De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 16 december pagina 6

16 december 1894 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

No. 912 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. SnuiQes. »Mag in den lateren tijd het gebruik van Bourgognewijn, althans hier te lande niet meer dat zijn, wat het vroeger was, wij zouden ons hartelijk verheugen, zoo het lezen dezer bladzijden tot meerder gebruik heeft mogen bijdragen"'; zoo schrijft de heer M. Merens in «en brochure over Bourgognewijn. Ook ik zou mij «hartelijk verheugen, als de wensch van den heer Merens vervuld werd Inder daad, er wordt veel te weinig Bourgogne ge dronken! En vooral onder de lagere standen. Je moet ze zien die bleeke gezichten en denk dan eens niet aan het te spaarzaam gebruik van de roode Vougeot, de witte Vougeot en de Chambertin! »De Engelsche arts Druitt had wel gelijk, toen hij in zijn On cheap wines, Bourgogne wijn voorschreef bij algemeene lichaamszwakte «n overprikkeling der zenuwen." Maar wat is het geval? De Bourgogne is in discrediet geraakt, omdat men «onder den naam van .Bourgogne een vermengden, verknoeiden wijn ontvangt en drinkt, die den naam van druivensap niet verdient/' en hij de reputatie heeft :gekregen zijn trouwe vrienden met het pootje te beloonen. Wat nu het eerste betreft, men kan daar voor waken, door zijn bestellingen te richten aan het adres van de heeren Jules Regnier & Co., te Dijon, of aan de heeren Merens & Co., te Amsterdam, iets wat ik sedert jaren reeds doe, en dat met het beste succes De andere grief tegen de Bourgogne is eenvoudig een misverstand, een onbegrepen uitdrukking, zoo als er zoovele zijn, die groot kwaad gesticht hebben. Vroeger dronk men de Bourgogne uit een hoornvormig glas, dat men niet kon neerzetten zonder gevaar voor omstorten. Daarom nam men een houten voetstuk »het pootje" en nu heeft men dat houten pootje verward met een kwaal, die aan overmatig wijngebruik wordt toegeschreven. Maar ge heel ten onrechte, want er bestaat geen geneeskrachtige! vocht dan goede Bour gogne, goede wel te verstaan. Immers, zoo als Merens terecht een enthousiast Franschman nazegt: »Ouze Bourgognewijn is de band, die de maatschappij bijeenhoudt, de spiegel der ziel, de vriend dei' waarheid, de vredestichter bij geschillen, de steun van lichaam en geest". Maar men dient op twee zaken bij het drinken yan dat vocht te letten Men moet die wijn niet troebel hebben. De mee ning, dat een zekere drabbige troebelheid een kenmerk van echte oude Bourgogne is, zie daar een tweede dwaling, een groote dwaling nog wel. En dan, wat ik met den heer Merent, alweder volkomen eens ben, over 't algemeen drinkt men ook hier te lande de Bourgogne wijn uit te kleine glazen., de roemers onzer voorouders moeten in eere worden hersteld, en zoo'n groot glas, behoort evenmin te lang gevuld als te lang leeg Jjlijven. Neemt men dit alles in acht, en rijdt men zijn ilesch in een wagentje, dan zou ik wel eens willen weten, wat er tegen een gezet ge bruik van Bourgogne valt in te brengen! Trouwens men was, hoor ik, in medische krin gen reeds overtuigd van Merens opmerkingen vóór hij ze te berde had gebracht, want nau welijks had ik deze studie over Bourgogne ge lezen, of ik schreef aan mijn vriend Brommeijer om hem te wijzen op dit nieuw,of oud, ge neesmiddel tegen «overprikkeling der zenu wen," waaraan hij leed tengevolge van podagra. Doch per ommegaande deelde hij mij mee, dat zijn dokter, wel verre van tegen Bour gogne te zijn, het met Erasmus hield, die aangaan_de dezen wijn geschreven had: ,,(), geJukkig Bourgondië, die de moeder der mensehheid mag genoemd worden, omdat het haar zulk een kostelijke melk verschaft." Weshalve dan ook die medicus Brommeijer had zalig geprezen, omdat hij, als man van de Bocht, ongegeneerd aan diemoederborstmochtzuigen, en zoo moeten dan ook in den laatsten tijd in zeer hooge kringen reeds vele proeven ge nomen zijn met het drinken van Bourgogne, geheel naar Merens recept, als middel tot fnuiking van het voeteuvel. Ook spreekt men in den Haag over een voorstel,dat bij de Tweede Kamer zal worden ingediend door de heeren Pijnappelen Rutgers,om gratis voor typografen, bakkers en slagersgezel]en en consorten Bourgognewijn beschikbaar te stellen, aangezien «Bouigognewijn, de band is, die de maat schappij bijeen houdt, de vriend der waarheid en de vredestichter bij geschillen." Dit zou nog voorafgaan aan het voorstel tot wijziging van de strafwet, waarmee Rutgers reeds eenige dagen in zijn zak rondloopt. Of het huis Jules Regnier & Co. te Dijon dan tevens tot leverancier zal worden benoemd, wist de heer Brommeijer mij nog niet te melden. Mr. Rutgers van Rozenburg's invallen en uitvallen. Dr. KUYPEU en de heer HEI.UT: /«//,-« dingen doen ze in Plancius niet." De goede Hendrick Hamel, van Gorcum, boekhouder van het jacht de ^per/rer, dat twee-en-een halve eeuw geleden op de kust van Korea verging, heeft zeker niet gedroomd wat een DuitFch journalist nog eens van hem maken zou. Het »Journael van de ongeluk kige voyagie van 't Jacht /Ie Xpertrcr" is door den heer De Balbian Verster in een paar nummers van Kiyc.n Ilnanl besproken en het artikel is met facsimile's van de tamelijk primitieve houtsneden in het zeldzame oude boekje en van den titel daarvan versierd. Die titel heeft het hem gedaan ! In de DeiitucJte Worlirnzeitung werd het. artikel ver meld en als auteur genoemd Hendrick Hamel, »Ritter mclircrci' (in l en." Hoe ter wereld i? de brave Ilendrick aan deze posthume onderscheidingen irekomen'! vroeg ik mij af. Ik keek er F.iyen I In f ml nog eens op na, en vond aan het siot van den titel, na den naam van den schrijver, de mededeel in jr, dat het boek geïllustreerd was: Vercicrt mei m'/cltr///lc ji/ji/eren. Zoo ziet men alweer, hoe voor een Duitsch gemoed de hoogste verluchtingskunst bestaat in de versiering van het knoopsgat, en Koe het simpele woord ->veiTeht yde figueren" het visioenen geeft van eene gansene heraldieke arke Noachs. De heer Gleichman heeft ilen heer Gerritsen tot de orde geroepen, toen deze zich verzette tegen de bewering van den heer Vermeulen, die te verstaan gaf, daj, er aan alle gymnasia docenten gevonden worden, die niet het noodige gezag bezitten, om '/.onder gevaar voor de zedelijkheid meisjes en jongens te samen natuurkunde te leeren. Die zijn er overal! riep Vermeulen. Dat is onici'iir'. antwoordde Gerritsen. Onwaar! Alsof een parlementslid in de volle vergadering van honderd afgevaardig den soms iets kon zeggen dat twijfelachtig, minder waar, half waar, ju o gruwel, zelfs in het geheel niet waar zou zijn! Het spreekt van zelf. dat een echt, net, lijn parlement onmogelijk wordt, als men zulke onderstellingen toelaat. Vandaar dan_ ook dat, de Voorzitter dadelijk den spreker in de rede viel, hem verzoekende zulk een wo id niet te gebruiken. En het geachte lid voor Leeuwarden, zoo jong als hij is, parlementair reeds een oude rat. zei heel gevat: ik bedot-1 onjiiint. Zoo is ons parlement weer van het laatste vlekje gereinigd. Het heeft.-- dank /.ij <!e oplettendheid van den voor/.iller haar gei-u minuut ontsierd. Want (ileichman was. zoo.'!U men dit bnilcit het parlement noemt, er bij als de kippen. Maar stel dat daar nu eens een minder p-inter president het toezicht luid uitgeoefend. In het parlementair idioom zou het woord «onwaar" zijn opaenomen, met al de gevolgen daaraan verbonden. Kenmaal de mogelijk heid erkend, dat ministers en kamerleden onware voorstellingen kunnen geven, onware beweringen kunnen uiten, onware verklarin gen kunnen afleggen, wat zou men zien ge beuren ? In minder dan geen tijd zou het vertrouwen, de eenstemmigheid, de hartelijkheid en de harmonie uit het Binnenhof zijn verjaagd. Het zou een huis der tweedracht, zijn geworden. De Ministers zouden het met de Kamerleden en de Kamerleden onderling zouden het met elkander aan den stok krijgen, ze zouden elkander tegenspreken, elkander verdenken, elkander betichten, elkander aan den kaak stillen -?- en wat zou er op die wijs terecht kumen van den arbeid tot heil van ons allen, waaraan de heeren nu, wijl zij al het onware, dat, hrn zou kunnen afleiden, buiten hun vergader/aal honden, heel hun tijd en kracht kunnen wijden ? Daarom acht ik het een der gewichtigste oogen blik ken van ons nationaal bestaan, toen (.ileichman onverwijld het kwaad den kop indrukte. I'rinci'iiis ohxtn.' dacht hij. Geen «toom van dat euvel, jongenlief, zul je hier binnenvoeren. Jij er uit. of je onwaarheid er uit --een van beiden. Want n seconde van laksheid in het weren der besmetting en hel land is verloren. Zeker zoo is het; en al was hetgansche vaderland ondankbaar, ik zond (ileichman mijn kaartje. .Mr. v. N'ierop heeft in den Raad gezegd, dat- oir/,0 financiën nog niet de hulp noodig li'-bb'-'ii v:ui d;-stadsreiniging. Zoo'n oolijkert! Hij we-t heel goed, dat de stadsreiniging alicen dU'iii-ten kan bewij/.en waar het ligt op.'.cschrp1", t-!i dat er nergens minder valt bij meka-it' te vegen dan in onze schatkist. De reinigingsdienst, is een bolleboos in het leeg' n. hoe zou men haar dan roepen bij iets dat, juist moet. gevuld worden? Dat noem ik nu ile homuMpalhio in de economie! INGEZONDEN. ,ïf aar l<etl, naar bed," zei Duimelot. Aa:i!i' k"iiingeu voor een te scln-ijveii Vo-kstuk met /iing en dans.) i i. o o i d m e t n a c h t m u t s (tul hrl rnani)'. V> ir inbakt daar zoo'n geweldig speciakel ? Van .Moppen: O baker, ga asjeblieft mei' : 't l? niet in'n vrouw zoo laat. en. ..... il , .<; i'd : Mot. je vrouw zoo laat? Ben j'e IMU.MJ. ::u man ? Daar doen wc s nachts niet i.ii'.-i ?'??\\. J o, vrouw moet maar tot, tnorgenoohiot:d wachten! Ga naar je bed kerel en kom om Ir.dt' zeven eens terug. V u n M o p pen: Maar baker Hoofd: Hen je nog niet weg, verachter van het gezag? Policie! policie! (SiynaaUiooms en fluiten. Een detachement policie rukt aan). Inspecteur: Wat mot je ? Van Moppen: Een vigilante, een accoucheur, een baker ! Mijn vrouw Inspecteur (verbolgen): Je vrouw dcatrdi<j\'. We worden niet meer geboren tusscheu een uur in den nacht en zes uur in den morgen ! Van M o p pen: Maar ... Inspecteur: Xaar bed, kerel! Makkers, brengt hem tot zijn plicht! TWEEDE BEBUIJF. (I'i'innciiyrii'.-lit.JiiifDi) ran een .rc/w/e rerdiepi/nj. llalf' t/ree in den nacli/.) Hoofd met nachtmuts (uit net ri/inn): Wie maakt daar zoo'n lawaai ? Van Doppen: O baas Bakker, span alsjeblieft een vigilante in om naar den dok ter te rijden, m u grootvader ligt op sterven '. Hoofd: Je grootvader? Nonsens! Daar doen we 's nachts niet meer aan. Je grootv:,der moet maar tot morgenochtend wachten ! (Ja naar je bed, kerel, eii kom om half zeven eens terug. Van Doppen: Maar ... ( I'oor 't oi'friije ',ic Dien lief errxle bedrijf'. >Y«-///.v kleine iri/:igiitye/i M/I/ t/o"</iy: o. a. :cijl 'Ie ii/xi>e/:lciu' tlt'iiiH): We gaan niet meer dood tusscheu een uur in deu nacht eii zes uur in den morgen! DERDE IÏEIHÜ.IF. V a n Moppen en van Doppen 'ylui'cn '/nor ren reet). Van M o p p e n : Wat moeten wc doen ' Van Doppen: Gehoorzamen en naar bed gaan! V a n M oppen: Best, maar dan eerst een afzak ker! (Treilen binnen, drinken en ra'/en .''/rlilcr de hai-ltel in nlnnp.) 'n S o c i e t e i t h o u d e r i nii'l iifli/tctr n, n, ren < 'ae.w): Ik '/.ou wel eens willen ziea wie mij naar mijn bed kreeg? EIXDK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl