De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 16 december pagina 0

16 december 1894 – pagina 0

Dit is een ingescande tekst.

ziek Paderewski Een der meest buitengewone klavier-virtuozen is ongetwijfeld de kunstenaar, wiens portret hier boven prijkt. Benige trekken uit zijn leven mogen hier een plaats vinden. Paderewski in 1860 in Podoliëgeboren, uit eene adelijke Poolsche familie, heeft in zijne jeugd een moeielijken strijd gehad. De groote muzikale be gaafdheid, die hij van zijne moeder erfde, ontwik kelde zich echter in weerwil van het slechte onderwijs dat hij aanvankelijk kreeg. Opzijn 12e jaar bezocht hij het conservatorium in Warschau, waar hij zich zeer snel ontwikkelde. Op 16-jarigen leeftijd ondernam hij concertreizen en twee jaar later werd hij reeds tot leeraar aan het Conservatorium te Warschau benoemd. (Pade rewski was in alles vlugger dan een ander, want hij trouwde op 19-jarigen leeftijd en was een jaar later reeds weduwnaar.) Tal van composities zijn in zijne eerste periode, verschenen, doch later genoot hij het onderwijs van Fr. Kiel te Berlijn, waar hij zich gevestigd had om zijne studiën voort te zetten. Op 23-jarigen leeftijd werd hij leeraar aan het conservatorium te Straatburg, doch. toen ontwaakte de lust virtuoos te worden. Na in Weenen met groot succes te zijn opgetreden begon hij zijne tourmws, die sensatie maakten. Te Parijs waar hij zich voor eenige jaren vestigde maakte zijn spel eveneens furore. Vooral de concerten waarbij hij (evenals Rubinstein) den geheelen avond aan het klavier zat, waren opmerkelijk. De compositiën van de groote meesters werden door hem met de grootste artisti citeit en virtuositeit vertolkt. Vooral Beethoven eu Chopin draagt hij met groote voorliefde voor. Aan alle werken weet hij zijne persoonlijkheid te geven, wat bij hem geen nadeel doch een voordeel is. Te Parijs was hij het troetelkind van de Pool sche kolonie die (zooals men weet) aldaar in grooten getale vertoeft, doch ook het Parijsche publiek hul digde hem zeer. Paderewski die in zijn jeugd in bekrompen omstandigheden geleefd heeft, verwierf zich een groot vermogen, waarvan hij, naar men meldt, een edel gebruik maakt. Als componist is hij vooral bekend geworden door zijn klavierconcert Opus 17, dat hij natuurlijk meesterlijk speelt, een Poolsche antaisie voor IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII l 1IIIIIIIIIIIII «tiiiiiiiiiitiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtnnniiiiiiiiiiiiiiii Het Postscriptum. Naar het Fransch van LEON DE TINSEAU. (Slot). Van dat oogenblik af was Christian niet meer dezelfde. Zijn verliefde opgetogenheid was voorbij en hij scheen gedwongen. »Zou hij," dacht mevrouw d'Epissec, »'t mij misschien kwalijk nemen, dat ik hem op kosten van een bouquet heb gejaagd?" Maar in de restauratie werd het nog veel slimmer. Die man van de groote wereld toonde zich verbazend zuinig. Onder voor wendsel, dat hij niet van oesters hield, bestelde hij alleen een simpel dozijn voor zijn gezellin. Hij liet middelmatigen wijn schenken, en offreerde wel champagne, maar met zóó weinig aandrang, dat Clotilde wei gerde. Het menu, wel is waar voldoende, werd niettemin angstvallig bestudeerd, om binnen de perken van het ordentelijke te blijven. Zij had, voor wild, een snip gewenscht: zij kreeg maar een patrijs. Overigens toonde Christian zich even karig met zijn gaven van onderhoud en geestig heid als met zijn bestellingen voor de tafel. Hij was afgetrokken, somber, stomp. Zeker, mevrouw d'Epissec had, toen zij in dat diner a-deux bewilligde, zoo niet een onvoorzichtig heid zij wist, dat ze met een man van eer te doen had dan toch min of meer een excentriciteit uegaan. Maar in de stemming waarin ze hem nu zag, gevoelde zij zich klavier en orkest, liederen, eene sonate voor viool en piano, etc. etc. Zijne muziek draagt een eigenaardig cachet; zij ademt geheel zijn persoonlijkheid en karakter en getuigt tevens van grondige studie. In de laatste week van deze maand treedt de gevierde pianist weer te Amsterdam op. liiiilliilililiiiiiiiiiiiiiin niiiiii.liiiiiiniiiiriliill iillliiiiiiinimill w uitiiiiimmtimniiiiiimmiiuuumimmnminimiiimiiiiniimiimmmmi Emile Zola en een Hollander. Men kent het portret van den auteur van Germinal en La faute de V AbbéMotirel: noch klein, noch groot, tamelijk gezet en toch lenig; het hoofd, op breede schouders, rond, met het naar achteren gestreken zwartgrijzende baar van een beginnende kaalhoofdigheid, het voorhoofd, daardoor hooger lijkend dan het is, ietwat schuin omhoog, maar gebombeerd boven de oogen en zeer breed; kleine donkere, levendige oogen, die achter het geglim van ten lorgnet u vriendelijk en peinzend aanzien; vleezig de wangen, half-weg onder een zwarten spitsen baard, waarin de donkere knevel, die een sensueelen maar vast gesloten mond bedekt, weg vloeit. De handen breed, vleezig, met spitse maar dik-toppige vingers. De chiromantisten zeggen u, dat dit zinnelijke artisticiteit beduidt. Aldus ontving hij zijn bezoeker in het groot, banaal-gemeubeld salon van een der voorname Arno-hotels te Florence. En deze zag in den man, die hem ontving met de tegemoettredende hoffelijkheid van een die boven veel grootheid uit, is, en voor wien dus alle beschaafde menschen gelijk zijn, geheel den Zola der Rougon-Maquart. Een geniale bourgeois: van top tot teenen minder indrukwekkend. De kop is van een wiens geest een wereld ornvademt; daaronder de zwarte gekleede jas met het officiers-rosette van het legion d'honneur;?dit kan van den eersten den besten minister zijn; het grijze vest, met den gouden ketting, in zware plooien over een welvarende maag is van een die rijk-geworden is; de verschoten grijs-geruite broek met gebolde knieën bewijst den man die niet gauw een oud, gemakkelijk kleedingstuk wegdoet. Aan de voeten zwartvilten pantoffels: de voeten van een winkelier op zijn gemak. Kleine toilet-nonchalances nog, waar voor een lord in een der groote clubs zou gedeballoteerd worden. Een geniaal man dus, maar geen gentleman in de Engelsche beteekenis van dit woord: een man uit de vilten pantoffels der kleine bourgeoisie opkomende, om naar de hoogte te reiken van Shakespeare en Dante. Een gloeiend haardvuur vlammend in den open haard; een fauteuil schuin togen een groote ronde tafel met een helder-lichtende lamp, midden tusschen verspreide Italiaansche kranten en visite kaartjes, en de meester liggend in een fauteuil, het bovenlijf met den brecden elleboog rustend op de tafel; het hoofd steunend op de hand. Men heeft hem in Rome, in Napels, in Florence druk, te druk gevierd; hij is er vermoeid van. Studenten hebben hem ovaties, werklieden hem bloemen ge bracht; vrouwen hem omhelsd; mannen hem de vingers in een te klemmenden handdruk vermorseld; kinderen hem toegelachen, honden hem aangeblaft, Van den koning tot den Imtirone hebben allen in Italiëhem gehuldigd. Alleen de Paus heeft de deuren van het Vaticaan, die geopend werden voor 'n meneer, die Brunetière heet, voor hem gesloten gehouden. Eu nu lag de meester daar in zijn fauteuil als een man die dood-op is; als een verslagen, als een geslagen man. Den avond te voren, een diner van Toscaansohe journalisten, woest-onstuimig. Bij de champagne heeft men zoo aandoenlijk van kunst en beschaving en volkereneenheid gesproken, dat alle aanwezigen even rustig, alsof zij met haar huisbewaar der te Vendóme, een rheumatischen zestiger, had aangezeten. Het diner werd schielijk verorberd; 't scheen zelfs, alsof d'Albecourt met een ze ker ongeduld het eind verbeidde. Hij ver zwolg zijn koffie, alsof 't een drankje was geweest, proefde geen druppel der likeuren, en toen hem de terstond gevraagde rekening werd gebracht, kon men zijn gezicht zien betrekken, als bij den aanblik van een deurwaarders-exploit voor een ontzettend bedrag. En, wat Clotilde haast niet gelooven kon, al zag zij 't voor zich: hij stak zijn hoofd door het loket aan de kas, om de rekening, die hem te hoog voorkwam, te verifiëeren, beknibbelde en schrapte, en liet ten slotte een meer dan povere fooi op de tafel achter. Clotilde kon zulke klein-burgerlijke manie ren, die haar al was zij ook tien jaren met hem getrouwd geweest nog in een man zou den gestuit hebben, maar niet opkrijgen. Er viel niet aan te twijfelen: Christian d'Albe court was gierig. Mevrouw d'Epissec was totaal ontgoocheld: dat ongelukkige diner drukte haar zwaar op 't gemoed. »En toch," dacht zij. »\vat een geluk dat het toeval mij bijtijds de oogen geopend heeft! Ik, de vrouw van een mijnheer, die een sou driemaal omkeert, eer hij hem uitgeeft! 'kNam nog liever een verkwister. Maar, wie weet? Misschien heeft de arme jongen verliezen ge leden." Om klaarheid te krijgen, bracht zij het gesprek op de algemeene malaise, op de schrale oogsten, op de pachters die niet be talen. »De zaak is," antwoordde Christian, »dat land hoe langer hoe meer een luxe artikel gaat worden en ik vraag mij wel eens af, hoe 't er met mij zou uitzien, als mijn vader niet eertijds op den goeden inval was ge komen, de helft van zijn fortuin in fondsen er van aangedaan waren. Men zag het den meester nog aan, dat hij onder den indruk was: elke trek van zijn gezicht bad den bezoeker om hem spoedig alleen te laten, maar de voorkomendheid, waarmee hij hem ontving en over een gemeenschappelijken vriend sprak liet niets te wenschen. De bezoeker zei, zich gelukkig te achten den meester hier, te Florence, de hulde te kunnen brengen van zijn volk. //O, ja," antwoordde Zola, en hij streek met de hand een weerspannigen geeuw weg, die dreigde op te komen, ik weet, dat men in Holland zeer vriendelijk over mij denkt. Hu sant bieu uimables en Hollander //Eu bent u niet van plan ook eens een reisje naar ons land te maken ?" Och" met een zucht //ik ben geen reiziger; reizen is buiten m'n gewoonte. Ik ben 't liefste thuis, schrijvende, studeerende. Niettemin is't mo gelijk dat ik uw land nog eens bezoek." En nu, in een ontwaakt bewustzijn, dat hij niet met een Italiaan sprak, ging hij zijn vermoeid hart een beetje verademing geven door een klacht: die maand nu in Italiëzal me heugen. Een voor treffelijk, hartelijk, gastvrij volk; maar zoo druk. Zij brengen me 't hoofd op hol! (ils me cassent la iele)". //En wat zijn uw indrukken zoo van Italiëen zijn volk?" //Mijn indrukken? O, die zijn velen!" En de toon waarop de meester dit zei was een heel klaaglied. Heel veel en verschillend ook; maar, weet u, zoolang ik in Italiëben, laat ik mij er liever niet over uit. Enfin, de Italiaansche gast vrijheid, niet waar ?.. ." De bezoeker wilde hem een beetje aanmoedigen zijn meeuing los te laten en liet daarom de zijne vliegen: ,/permitteert u me de mijne te zegeen? Vind u de Italianen niet 'n half-ontwikkeld volk, half-beschaafd nog, in den zin dien men in Frankrijk, Duitschland, Engeland en Holland aan het woord beschaving hecht ?" De meester werd vooral door het noemen van DuitschJand uit zijn dutje gewekt. De oogen vonk ten even; het voorhoofd fronste even. O," zei hij, //de Italiaansche beschaving van vroeger eeuwen is die van andere landen voorgegaan." //Ongetwijfeld, maar de beschaving van vroeger is niet de beschaving van vandaag." Maar de be zoeker ging daar niet op door: hij dacht dat de meester een groot man is, die Italiëen de Itali anen gedurende nauwelijks een maand in een bij zondere stemming heeft gezien. Hij dacht ook, dat, wanneer men een obscuur man is eu dus niet ge vierd wordt dit het voordeel geeft, dat men de menschen in hun weeksche kleeren en soms in hun borstrok ziet. //En uw aanstaande roman?" //Voila, mijn denkbeelden daarover heb ik nog niet gepreciseerd; behalve wat iedereen en u ook eu ook ik er van gehoord heb, kan ik u er niets van zeggen. Ik moet daarover nog nadenken, te Parij*, als ik tot rust, beu gekomen, l n ieder geval zal ik het neo-katholicisme behandelen, dat de kerk met de democratie tracht te verbinden." //En zal er liefde inkomen?" Passioneele liefde? O, ja, zeker 't zal een roman zijn, kortom." De bezoeker zag La N«:ione op tafel liggen. De directeur van dat Florentijnsche blad had den meester tijdens diens bezoek aan Florence zeer nadrukkelijk gehuldigd en niettemin had die heer een poenig en bekrompen artikel over Zola een plaats in zijn blad verleend, waarin gezegd werd dat de auteur K una en VAssonnuoir enkel had ge schreven om geld eu de gunst van het publiek te winnen. Eu hij vroeg: //heeft u het artikel van In Xazione over u gelezen?" //Ik kan geen Italiaansch lezen; hoe zoo ?" Eu toen hem de inhoud van het artikel was meege deeld, zei hij, met, onverhole'i geringschatting voor alles wat journalist is : Och, ik kan mij niet storen aan al de zotheden, die men in de kranten over mij schrijft. Op dit oogenblik zijn ook de Parijsche te beleggen. »Kom!" zeide Clotilde opstaande, »laat een rijtuig bestellen en dan moeten wij scheiden. Ik heb afgesproken vroeg thuis te zullen zijn, omdat mijn oude oom de Branges mij van avond gezelschap zou komen houden." Nu was het d'Albecourt, die haar wilde terughouden, maar zij gevoelde niet den min sten lust te blijven. De bekoring was ge broken. Zij had gevlast op een jolige dollemansstreek, een soort ongevaarlijk avontuur met een galanten, maar eerbiedigen ridder, die haar zou aanhalen en streelen, zooals die anderen aangehaald en vertroeteld wor den ; niet op een haastigen maaltijd met zulk een zuinigen tafelgenoot die het menu ver eenvoudigde en de rekening beknibbelde. Christian's aandringen bleef vergeefs: zij ver gunde hem zelfs niet, haar te vergezellen. /ij kwam in de slechtst mogelijke stemming thuis en betaalde, met een glimlach vol ironie, het rijtuig dat haar voor de deur harer woning bracht. »Dat is ten minste weer zooveel minder anders had hij dit ook nog voor mij moeten uitgeven," dacht zij. Toen zij den volgenden morgen ontwaakte was zij zoo treurig, alsof er een geheele om keer in haar leven had plaats gegrepen. Want in haar hart was zij reeds begonnen zich te gewennen aan het denkbeeld, eenmaal Chris tian's vrouw te worden. Den dag na haar terugkeer te Vendóme ging Matilde de douairière de Cloyes een bezoek brengen, 't Was een moeilijke gang voor haar, want het betrof niets meer of minder, dan die oude vriendin het door haar genomen besluit mede te deelen, en 't stond vast, dat die tijding voor Christian's tante een groote slag zou zijn. »Kom binnen, beste,:' riep de douairière van uit haar fauteuil, »en beken je pekelzonden. Aha, ondeugd! ge braadt er ook de kranten, sinds ik door den koning ontvangen ben, over mij los. Maar als men daaraan waarde hechtte zou men zeer dwaas doen. Die drie of vier schreeuwende kranten hebben tezamen niet die importantie om er zich ernstig mee bezig te houden." De meester was volkomen ontwaakt en daar de bezoeker niet onbescheiden als een reporter was en niet verder ondervroeg, onderwierp de meester hem aan een ondervraging die, naarmate ze vlei ender was voor den ondervraagde, van minder en minder publiek belang werd. M. WAGENVOORT. iiiiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiHiiiiimmijiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiiiiif James Darmesteter. De Revue de Paris deelt aan hare lezers mede, dat de bekende geschiedkundige Lavisse, lid der Académie Vranc.aise, de plaats zal innemen van den overleden redacteur James Darmesteter, en de redactie zal voortzetten gezamenlijk met den heer Ganderax. In hetzelfde nummer geeft Gaston Paris, de beroemde romaansche philoloog, een uit voerige karakterschets van den overledenen James Darmesteter, dien hij noemt »den laatsten profeet, Jood van geslacht, Griek van beschaving, en Franschman van hart." Darmesteter bezat een zoo veelzijdige ontwikkeling, als in den tegenwoordigen tijd weinig voorkomt, en een energie tot den arbeid, die des te meer verbazing wekt, omdat hij mismaakt en dientengevolge zwak van gestel was. Hij had een moeielijke jeugd. Als kind van een armen boekbinder kwam hij op drie jarigen leeftijd van Chitteau-Salins naar Parijs, waar hij en zijn oudere broeder Arsène slechts door de giften hunner rijke geloofsgenooten in staat waren, voldoend onderwijs te genieten. Lateimoesten zij met les geven hun brood verdienen, totdat zij, door hunne wetenschappelijke werken, het rockt verworven hadden op het professoraat aan de Ecole des Hautes Etudes en aan het College de France. De volledige vertaling derZend-Avesta, benevens de verklaring er van, in het Fransch en Engelsch,was het groote werk van Darmesteter, maar het bestudeeren der oud- ennieuw-Perzische talen, en het eerste wetenschappelijk onderzoeknaar het Afghaansch, in het land zelf, was niet voldoende voor zijn drang naar arbeid. Hij hield zich ook bezig met de moderne litteratuur en bij voorkeur met de Engelsche dichters; onder anderen schreef hij een zeer opmerkelijke studie over Wordsworth.. In Indic kreeg hij een deeltje gedichten van Mary Kobinson in handen, die zulk een indruk op hem maakten, dat hij ze in het Fransch ver taalde en ze, met een inleiding voorzien, uitgaf. Te Londen maakte hij kennis met de dichteres zelf, en deze liet zich niet afschrikken door de mismaakte gestalte van den vertaler, doch nam hem aan als echtgenoot. Zes jaren lang leidden zij i-amen een leven vol geluk en vruchtbaren arbeid. In de laatste jaren begon Darmesteter, die in zijn jeugd vrijdenker was geweest, meer en meer tot het mysticisme over te hellen, zooals blijkt uit zijn boek »De profeten van Israël", dat in 1S!)^ verscheen. Daarin droomde hij van een nieuwen godsdienst, die ontstaan zou uit de ineensmelting van den oud-testamentischen eeredienst der profeten met de ontdekkingen der nieuwere wetenschap. Ook de groote historische schets der Derde Republiek, waarmede Darmestetor in Februari zijn bijdragen in de Revue de Paris begon, ver toont een trek van mysticisme. Daarin predikt hij Frankrijk den innerlijken vrede, als een pro feet der oudheid. Gaston Paris eindigt zijn artikel met de woor den : «Darmesteter staat geheel vóór ons als Fransehe jood, die beiden, zijn ras en zijn va derland, tot eer strekt. Hij is voor ons een beeld van do energie dezer type, aan vroeger eeuwen onbekend; een van de zeldzame bloemen en verrassende vruchten, die de geheimzinnige ; palm van Israël kan voortbrengen, indien zij geënt wordt op den ouden Franschen eik." boter uit, als ge naar Parijs gaat. Kijk zoo'n argeloos ding dat met haar minnaar de vi-ahincAs partifulierai- afloopt. Nu, ik hoop, dat go ons nu niet langer zult laten smachten. Ge zijt goed en wel gecompromitteerd, meidlief. Heel Parijs is vol van je avontuur. Gelukkig is hij bereid het gebeurde te herstellen." Mevrouw d'Epissec kende reeds lang de voorliefde der beminnelijke oude vrouw voor dergelijke scherts. »Ik geloof nog niet, dat ik zóó verschrik kelijk gecompromitteerd ben," antwoordde zij. »In elk geval blijf ik alleen met mijn schande. Ik heb nagedacht en kom u juist zeggen.. . dat ik geen herstel verlang." »Waarlijk! Och kom? Gekibbeld? Ja, ik ken dat; 'k heb in mijn jeugd Ie, Dé/iit Amourcnx zien spelen, 'k Zou er zelfs niet graag een eed op doen, dat ik het zelf niet heb gespeeld. Biecht eens op, kindlief, wat hebben ze je gedaan ? Spreek op, dan zal ik dien stoutcrd eens flink de ooren wasschen." «Mijnheer d'Albecourt heeft mij niets ge- ( daan. Hij is een zeer achtenswaardig mensen, degelijk, rechtschapen.. . ." »O, hemel! we zijn verloren! Arme Chris tian ! Waarom zeg je niet dat hij meineedig, is, een dief, ontrouw!... Dat hoorde ik liever. Mijn neef zal gek worden van spijt.. ." ?»lk voel me zeer vereerd, mevrouw, maar. ..'' »Hij heeft u zoo lief! Tot dusver was het enkele woord huwelijk reeds voldoende om hem op de vlucht te jagen; en u ligt hij te voet met gebonden handen en voeten. Maar laat hooren, wat schort er aan ? Vindt go hem niet mooi genoeg, niet rijk genoeg, te oud?" »Dat zeg ik niet, maar. .." »Baart zijn min ol meer bewogen verleden u zorg voor de toekomst ?" »O, heer, neen. Ik ben even moedig als iedere andere. Dat is de zaak niet. Maar ik ben gelukkig zooals ik ben; ik wil niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl