De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 23 december pagina 2

23 december 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 913 als zijn tegenstanders zeggen. En wat men thans te weten is gekomen, is inderdaad in booge mate compromitteerend, doch niet voor Giolitti, maar voor Crispi. Als men de lijst der door Crispi op de Banca Romana afge geven ongedekte wissels nagaat, komt men tot het besluit, dat «redenen van staat" hier geen verontschuldiging meer kunnen zijn: daarvoor komt in die documenten al te veel de naam voor van Mevrouw Crispi, van haar modemaakster en haar zijdeleverancier. Crispi heeft in de Kamer met grooten op hef verklaard, dat de documenten, voor zoo ver zij op hem betrekking hadden, een samen raapsel waren van leugens, valschheden en laster. Het is mogelijk. Maar als dit het ge val was, had hij hemel en aarde moeten be wegen om een grondig onderzoek te verkrij gen. Dit deed hij niet, maar hij verklaarde, dat hij aan de Kamer de volle vrijheid liet, om te beslissen, wanneer zij het rapport der commissie ad hoc in openbare zitting zou behandelen. Met eene kleine meerderheid besloot de Kamer, dat den volgenden dag te doen. Doch zóó had de premier het niet bedoeld. Op den avond vóór deze discussie verscheen het koninklijk besluit, waarbij de zitting der Kamer werd geschorst. En dat terwijl van al de hoogst belangrijke en drin gende onderwerpen, die aan de orde waren, nog zoo goed als niets was afgedaan! Crispi had het schorsingsbesluit al in den zak, toen hij de Kamer vriendelijk uitnoodigde, zelve den dag voor de discussie' der «documenten" te bepalen. Crispi kan zich voor dit schorsingsbesluit op geen enkel landsbelang beroepen; slechts zijne persoonlijke belangen zijn in 't spel. En daarom wordt de Kamer naar huis ge stuurd, misschien wel ontbonden! De Italianen hebben mogelijk slechte finan ciën, maar zij verheugen zich in een rijke taal. Die taal heeft, naast liefelijke verklein woordjes, ook «vergroot woordjes", en zelfs speciale, die iets minachtends te kennen geven. Zoo het vergoelijkend Panamino, door de Italianen op hunne schandalen toegepast, niet voor een Panamaccio moeten plaats maken? Sooiaia iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiii 1IIIIIIIIIIII1HIIIIIIIIIMIIIIIII ProËctieye Armenzorg, Wij wezen er hier (er plaatse reeds meer malen op, welke milde bron van .werkver schaffing er is gelegen in de woeste gronden die in ons vaderland nog zoo veelvuldig voor komen, en wij achten het daarom een ge lukkig verschijnsel, dat in den laatsten tijd zoowel particulieren als sommige gemeente besturen meer en meer tot dit middel hun toevlucht nemen, om hun armen een bestaan te bezorgen, zonder tot de demoraliseerende en improductieve bedeeling te vervallen. Wel is hetgeen er in dit opzicht geschiedt, nog zeer gering, maar toch verdient ook dit wei nige als voorbeeld en proef in hooge mate de aandacht van hen, die zich voor dezen din gen interesseeren. Zeer leerzaam en bemoedigend dunkt ons daarom hetgeen de Drentsche gemeenten Havelte en Vledder dit jaar met behulp van een klein Rijkssubsidie in deze richting heb ben weten tot stand te brengen. Beide gemeenten namelijk stelden stukken heidegrond beschikbaar, die onder deskundige leiding werden bewerkt om er bosch van te kunnen maken. Deze werkverschaffing, be staande in diepspilten en liet maken van wallen en slooten, duurde dit jaar in de ge meente Vledder van 22 Januari tot 17 Maart en in de gemeente Havelte van 5 Februari tot 24 Maart. In Vledder werd gedurende dit tijdsverloop aan 32 a 42 arbeiders nu en dan werk verstrekt, waarbij loonen werden gemaakt van 42 tot 84 et. per dag. In Havelte profiteerden soms tot 97 arbeiders toe van de werkverschaffing, maar het loon steeg daar niet boven de 57 et. per dag. In Hafdie, werden 0.8824 H. A. diep gespit, 100 M. wal opgezet en 572 M. geslecht. In Vledder werd 1.8802 H. A. diep gespit, 820 M. wal gezet en 0014 M. sloot gegraven ter ontwatering van den grond. Men ziet uit deze cijfers dat wij hier nog slechts met een zeer bescheiden poging te doen hebben, maar toch wordt reeds de invloed ten goede daarvan door de deskundigen ten zeerste geroemd. De heer Spengler, directeur der Gerard Adriaan van Swieten-Boschbouwschool teFrederiksoord, geeft, voor zooveel de gemeente Vledder betreft, die hij het beste kent, als zijn oordeel dat door de betrekkelijk geringe opoffering van f 580 van .Rijkswege en van f 585 van gemeentewege "een zeer merkbaar gunstige in vloed" op de arbeiders is uitgeoefend, welke zich geopenbaard heeft in het geheel weg blijven van bedelaars en het niet aanvragen van gebruikelijke voorschotten, terwijl na tuurlijk de wetenschap dat het geld hetwelk de arbeiders wekelijks ontvingen verdiend was, zeker ook het zedelij k peil niet verlaagd heeft, zooals elders waar het geld eenvoudig wordt weggegeven. Niet minder gunstig is het oordeel, wat Havelte betreft, uitgesproken door den heer Houwing, lid van de Tweede Kamer, raads lid en jaren lang predikant in deze gemeente, en die de toestand daar dus door en door kent. Ook hij verzekert dat de werkverschaffing een niet te miskennen gematigden invloed heeft gehad, die in zijne gemeente nog duidelijker spreekt dan in Vledder, omdat daar het kwaad veel erger was en haast ongeneeslijk scheen. De bedelarij hield door de werverschaffing bijna geheel op. De wetenschap alleen dat er werk te krijgen was, deed het eergevoel in die mate ontwaken, dat men uit eigen aandrift, het bedelen staakte, waarvan bovendien nog een ander gelukkig verschijnsel het gevolg was, namelijk dat indezelfde mate het school bezoek toenam, nu de kinderen niet meer uit bedelen werden gestuurd. In beide gemeenten heeft dus de maatregel een zeer gunstigen moreelen en socialen in vloed gehad en verdient hij dus reeds uit dit oogpunt reeds aanbeveling. Doch er zijn merkt de heer Houwing terecht op boven dien voordeelen aan verbonden van stof 'elijken aard, die niet gering zijn te schatten. Het uitgegeven geld doet dubbelen, zelfs meerderen dienst. Immers het strekt niet alleen tot onderhoud van noodlijdenden en en dat op veel beter en doeltreffender wijze dan wanneer het eenvoudig als aalmoes wordt uitgereikt, maar het dient tevens als opge legd kapitaal, dat door de aangekweekte bosschen eenmaal vruchtdragend zal worden en zal medewerken om den financieelen toestand der gemeente te verbeteren. Inderdaad ook geen gering voordeel voor een gemeente als Havelte met 3000 zielen, een schuld van ?90,000 en een hoofdelijken omslag van meer dan 9 M pCt. De zegenrijke gevolgen van maatregelen als de bedoelde, springen dus zeer duidelijk in het oog. Welk een prachtig resultaat werd hier reeds verkregen door de ontginning van slechts 8 H. A. heidegrond, die daar eerst lag zonder eenig nut af te werpen. Hoeveel ellende zou er dus niet kunnen worden gelenigd, hoeveel rijkdom zou fsTit'i. kunnen worden voortgebracht, indien eens krachtig de hand werd geslagen aan het pro ductief maken van allen daartoe geschikten woesten grond, die in ons vaderland nog altijd een oppervlakte beslaat van circa 8 millioen H. A. Het schijnt echter wel dat zulke dingen voor onze knappe ovërheidskoppen veel te natuurlijk en te eenvoudig zijn om er veel waarde aan te hebben. Er zitten, naar het schijnt, geen kwesties genoeg in en dan deugt het in veler oogen niet. Vooral in invloed rijke kringen heerscht nog maar al te zeer een geest als die van Gedeputeerde Staten van Friesland, welke aan de gemeentebestu ren van Opsterlanden Ooststellingwerf hunne goedkeuring weigerden op plannen van ge lijken aard als die in Drenthe met medewer king van Gedeputeerde Staten konden wor den uitgevoerd met een succes als hierboven beschreven. De heer rti>e>iyler noemt dit jam mer, daar juist in de gemeente Ooststelling werf een groote oppervlakte zandverstuiving ligt, die voor geringen prijs door de gemeente zou kunnen worden overgenomen en dan in cultuur gebracht, terwijl zij nu niet alleen renteloos ligt, maar steeds gevaar voor de om ringende gronden blijft opleveren. Nog een ander bezwaar, waarop ook wij reeds meermalen wezen, en dat een krachtig voortschrijden op den hier bedoelden weg in hoogc mate belemmert, vond de heer >SX".'//<?>' in het privaat-eigendomsrecht op de woeste gronden, Een groot bezwaar voor de voort zetting van deze hoogst nuttige en produc?>tieve werkverschaffing, is wat de gemeente »Vledder betreft, gelegen in de moeielijkheid »voor de gemeente om heideveld te kunnen »koopen, dat wel is waar voldoende voor»handen is, maar waarvan de eigenaars on»willig zijn om het af'testaan of door een «buiten de gemeente gevestigden grondeige naar wordt opgekocht tegen zeer hoogen "prijs, niet een ander doel dan om hef: te «ontginnen, daar het woest blijft liggen." Menschen die het eigendomsrecht beschou wen als een droit divin zullen dit ongetwij feld heel goed en natuurlijk vinden. Wie echter van meening is dat ook het eigendoms recht gelijken tred moet houden met de ver anderlijke eischen van het algemeen belang, zal moeten erkennen dat, uit dit oogpunt beschouwd, ons onteigeningsrecht dringend hervorming behoeft. Socius. TOONLLreaMVZiLK Kroniel Het Nechrlandsch Tooneel heeft een voorstelling gegeven bestaande uit Gringiore en Cyprienne (Divorcons). De heer Bouwmeester heeft in de titelrol van het bedrijf van De Banville nog eens laten zien, i dat hij wel de eenige acteur is die emotie kan | wekken. Xijn reoiet van hetgedicht aan de Vorsten ' deed mij veel genoegen, hij declameerde het in fraaie lage tonen. Er mankeerde alleen aan, dat hij sommige verzen kapot maakte, de eerste helft aan het vorige, de tweede helft aan het volgende hechtte, en zoodoende het rijm verwaarloosde. Maar dit is de algemeene trant op het tooneel en gaat door voor natuurlijk. Integendeel is het onnatuurlijk; waar rijm z'v, behoort men het te \ laten hooren. Wie rijmende verzen zegt zonder ] rijm, spreekt even slecht als iemand die het proza zou trachten te doen rijmen. Bouwmeester heeft in dit drama nog een gedicht te zeggen, het Galyenlied, met het referein : Het is de gaard van Lodewijk. namelijk de staken waaraan de lijken van 's konings ' slachtoffers hangen te bengelen. Nu zijn al de coupletten niet in denzelfden toon, het eene is ernstig, het andere bitter. liet breekt het efl'ekt als men het referein van de coup'etten die ver schillen, zegt op de zelfde manier. Bouwmeester wacht een oogeriblik en raffelt dan met een stem die hij plotseling uit den toon laat vallen: Het is de gaard van Lodewijk. Aan de voordracht van een gedicht op het tooi'eel rnag men den eisch stellen, dat zij ge schiedt in de rol. Hierop heett de heer Bouw meester bij het Galgenlied niet gelet, maar het vers gezegd alsof het voor het publiek was be stemd, en buiten zijn rol stond gelijk in de oude vaudevilles. De dictie van het proza van zijn rol wordt al te zeer door den souffleur beheerscht, do inspiratie welke van die zijde komt, maakt van den tekst somtijds een ongeloofelijk vreemde mozaïek. De betere en zeer goede gedeelten in het onderlijnd met Loyse uitgezonderd, toen Bouwmeester zijn oude zelf nog eens liet hooren, l scheen zijn figuur als Gringoire met weinig zorg ] samengesteld en het geheel zonder kleur. Juffrouw van Dommelen debuteert in de ge noemde meisjesrol. Haar stem is tamelijk ont wikkeld en heeft een zuiveren klank. Zij spreekt haren tekst met de accuratesse van een les; de scherpe overgangen, de vele klemtonen, ontnemen aan haar voordracht het bekoorlijke van zelfgcvoelde aandoening, de eenige, die bij anderen aandoening wekken kan. Men leert den inhoud van haar rol kennen van het e rste tot het laatste woord; maar het sentiment van de rol komt niet zoo goed uit. De heer Roijaards releveerde do figuur van Lodewijk XI slechts weinig. Bij hem steeds drukte voor diepte en herrie voor hartstocht. Hij heeft een geluid dat voor weinig modulatie v;,tbaar is. liet is hard en niet schoon, en hij heeft onaangenaamheden van uitspraak welke herinne ren aan verouderde modellen, o. a. het zware rollen van de r's. Zijn discours aan de tafel bij Simon Fourniez was eentonig, zijn uitbarsting als Olivior Ie Daim hem de tijding van het verraad komt brengen, schoon luidruchtig genoeg, weinig schrik wekkend. Hoogstens kan men bezorgdheid voelen voor de keel d. s koning', meer dan voor die van zijn slachtoffers. De vertoornde majesteit werd ons niet vertoond ; het bleef bij een ongemak kelijk standje van .... KoijaanK Indien het hem riet gehikt zijn stem in zijn macht te krijgen en vooral de lagere registers behoorlijk te ont wikkelen, zal hij zulke rullen nimmer kunnen spelen. Yoorloopig is zijn kunst in dit vak alles uiterlijkheid. Xijn spel is onrustig, monotoon, oppervlakkig. Van een Lodewijk XI een levend mensch te makon, gaat ver boven zijn kracht. Dit mag met vrijmoedigheid gezegd worden van den acteur die in (typntimie een tweede rol niet oneindig meer artisticiteit vervulde. Xijn middelmatigen tooneelkoning bad hij afgelegd en gaf in de plaats een nicuwcrwetschen gentleman zooals in de llollandsche schouwburgen te weinig wordt gezien. De metatormoze was op zich zelf een succes, en bezorgde hem een aangenaam ge mompel van goedkeuring. Wanneer oijaards zijn belangen wel begrijpt, zal hij zich tevreden stellen met rollen die hem de soberheid en het zelfbedwang loeren waaraan hij boven alles be hoefte- heeft, /uilen zijne middelen hem ver oorloven de ledige plaats van een jeune premier eenmaal in te nemen V Wellicht indien eigen eerzucht of de noodzakelijkheid van het reper toire hem niet te spoedig drijven naar een plaats welke liij 1111 nog niet kan vervullen. Van Koijaards wordt door sommigen, weten wij. veel verwacht en veel verlangd. Misschien vindt men de rol van Clavignac in Cypritinic te min voor hem. Ons evenwel schijnt het, dat al wat hij nu boven zulke dingen te doen zal krijgen, hem kwalijk zal gelukken. Zelfs voor dit werk was hij een paar maal te zwak, blijkens de drukte van gebaren en het, ratelen van de woorden. Kr scheelde niet veel aan, maar wat er aan scheelde moet hij meester worden, voor hij er aan denken kan verder te gaan. Ik herhaal, dat hij als Clavignac uitmuntende oogenblikken had. Dit begin van correct, beschaafd, geestig en ingetogen spel, toonde capaciteiten en bevatte beloften, welke wij mot leedwezen zouden zien ondergaan en onvervuld blijven. De kunst zal beter gediend zijn door Koijr.ards als een goede rttvonncnr dan als een middelma tige pn»iicr rok. Ken gotik raisonneur moet hij nog worden. Hoe zou hij dan nu reeds een aan nemelijke premier role zijn '.' De algemeene indruk van de opvoering van Cyprienne is dat de artisten meer het stuk naar zich toe halen, dan trachten zich er in te werken. De dames snateren en kraaien wel wat veel zooals onze Lieve Heer haar van mondjes heeft voorzien. De wereld waarin deze Fransche kluchten speler, verschilt evenveel van het gemoedelijk leventje der acteurs en actrices die sommigen ten on rechte voor wereldsche en wufte lieden houden als bij voorbeeld de wereld van Gysbrecht van Amstel, op die waarin men zich verveelt. Het schijnt dat men aan het tooneel van meening is, dat juist hunne eigen, dagelijksche manier hier te pas komt. De gebaren en geluiden welke zij aanwenden om hunne eigen vroolijkheid te ver tolken, en verliefdheid, of nukkigheid, en alle. andere bij deze scènes voorkomende gesteld heden des harten, brengen zij over op het too neel dat toch een geheel verschillend tafereel moet verbeelden. Uicorfonn speelt niet bij de acteurs en de actrices van het Nedeilandsc/t Tooneei, maar bij Parijzenaars van de groote wereld. Ik meen dat enkel de heer oijaards van zijn rol een andere type had gemaakt dan hij vond in de liguur van Willem Koij aards. Nu spreekt het wel van zelf, dat de tooneelisten voor het mcerendeel levendige en vernuftige personen als zij met elkaar gevallen uitstaande hadden waarvoor hun de hemel beware ! zooals die fransche aristocraten of althans voorname bourg- oi«, u een spektakel zouden voorzetten dat vrij wat amusanter zou zijn dan de aktie is van ons, gewone menschen. De grappen van mevrouw Frenkel zullen allicht aardiger zijn dan die van de juffrouwen uit de parterre, en de uien van den heer Tourniaire wel zoo goed als die van de heeren in de stalles, zoodat de geheele opvoering veel succes kan hebben gelijk zij werkelijk had terwijl toch is voorbij gezien dat Dti'orrons even zoo goed gesjireld moet woiden als een treurspel. Het dui delijkste kunnen wij verkla en wat wij bedoelen aan het laatste bedrijf, de scène in het C'tbinet pai ticulter van de restauratie, waar man en vrouw samen e'en om den minnaar te bedriegen. Men be dient elkander in die fameuze gelegenheden op oene van twee manieren. Men doet de spijs uit de schotels op het bord dat men vóór zich heeft, en reikt het zijn dischgenoot over, die het aan neemt. Of deze laatste houdt zijn eigen bord een bee je in de hoogte, zoo dicht mogelijk bij den schotel die aan de beurt is. Maar in geen geval neemt de heer met vork en lepel het eten uit de schaal en reikt daarmee over de tafel naar het bord van de dame, dat zij stil voor zich laat staan. Meer dan eenmaal heeft de heer Clous dit gebaar uitgevoerd. Men gelieve dit eene geval met honderd te vermenigvuldigen om te komen tot het geheel dat hier bedoeld is. In dit tooneel was de heer Wensma volkomen buiten zijn rol van niaitre-d'hiHcl. Hot is r°.n te nemen, dat als de heer )Vcnsma eens voor de grap op een partijtje voor bediende ging spelen, en het gebeurde dat een dame bij een heer op schoot ging zitten, zijn gelaat de komieke ver legenheid zou vertoonen die hij hier aan den dag legde. Maar een kellner in een deftige restauratie ziet ieder kleedingstuk. ja, den blauwen hemel vallen, zonder een spier van zijn tronie te verdraaien. Hij heeft geen zintuigen dan die er bij zijn dienst te pas komen. De heer Wensma was veel te luid on te bewege'ijk. Dat is niet het spelen van een rol. G. Klein Eyolf, Misschien iedere onderstelling is gewaagd, maar misschien i-i het proces der conceptie bij Ibsen zoo : hij denkt veel na over eonigo ver houding tusschen menschen. of van menschen tot de schepping ; maar het leven der zoekende, vindende, bouwende gedachte, wekt bet leven der verbeelding, Kn dit dringt /ich naast het denken omhoog, en groeit ermede samen, zóó, dat in het gelukkigste geval de beelden levende symbolen gelijken, zonder hun oorsprong van dichterlijke geboorte te verloochenen. Xij zijn dan tegelijk menschen van vleesch en bloed, menscben grootendeels van een sterk eigenleven, een sterk zinnelijk en geestelijk fonds, en tiguren, die slechts schijnen getrokken om een of ander begrip te verduidelijken, wezens die alleen in de spokenwereld kunnen bestaan. Hoe meer de ge dachte de eigenlijke conceptie heeft beheerscht, des te meer onwezenlijks hebben de personen van het drama. Ibsen is niet eon schrijver, die na een vraagstuk te hebben >erwogen und ergriindet", op de manier van den kater llidigcigei, zich zet, en beelden gaat zoeken om de uitkomsten van zijn zoeken aanschouwelijk te maken. Xijn liiruren zijn op zichzelf te sterk, leven te vol om te zijn bedacht. Maar de gedachte en de verbeelding w-erken bij hem bijna gelijktijdig; de gedachte is weinig bestorven ; zij ligt in zijn werken als een versch gevonden en dadelijk gegeven schat; zijn verbeelding leeft niet op een veel zijdige onuitputtelijke léven-ervaring, maar groeit steeds omhoog uit een zoo juist weder verzamelde groep erkentenis. Daardoor zoekt de lezer licht in ieder werk van Jbsen, naar een strekking, wanhopig beginnen, wijl het voorkomt, (lat de auteur een slot, een conclusie niet heeft gevon den, al scheppende vergeten heeft, zich daarom te bekommeren. Ook hierom wordt spoedig in lïisen's werk een betoog gezien, wijl de drama tische ontwikkeling zoo streng logisch pleegt te zijn, en hij niet om een goed slot te vinden, uit medelijden of wat ook, het drama verminkt. _ A'lein Kyolf maakt, bij een vluchtige lezing, den indruk, vooral wat dit laatste betreft, niet een der beste werken van den Xoorschen horos te zijn. Wanneer wij den geheelen inhoud eonigszins uitvoerig hebben medegedeeld, za! een enk.il woord voldoende zijn om die meening toe :e lichten. Ali'red Allmor.s hoeft in zijn jeugd rn in zijn studentenjaren samen gewoond met zi0n stiefzuster, de eenige overgeblevenen van het ge zin. Xij hebben moeite gehad om door de wereld te komen, maar Alliners heeft llita getrouwd; waarom 'i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl