerde,
die onderstand heeft getrokken door valsche
verklaringen, verliest zijn recht op uitkeering
gedurende het loopende jaar.
Op deze algemeene grondslagen hebben de
gemeenten Saint-Gall, Tabled en Straubenzell
gezamenlijk reeds een verzekeringsfonds ont
worpen. Volgens dit plan zullen alleen de
mannelijke arbeiders, ten getale van 5100,
verzekerd worden tegen betaling eener premie
van 20 centimes per week, zoodat daardoor
per jaar over 53040 fr. kan worden beschikt.
De onderstand wordt bepaald op 2 fr per dag;
het ontwerp gaat uit van de veronderstelling
dat het aantal werkloozen 10 pCt. der arbei
ders zal bedragen ; de uitkeering, over het
maximum van 00 dagen, zal dus in het ge
heel kunnen beloopen 01.200 fr per jaar. Het
tekort komt derhalve op 8100 fr., welke zullen
worden bijgepast door de drie geïnteresseerde
gemeenten en het kanton.
Ziedaar een voorbeeld dat ernstige over
weging verdient naar het ons voorkomt. Hoe
geheel anders toch zou het er om ons heen
niet reeds uitzien als onze ouden van dagen
en onze werkloozen eens behoorlijk onder dak
waren gebracht!
Wij lazen over deze dingen juist in de
dagen toen de heeren Rutgers en Pijn appel
i 11 onze Tweede Kamer zich zoo boos maak
ten over »opruiing" in de volksvergaderingen
van den laatsten tijd en verlangden dat de
Regeering de liefde tot de gemeenschap er
weer in zou brengen door wapenstok en ge
vangenisstraf.
Wat dunkt u, zouden de middelen, die wij
in dit en ons vorig artikel bespraken, op den
duur niet doeltreffender zijn ?
Benige Onderwijscijfers.
Hot zuiver bedrag der'kosten van het lager
onderwijs bedraagt bij ons te lande f l l 351.000
Daarvan betaalt:
het Rijk ongeveer >
de gemeenten ongeveer ....?»
<>])i.ü!i. lux,,nd.
Het aantal scholen bedraagt: 2',)U3 1331
Daaraan zijn verbonden het
volgend aantal onderwijzers en
k \vookelingen 13121 5550
Hel, aantal leerlingen bedraagt lOn'Jlo 2<i537s
Hiervan ontvangen kosteloos
onderwijs 221551 52022
Hot aantal kinderen van O 12 jaar dat
geen onderwijs genoot, bedroeg:
1^75 . . S1113 . . of 17 p('t.
l s.s.-, . . 73! LH . . , 13
1S!)2 . ? Oio,S . . ., lo .,
Wal den invloed van het. onderwijs be
treft op don inleilecuioelen on nu;reelen
toostand dor bevolking, staan ons slechts weinig
gegevens ten
diensteHet aantal miliciens die konden lozen noch
schrijven bedroog:
1s75 . . 123 p('t.
ls.s-, . . 102
l s! L' . . 5.4
Dit percentage der analpluibuteii is veel
grooter bij de gevangenen:
Het bedroog :
1S75 . . 25 p('t,
lssr> . . 22 .,
1S!I2 . . 25
Hieruit zou men kunnen afleiden dat hot
onderwijs, gunstig werkt op de moraliteit.
(iohcol afdoend schijnt dit, 'oewijs echter
niet. ('ijtiTs. din een betrouv\ baron maatstaf
leveren voor de moraliteit van hen. die uit
stekend kunnen lozen en schrijven, bezitten
wij niet. maur wel is het bekend, dat er ook
daaronder volei! voorkomen, d,;1, IHK-WCI zo
niot in do gevangenis zitten, zeer schraal
voorzien zijn van -christelijke on maatschap
pelijke deugden"!
l Je invloed der godsdiensten op de mora
liteit, wordt door sommigen wol eens afgeleid
uit, de volgende statistiek:
Op do l ui n il l protestanten zijn-'!') 1 veroordeelden
., , luiiiifi katJinü-kea .. r.'i.s
'.. . 1!K_M|!I isrnëlielen ., .111.3 .,
.Mag men hieruit nu besluiten dal de Is
raëlieten de beste en do Katholieken de
slechtste mens-enen zijn ?
Dan zou dit misschien meteen, oen verkla
ring wezen van het feit, dat de katholieken
de joden zoo slecht kunnen uitstaan!
Wij zouden echter deze conclusie liever niet
voor onze rekening willen nemen, evenmin
als wij op grond van deze cijfe; s zouden
durven beweren dat de protestanten, die in
Duitschland en elders de Joden vervolgen,
dit alleen doen, omdat deze zooveel beter zijn
dan zij!
* *
*
Concurrentie door
gevangenisarbeid.
Er wordt heel dikwijls geklaagd over de
concurrentie die de nijverheid ondervindt
van den arbeid in gevangenissen en Rijks
werkinrichtingen. Mr. Kerdijk sprak hierover
van de weet in de Kamer en de Minister
scheen niet ongenegen een onderzoek te doen
instellen.
Wat de arbeid in do gevangenissen en
Rijksinrichtingen beteekent kan tennaastenbij
worden afgeleid uit het loon dat in 1893 alleen
in de gevangenissen werd uitbetaald en dat in
totaal bedraagt ruim / 50,000. Indien wij nu
het loon in geld in de gevangenissen mogen
stellen op het vijfde gedeelte van dat op de
vrije arbeidsmarkt dan wordt door den
gevai.genisarbeid alleen circa 2Va ton loon aan de
arbeiders onttrokken, een bedrag waarvan
circa 400 arbeidersgezinnen matig zouden
kunnen leven.
Zonder beteekenis is dit zeker niet.
Maar staan we hier niet voor een
r.oodzakelijk kwaad ?
Indien men in de gevangenissen niet liet
arbeiden, zou dit zeer slecht werken op het
moreel der gevangenen, en indien men dezen
geen productieven arbeid liet verrichten, dan
zou de Staat de opbrengst daarvan derven
en er dus zooveel meer belasting moeten
worden opgebracht, direct of indirect mede
door de industrieelen en arbeiders, die thans
over benadeeling klagen.
Zoo zou de zaak dus vrij wel op hetzelfde
neerkomen.
Zou de eenige oplossing hier niet zijn den
gevangenisarbeid zooveel doenlijk te beper
ken tot hier te lande niet vervaardigde arti
kelen en hem overigens te verdeelen over ver
schillende takken van industrie, opdat de
concurrentie over zoo velen mogelijk worde
verdeeld en dus zoo weinig mogelijk worde
gevoeld ?
Misschien zou men op deze wijze de ge
vangenissen tevens kunnen dienstbaar maken
aan de beoefening van vakken die hier tot
dusver vreemd waren maar die bij ons even
goed een arbeidsveld zouden kunnen vinden
als in het buitenland.
Socirs.
IIIMIIIIMIIIIIIIIlllltMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHMIIIII
Kroniek.
Voor hen, die meonon Jat ia mijn vorig arti
kel meer beweerd is dan bewezen is, en die
zelf de oude spullen niet bij hand hebben om
mijn berichten te controleoren, wil ik nop enkele
aan de documenten outleerde zaken meèdoelen.
/e zijn curieus genoeg. Kn waarlijk wel iets
meer dan curieus. In bet klein geeft
detooneelbeweging van 1S70 ons te loeren, op welke wijze
men van zekere zijde publieke misstanden tracl.t
te verhelpen, liet is de methode van iets uit
niets te maken; een procédédat ons menschen.
die zelf tot hetgeschnpene liohooreu. nog nimmer
gelukken mocht. Zonder geest en talent voor kri
tiek of drama, zonder ervaring of toewijding in
de praktijk. En zonder dat men er geld voor had of
voor over had. Het is niet mogelijk, dit leert ons de
geschiedenis welke we bespreken, dat uit onze
beschaafde klasse een eenigszins belangrijk ge
tal personen zich voor een zuiver ideëel doel,
andere- dan hoogst onbeduidende offers getroos
ten. De massa van het fatsoenlijke publiek heeft
iets, wat ik niet noemen wil, aan bemoeiïngen
die geld uit, in plaats van m den zak zoudei,
brongen. Dit mag geen nieuwe opmerking zijn, men
gaat voort met te d»en alsof het niet zoo "as.
De meening is nog altijd, dat ons particulier
initiatief vooral in zaken van anderen dan stof
fel ij k en aard, het groote middel is. Men richt
steeds nieuwe zedelijke lichamen op, en nuttige
of artistieke vereenigingen. alsof er genoeg fut
en vertrouwbare. ofl'ervaardige, daadwillige
geestdrift bij ons aanwezig was, om ze te
doen slagen. Bijna geen verslag van eenigen
bond of genootschap dat een onzoli'/üi.-litig
-streven heeft, of men vindt de ergste klachten
dat de leden geen geld geven en geen belang
stelling toonen. Men wil, zooals het genoemd
wordt met een uitdrukking, die juister is dan
menigeen denkt: irttar hebben voor zijn gold.
Kn tijd ii geld. De omstandigheden waarumier
als een juk van ijzer, het beschaafde publiek
verkeert, gedoogen niet dat de wenschen en
zuchten van zijne leden zich samenvoegen lot
een krachtig, ideëel en ideaal streven naar hoogere,
onstoffelijke goederen. Alloen wie deze po-u,ev«
eene bevredigende verklaring kunnen geven van
het drukke maar kwijnende vereenigingsieveu
onzer dagen.
*
De kritiek die aanvankelijk in het orgaan van
hetTooneelverbond werd opgenomen.is pon bespot
ting van haar programma. Men vindt haar in (b n
eersten jaargang in den vorm van brinve.'i aan
den Directeur van het orgaan; onder \\elken
titel men den heer Mr. ,1. X. van Hall,
toe-nmaa's te l'trecht, aan het tijdschrift had ver
bonden. Voorts bestond er wel niet anders
dan in naam eene Commissie van Redactie:
11. J. Schimmel, W. J. Hofdijk en Max Itooses.