Historisch Archief 1877-1940
ziek
Paderewski
Een der meest buitengewone klavier-virtuozen
is ongetwijfeld de kunstenaar, wiens portret hier
boven prijkt. Benige trekken uit zijn leven mogen
hier een plaats vinden.
Paderewski in 1860 in Podoliëgeboren, uit eene
adelijke Poolsche familie, heeft in zijne jeugd een
moeielijken strijd gehad. De groote muzikale be
gaafdheid, die hij van zijne moeder erfde, ontwik
kelde zich echter in weerwil van het slechte onderwijs
dat hij aanvankelijk kreeg. Opzijn 12e jaar bezocht
hij het conservatorium in Warschau, waar hij zich
zeer snel ontwikkelde.
Op 16-jarigen leeftijd ondernam hij concertreizen
en twee jaar later werd hij reeds tot leeraar aan
het Conservatorium te Warschau benoemd. (Pade
rewski was in alles vlugger dan een ander, want
hij trouwde op 19-jarigen leeftijd en was een jaar
later reeds weduwnaar.)
Tal van composities zijn in zijne eerste periode,
verschenen, doch later genoot hij het onderwijs
van Fr. Kiel te Berlijn, waar hij zich gevestigd
had om zijne studiën voort te zetten.
Op 23-jarigen leeftijd werd hij leeraar aan het
conservatorium te Straatburg, doch. toen ontwaakte
de lust virtuoos te worden. Na in Weenen met groot
succes te zijn opgetreden begon hij zijne tourmws,
die sensatie maakten. Te Parijs waar hij zich voor
eenige jaren vestigde maakte zijn spel eveneens
furore. Vooral de concerten waarbij hij (evenals
Rubinstein) den geheelen avond aan het klavier zat,
waren opmerkelijk. De compositiën van de groote
meesters werden door hem met de grootste artisti
citeit en virtuositeit vertolkt.
Vooral Beethoven eu Chopin draagt hij met
groote voorliefde voor. Aan alle werken weet hij
zijne persoonlijkheid te geven, wat bij hem geen
nadeel doch een voordeel is.
Te Parijs was hij het troetelkind van de Pool
sche kolonie die (zooals men weet) aldaar in grooten
getale vertoeft, doch ook het Parijsche publiek hul
digde hem zeer.
Paderewski die in zijn jeugd in bekrompen
omstandigheden geleefd heeft, verwierf zich een
groot vermogen, waarvan hij, naar men meldt, een
edel gebruik maakt.
Als componist is hij vooral bekend geworden door
zijn klavierconcert Opus 17, dat hij natuurlijk
meesterlijk speelt, een Poolsche antaisie voor
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII l 1IIIIIIIIIIIII
«tiiiiiiiiiitiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtnnniiiiiiiiiiiiiiii
Het Postscriptum.
Naar het Fransch
van
LEON DE TINSEAU.
(Slot).
Van dat oogenblik af was Christian niet
meer dezelfde. Zijn verliefde opgetogenheid
was voorbij en hij scheen gedwongen.
»Zou hij," dacht mevrouw d'Epissec, »'t mij
misschien kwalijk nemen, dat ik hem op
kosten van een bouquet heb gejaagd?"
Maar in de restauratie werd het nog veel
slimmer. Die man van de groote wereld
toonde zich verbazend zuinig. Onder voor
wendsel, dat hij niet van oesters hield,
bestelde hij alleen een simpel dozijn voor
zijn gezellin. Hij liet middelmatigen wijn
schenken, en offreerde wel champagne, maar
met zóó weinig aandrang, dat Clotilde wei
gerde.
Het menu, wel is waar voldoende, werd
niettemin angstvallig bestudeerd, om binnen
de perken van het ordentelijke te blijven.
Zij had, voor wild, een snip gewenscht: zij
kreeg maar een patrijs.
Overigens toonde Christian zich even karig
met zijn gaven van onderhoud en geestig
heid als met zijn bestellingen voor de tafel.
Hij was afgetrokken, somber, stomp. Zeker,
mevrouw d'Epissec had, toen zij in dat diner
a-deux bewilligde, zoo niet een onvoorzichtig
heid zij wist, dat ze met een man van
eer te doen had dan toch min of meer
een excentriciteit uegaan. Maar in de stemming
waarin ze hem nu zag, gevoelde zij zich
klavier en orkest, liederen, eene sonate voor viool
en piano, etc. etc.
Zijne muziek draagt een eigenaardig cachet;
zij ademt geheel zijn persoonlijkheid en karakter
en getuigt tevens van grondige studie.
In de laatste week van deze maand treedt de
gevierde pianist weer te Amsterdam op.
liiiilliilililiiiiiiiiiiiiiin niiiiii.liiiiiiniiiiriliill iillliiiiiiinimill
w
uitiiiiimmtimniiiiiimmiiuuumimmnminimiiimiiiiniimiimmmmi
Emile Zola en een Hollander.
Men kent het portret van den auteur van
Germinal en La faute de V AbbéMotirel: noch klein,
noch groot, tamelijk gezet en toch lenig; het hoofd,
op breede schouders, rond, met het naar achteren
gestreken zwartgrijzende baar van een beginnende
kaalhoofdigheid, het voorhoofd, daardoor hooger
lijkend dan het is, ietwat schuin omhoog, maar
gebombeerd boven de oogen en zeer breed; kleine
donkere, levendige oogen, die achter het geglim
van ten lorgnet u vriendelijk en peinzend aanzien;
vleezig de wangen, half-weg onder een zwarten
spitsen baard, waarin de donkere knevel, die een
sensueelen maar vast gesloten mond bedekt, weg
vloeit. De handen breed, vleezig, met spitse maar
dik-toppige vingers. De chiromantisten zeggen
u, dat dit zinnelijke artisticiteit beduidt.
Aldus ontving hij zijn bezoeker in het groot,
banaal-gemeubeld salon van een der voorname
Arno-hotels te Florence. En deze zag in den
man, die hem ontving met de tegemoettredende
hoffelijkheid van een die boven veel grootheid uit,
is, en voor wien dus alle beschaafde menschen
gelijk zijn, geheel den Zola der Rougon-Maquart.
Een geniale bourgeois: van top tot teenen minder
indrukwekkend. De kop is van een wiens geest
een wereld ornvademt; daaronder de zwarte
gekleede jas met het officiers-rosette van het legion
d'honneur;?dit kan van den eersten den besten
minister zijn; het grijze vest, met den gouden
ketting, in zware plooien over een welvarende
maag is van een die rijk-geworden is; de verschoten
grijs-geruite broek met gebolde knieën bewijst
den man die niet gauw een oud, gemakkelijk
kleedingstuk wegdoet. Aan de voeten
zwartvilten pantoffels: de voeten van een winkelier op
zijn gemak. Kleine toilet-nonchalances nog, waar
voor een lord in een der groote clubs zou
gedeballoteerd worden. Een geniaal man dus, maar
geen gentleman in de Engelsche beteekenis van
dit woord: een man uit de vilten pantoffels der
kleine bourgeoisie opkomende, om naar de hoogte
te reiken van Shakespeare en Dante.
Een gloeiend haardvuur vlammend in den open
haard; een fauteuil schuin togen een groote ronde
tafel met een helder-lichtende lamp, midden
tusschen verspreide Italiaansche kranten en visite
kaartjes, en de meester liggend in een fauteuil, het
bovenlijf met den brecden elleboog rustend op de
tafel; het hoofd steunend op de hand. Men heeft
hem in Rome, in Napels, in Florence druk, te
druk gevierd; hij is er vermoeid van. Studenten
hebben hem ovaties, werklieden hem bloemen ge
bracht; vrouwen hem omhelsd; mannen hem de
vingers in een te klemmenden handdruk
vermorseld; kinderen hem toegelachen, honden hem
aangeblaft, Van den koning tot den Imtirone hebben
allen in Italiëhem gehuldigd. Alleen de Paus
heeft de deuren van het Vaticaan, die geopend
werden voor 'n meneer, die Brunetière heet,
voor hem gesloten gehouden. Eu nu lag de
meester daar in zijn fauteuil als een man die
dood-op is; als een verslagen, als een geslagen
man. Den avond te voren, een diner van Toscaansohe
journalisten, woest-onstuimig. Bij de champagne
heeft men zoo aandoenlijk van kunst en beschaving
en volkereneenheid gesproken, dat alle aanwezigen
even rustig, alsof zij met haar huisbewaar
der te Vendóme, een rheumatischen zestiger,
had aangezeten.
Het diner werd schielijk verorberd; 't
scheen zelfs, alsof d'Albecourt met een ze
ker ongeduld het eind verbeidde. Hij ver
zwolg zijn koffie, alsof 't een drankje was
geweest, proefde geen druppel der likeuren,
en toen hem de terstond gevraagde rekening
werd gebracht, kon men zijn gezicht zien
betrekken, als bij den aanblik van een
deurwaarders-exploit voor een ontzettend bedrag.
En, wat Clotilde haast niet gelooven kon,
al zag zij 't voor zich: hij stak zijn hoofd
door het loket aan de kas, om de rekening,
die hem te hoog voorkwam, te verifiëeren,
beknibbelde en schrapte, en liet ten slotte
een meer dan povere fooi op de tafel achter.
Clotilde kon zulke klein-burgerlijke manie
ren, die haar al was zij ook tien jaren met
hem getrouwd geweest nog in een man zou
den gestuit hebben, maar niet opkrijgen. Er
viel niet aan te twijfelen: Christian d'Albe
court was gierig. Mevrouw d'Epissec was
totaal ontgoocheld: dat ongelukkige diner
drukte haar zwaar op 't gemoed.
»En toch," dacht zij. »\vat een geluk dat
het toeval mij bijtijds de oogen geopend heeft!
Ik, de vrouw van een mijnheer, die een sou
driemaal omkeert, eer hij hem uitgeeft! 'kNam
nog liever een verkwister. Maar, wie weet?
Misschien heeft de arme jongen verliezen ge
leden."
Om klaarheid te krijgen, bracht zij het
gesprek op de algemeene malaise, op de
schrale oogsten, op de pachters die niet be
talen.
»De zaak is," antwoordde Christian, »dat
land hoe langer hoe meer een luxe artikel
gaat worden en ik vraag mij wel eens af,
hoe 't er met mij zou uitzien, als mijn vader
niet eertijds op den goeden inval was ge
komen, de helft van zijn fortuin in fondsen
er van aangedaan waren. Men zag het den meester
nog aan, dat hij onder den indruk was: elke trek
van zijn gezicht bad den bezoeker om hem spoedig
alleen te laten, maar de voorkomendheid, waarmee
hij hem ontving en over een gemeenschappelijken
vriend sprak liet niets te wenschen.
De bezoeker zei, zich gelukkig te achten den
meester hier, te Florence, de hulde te kunnen
brengen van zijn volk.
//O, ja," antwoordde Zola, en hij streek met de
hand een weerspannigen geeuw weg, die dreigde
op te komen, ik weet, dat men in Holland zeer
vriendelijk over mij denkt. Hu sant bieu uimables
en Hollander
//Eu bent u niet van plan ook eens een reisje
naar ons land te maken ?"
Och" met een zucht //ik ben geen reiziger;
reizen is buiten m'n gewoonte. Ik ben 't liefste
thuis, schrijvende, studeerende. Niettemin is't mo
gelijk dat ik uw land nog eens bezoek." En nu,
in een ontwaakt bewustzijn, dat hij niet met een
Italiaan sprak, ging hij zijn vermoeid hart een
beetje verademing geven door een klacht: die
maand nu in Italiëzal me heugen. Een voor
treffelijk, hartelijk, gastvrij volk; maar zoo druk.
Zij brengen me 't hoofd op hol! (ils me cassent
la iele)".
//En wat zijn uw indrukken zoo van Italiëen
zijn volk?"
//Mijn indrukken? O, die zijn velen!" En de
toon waarop de meester dit zei was een heel
klaaglied. Heel veel en verschillend ook; maar,
weet u, zoolang ik in Italiëben, laat ik mij er
liever niet over uit. Enfin, de Italiaansche gast
vrijheid, niet waar ?.. ."
De bezoeker wilde hem een beetje aanmoedigen
zijn meeuing los te laten en liet daarom de zijne
vliegen: ,/permitteert u me de mijne te zegeen?
Vind u de Italianen niet 'n half-ontwikkeld volk,
half-beschaafd nog, in den zin dien men in Frankrijk,
Duitschland, Engeland en Holland aan het woord
beschaving hecht ?"
De meester werd vooral door het noemen van
DuitschJand uit zijn dutje gewekt. De oogen vonk
ten even; het voorhoofd fronste even. O," zei hij,
//de Italiaansche beschaving van vroeger eeuwen is
die van andere landen voorgegaan."
//Ongetwijfeld, maar de beschaving van vroeger
is niet de beschaving van vandaag." Maar de be
zoeker ging daar niet op door: hij dacht dat de
meester een groot man is, die Italiëen de Itali
anen gedurende nauwelijks een maand in een bij
zondere stemming heeft gezien. Hij dacht ook, dat,
wanneer men een obscuur man is eu dus niet ge
vierd wordt dit het voordeel geeft, dat men de
menschen in hun weeksche kleeren en soms in hun
borstrok ziet. //En uw aanstaande roman?"
//Voila, mijn denkbeelden daarover heb ik nog
niet gepreciseerd; behalve wat iedereen en u ook
eu ook ik er van gehoord heb, kan ik u er niets
van zeggen. Ik moet daarover nog nadenken, te
Parij*, als ik tot rust, beu gekomen, l n ieder geval
zal ik het neo-katholicisme behandelen, dat de
kerk met de democratie tracht te verbinden."
//En zal er liefde inkomen?"
Passioneele liefde? O, ja, zeker 't zal een
roman zijn, kortom."
De bezoeker zag La N«:ione op tafel liggen.
De directeur van dat Florentijnsche blad had den
meester tijdens diens bezoek aan Florence zeer
nadrukkelijk gehuldigd en niettemin had die heer
een poenig en bekrompen artikel over Zola een
plaats in zijn blad verleend, waarin gezegd werd
dat de auteur K una en VAssonnuoir enkel had ge
schreven om geld eu de gunst van het publiek te
winnen. Eu hij vroeg: //heeft u het artikel van In
Xazione over u gelezen?"
//Ik kan geen Italiaansch lezen; hoe zoo ?" Eu
toen hem de inhoud van het artikel was meege
deeld, zei hij, met, onverhole'i geringschatting voor
alles wat journalist is : Och, ik kan mij niet storen
aan al de zotheden, die men in de kranten over
mij schrijft. Op dit oogenblik zijn ook de Parijsche
te beleggen.
»Kom!" zeide Clotilde opstaande, »laat een
rijtuig bestellen en dan moeten wij scheiden.
Ik heb afgesproken vroeg thuis te zullen
zijn, omdat mijn oude oom de Branges mij
van avond gezelschap zou komen houden."
Nu was het d'Albecourt, die haar wilde
terughouden, maar zij gevoelde niet den min
sten lust te blijven. De bekoring was ge
broken. Zij had gevlast op een jolige
dollemansstreek, een soort ongevaarlijk avontuur
met een galanten, maar eerbiedigen ridder,
die haar zou aanhalen en streelen, zooals
die anderen aangehaald en vertroeteld wor
den ; niet op een haastigen maaltijd met zulk
een zuinigen tafelgenoot die het menu ver
eenvoudigde en de rekening beknibbelde.
Christian's aandringen bleef vergeefs: zij ver
gunde hem zelfs niet, haar te vergezellen.
/ij kwam in de slechtst mogelijke stemming
thuis en betaalde, met een glimlach vol ironie,
het rijtuig dat haar voor de deur harer woning
bracht.
»Dat is ten minste weer zooveel minder
anders had hij dit ook nog voor mij moeten
uitgeven," dacht zij.
Toen zij den volgenden morgen ontwaakte
was zij zoo treurig, alsof er een geheele om
keer in haar leven had plaats gegrepen. Want
in haar hart was zij reeds begonnen zich te
gewennen aan het denkbeeld, eenmaal Chris
tian's vrouw te worden.
Den dag na haar terugkeer te Vendóme
ging Matilde de douairière de Cloyes een
bezoek brengen, 't Was een moeilijke gang
voor haar, want het betrof niets meer of
minder, dan die oude vriendin het door haar
genomen besluit mede te deelen, en 't stond
vast, dat die tijding voor Christian's tante
een groote slag zou zijn.
»Kom binnen, beste,:' riep de douairière
van uit haar fauteuil, »en beken je
pekelzonden. Aha, ondeugd! ge braadt er ook de
kranten, sinds ik door den koning ontvangen ben,
over mij los. Maar als men daaraan waarde hechtte
zou men zeer dwaas doen. Die drie of vier
schreeuwende kranten hebben tezamen niet die
importantie om er zich ernstig mee bezig te houden."
De meester was volkomen ontwaakt en daar de
bezoeker niet onbescheiden als een reporter was
en niet verder ondervroeg, onderwierp de meester
hem aan een ondervraging die, naarmate ze vlei
ender was voor den ondervraagde, van minder en
minder publiek belang werd. M. WAGENVOORT.
iiiiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiHiiiiimmijiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiiiiif
James Darmesteter.
De Revue de Paris deelt aan hare lezers mede,
dat de bekende geschiedkundige Lavisse, lid der
Académie Vranc.aise, de plaats zal innemen van
den overleden redacteur James Darmesteter, en de
redactie zal voortzetten gezamenlijk met den heer
Ganderax. In hetzelfde nummer geeft Gaston
Paris, de beroemde romaansche philoloog, een uit
voerige karakterschets van den overledenen James
Darmesteter, dien hij noemt »den laatsten profeet,
Jood van geslacht, Griek van beschaving, en
Franschman van hart." Darmesteter bezat een zoo
veelzijdige ontwikkeling, als in den tegenwoordigen
tijd weinig voorkomt, en een energie tot den
arbeid, die des te meer verbazing wekt, omdat
hij mismaakt en dientengevolge zwak van gestel
was. Hij had een moeielijke jeugd. Als kind
van een armen boekbinder kwam hij op drie
jarigen leeftijd van Chitteau-Salins naar Parijs,
waar hij en zijn oudere broeder Arsène slechts
door de giften hunner rijke geloofsgenooten in
staat waren, voldoend onderwijs te genieten.
Lateimoesten zij met les geven hun brood verdienen,
totdat zij, door hunne wetenschappelijke werken,
het rockt verworven hadden op het professoraat
aan de Ecole des Hautes Etudes en aan het College
de France. De volledige vertaling derZend-Avesta,
benevens de verklaring er van, in het Fransch en
Engelsch,was het groote werk van Darmesteter, maar
het bestudeeren der oud- ennieuw-Perzische talen,
en het eerste wetenschappelijk onderzoeknaar het
Afghaansch, in het land zelf, was niet voldoende
voor zijn drang naar arbeid. Hij hield zich ook
bezig met de moderne litteratuur en bij voorkeur
met de Engelsche dichters; onder anderen schreef
hij een zeer opmerkelijke studie over Wordsworth..
In Indic kreeg hij een deeltje gedichten van
Mary Kobinson in handen, die zulk een indruk
op hem maakten, dat hij ze in het Fransch ver
taalde en ze, met een inleiding voorzien, uitgaf.
Te Londen maakte hij kennis met de dichteres
zelf, en deze liet zich niet afschrikken door de
mismaakte gestalte van den vertaler, doch nam
hem aan als echtgenoot. Zes jaren lang leidden
zij i-amen een leven vol geluk en vruchtbaren
arbeid. In de laatste jaren begon Darmesteter,
die in zijn jeugd vrijdenker was geweest, meer
en meer tot het mysticisme over te hellen,
zooals blijkt uit zijn boek »De profeten van
Israël", dat in 1S!)^ verscheen. Daarin droomde
hij van een nieuwen godsdienst, die ontstaan zou
uit de ineensmelting van den oud-testamentischen
eeredienst der profeten met de ontdekkingen der
nieuwere wetenschap.
Ook de groote historische schets der Derde
Republiek, waarmede Darmestetor in Februari
zijn bijdragen in de Revue de Paris begon, ver
toont een trek van mysticisme. Daarin predikt
hij Frankrijk den innerlijken vrede, als een pro
feet der oudheid.
Gaston Paris eindigt zijn artikel met de woor
den : «Darmesteter staat geheel vóór ons als
Fransehe jood, die beiden, zijn ras en zijn va
derland, tot eer strekt. Hij is voor ons een
beeld van do energie dezer type, aan vroeger
eeuwen onbekend; een van de zeldzame bloemen
en verrassende vruchten, die de geheimzinnige
; palm van Israël kan voortbrengen, indien zij
geënt wordt op den ouden Franschen eik."
boter uit, als ge naar Parijs gaat. Kijk zoo'n
argeloos ding dat met haar minnaar de
vi-ahincAs partifulierai- afloopt. Nu, ik hoop,
dat go ons nu niet langer zult laten smachten.
Ge zijt goed en wel gecompromitteerd, meidlief.
Heel Parijs is vol van je avontuur. Gelukkig
is hij bereid het gebeurde te herstellen."
Mevrouw d'Epissec kende reeds lang de
voorliefde der beminnelijke oude vrouw voor
dergelijke scherts.
»Ik geloof nog niet, dat ik zóó verschrik
kelijk gecompromitteerd ben," antwoordde
zij. »In elk geval blijf ik alleen met mijn
schande. Ik heb nagedacht en kom u juist
zeggen.. . dat ik geen herstel verlang."
»Waarlijk! Och kom? Gekibbeld? Ja,
ik ken dat; 'k heb in mijn jeugd Ie, Dé/iit
Amourcnx zien spelen, 'k Zou er zelfs niet
graag een eed op doen, dat ik het zelf niet
heb gespeeld. Biecht eens op, kindlief, wat
hebben ze je gedaan ? Spreek op, dan zal
ik dien stoutcrd eens flink de ooren wasschen."
«Mijnheer d'Albecourt heeft mij niets ge- (
daan. Hij is een zeer achtenswaardig mensen,
degelijk, rechtschapen.. . ."
»O, hemel! we zijn verloren! Arme Chris
tian ! Waarom zeg je niet dat hij meineedig,
is, een dief, ontrouw!... Dat hoorde ik
liever. Mijn neef zal gek worden van spijt.. ."
?»lk voel me zeer vereerd, mevrouw, maar. ..''
»Hij heeft u zoo lief! Tot dusver was het
enkele woord huwelijk reeds voldoende om
hem op de vlucht te jagen; en u ligt hij te
voet met gebonden handen en voeten. Maar
laat hooren, wat schort er aan ? Vindt go
hem niet mooi genoeg, niet rijk genoeg, te
oud?"
»Dat zeg ik niet, maar. .."
»Baart zijn min ol meer bewogen verleden
u zorg voor de toekomst ?"
»O, heer, neen. Ik ben even moedig als
iedere andere. Dat is de zaak niet. Maar
ik ben gelukkig zooals ik ben; ik wil niet