De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 23 december pagina 7

23 december 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 913 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Eene anti-kritiek. c ._ IIJIOÜL. De directeur van het Paleis van Volksvlijt, de duivelen der kritiek (de H.II. DAN. J>K LANÜE en A. H- TÏEIÏIE) uitwerpend. IMMKIimilMIII De negende man. Elf is het gekken getal. Zeven en twaalf zijn heilige getallen. Maar negen is een ongelukkig getal. De negen muzen mogen mij het vergeven, maar sinds het woord negenoog in gebruik is gekomen had het getal van negen reeds veel van zijn aan trekkelijkheid verloren, doch het weinigje wat , het nog mocht zijn overgeschoten is geheel ver dwenen sedert er sprake is van den negenden man. De negende man toch is iemand, die zoodra hij aan het portier van een spoorwegcoupéver schijnt, acht menschen in wanhoop brengt, als ware hy een reizende negenoog Ziedaar een van de treurigste ervaringen die iemand aangaande een schepsel in menschengedaante kan opdoen, en dat nog wel onder deze verzwarende omstandigheid, dat hy zelf elk oogenblik in zulk een verafschuwde plaag kan worden omgeschapen. De negende man is de nieuwste vleeschwording van satan en des te bedriegelijker aangezien hij te meer duivel is naarmate hij er minder het uiterlijk van vertoont. Want moge de duivel naar traditioneele begrippen maf/er en kwaad zijn, hier ziet men het diabolische bedekt onder een dikke vetlaag en verstoken in een welgedaan heid, waarvan tot voor dezen in de bel nooit was gedroomd. liet vermoeden is gewettigd, dat na de invoering van het reizen per spaor zelfs in de onderwereld het een en ander gewijzigd is, want Beëlzebub. van oudsher bekend als de geest der negatie, treedt in zijn rol van negenden man, op, als de incarnatie van al wat soliede is, vol- j strekt positief. In het bijzonder de tweede klasse-reizigers zijn met zijn gangen vertrouwd. De negende man komt wat laat op het perron, ! gewoonlijk onderscheidt hij zich door een kalmen stap. Hij loopt zich niet buiten adem, niet in 't zweet. Zijn zware manteljas verbiedt hem een j haastige beweging. Zt>o gaat hij langs de wagens, j .die reeds gesloten worden, bedaard opnemende welk portier hij weer zal openmaken. In de eer ste de beste coupé, door acht personen bezet, wordt zijn verschijning waargenomen. Instinct matig, als duiven, die een havik in de nabijheid hebben ontdekt, begrijpt ieder het gevaar. On willekeurig verbreeden zij zich een weinig, zetten de ellebogen, hunne natuurlijke verdedigings middelen, puntig uit. De man aan het portier gezeten legt de hand op de knip tot sluiting en hij en de overigen richten twee oogen naar het venster, zoodat wel zestien pijlen dreigen om den booze te waarschuwen: wat gij ook doen wilt, ongelukkige, waag u hier niet ! Loop maar door, leelijke menschenplaag'. zegt do een; zoo'n bru tale dikkert, zucht een ander; wij kunnen hem hier missen als kiespijn ! verzekert de derde. trap hem op zijn exteroogen als hij durft bin nenstappen! raadt een vierde, we leggen hem in 't bagagenet, moppert een vijfde, .... tot op eens alle harten zich in een luiden juichkreot lucht geven, hij laat de portierkruk, die bij reeds in ?de hand had, weer los, hij gaat voorbij ! Welk een ontspanning der gemoederen ! Wat een overvloed van ruimte daar plotseling binnen dat enge hokje, waar acht monschen aan de knel ontsprongen elkaar tevreden en genoeglijk aan kijken, als wilden zij tot elkander zeggen : neen maar, zulk een afzonderlijke zitplaats voor ieder reiziger is toch eigenlijk iets te veel! toteven plotseling een donkere wolk het licht schijnt te verduisteren dat door het raampje binnenvalt, de lach op aller lippen besterft, want daar staat zoowaar de breede gestalte weer voor het ver.ster, rukt de conducteur gejaagd nogmaals het portier open en slaat het, den negenden man nog een duwtje gevende, achter hem dicht. En nu begint daarbinnen des duivels spel. Alle slechte eigenschappen, die men een mensch kan toeschrijven, roept hij te voorschijn. Xiemand sp-eokt oen woord, maar ieder richt zwijgend, diezelfde oogen, waarmee bij even te voren gedreigd had, op het monster, om het te belezen, toch liever plaats te nemen aan de overzij. De braafste gunt zijn overbuur, al is die ook zijn intiemste vriend, het ongeluk. Zóó ver gaat menigmaal de zelfzucht, ook bij heel lieve menschen die «vooruit'1 rijden, dat zij hen ver leidt, den nog besluitelooze er opmerkzaam op te maken, dat het achteruit" rijden minder last geeft van tocht. In luttele seconden werden al die aardige ge zellige medereizigers, die niet weten hoe zij u zullen amuseeren met hun discours, en u geiiiiiniimituiti rieven met hun dagblad, hun sigaren en lucifers, veranderd in kwaadaardige gluiperige Judassen, die er niet het minste been in zien u te verraden voor een paar centimeters ruimte op een bank. Zoo komt met dien negenden man alle kwaad in de kleine wereld, besloten binnen de beschot ten van een coupé, de afgrijselijkste hebzucht met haar gevolg van wangunst en leedvermaak. Want nauwelijks heeft de negende man zich laten neerploften tusschen twee van de vier, | die ellebogen en knieën bergende hun buren op zij dringen, of' de vijf, wier ruggen te zamen een flauw boogje vormen, waarvan alleen die der beide hoekpassagiers even den wand raken, kijken de tegenover hen gezetenen aan met oogen waaruit de vlam der jaloerschheid slaat, en al zetten zij dan schijnbaar gemoedelijk het gesprek voort, men kan het op hun geveinsd gelaat zeer dui delijk lezen, dat zij rakkerachtig genoeg gewor den zijn om in hun binnenste te denken : Mijn lieve vrienden wat zou het ons een zielsgenoegen doen, als aan het volgende station nu ook voor Ulieden eens binnenkwam een dikke vette tiende man ! Ziedaar een droeve bladzij uit de hedendaagsche geschiedenis van het Adaninkind ; eene waar uit men met een weinigje nadenken en voor stellingsvermogen opperbest kan alloiden, welke tooneelen er bij een schipbreuk moeten plaats vinden, als er een man meer in de boot wil springen, dan het vaartuig dragen kan. Wie nfet geheel van menschcnkennis ontbloot is, heeft dan ook in zijn spoorwegcoupézeker wel eens zitten bepeinzeri, wie van de getrouwe roisgenooten hem in zulk een geval het eerst een trap zou geven om hem over boord te wippen, ten einde voor zichzelf beslag te kunnen leggen op een burgemeestersplaats. Kn ook zal zulk" oen menschkundige niet verlegen zijn met de vraag, waarom , vader Xoach slechts met zijn achten in de ark j is getogen, voor onze meer moderne reisgelegen' heden overlatende den negenden man. l Maar zoo zwart kan de duivel niet zijn, of hij l vindt altijd nog iemand die verrukt is over het : blanke van zijn vel. Ook deze neger heeft een vriendin .... de Spoorwpgdirectie. Wat gaan haar de zes, zeven, acht anderen aan, haar lust is de negende man. Als zij hem liefkoost in oogenblikken van hartstocht, geeft zij hem de zoetste naampjes, en noemt hem : mijn dividend ! Zij houdt dol van hem. Voor hem ontsteekt ze haar mooiste lichtje, zoo'n geel groen pitje al den reizigers der H. IJ. i S. uitnemend bekend. Te zijner eer laat zij wagentjes rijden, met een laag dakje. van die j heel oude snoeperige koetsjes, witjes van boven | en met blauwe gordijntjes, die zij, om hem, uit den boedel harer overleden zuster heeft gekocht. En bij deze lieve attentie voegt zij nog andere opdat hij ook in minder vroolijke, ja zelfs in zeer sombere stemming, iets vinden moge naar zijn hart. Zoo ook van die donkere dof bruine wagenkamerenmet angstig benauwenden doorgang, enaan weerszijden tochtende denrreten; of, maar die zijn zjldzaam, antediluviaansche eerste-klassewa\ gens met een breedheid van de naar achteren hel! lende zitting, dat hij zijn rug tegen den wand ge drukt, om zoo te zeggen voor een dolce t'arnunte weggezakt, niet alleen zijn dijen maar zelfs zijn kuiten kan doen rusten op het kussen van den bank. Doch dit alleen wanneer hij voor een j enkelen keer eens op reis is als achtste man. Och, och, zij vertroetelt hem zoo. Zij slooft zich zoo voor hom uit. Wat zouden wij niet veel kunnen vertellen, als we een zoo hoog lichaam durfden be-pieden in den intiemsten omgang met haar aangebedene, den negenden man, of zooals zij hem in haar spoorwegmaatschappelijke verliefdheid noemt: haar dividend! Zouden wij haar nooit ontrouw kunnen maken, zoo hebben wij sommige reizigers wel eens hooren vragen; als wij eens een adres zonden.... Zij heeft ook aan ons, haar vrienden, te denken ; zou zij niet tevreden kunnen zijn met een achttal, wat geeft haar recht op een negenden man V! Onnoozele redeneering. Voor een goede spoori wogdirectie, die zuinigjes moet leven om voor | de haren nog iets over te sparen is en blijft de negende man de eenige man en komt zij er ooit toe haar hart aan een ander te schenken, dan kiest zij daarenboven den tierenen man. ' 'v> hooge cijfers is zij verzot.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl