Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 913
als zijn tegenstanders zeggen. En wat men
thans te weten is gekomen, is inderdaad in
booge mate compromitteerend, doch niet voor
Giolitti, maar voor Crispi. Als men de lijst
der door Crispi op de Banca Romana afge
geven ongedekte wissels nagaat, komt men
tot het besluit, dat «redenen van staat" hier
geen verontschuldiging meer kunnen zijn:
daarvoor komt in die documenten al te veel
de naam voor van Mevrouw Crispi, van haar
modemaakster en haar zijdeleverancier.
Crispi heeft in de Kamer met grooten op
hef verklaard, dat de documenten, voor zoo
ver zij op hem betrekking hadden, een samen
raapsel waren van leugens, valschheden en
laster. Het is mogelijk. Maar als dit het ge
val was, had hij hemel en aarde moeten be
wegen om een grondig onderzoek te verkrij
gen. Dit deed hij niet, maar hij verklaarde,
dat hij aan de Kamer de volle vrijheid liet,
om te beslissen, wanneer zij het rapport der
commissie ad hoc in openbare zitting zou
behandelen. Met eene kleine meerderheid
besloot de Kamer, dat den volgenden dag
te doen. Doch zóó had de premier het niet
bedoeld. Op den avond vóór deze discussie
verscheen het koninklijk besluit, waarbij de
zitting der Kamer werd geschorst. En dat
terwijl van al de hoogst belangrijke en drin
gende onderwerpen, die aan de orde waren, nog
zoo goed als niets was afgedaan! Crispi had
het schorsingsbesluit al in den zak, toen hij
de Kamer vriendelijk uitnoodigde, zelve den
dag voor de discussie' der «documenten" te
bepalen.
Crispi kan zich voor dit schorsingsbesluit
op geen enkel landsbelang beroepen; slechts
zijne persoonlijke belangen zijn in 't spel.
En daarom wordt de Kamer naar huis ge
stuurd, misschien wel ontbonden!
De Italianen hebben mogelijk slechte finan
ciën, maar zij verheugen zich in een rijke
taal. Die taal heeft, naast liefelijke verklein
woordjes, ook «vergroot woordjes", en zelfs
speciale, die iets minachtends te kennen geven.
Zoo het vergoelijkend Panamino, door de
Italianen op hunne schandalen toegepast, niet
voor een Panamaccio moeten plaats maken?
Sooiaia
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiii
1IIIIIIIIIIII1HIIIIIIIIIMIIIIIII
ProËctieye Armenzorg,
Wij wezen er hier (er plaatse reeds meer
malen op, welke milde bron van .werkver
schaffing er is gelegen in de woeste gronden
die in ons vaderland nog zoo veelvuldig voor
komen, en wij achten het daarom een ge
lukkig verschijnsel, dat in den laatsten tijd
zoowel particulieren als sommige gemeente
besturen meer en meer tot dit middel hun
toevlucht nemen, om hun armen een bestaan
te bezorgen, zonder tot de demoraliseerende
en improductieve bedeeling te vervallen. Wel
is hetgeen er in dit opzicht geschiedt, nog
zeer gering, maar toch verdient ook dit wei
nige als voorbeeld en proef in hooge mate de
aandacht van hen, die zich voor dezen din
gen interesseeren.
Zeer leerzaam en bemoedigend dunkt ons
daarom hetgeen de Drentsche gemeenten
Havelte en Vledder dit jaar met behulp van
een klein Rijkssubsidie in deze richting heb
ben weten tot stand te brengen.
Beide gemeenten namelijk stelden stukken
heidegrond beschikbaar, die onder deskundige
leiding werden bewerkt om er bosch van te
kunnen maken. Deze werkverschaffing, be
staande in diepspilten en liet maken van
wallen en slooten, duurde dit jaar in de ge
meente Vledder van 22 Januari tot 17 Maart
en in de gemeente Havelte van 5 Februari
tot 24 Maart. In Vledder werd gedurende
dit tijdsverloop aan 32 a 42 arbeiders nu en
dan werk verstrekt, waarbij loonen werden
gemaakt van 42 tot 84 et. per dag. In Havelte
profiteerden soms tot 97 arbeiders toe van de
werkverschaffing, maar het loon steeg daar
niet boven de 57 et. per dag. In Hafdie,
werden 0.8824 H. A. diep gespit, 100 M. wal
opgezet en 572 M. geslecht. In Vledder werd
1.8802 H. A. diep gespit, 820 M. wal gezet
en 0014 M. sloot gegraven ter ontwatering
van den grond.
Men ziet uit deze cijfers dat wij hier nog
slechts met een zeer bescheiden poging te
doen hebben, maar toch wordt reeds de invloed
ten goede daarvan door de deskundigen ten
zeerste geroemd.
De heer Spengler, directeur der Gerard
Adriaan van Swieten-Boschbouwschool
teFrederiksoord, geeft, voor zooveel de gemeente Vledder
betreft, die hij het beste kent, als zijn oordeel
dat door de betrekkelijk geringe opoffering
van f 580 van .Rijkswege en van f 585 van
gemeentewege "een zeer merkbaar gunstige in
vloed" op de arbeiders is uitgeoefend, welke
zich geopenbaard heeft in het geheel weg
blijven van bedelaars en het niet aanvragen
van gebruikelijke voorschotten, terwijl na
tuurlijk de wetenschap dat het geld hetwelk
de arbeiders wekelijks ontvingen verdiend was,
zeker ook het zedelij k peil niet verlaagd heeft,
zooals elders waar het geld eenvoudig wordt
weggegeven.
Niet minder gunstig is het oordeel, wat
Havelte betreft, uitgesproken door den heer
Houwing, lid van de Tweede Kamer, raads
lid en jaren lang predikant in deze gemeente,
en die de toestand daar dus door en door kent.
Ook hij verzekert dat de werkverschaffing een
niet te miskennen gematigden invloed heeft
gehad, die in zijne gemeente nog duidelijker
spreekt dan in Vledder, omdat daar het kwaad
veel erger was en haast ongeneeslijk scheen.
De bedelarij hield door de werverschaffing
bijna geheel op. De wetenschap alleen dat er
werk te krijgen was, deed het eergevoel in die
mate ontwaken, dat men uit eigen aandrift,
het bedelen staakte, waarvan bovendien nog
een ander gelukkig verschijnsel het gevolg
was, namelijk dat indezelfde mate het school
bezoek toenam, nu de kinderen niet meer uit
bedelen werden gestuurd.
In beide gemeenten heeft dus de maatregel
een zeer gunstigen moreelen en socialen in
vloed gehad en verdient hij dus reeds uit dit
oogpunt reeds aanbeveling. Doch er zijn
merkt de heer Houwing terecht op boven
dien voordeelen aan verbonden van stof
'elijken aard, die niet gering zijn te schatten.
Het uitgegeven geld doet dubbelen, zelfs
meerderen dienst. Immers het strekt niet
alleen tot onderhoud van noodlijdenden en
en dat op veel beter en doeltreffender wijze
dan wanneer het eenvoudig als aalmoes wordt
uitgereikt, maar het dient tevens als opge
legd kapitaal, dat door de aangekweekte
bosschen eenmaal vruchtdragend zal worden en
zal medewerken om den financieelen toestand
der gemeente te verbeteren. Inderdaad ook
geen gering voordeel voor een gemeente als
Havelte met 3000 zielen, een schuld van
?90,000 en een hoofdelijken omslag van meer
dan 9 M pCt.
De zegenrijke gevolgen van maatregelen
als de bedoelde, springen dus zeer duidelijk
in het oog. Welk een prachtig resultaat werd
hier reeds verkregen door de ontginning van
slechts 8 H. A. heidegrond, die daar eerst lag
zonder eenig nut af te werpen.
Hoeveel ellende zou er dus niet kunnen
worden gelenigd, hoeveel rijkdom zou fsTit'i.
kunnen worden voortgebracht, indien eens
krachtig de hand werd geslagen aan het pro
ductief maken van allen daartoe geschikten
woesten grond, die in ons vaderland nog
altijd een oppervlakte beslaat van circa 8
millioen H. A.
Het schijnt echter wel dat zulke dingen
voor onze knappe ovërheidskoppen veel te
natuurlijk en te eenvoudig zijn om er veel
waarde aan te hebben. Er zitten, naar het
schijnt, geen kwesties genoeg in en dan deugt
het in veler oogen niet. Vooral in invloed
rijke kringen heerscht nog maar al te zeer
een geest als die van Gedeputeerde Staten
van Friesland, welke aan de gemeentebestu
ren van Opsterlanden Ooststellingwerf hunne
goedkeuring weigerden op plannen van ge
lijken aard als die in Drenthe met medewer
king van Gedeputeerde Staten konden wor
den uitgevoerd met een succes als hierboven
beschreven. De heer rti>e>iyler noemt dit jam
mer, daar juist in de gemeente Ooststelling
werf een groote oppervlakte zandverstuiving
ligt, die voor geringen prijs door de gemeente
zou kunnen worden overgenomen en dan in
cultuur gebracht, terwijl zij nu niet alleen
renteloos ligt, maar steeds gevaar voor de om
ringende gronden blijft opleveren.
Nog een ander bezwaar, waarop ook wij
reeds meermalen wezen, en dat een krachtig
voortschrijden op den hier bedoelden weg in
hoogc mate belemmert, vond de heer >SX".'//<?>'
in het privaat-eigendomsrecht op de woeste
gronden, Een groot bezwaar voor de voort
zetting van deze hoogst nuttige en
produc?>tieve werkverschaffing, is wat de gemeente
»Vledder betreft, gelegen in de moeielijkheid
»voor de gemeente om heideveld te kunnen
»koopen, dat wel is waar voldoende
voor»handen is, maar waarvan de eigenaars
on»willig zijn om het af'testaan of door een
«buiten de gemeente gevestigden grondeige
naar wordt opgekocht tegen zeer hoogen
"prijs, niet een ander doel dan om hef: te
«ontginnen, daar het woest blijft liggen."
Menschen die het eigendomsrecht beschou
wen als een droit divin zullen dit ongetwij
feld heel goed en natuurlijk vinden. Wie
echter van meening is dat ook het eigendoms
recht gelijken tred moet houden met de ver
anderlijke eischen van het algemeen belang,
zal moeten erkennen dat, uit dit oogpunt
beschouwd, ons onteigeningsrecht dringend
hervorming behoeft.
Socius.
TOONLLreaMVZiLK
Kroniel
Het Nechrlandsch Tooneel heeft een voorstelling
gegeven bestaande uit Gringiore en Cyprienne
(Divorcons).
De heer Bouwmeester heeft in de titelrol van
het bedrijf van De Banville nog eens laten zien, i
dat hij wel de eenige acteur is die emotie kan |
wekken. Xijn reoiet van hetgedicht aan de Vorsten '
deed mij veel genoegen, hij declameerde het in
fraaie lage tonen. Er mankeerde alleen aan, dat
hij sommige verzen kapot maakte, de eerste helft
aan het vorige, de tweede helft aan het volgende
hechtte, en zoodoende het rijm verwaarloosde.
Maar dit is de algemeene trant op het tooneel
en gaat door voor natuurlijk. Integendeel is het
onnatuurlijk; waar rijm z'v, behoort men het te \
laten hooren. Wie rijmende verzen zegt zonder ]
rijm, spreekt even slecht als iemand die het
proza zou trachten te doen rijmen. Bouwmeester
heeft in dit drama nog een gedicht te zeggen,
het Galyenlied, met het referein :
Het is de gaard van Lodewijk.
namelijk de staken waaraan de lijken van 's konings '
slachtoffers hangen te bengelen. Nu zijn al de
coupletten niet in denzelfden toon, het eene is
ernstig, het andere bitter. liet breekt het efl'ekt
als men het referein van de coup'etten die ver
schillen, zegt op de zelfde manier. Bouwmeester
wacht een oogeriblik en raffelt dan met een stem
die hij plotseling uit den toon laat vallen:
Het is de gaard van Lodewijk.
Aan de voordracht van een gedicht op het
tooi'eel rnag men den eisch stellen, dat zij ge
schiedt in de rol. Hierop heett de heer Bouw
meester bij het Galgenlied niet gelet, maar het
vers gezegd alsof het voor het publiek was be
stemd, en buiten zijn rol stond gelijk in de oude
vaudevilles. De dictie van het proza van zijn
rol wordt al te zeer door den souffleur beheerscht,
do inspiratie welke van die zijde komt, maakt
van den tekst somtijds een ongeloofelijk vreemde
mozaïek. De betere en zeer goede gedeelten in
het onderlijnd met Loyse uitgezonderd, toen
Bouwmeester zijn oude zelf nog eens liet hooren, l
scheen zijn figuur als Gringoire met weinig zorg ]
samengesteld en het geheel zonder kleur.
Juffrouw van Dommelen debuteert in de ge
noemde meisjesrol. Haar stem is tamelijk ont
wikkeld en heeft een zuiveren klank. Zij spreekt
haren tekst met de accuratesse van een les; de
scherpe overgangen, de vele klemtonen, ontnemen
aan haar voordracht het bekoorlijke van
zelfgcvoelde aandoening, de eenige, die bij anderen
aandoening wekken kan. Men leert den inhoud
van haar rol kennen van het e rste tot het laatste
woord; maar het sentiment van de rol komt niet
zoo goed uit.
De heer Roijaards releveerde do figuur van
Lodewijk XI slechts weinig. Bij hem steeds
drukte voor diepte en herrie voor hartstocht. Hij
heeft een geluid dat voor weinig modulatie
v;,tbaar is. liet is hard en niet schoon, en hij heeft
onaangenaamheden van uitspraak welke herinne
ren aan verouderde modellen, o. a. het zware
rollen van de r's. Zijn discours aan de tafel bij
Simon Fourniez was eentonig, zijn uitbarsting als
Olivior Ie Daim hem de tijding van het verraad komt
brengen, schoon luidruchtig genoeg, weinig schrik
wekkend. Hoogstens kan men bezorgdheid voelen
voor de keel d. s koning', meer dan voor die van
zijn slachtoffers. De vertoornde majesteit werd
ons niet vertoond ; het bleef bij een ongemak
kelijk standje van .... KoijaanK Indien het
hem riet gehikt zijn stem in zijn macht te krijgen
en vooral de lagere registers behoorlijk te ont
wikkelen, zal hij zulke rullen nimmer kunnen
spelen. Yoorloopig is zijn kunst in dit vak alles
uiterlijkheid. Xijn spel is onrustig, monotoon,
oppervlakkig. Van een Lodewijk XI een levend
mensch te makon, gaat ver boven zijn kracht.
Dit mag met vrijmoedigheid gezegd worden van
den acteur die in (typntimie een tweede rol niet
oneindig meer artisticiteit vervulde. Xijn
middelmatigen tooneelkoning bad hij afgelegd en gaf
in de plaats een nicuwcrwetschen gentleman
zooals in de llollandsche schouwburgen te weinig
wordt gezien. De metatormoze was op zich zelf
een succes, en bezorgde hem een aangenaam ge
mompel van goedkeuring. Wanneer oijaards
zijn belangen wel begrijpt, zal hij zich tevreden
stellen met rollen die hem de soberheid en het
zelfbedwang loeren waaraan hij boven alles be
hoefte- heeft, /uilen zijne middelen hem ver
oorloven de ledige plaats van een jeune premier
eenmaal in te nemen V Wellicht indien eigen
eerzucht of de noodzakelijkheid van het reper
toire hem niet te spoedig drijven naar een plaats
welke liij 1111 nog niet kan vervullen.
Van Koijaards wordt door sommigen, weten wij.
veel verwacht en veel verlangd. Misschien vindt
men de rol van Clavignac in Cypritinic te min
voor hem. Ons evenwel schijnt het, dat al wat
hij nu boven zulke dingen te doen zal krijgen,
hem kwalijk zal gelukken. Zelfs voor dit werk
was hij een paar maal te zwak, blijkens de drukte
van gebaren en het, ratelen van de woorden. Kr
scheelde niet veel aan, maar wat er aan scheelde
moet hij meester worden, voor hij er aan denken
kan verder te gaan. Ik herhaal, dat hij als
Clavignac uitmuntende oogenblikken had. Dit
begin van correct, beschaafd, geestig en ingetogen
spel, toonde capaciteiten en bevatte beloften,
welke wij mot leedwezen zouden zien ondergaan
en onvervuld blijven.
De kunst zal beter gediend zijn door Koijr.ards
als een goede rttvonncnr dan als een middelma
tige pn»iicr rok. Ken gotik raisonneur moet hij
nog worden. Hoe zou hij dan nu reeds een aan
nemelijke premier role zijn '.'
De algemeene indruk van de opvoering van
Cyprienne is dat de artisten meer het stuk naar
zich toe halen, dan trachten zich er in te werken.
De dames snateren en kraaien wel wat veel zooals
onze Lieve Heer haar van mondjes heeft voorzien.
De wereld waarin deze Fransche kluchten speler,
verschilt evenveel van het gemoedelijk leventje
der acteurs en actrices die sommigen ten on
rechte voor wereldsche en wufte lieden houden
als bij voorbeeld de wereld van Gysbrecht van
Amstel, op die waarin men zich verveelt. Het
schijnt dat men aan het tooneel van meening is,
dat juist hunne eigen, dagelijksche manier hier te
pas komt. De gebaren en geluiden welke zij
aanwenden om hunne eigen vroolijkheid te ver
tolken, en verliefdheid, of nukkigheid, en alle.
andere bij deze scènes voorkomende gesteld
heden des harten, brengen zij over op het too
neel dat toch een geheel verschillend tafereel
moet verbeelden. Uicorfonn speelt niet bij
de acteurs en de actrices van het Nedeilandsc/t
Tooneei, maar bij Parijzenaars van de groote
wereld. Ik meen dat enkel de heer oijaards
van zijn rol een andere type had gemaakt
dan hij vond in de liguur van Willem Koij
aards. Nu spreekt het wel van zelf, dat de
tooneelisten voor het mcerendeel levendige
en vernuftige personen als zij met elkaar
gevallen uitstaande hadden waarvoor hun de
hemel beware ! zooals die fransche aristocraten
of althans voorname bourg- oi«, u een spektakel
zouden voorzetten dat vrij wat amusanter zou
zijn dan de aktie is van ons, gewone menschen.
De grappen van mevrouw Frenkel zullen allicht
aardiger zijn dan die van de juffrouwen uit de
parterre, en de uien van den heer Tourniaire
wel zoo goed als die van de heeren in de stalles,
zoodat de geheele opvoering veel succes kan
hebben gelijk zij werkelijk had terwijl toch
is voorbij gezien dat Dti'orrons even zoo goed
gesjireld moet woiden als een treurspel. Het dui
delijkste kunnen wij verkla en wat wij bedoelen
aan het laatste bedrijf, de scène in het C'tbinet
pai ticulter van de restauratie, waar man en vrouw
samen e'en om den minnaar te bedriegen. Men be
dient elkander in die fameuze gelegenheden op oene
van twee manieren. Men doet de spijs uit de
schotels op het bord dat men vóór zich heeft,
en reikt het zijn dischgenoot over, die het aan
neemt. Of deze laatste houdt zijn eigen bord
een bee je in de hoogte, zoo dicht mogelijk bij
den schotel die aan de beurt is. Maar in geen
geval neemt de heer met vork en lepel het eten
uit de schaal en reikt daarmee over de tafel
naar het bord van de dame, dat zij stil voor
zich laat staan. Meer dan eenmaal heeft de heer
Clous dit gebaar uitgevoerd. Men gelieve dit eene
geval met honderd te vermenigvuldigen om te
komen tot het geheel dat hier bedoeld is. In
dit tooneel was de heer Wensma volkomen buiten
zijn rol van niaitre-d'hiHcl. Hot is r°.n te
nemen, dat als de heer )Vcnsma eens voor de
grap op een partijtje voor bediende ging spelen,
en het gebeurde dat een dame bij een heer op
schoot ging zitten, zijn gelaat de komieke ver
legenheid zou vertoonen die hij hier aan den
dag legde. Maar een kellner in een deftige
restauratie ziet ieder kleedingstuk. ja, den blauwen
hemel vallen, zonder een spier van zijn tronie
te verdraaien. Hij heeft geen zintuigen dan die
er bij zijn dienst te pas komen. De heer Wensma
was veel te luid on te bewege'ijk. Dat is niet
het spelen van een rol.
G.
Klein Eyolf,
Misschien iedere onderstelling is gewaagd,
maar misschien i-i het proces der conceptie bij
Ibsen zoo : hij denkt veel na over eonigo ver
houding tusschen menschen. of van menschen tot
de schepping ; maar het leven der zoekende,
vindende, bouwende gedachte, wekt bet leven
der verbeelding, Kn dit dringt /ich naast het
denken omhoog, en groeit ermede samen, zóó,
dat in het gelukkigste geval de beelden levende
symbolen gelijken, zonder hun oorsprong van
dichterlijke geboorte te verloochenen. Xij zijn dan
tegelijk menschen van vleesch en bloed,
menscben grootendeels van een sterk eigenleven, een
sterk zinnelijk en geestelijk fonds, en tiguren,
die slechts schijnen getrokken om een of ander
begrip te verduidelijken, wezens die alleen in de
spokenwereld kunnen bestaan. Hoe meer de ge
dachte de eigenlijke conceptie heeft beheerscht,
des te meer onwezenlijks hebben de personen van
het drama. Ibsen is niet eon schrijver, die na een
vraagstuk te hebben >erwogen und ergriindet",
op de manier van den kater llidigcigei, zich zet,
en beelden gaat zoeken om de uitkomsten van
zijn zoeken aanschouwelijk te maken. Xijn liiruren
zijn op zichzelf te sterk, leven te vol om te
zijn bedacht. Maar de gedachte en de verbeelding
w-erken bij hem bijna gelijktijdig; de gedachte
is weinig bestorven ; zij ligt in zijn werken
als een versch gevonden en dadelijk gegeven
schat; zijn verbeelding leeft niet op een veel
zijdige onuitputtelijke léven-ervaring, maar groeit
steeds omhoog uit een zoo juist weder verzamelde
groep erkentenis. Daardoor zoekt de lezer licht
in ieder werk van Jbsen, naar een strekking,
wanhopig beginnen, wijl het voorkomt, (lat de
auteur een slot, een conclusie niet heeft gevon
den, al scheppende vergeten heeft, zich daarom
te bekommeren. Ook hierom wordt spoedig in
lïisen's werk een betoog gezien, wijl de drama
tische ontwikkeling zoo streng logisch pleegt te
zijn, en hij niet om een goed slot te vinden, uit
medelijden of wat ook, het drama verminkt. _
A'lein Kyolf maakt, bij een vluchtige lezing,
den indruk, vooral wat dit laatste betreft, niet
een der beste werken van den Xoorschen horos
te zijn. Wanneer wij den geheelen inhoud
eonigszins uitvoerig hebben medegedeeld, za! een enk.il
woord voldoende zijn om die meening toe :e
lichten. Ali'red Allmor.s hoeft in zijn jeugd rn
in zijn studentenjaren samen gewoond met zi0n
stiefzuster, de eenige overgeblevenen van het ge
zin. Xij hebben moeite gehad om door de wereld
te komen, maar Alliners heeft llita getrouwd;
waarom 'i