De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 23 december pagina 6

23 december 1894 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 913 John Buil tracht Europa over te halen tot een gemeenschappelijk optreden in Oost-Azië. (Lustige Sldtter.) Dezen keer heeft de bul, in tegenstelling met de mythologie, geen geluk bij Europa. Eene doorluchtige compositie, (Judy). Zijne Doorluchtigheid de Groothertog van Bloffensohlogger had een lied gecomponeerd. Keu lief din getje," zei Zijn Doorluchtigheid, en dat was het na tuurlijk. Spith'nspoker!" ? zeide hij tut ziju opperkamerheer ,,ik wensch uwe meening te hooren over een kleinigheidje van mij zelf." Het zal mij eene ontzaglijke eer zijn het te hooren, l'we Doorluchtigheidi" antwoordde Spiffinspoker. Het kleiuigheidje had zeven-en-vccrtig coupletten, eu het refreiu luidde: Ik spiegel me in uw oog, o vrouwe. En staar daar in den gausehen dair, Maar hebt ge een str..tjc er op, o \roiuvc, Dan staar ik niet meer, bij mijn trouwe, O vrouwe, sehoone vrouwe! De opperkamerheer volde haast omver, want hij was bij het twee-en-twintigste couplet in den dut geraakt , maar.... lij werd weer wakker toen Zijn Doorluchtigheid Zeide: «Wel, Spiffiuspoker, wat zeg je daiir nu van?" Charmant, Doorhirhtiglieid, allercharmanlst! Melodiens-grootseh, en toch 'door-en-door klassiek-eenvoudig," en hij begon bij zich zeil' zachtjes het refrein Ie zingen, dat, eerlijk gezegd, alles was wat de oude schelm van de compositie had onthouden. Toen hij heen ging, zong de listige Spiih'uspo';cr refrein de heelc door. Hel pakt, hcusch, pakt!" zei zijn Dourluchtiirhi-id, zijn doorluchtig tegen het slentelgtt houdend. -En toen de oppcrkain heer voorbij den iufanter'.st Glüekskin kwam, die \ de deur op schildwacht stond, zong hij het refrein volle borst, om den soldaat mede te laten genielen. Terwijl de iiifantcrist Glückskin deu volgenden mor, gen zijn laarzen poetste, zoug hij: Ik spiegel ine in u\\ oog, o \ronwe! BlumwilHc, de koksinaat, kwam de wachtkamer bin nen. Wat zing je daar!-" vroeg hij. Dat is een mopje van Zijn Dooriuehl igheid !" anl woorude Glüekskin. l ief, hér' En /i; knipoogden leiren elkaar. Xu had Blumwittie n zwak, en d;it was zuurkool, en om daar van Hoou^tdeszclfs keukenmeid een maaltjc van te krijgen, zong hij haar het refrein voor. Schei uit met die nonsens!" riep ze, al vond ze tem wel aardig. - Nonsens!?" zei hij dat betcckent zes maanden dwangarbeid!!" En de kenkenpriiises ver schrikte zóó, dat ze het land verliet, en zich als meidalleen verhuurde bij een Eugelscha familie. Uit beleefdheid. Ik kende hem als een bescheiden en goedig man, die met ijver zijn zaken naging'. We! is waar dichtte hij; maar zonder veel ophef ervan Ie maken en meest enkel bij feestelijke gelegen heden. In den laatsten tijd scheen er toch iets bijzonders met hem te zijn gebeurd. Hij sprak slechts in monosyllaben, keek droomerig voor zich uit, sloot zich telkens iu zijn kamer op en verwaarloosde zijn zaken. Dus op een dag nam hij mij ter zijde. AV'eet, ge het al'r vroeg hij. Neen, wat dan r1" //Ik heb een hymne gedicht!" Een hymne?'' //Ja iedereen heeft mij altijd aangeraden iets groots te beproeven; ik zou er zeker wel het talent voor hebbeu. Ik heb het gewaagd en het is mij gelukt!" Hij verzekerde mij dit met een zelfbewust air dat mij verbaasde. //Beu hymne dus?" Op onzen overleden vorst!" //Die reeds zoo lang dood is en op wien al eenige honderd heldendichten zijn gemaakt?" /Allemaal prulleboel!" Ik zag hem ernstig aan. In zijn geheele op treden was i<"ts nitdagends. //Mijl gedicht is heel goed gewaardeerd. Ja ten volle gewaardeerd!" Hij haalde eenige brieven en kaarten uit zijn zak. Ik heb het als proef aan de meest bevoegde personen gezonden, hier lees als 't u blieft." Ten. eerste van onzen beroemden professor in de geschiedenis, doctor, dichter enz.: Veel dank voor deu verheffende;!, bezielden, vaderlaudslievenden zang. (!a zoo voort, jonge man." Hier, numero twee, van den acteur die en die, van het Hoftheater: Een prachtig, bezield, vader landslievend lied. liet spijt mij maar, dat ik geen gelegenheid heb het in het openbaar voor te dragen." Numero drie: Van een dame die veel aan het Hof komt. Verrukkelijk, vaderlandslievend, veel dank zendt u liet toch aan deu erfprins!" //Nu?" vroeg mijn vriend triomfantelijk, Wat zegt ge nu?" Ilij hield een tpistel in de hand dat met een wapeuzegel versierd was. //Hebt ge aan den erfprins .... ?" vroeg ik. Hier in juist het antwoord, ,,/ijne koninklijke hoogheid laat hoogstdeszelfs dank uitspreken voor het diepgevoelde vaderlaud^ievende gedicht op haar allerzaligste» voorvader'."Eigenhandig ouderteekend door den Gouverneur. De handen van den dichter beefden van inner lijke ontroering, zijn stem trilde. Nu?' vroeg hij weer. Je moet dat niet zoo ernstig opvatten", ant woordde ik. Ik begrijp je niet!" //De meuscheu die het hebben ontvangen zijn beleefd!" Hij zag mij met minachtenden blik aan en haalde een dik manuscript uit zijn zak .... je zult er dadelijk anders over denken". Hij begon te lezen, dof, zwaar op ieder woord drukkend, en las zoo de geheele hymne, alle tien de coupletten van vier regels. Toen hij het had uitgelezen, was ik geheel overtuigd dat de ontvangers beleefde meuscheu waren, helaas al te beleefd. Ik waagde schuchter eenige opmerkingen te maken, maar hij was totaal ongenaakbaar. Het stond er immers zwart op wit: het diepgevoelde, vaderlandslievende gedicht! Hij giiig zitten en schreef zijn gedicht in sierlijk schoonsehrift over, de markante gedeelten door grootere letters bijzonder latende uitkomen. Erukeer, tienkeer, vijftigkeer, honderdkeer. Ilij stuurde het aan deu regcereudeu vorst. De geheime kabi netsraad sprak den allerhoogsten dank uit voor de toezending van het schoone vaderlandslievende gedicht. Den allerhoogsten dank. En ik waagde het, aan den dichter te twijfelen! Ilij stuurde zijn gedicht aan den oudrijkskanselier, d u nieuwen rijkskanselier, de ministers, aan alle Duitsclie vorsten, aan den adel, aan de professoren, aan de beroemde auteurs, hij stuurde het aan iedereen die rang of naam had en zij waren allo zoo beleefd te bedanken voor het diepgevoelde schoone vaderlandslievende gedicht, zij bedank ten bijna alle met dezelfde woorden eu op dezelfde manier, lederen dag bracht de brievenbestellcr een Henri Houssaye. liet jongste lid der Aeadémii Franyiise, aantal bedankjes en brieven met, wapens en zegels. Uaze dichter bevond zich niet meer op aarde, hij had reeds zijn plaa'.s op de Olympus ingenomen, Weet ge 'het al ?" Neen, wat dan?" Zijue Majesteit, heeft mij zijnen dank laten betuigen! Wil je zien? Eigenhandig onderteekend door den geheimen kabinetsraad! De rijkskanselier even zoo de ministers, de hofmaarschalken, de professoren, allemaal, allemaal. Gelooft ge uu dat ik een dichter beu?" Zijn oog in wilden waanzin rollend" zag mij doordringend aan; het deed mij onaangenaam aai>. De brieven van bewondering stapelden zich als een berg op; hij kon ze onmogelijk meer meenemen. En toch moest iedereen lezen, aan de geheel; wereld zou het bekeud moeten worden gemaakt dat de nieuwe volksdichter opgestaan was. Daarom schikte hij de brieven systemattiiseh, liet ze photographetren en samen inbinden, hij droeg er altijd eenige exemplaren van bij zich om ze aan be roemde personen eigenhandig over te reikeu, met een dichterlijke eu gevoelvolle opdracht er inge schreven. Weet ge het al ?" Neen, wat dan?" Honderd drie en tachtig blijken van bcwouderica:., van de allerhoogsteu tot den professor en schrijver toe, honderd drie en tachtig en dan moeten er nog vijf en dertig bij komen, mag ik zoo vrij zijn u ecu exemplaar o, zeer verplicht. Gelooft ge het uu, dat ik een dichter ben? He? Wat? Een heel volk zal mijn verzen zingen! Zingen? J:i zeker! muziek, muzick-fanfarcs zuilen mijn roem iu alle lauden uitbazuinen. Waar is de componist, waardig mijn zang te instrumenteereu. Waar? Maar geen van die vervelende oude meesters! Eriscli eu jeugdig moeten de tonen uit het hait opspringen. ledere noot moet bezielend zijn. Een nieuwe meester hier, ik zal hem beroemd maken. Ik, de beroemde dichter. Hoort ge dat ruischen eu bruisen, dat, juichen en jubelen? Heil U, hei! U stil, stil, laat het uitklinken, rallan.dcdecresceudo-fiiialc . . . mooi, bezielend, vaderlands lievend. Leve Duitschland, leve onze beroemde volksdichter. Uier met den lauwerkrans, hier mtt den roem ! !'' De ongelukkige man viel in een hevige koorts, die hem weken lang het bewustzijn ontnam. N;,tuurlijk dclirecrde hij slechts over de hymne. Eindelijk keerde zijn verstand terug. Duister herinnerde hij zich zijn dichterroem. Men maakte hem wijs, dat alles maar een koortsdroom was geweekt. Later toen er geen gevaar voor instorten meer was, toen hij weer de goedige, bescheiden man was geworden, die ijverig zijn zaken naging, deelde men hem mede wat er gebeurd was. Hij kreeg ook zijn album van bedankbrieven. Ilijdocjbladcrdc het glimlachend. Voor wat een ezel mo< t ge mij hebben gehouden!" Eu opgewonden ging hij voort. Maar dat komt, daarvan: In plaats van een verdoold schaap dadelijk de waarheid te zeg gen en hem den lust te ontnemen tot verdere proeven, vleit men hem met couventioneele phrases, noemt zijn dichterwaau grootsch en maakt deu armen man gek uit beleefdheid !" De Apotheek der Toekomst. (Lustige Blatter.) Heilserum versch van 't paard.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl