Historisch Archief 1877-1940
912
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De correspondent van deze heeren begint met
hen te waarschuwen, dat hij niet in staat was
«bespiegelingen in 't afgetrokkene of iets geleerds
te leveren." HU kan slechts zijne indrukken me
deelen, en is zich bewust dat het gezegde: »de
smaken verschillen, nergens meer geldt dan in
tooneel-aangelegenheden." Voorwaar, een
wonderlyke inleiding van de nieuwe periode, weke
voor de tooneelkritiek zou beginnen. Sprekende
van Molière, wiens Alisanlhrope in de vertaling
van Van Zeggelen gespeeld was, maakt onze
collega van 1872 eenige opmerkingen over »de
vraag, of de blijspelen van Molière nog met kans
op succes voor een Hollandsch publiek kunnen
worden opgevoerd." Hij geeft toe dat »de meeste
karakters in zijn werken mooi blijven.'1 Maar
veel belang kunnen zij heden niet meer inboe
zemen. Dat ligt aan »de omgeving, waarin Molière
hen laat optreden en de manier waarop de allonge
pruiken zich bewegen (welke) verouderd is."
«Bovendien spreken al die menschen te veel en
handelen zij te weinig. Onze tijd is een tijd van
aktie en ook op het tooneel, ja daar in de eerste
plaats, verlangt men levendigheid, handeling.
Een dialoog alleen, hoe geestig hij zijn moog,
boeit de kinderen der negentiende eeuw niet".
Dat het noodig was, voor literarische beschou
wingen van dit gehalte een nieuw tijdschrift te
vestigen, dat met het verkeerde in de gewone
tooneelkritiek zou breken, zullen wel weinige
Ijjdgenooten hebben ingezien. Indien hier gestaan
had : het schouwburgpubliek is te min om aan
Mol ere iets te hebben, en ik ben een van hen,
dan zou hetzelfde in kortere woorden gezegd zijn
geworden. Vooral de acteurs moeten zich geër
gerd hebben. Van hen heet het in deze zelfde
kroniek : Zij hebben een Amsterdamsch, Haagsch,
Rotterdamsch, Zeeuwsch, Geldersen of een
ander accent. Maar zij zijn toch niet zulke
stamelaars als hun beöordeelaar. Het kwam in
zijn brief te pas, over de opvoering van The
School for Scandd te schrijven. Deze keus
keurt hij volstrekt af. »De B igelsche schrijvers
en zeker die uit de vorige eeuw'', kunnen
ons niet dienen. «Vooreerst toch missen zij
kunstsmaak en aesthetischen zin" enz. Dit is
een meening over Sheridan en Goldsmith. De
acteurs nu, die over letterkunde nooit goed te
spreken waren, en daar niet anders dan duffe
pedanterie onder verstonden, zullen door het op
treden van dien literator wel niet bekeerd zijn
geworden. Het wordt hun met de aanmatigende
onbeleefdheid van een gezelschap literarische
heeren, die zich wegens de literatuur niet enkel,
maar ook als maatschappelijk voornamere lieden,
hoog boven het tooneelvolkje stelden, onophoudelijk
te kennen gegeven, dat zij lomperds en weetnieten
zijn. Toevallig zullen zij dat jaar eens wat doen aan
letterkundige kunst: Molière, Sheridan. 't Moet
zoo mooi zijn.... En het eerste wat zij in het
orgaan lezen, dat tot verbetering van de kritiek
wordt uitgegeven, is een herhaling van de domste
praatjes van het domste publiek. Sheridan en
Molière deugen niet, wij willen andere dingen
zien, wij willen aktie hebben, het mag heel mooi
wezen, maar erg zwaar op de hand, verouderd, etc.
Dezeifde jaargang bevat nog een overzicht van
dezelfde hand; niet minder blameerend, juist
niet voor den auteur die maar wat praat en zich
voor geen grooten geest uitgeeft, maar voor het
keur van theatervrienden, die gedoogd hebben,
dat op de eerste kroniek nog een tweede gevolgd
is. Deze wordt aangevangen met een recensie
van zeker toöneelspel Gravin Olga en haar
lijfeigtne. De kritikus is blijkbaar de woordvoerder
van het slechtste gedeelte van het publiek. Hij
vindt »dat alleen de komische toon, de gezellige
spreektrant op het tooneel moet gebruikt worden."
Ook lijkt hem het stuk »te veel Basisch." «Het
is maar niet zoo gemakkelijk, om zich in zijne
verbeelding plotseling in het hartje van Rusland
te verplaatsen, om al de toestanden van dat rijk,
gelijk het in de 18e eeuw was met n blik te
overzien en om te begrijpen of aan te nemen,
dat in een drama, 't welk in Rusland speelt, te
midden van halve barbaren, veel mag voorkomen,
wat in een toöneelspel, waarvan de handeling in
een meer beschaafd milieu voorvalt, bepaald af
te keuren zou zijn." En hij vraagt ten slotte :
»Waarom in de steppen der kozakken gezocht,
wanneer op den zoo rijken Hollandschen bodem
nog zoo weinig dramatische vruchten zijn geplukt?"
Met literaire krachten als medewerkers van
dit en slechts weinig beter gehalte de beste
onder hen is zeker A. C. Lotfeit, wiens kennis
van tooneelliteratuur evenwel zijn gebrek aan
stijl en droge, sikkeneurige schoolmeestersmanier
niet vergoeden kan het tooneel te willen her
vormen is een hopeloos ondernemen. Het is dan ook
nooit meer dan een vertooning geweest; noch
het Tooneeloerbond, noch zijn afzetsel Het
Nederlandsch Tooneel, de Koninklijke Vereeniging,
zijn meer geworden dan inhoudlooze omtrekken
van hetgeen zij voorstelden te wezen. Het is niet
te zeggen welke diensten aan de kunst door
deze genootschappen zijn bewezen. Het
exploiteeren van de aan hen toevertrouwde tooneelen
verschilt, uit een artistiek oogpunt, bij particu
liere directeuren niet van de exploitatie door
het Nederlamlsch Tooneel. Indieneronderscheid is,
is het in den regel niet ten voordeoio van de
Vereeniging.
De instelling van het Tooneelverhond heeft geen
concurrenten, maar zij is niet dichter bij het be
vredigende gekomen, dan de maatschappij van den
heer Schimmel. En het orgaan is door verschei
dene bladen en tijdschriften overtreffen. De
zelfverblinding was aan beide zijden even groot. De
Ilaad van Beheer overschatte de resultaten van
zijn streven in niet zeer smaakvolle verslagen.
De rapporten aan de algeineene vergadering van
het ooneelverbond zijn soberder gesteld, maar
spreken van de school, alsof werkelijkheid ware,
al wat in debatten over de school werd omge
haald, wat de verbeelding van hare voorstanders
vulde met wenschen en hoop. Ik mag niet zeg
gen, dat het daardoor veel verbeterd zou
zijn; maar ik mag zeggen dat als de tijden
anders geweest waren, de heer Schimmel regisseur
van den Schouwburg, de heer Van Hall directeur
van de tooneelschool was geworden. Andere tijden
dan de onze zouden verlangd hebben, dat men
het niet lift bij toezien, bij presideeren, bij
refereeren. Wij, daarentegen, hebben voor alles
onze menschen. Wij beschermen, beheeren, wij
bevorderen, maar wij werken zelf niet. Wij
verleenen een zedelijken steun, maar niet den steun
van onzen arbeid. Wij betalen (als wij het ruim
doen kunnen), maar niet met onze personen.
Dit is het algemeen kenmerk van het optreden
onzer beschaafde klasse, en het verloochent zich
niet in de kategorie van de dingen die wij hier
behandelen.
Het Nederlandich Tooneel opende hare voor
stellingen op het Leidsche Plein in September
187G. De geschiedenis van de eerstvolgende jaren
is rijk aan gevallen die de algemeene strekking
helpen bewijzen van deze mémoires : dat ook het
Tooneol niet meer en niet anders zijn kan, dan
wat zekere algemeene positieve gegevens welke
onze beschouwing beheerschen, het veroorloven
te zijn.
d. H. G.
nilllllllHtlllllllllllllllllllIlinillllllHIIIMIMIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIMMIIIMIIIMIIIIII
In den Chat Noir."
Wat de //Chat Noir" is, behoeven wij aan onze
lezers niet meer te vertellen ; ieder heeft wel ge
hoord van het lokaal in de rue Vietor Massé, waar
de zwarte kater uithangt, en de herbergier-artist
Salis zich een vermogen verwierf. De //graaf van
Moiitmartre" had zich, gelijk bij meer herbergiers
die rijk zijn geworden het geval is, teruggetrokken
op het land ; de heer Salis zegt,: in de armen der
agricultuur geworpen. Maar de Parijzeuaar kon
niet aarden iu het gezelschap der landbouwers, en
is naar zijn Chat noir" teruggekeerd, de eeuige
plaats, waar hij tehuis is. Saus behoort bij den
Chat, noir" en de //Chat noir" behoort bij Salis :
alleen de dood mag hen scheiden.
De groote repetitie voor het herstel der
Salisdynastie, had plaats in tegenwoordigheid vau een
aantal autoriteiten: de prins de Sagan, ('arolus
Duran, Detaille, Lemaitre, de Blowitz, ziedaar
eenige namen uit de schilders-, schrijvers- eu jour
nalistenwereld, wier zware klank met deu
oorsp ong van den kunsttempel vau Moiitmartre slecht
schijnt te liarmouieereu ; doch de Chat, noir" is
in de wereld der kunst. pchiiH", //vlan", en al
die fraaie termen meer. Om dit Tont-Paris waardig
te ontvangen, stond in de vestibule de
traditioneele Zwitser, die statig voor iedcreu bezoeker de
haud naar de hellebaard bracht. De kelluer droeg
een zijden kuitbroek en heette Casimir. Beneden
iu de bierkneip stonden twee reuz ulaarzen : hef
is madame Sévériue's spaarpot voor de armen.
Monsieur Ie doeteur Pelet, ecu diplomatiek talent,
heeft, hier den rang van iutroducteur des ambas
sadeurs," d. w. z. hij brengt de vreemdelingen
binnen; en als er ecu Dnitscher wordt voorgesteld,
roept Alphone Allais tegelijk met het welkom, om
Elsass-Lothariugen terug. Het, is ecu bont en ru
moerig gezelschap.
De schouwburgzaal is boven. Daar heerscht
Salis, dans l'amplitude de sa splendeur." Hij geeft
aan de vergaderde, excellenties, deu commentaar
voor het tooueelst.uk. dat, ('nainiir r/njiir/tt heet:
een der liefste tradities van den //Chat noir," is
een onverzoenlijke persilligc van het, hoofd vau
den staat. Caruot is ook hier opgevolgd door
Casimir. Stelde vroeger Salis geregeld een zijner
jonge collega's voor als ,/lils naturel de M. Car
not," thans begint hij ziju zeldzame welsprekend
heid te richten tegen ,/Pericr, liis de Perier, Casimir
lui-incme." Jammer genoeg voor de instelling, valt
met. Casimir veel minder te spotten dan met Sadi
Carnot. Zijn uiterlijk leent er zich niet zoo goed
toe, eu van zijn optreden valt. nog zoo weinig te
vertellen. De voorstelling met schaduwbeelden,
gelijk die hier pleegt te geschieden, is overigens
niet onvermakeiijk. Casimir's eerste en eenige
reis is het onderweip De handeling is te
Chateauduu; de boerenbevolking verheugt zich iu een
milden zonneschijn. Maar als de laudaiicr van deu
president, in het gezicht komt, verduistert de
zou, liet, gaat, sneeuwen, het water wordt ijs, eu
de landelijke bevolking gaat er alles behalve ge
lukkig uitzien. Een dichte drom gendarmes rijdt
vooruit; op den bok zitten politiemannen met
revolvers iu de vuist, en achter den president aan
rijden weder politie en gendarmes. Is de stoet
voorbij, dan smelten sneeuw en ij--, de zou straalt;
weder met volle kracht, en de dorpelingen gaan met
frisse-hen moed aan deu arbeid.
De chansonnicrs ziju dan aan de beurt. Het
lied is altijd een vau de irroote dingen geweest
op de programma's van deu ,/Chat noir''; het lied
in al zijn nuances. J eau Goudezki zong politieke
coupletten : over het melinict. met de moraal: ,,Si
l'on meurt micux qu'autrefois. l'homieur en revient
a la l'rauce"; over de beschaving van Afrika dooi
de oude wereld, met de negers, die reeds genieten
l'étraugc volnptéde voir passer (les trains''; over
den sultan van Marokko, die tot lijfspreuk heeft:
,/Pour nous la patne est tonjonrs en danirer;
qu'ellc y reste'': over de zomlag.-wandeluig der
kleine luijden, die //eerzaam vaKchc
margarineboter verkoopen", enzoovoorts. Monti^a ziuirt
lyrische verzen op de stralende oogen en de witte
voeten van ziju geliefde, /ijn melodieën zijn een
voudig en vol poëzie, ziju lied !;- weemoedig en
vol passie; het publiek komt in opgctogenhcii! bij
een bcrceusc", op een oude proven- lalsche wij/e
gezongen ; een wiegelied v:m geliefden die u'aan
wiegen iu een kleine boot, op de 'roote zee, .,>jur
teuter l'avciiturc, l'aventurc d'êlr,- \\, uiviix".
Lcmaitre teekeiit iu ziin op snee verhult zak
boekje deu naam vau Montova op, den slanken
jongen man met het blanke voorhoofd en de
donkere oogen, een scheepsdokter wien de kunst
te machtig is geweesr, naast dien van GoiiiL'zki,
den skaudiiiavisch-blondc, met, liet roode
hausworstgezicht, die wat gewaagde zin- eu woordvor
ming betreft, en rijm eu ver-elijatie, de jongste
jongeren vau Nederland ver achter zien laat.
Opgetcekeud worden in liet zakboekje, o zoo'ii mooi
zakboekje! vau meneer Ir-mailrc, lieteekent morgen
iu het Joiirn/il ili's l>r-/m/x staan : eu beroemd ziju.
Het groote nummer van den avond is ecu tweede
vertooning vau schaduwbeelden : hut is de geschie
denis van den verloren, zoon. Heuri Rivièr-e heeft
met een stuk linnen, niet veel grooter dan een
i zakdoek, een paar uit blik gesneden figuren en
twee of drie lampen, ziju hulpmiddelen gereed. En
! daarmede roept hij een heerlijke wereld op, een
wereld van groote machtige kunst Het is het
oude verhaal: de rijke vader zit bij zonsondergang
op den heuvel onder het rijke bladgewelf van den
eeuweuouden ceder. In den vlammenden glans
der laatste zonnestralen keeren de kudden naar
huis, scharen van knechten eu dienstmaagden ko
men achter de zwaarbeladen voortsehokkende ko
renwagens aan. Dan komt de jongste zoon, wien
het tehuis te eng is geworden, tot zijn vader. Hij
vraagt zijn erfdeel. En straks trekt onder in het
j dal een trotsche karavaan voorbij : kudden, gehoed
| door dienstmaagden en herders, hooggaaude
kaineelcn, eu in liet midden op een vurig ros, de
zoon die deu vader ten afscheid wenkt. Maar de
oude tuurt lang de karavaan na, tot. hij aan den
rand vau het plateau verdwijnt in het golvend
terrein. Avondschaduw daalt over de vlakte, de
nacht breekt aan. Dan bergt, de vader liet gelaat
iu de handen en weent.
Het tweede beeld is Thebe, de heilige stad waar
zooveel onheiligs is. Op den voorgrond rijzen om
hoog de geweldige zuilen van ecu tempcliugang.
Daar staat een vrouw, slank, streng, edel van
lijnen, een priesteres, misschien een godin. Naakte
slavinnen zitten gehurkt tegen den voet der zuilen
en zingen liederen bij zeldzame snarenmuzick. Be
ueden trekt liet volk laugs, honderden eu honder
den. Het jubelt en juicht tot deu jongen jood, die
op zijn paard tusschen hen in rijdt en goud strooit.
Daarna komt de nacht, een feest op den Nijl. De
sterren omhoog schitteren in eindlooze veelheid;
de maan stijgt boven de rivier uit, en over het
breede water glijden langzaam zwarte booten, grillig
van vorm, met, hooge masten en dooreengevlocliten
takelage ; zij dragen de menigte, zwelgend in
feestvreugd, door den nacht; ouder in de rivier
begeleidt hen hun zwarte schaduw. De zoon echter
zit halfnaakt op ccn woeste rots (n betreurt, zijn
zonden. Hij wil teruggaan naar zijn vader. En
weder is daar de heuvel met zijn cederboom. Als
iederen avond, is ook de vader daar, de hand boven
liet oog, turend naar omlaag, of de zoon mocht
wederkeeren. Maar de zoon keert niet weder ; en
deu grijsaard zinkt het hoofd dieper en dieper
op de borst; ecu gebroken man is hij, huiswaarts
gaande. Doch aarzelend nadert tot hem de zoon
en valt, hem weenend te voet. En bet is feest voor
den vader; ziju gestalte rijst, het is fee.st voor
hem eu zijn eeheele huis.
/oo is RivnTe's Eiifuntp,?o'/ir/ne. Fragerolle zingt
naar eigen compositie den tekst, eu een nu juichende,
dan klagende viool begeleidt den zanger.
Muziek in de Hoofdstad.
AYat zouden de kapelmeesters uit de ]6'e en 17c
eeuw wel gezegd hebben indien zij onze groote
orkesten eens hadden gezien en gehoord 'r '/ij zouden
zich hiervan even weinig eene voorstelling hebben
kunnen maken, als wij ons recht, kunnen indeuken
111 het huiselijke van de uitvoeringen uit die dagen.
Toch. werd er ons een kijkje in gegund op deu
eersten avond van den llist.orisch.en cyclus dooi
den heer Kes georganiseerd.
Het concert aanvangende met een werk van
Monteverde eu eindigde met lliiiidel, deed ons een
negental werken liooreu tot aan het begin van
deze eeuw, want (waarschijnlijk om wat meer af
wisseling aan te brengen) had de heer Kes zich
niet aan een historische opvolging gehouden, iets
wat ik eigenlijk wel verwacht, eu gewenseht had.
Docli om de motieven te bcoordeelen. die vau deze
volgorde (leed afwijken, zou men alle omstandig
heden eu bezwaren moeten kennen.
Bezwaren zijn er bij zulk een concert te over,
waardoor het, niet best mogelijk is, alles een ge
heel historischeu tint te geven, want wel waren
er enkele oude instrumenten aanwezig, doch ook
de nieuwere bevonden zich daartusscheu en boven
dien werden de oude strijkinstrumenten met mo
derne strijkstokken bespeeld.
Meu vatte deze opmerkingen niet op als eeiic
aanmerking op de inrichting van het concert, doch
alleen om a-ui te toonen welke bezwaren er aan
historische concerten verbonden zijn.
liet klavecimbel (of spinet) dat de heer Kes be
speelde, was wel uiterst primitief, en gaf dus een
goed beeld van deu mageren klank van dit instru
ment, doch daar het onmogelijk bleek de soli op
dit instrument te begeleiden, moest men ziju toe
vlucht nemen tot een niet al te mooie piano, (niet
in tafelvorm, doch iu den tegenwoordige!! vorm),
die wel ecu scherpen klank, doch iu ieder geval
te veel klank gaf.
Dat waren de bezwaren die ik wilde vooropstellen,
om verder met ingenomenheid van dit eerste con
cert 1e irewageu.
l! i j de meeste componisten ziju de jaartallen vau
geboorte en overlijden gevoegd. Of zij allen juist,
/ijn i-, moeielijk te bepalen, /oo is o. a. Claude
Mmileverde, wiens geboortejaar als l r>f>s slaat,
aangegeven, wellicht, vroeger geboren, indien h"t
waar is, 7,01,als (ierber in zijn Lcvcou zegt, dat
zich in de i\. bibliotheek te München een bundel
r,/,/;.,?//,.//, voor drie sU-mmen bevindt, die te \
enctio gedrukt, is in 15SI'. liet is niet, aan te nemen
dut hij er reeds in slaagde op 1(1 jarigen leeftijd
CO:i) posiUen t.e lalcu drukken.
Monteverde liet zich meer door zijne inspiratie
leiden il.-in (lat hij liet irednld bezit zich de
gestrenire regelen van het contrapunt eigen te maken.
doch de technische irebi'eken waarvan vooral zijne
vroegere werken overvloeien, kregen een tegenwicht
in de nieuwe we<_reu, die deze componist bewan
delde en de uitbreüing die hij 'aau de- instrumentale
( H'"eten \visi te geven.
Wie hè; primitieve vuorspeilctje uit zijn meester
werk O,-/'--', nu gehoord heeft, zal glimlachen om
df /.e \\oordcn, doch alles moet beschouwd worden
in het licht van den tijd; eu daarom zeide ik, dat
wij ons moeielijk kunnen indenken in den smaak
eu de cisdicu van cenc vroegere, periode, temeer
omdat de instrumeuten gedeeltelijk modern, ge
deeltelijk oud, ons evenmin ecu juist beeld kouden
geven van den orkcslklank uit, die dagen.
Doch met groote ingenomenheid vermeld ik de
voortreffelijke wijze, waarop de werken vau
Monteverdc, Corelli, Reiuken en Handel door verscheidene
musici van het Concertgebouw werden vertolkt.
Alles was weer ingestudeerd met de zorg en
de groote intelligentie, die wij van onzen directeur
Kes gewend zijn.
Sommige werken, zooals het Concerto grosso vau
Corelli en de Sonate uit Hortus Musicus vau Reinken,
aan de meeste hoorders voorzeker onbekend, troffen
door den schoonen, stijlvollen inhoud. Bij de eerste
tonen van Corelli's werk na Monteverde gevoelde
ieder dat men een sprong vau een eeuw maakte.
Tot de solisten vau den avond overgaande, noem
ik eerst Mevr. Oldenboom, die een Air uit
Uypolijt<: et Aricie vau Rameau voordroeg.
Zelden is een componist iu proza en poëzie
zoo uitgescholden als Rameau na de opvoering
van dit werk.
(Dan gaat het nu toch heel anders toe, want
tegenwoordig wordt men meest op prozaïsche wijze
uitgescholden).
Dit, Air nu aanhoorende, staat men verbaasd
over den storm die opstak" over accords
baroques," en liet verwijt dat Rameau : //écorchait les
oreilles des geus de bien."
Het klonk integendeel heel gemoedelijk en vrien
delijk. Doch wie kan zich nu nog vooestellen wat
de tijdgenooten vau zoo vele groote mauueri ge
liefden aan te merken.
Voorzeker staat Lully boven Rameau wat betreft
declamatie ; ook bezit Eully meer gratie m zijue
muziek, terwijl llameau's roulades wel eens van
twijfelachtig gehalte zijn, doeli wanneer Rameau
een werk onder h .uden nam dat hem inspireerde,
dan wist hij veel hooger vlucht te nemen dan
Lully. Bovengenoemde opera is er het bewijs vau.
Doch ik wilde eigenlijk zeggen, dat mevr.
Oidenboom dit f/ir op schooiie wijze zong en toonde,
gedurende baar verblijf te Parijs groote vorderin
gen gemaakt te hebben, eveii ais bleek uit een
oud liedje (1550; en een audcr, Chanson Xormiinde.
waar geen datum bij stond en waarvan mij de
ouderdom zeer verdacht voorkwam. Mevr. Olden
boom zong deze liederen met veel nuanceering.
In het laatste had ik wel iets meer overmoed
gewenseht, doch het banale karakter van dit liedje
zou dan misschien toegenomen ziju, en dus getuigt
deze wijze vau zingen van smaak en
zelfbeheerschiug.
Haar succes was zeer groot en verdiend.
Zeer interessant was de voordracht van deu heer
Mossel, die op de Viola da Gamba eene sonate vau
Scheuck voordroeg.
Dit zessnarig instrument (er kwamen later ook
gamba's met zeven snaren) door den heer Scheurleer
afgestaan, bleek van bijzondere kwaliteit, te zijn,
eu het, werd door deu h er Mossel hoogst respec
tabel bespeeld, vooral wanneer men bedenkt, dat
hij slechts een paar weken gelegenheid had zich
te oefenen. Onze solo-cellist vau het concert
gebouw rust, niet op zijne lauweren, doch steeds
streeft, hij voorwaarts, want hij meent het zeer
ernstig met zijne kunst.
Een ernstig bescheiden kunstenaar is de lieer
Krüger, onze eerste hoboïst, die een r'///nvY van
Hiindcl voordroeg. Zijne smaakvolle, artistieke
voordracht gedcuk ik iu liet, bijzonder, evenals die
van de solo in het voorspel (l lic Acte) uit, Trisli/tt
uu/1 fxnli/e op een vorig concert.
De heer Benedictus uit, den Haag droeg drie
stukken voor op de Viola d'amore. Dit, instru
ment is meer bekend gebleven, vooral door de
solo iu de eerste acte van Les Hngueiiots ( wan
neer deze ten minste niet op ecu alt vau ouzcn
tijd wordt gespeeld). Deze solist toonde op dit
instrument dat evenals de Gamba moeielijk te
bespelen is door het aantal snaren, (7 snaren eu
medeklinkende stalen snaren onder de andere lig
gende) volkomen tehuis te zijn, zooals uit, de
stukken bleek op naam staande van Milandre (den
schrijver vau een methode voor dit, iustcumeut,
verschenen te Parijs in l Tui) en vau Martini,
vooral bekend door zijn lied : l'lni.iif d' u muur.
( Men verwarre hem niet niet Pater Martini, even
eens componist).
De heer Timmiier deed in sommige werken weer
van zijn voortreffelijk spel genieten, en de heer
Togui (2e viool) ondersteunde hem op verdienste
lijke wijze. Ook de heer Dcmont toonde op de
oude d i an-il'.iit weer ziju groot talent.
(Fel is verhaalt dat Martini's eerste theoretische
opleiding wel wat de wenschen overliet. Toen
l''etis leeraar was op het Couscrvatoirc kwam Mar
tini als inspecteur (Ie lessen eens bezoeken. Hij
maakte verscheidene correctie'* iu het werk vau de
leerlingen. i'étis merkte op, dat, zijne correctie op
een plaats niet goed was, omdat er kwintengangen
ontstonden tussc'ieu de 2e viool en alt, Hier zijn
ze geoorloofd! zeido Martini. Waarom!' ik zeg u
immers dat zij geoorloofd zijn.
Ik zou ec'iter graag uwe gronden hooreiir (Jij
zijl erg nieuwsgierig, was Martini s antwoord.
Degeheele klasse barstte natuurlijk in lachen uit.)
Doch ik zie met schrik, dat ik nog drie con
certen hel) te bespreken en de beschikbare ruimte
is haast overschreden.
Ik kan ons slechts aanstippen dat de
klaviervirtuoos Eiigène d'Albert ecu zeer grooten indruk
gemaakt, heeft. Dat waren buitengewone voor
drachten waarin men den geadclden
kunstenaarvirtuoos herkent. Zód het 5e concert v;iu Beet
hoven te hooren spelen is waarlijk ecu groot genot.
A. s. /oudag keert hij tot ous weer ; dan meer
over hem.
De dames Henriettc en Anna Itoll hebben als
pianisten weer getoond, hoe ver zij het in samen
geven in dit opzicht, iets irehecl apart s. Ik vestig
de aandacht vau niuziekbcstnreii, ook buiten de
stad. op de voordrachten van deze beide dames.
Mcj. \ eltinan izang) eu de heer Mossel (violoncel)
werkten op dit concert, mede. De laatste speelde
o. a. een //,/y//-«////j/" van L. Adr. van Tetlerodc
(lat, veel succes had eu onzen stadgenoot de wel
verdiende eer verschafte O]) het orkest te worden
geroepen.
De lieer Henri Tibbe gaf aau eene leerlinge ge
legenheid hare vorderingen te toonen op een con
cert, waarvan de opbrengst haar in staat zou stellen
hare studiën voorttezett.cn. /ij toonde dien steun
waard te ziju. Het, concert bracht, weinig op, dus
hoop ik, dat zij op andere wijze zal worden ge
holpen. Mej. Betsy Hol uit, Leiden droeg een
zestal liederen voor, waarouder eeue KIn/ie van
haar vader (die haar voortreffelijk begeleidde).
Met genoegen constateer ik, dat deze dame toonde