Historisch Archief 1877-1940
'"
uit Fabiau
Mevrouw de Douairicre P. A. Alting von Geusau
heeft de groote vriendelijkheid gehad, voor ons
weekblad af te staan enkele bladen uit het dag
boek van -wijlen haar op Lombok gesneuvelden
echtgenoot, die onder het pseudoniem Fabian in
ons blad de AVarongpraatjes" schreef.
Onze lezers zullen die besehrij vingen van Lombok,
die we in eenige achtereenvolgende nummers op
nemen, zeker met belangstelling lezen.
RED.
MATARAM.
Juli-Augustus 1891.
Gisteren maakten we een marsch naar Goenoeng
Sari, een der lustverblijven van den Radja. We
moesten wel tien rivieren doorwaden, 't was een
aardig gezicht de troepen door de kali te zien gaan
tot aan hun middel. Maar zelf moest ik er ook
door heen, wat minder aangenaam was, daar den
heelen verderen morgen mijn voeten en beenen nat
bleven, natuurlijk. Ze kennen hier geen bruggen;
slechts in Mataram is een brug over de rivier, die
de sporen draagt van een luxe van voor honderd
jaren ; nu bestaat ze nog maar uit enkele plankeu.
Te Goenoeng Sari aangekomen, moesten we
voorbij twee groote beelden, en traden toen ecu
tuin binnen. Een huis stond rechts, op eene
hoogte, met muren omgeven; dat is het
lustverblijf. Niets dan eenige miserabele hutten waarvan
de voornaamste, met riet bedekt, het lustverblijf
zelf vormde. Van dit huis waren de wanden
onder de voorgalerij (pi. m. 10 M. lang, 2 M.
breed) beschilderd met zeer fijne hindoesche schil
derijen. Het was niet uit te maken wat 't eigenlijk
voorstelde, ook was 't, zooals alles, in zeer ver
waarloosden toestand. Zeker was in 25 jaren de
boel niet onderhouden. De beelden waren van
steen, de huizen, zelfs het lustverblijf, zijn vau
leem. Westelijk van het lustverblijf ligt, op een
tiental meters afstand, een vijver van 100 bij 150
M. Prachtig vierkant en geheel van steenen aan
gelegd; op 2 M. van den oever begint het on
doorwaadbare gedeelte. Een subliem gezicht, daar
juist middenin, vormt een koepeltje, dat alleen
per prauw kan bereikt worden. Een hindocsch
beeld aan de vier hoeken, en een balustiade er
om heen, met mooi gebeeldhouwde koppen, drie
trappen rondom. Wat het is weet ik niet,
zeker een offcrplaats. Maar de sporen van schoon
heid en symmetrie zijn nog heel goed te zien;
misschien is het juist die vervallen grootheid, die
mij dat alles doet bewonderen. De vijver ontvangt
zijn water door den mond van een kolossalen
krokodil van steen, aan de noordzijde. Noordwes
telijk daarvan is een heuveltje, waarop een
offerplaats is gemaakt van steen. Van hieruit heeft
men een prachtig uitzicht op den omtrek. De
vijvers en bronnen met het koepeltje komen zeer
goed uit. Vanaf den vijver strekt zich, ver noord
waarts over de bergen, een boscli uit. Ik beu
daar een eind ingeloopeu- en bewonderde de
hemelhooge vijgenboomen met kolossale stammen. Daar
boven zweefde krijschend een ontelbare vlucht
""" iiiiiiiiniiiiiiniiii iimiiiiiiiiiii nu H iiimmiiiii
?iiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiniininiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiui
EEN STÜDENTE.\-HERL\A\ERIXG,
naar het Franscli,
VAN
Ai,EX is MTC u v TE r».
kalongs (groote vleermuizen). De radja schijnt
hier in heel lang al niet meer te zijn geweest.
Vijf honderd herten loopen hier vrij mak rond, de
bevolking durft er niet aan te komen, omdat het
hert den god Modjipait voorstelt. De radja had ge
zorgd dat een onnoemelijk aantal schotels met spijzen
voor den generaal klaar stonden ....
Nieuwe wandeling, naar het zuiden ditmaal en
daarna langs het strand. Natuurlijk weer natte
voeten, maar daar wordt in 't geheel niet op gelet.
Daar in 't zuiden waren geheel verwoeste
kampongs. 't Was n ruïne, die er nog al fantastisch
uitzag, omdat de kapot gemaakte leemen muren
deden denken aan omgeworpen huizen. Alles was
daar verlaten en uitgebrand. Een man, die de
colonne volgde, vertelde dat Made tien maanden
geleden die kampongs heeft doen verwoesten, eu
alle vrouwen eu kinderen laten vermoorden. Er
waren wel duizend kinderen vermoord, zei hij.
Hij zelf was gewond en zijn vrouw eu vijf kin
deren waren vermoord. Wat een ellendeling moet
die Made geweest zijn!
Toen kwamen we aan zee. Links naar het zuiden,
dook het gebergte uit de zee op, waartegen eene
witte gouvernementsstoomcr goed uitkwam. Voor
uit de onmetelijke zee. Bali is niet te zien. De
zee was kalm, hier eu daar roeide een iulauder zijn
eigenaardig vaartuigje door het water. In het
noorden stak een kaap uit, waartegen de schepen
op de reede van Ampenan uitkwamen. Er lagen
nog maar twee booten vau de pakketvaart, behalve
de oorlogsschepen. Die reede maakte een zeer
aardigen indruk. Ver in het N. O. stak, boven de
wolken, de piek vau Bali uit, als eeue reusachtige
pyramidc. En hél in de verte, over Bali en
OostJa va heen, zag ik den Soembiug, eu daaronder
Magelang en ons huisje
(Wordt i-ercolgl).
en
?un.
De Broeders
tragedie van het recïtt1' in zestien
acten, door I''in:i>i-:i!i:\ v.\\ KI;I>I:N.
Amsterdam. - ISlU. - W. Yerslnis.
I.
De heer van Eodon heeft het den virtuozen
der afbrekende kritiek al bijzonder gemakkelijk
gemaakt. Zij, die het beoordoelen van een ernstig
kunstwerk beschouwen als niet meer dan een
publiek kaartspel, waarbij liet de hoofdzaak is
den kunstenaar slag voor slag te nemen en de
oppervlakkigen onder de toeschouwers te verba
zen door het groot aantal flinke zetten, hebben
prachtig spel; want de dichter werpt hun de
troeven naar 't hoofd. Hot zou mij dan ook niet
moeilijk vallen een paar kolommen vol te schrijven
met gegronde aanmerkingen op dit buitengewoon
stuk werks en, daar de elementen van het schoone
in van Eeden's dramatisch gedicht heel wat
moeilijker zijn te omschrijven dan de gebreken,
die het aankleven, zou ik aldus een in veler oog
dankbaren voor mij echter onwaardigen arbeid
verrichten.
Daar is al dadelijk de titel. De Broeders.
Welke broeders ? Peter en Iwan of Jahvèen
Lucifer? Moeten wij de handeling op aarde houden
voor de hoofdzaak of de gesprekken in den hemel ;
is de lamentabele historie, die heel banaal moet
zijn geweest in ''t Ilusland van vóór »twee
lichteeuwen" commentaar op 't geülosofeer der hemel
lingen, of zijn de gesprekken en reizangen com
mentaren op de treurige geschiedenis der twee
vijandige broeders 'i Valt het licht uit den akeligen
hemel van Jahvèop de aarde of rijst het op uit
de bloedige, brandende wereld van Peter en
Iwan naar het suffe rijk, waarop Satan niet zonder
reden kritiek oefent ? Wij weten het niet aan 't
begin, en we zullen het niet te weten komen
aan het einde.
En daar is die bijtitel: ^tragedie van liet Recht."
Waar is de tragedie ? waar is het Kecht 'l De
eene broeder maakt zijn vaderland groot en
machtig, maar pleegt overspel, bedrinkt zich, is
een monster van wreedheid. De ander is verjaagd
van den troon, blijft nochtans zijn volk liefheb
ben, gaat Jezus' leer verkondigen en verklaart
die zooals Tolstoy haar begrijpt en wil hebben
toegepast; doch dieze'fde man is dol verliefd op
de vrouw zijns broeders en zal trachten haren
echtgenoot te dooden. Toch zullen beide zon
daars in den hemel komen en het paspoort, dat
de priester hun meegeeft, wordt ten slotte ge
contrasigneerd door den hernelwachter.
Kudoxia, dat toonbeeld van liefde, zelfopoffe
ring, toewijding aan den naaste zal, omdat zij
een zelfmoord begaat ten einde den armen Iwan,
den zwager en vriend met wien zij medelijden
heeft niet te verraden, eerst in den hemel komen,
nadat Jezus en de zijnen eene werkstaking zijn
begonnen en Jahvèmet den Tijd alleen in do
Eeuwige Ruimte achtergelaten hebben. Is dit
eene tragedie? En waar ziet de dichter nu
eigenlijk het Kecht 'i Genade zeker, die zie
ik ; maar voor do twee misdadige broeders, wier
streven allén reeds wordt beloond. Van hot
Hecht ontwaar ik alleen de negatie. Jahvèis
onmogelijk met zijne gestrengheid. De zoon al
leen is consequent, waar hij. behalve de brave
Eiuloxia, ook den boosdoener Peter en Iwan
binnenlaat in het koninkrijk der hemelen; maar
uiui; 2011 haast vragen wie er, volgens het Kocht
of krachtens de Genade dan eigenlijk niet thui«
beliooren. Nu kan men wel zeggen dat er eene
j hoogere gerechtigheid is, waarvan wij,
wereldlingön niemendal begrijpen, zootlat liet opperste
recht voor ons hot weerzinwekkendst onrecht
kan schijnen en dat do dichter precies de waarde
van dit axioma des goloofs hooft willen doen
gevoelen; maar dan is hij toch niet veel minder
(luister dan het groote levensraadsol zelf
Don beoordelaar, die de hoofdlijnen laat voor
hetgeen ze zijn on de bijzonderheden onderwerpt
aan een streng onderzoek, zal het ook zeer ge
makkelijk vallen op gebreken te wijzen, iïehalve
dat do tcoi.ee.ien in den hemel doorgaans niet
zoo heel nieuw, noch altijd zeer smaakvol zijn,
moet het iedereen opvallen hoe de dichter van
Jahvèen Satan vreemde figuren heeft gemaakt.
Waren die grootsch of geweldige karikaturen van
God en Duivel, dan zou men vrede kunnen
hebbon met deze conceptie op eigen verantwoor
ding. Ongelukkig is Jahvènoch de groote, in
drukwekkende God der Israëlieten, die minder
liberaal mag wezen dan een menschenkind van
IS'.iü, doch altijd een dor kolossale Godheden der
oudheid blijft; noch de speciale god van 't ver
lichte Jodendom, die haalbaar moet wezen in de
oogen van allen, die het beminlijk laisser-aller
en de jolige immoraliteit der conventionele
Grieksche goden zoo bijster sympathiek vinden.
Zoo is Satan evenmin de grootsche gevallen engel
a!s de listige, kwaadaardige duivel, meteen in
carnatie iler Ironie.
Jahvèis, in het het gedicht, weinig meer dan
een karikatuur, zooals Otfenbach er ons heeft
gegeven van de Olympieërs, wel voel minder grof,
maar niet minder potsierlijk. Satan had moeten
wezen meer dan Melistoüles, Beëlzebub enBelial,
want die drie zijn Satan's narren (pag. o5); doch
wij zien in hem oen soort van geestig en uitge
groeid kabouter, een zwak afschijnseltje van
Goethe's Mephistopheles. Dat Donkerend stalen
rijwiel, die elegante roede rok, zwart satijnen
kuitbroek, zijden kousen, sierlijke verlakte schoen
tjes, nerveus en mondain bleek gezicht, waarvóór
de monocle schittert . . . dat alles maakt Satan
niet modern, al is hij heel iideel in zijn spreken
en zegt hij een enkel maal -arme bliksem."
De heer van Eeden had zich kunnen houden
aan de bijbelsche en kerkelijke of aan de litte
raire tradities, of wel hij had geheel nieuwe
typen moeten scheppen. Nu geeft hij ons een
verre van bevredigend mixtum van overlevering,
litteratuur en eigen fantazie.
Ook mag verre van duidelijk heetcn de rol der
dolende ziel. Ik geloof' dat de dichter heeft
willen uitdrukken: de menschenziel zal blijven
dolen zoolang zij zoekt naar dat Kecht, dat zich
openbaart in belooning en straf, in het wegen
van goode en kwade daden. Zoo'n recht is niet
van hoogc essentie; maar een gebrekkig, aardsch
begrip, dan den inensch niet meer bevredigt,
j zoodra deze is gekomen tot de kennis van hot
| leven en streven der stervelingen. Kecht, in do
hoogere beteekenis van het woord, is synoniem
j met genade en genade is de vrucht der liefde.
j Aiïe aardschc recht is onrecht en de goden die
, de riioiischen zich droomen, zijn geen eeuwige
? goiion. Slechts de genade zal tronen in de
i hoogste hemelen van eeuwigheid tot eeuwigheid
j on in de genade allén zal de strever
waardeei ring, do lijder vergoeding, de zondaar vergeving
vindon.... Maar het is ook wel mogelijk dat de
dichter iets anders hoeft bedoeld.
Yi'at het drama op narde aangaat, mij dunkt
het gekozen onderwerp is niet zeer gelukkig.
Ivan en Peter staan niet alleen twee lichteeuwen
van ons at', 'n verband mot het Kecht, zou eene
schets van dor. strijd tu?schen czit en Arbeid
wél zoo aangrijpend zijn geweest. Welk een
prachtig onderworp voor een groot denker en
dichter als van Eeden ! Zonder te vervallen in
mimmimmimmmiii
Mtimiimitiiiumi
In de eerste jaren van het keizerrijk, be
stond in de Ilue Monsieur-le-Prince ik
heb het huisnummer vergeten een klein
college van studenten in de rechten en in
de medicijnen, die onder n dak woonden
en wier kamers alle de eerste tage besloe
gen, dat wil zeggen, om een euphemisme
van den huisbaas te bezigen : »de tage waar
geen meer boven was.''Het huis was trouwens
zeer armzalig en totaal uitgewoond.
De tage gelijkstraats en de eerste verdieping
waren verhuurd aaneenfruithandelaarster,een
varkensslachter en een cartonwerker. De 2de
was door slechts twee huurders ingenomen :
de eene, een oude, stokdoove heer, met een
nog doover huishoudster, die vier kamers
had ; de andere een ex-docent in de letteren,
mager, verloopen, maar toch nog deftig, die
met een ziekelijke vrouw getrouwd was en
een dochtertje van omstreeks zes, zeven jaren
had. Dat beklagenswaardig gezin huisde in
een nauw, laag vertrekje, dat, met merkwaar
dig overleg, van het trapportaal was afge
schoten.
De winter was streng dat jaar de sneeuw
bleef' liggen, wat zeldzaam is in Parijs. De
witte daken waren met ijskegels omhangen.
Hier en daar werden verwarmde lokalen voor
het publiek geopend en ze bleven voortdu
rend stampvol. Maar feestdagen zijn feest
dagen, 't Liep tegen 24 December. Wij hadden
allen wat geld ontvangen en besloten Kerstmis
te vieren.
Een onzer, wien meer speciaal het on
derhouden van diplomatieke betrekkingen
met de fruithandelaarster was opgedragen,
werd verzocht zich van de medewerking dezer
dame, die voor een uitstekende kooksteV door
ging te verzekeren. Tegen drie francs per
hoofd, of juister gezegd per maand, verbond
de fruithandelaarster zich, ons, 's avonds t.en
acht uren precies, een lekker en degelijk
j diner te leveren en op te dragen. Wij had
den eemor.Hut gestipuleerd, dat er twee en
een halven meter worsi, i;y>est zijn. Als
tooncel voor het feest was de kruuei V.TI ff p
gemoedelijkcn Lyonschen student gekozen,
Jean Cloux, die later oflicier van gezond
heid bij de marine is geworden en jammerlijk
is omgekomen bij hè! vergaan der Axlrnliïir.
Werkzaam, knap, rechtschapen, royaal, was
hij een sieraad voor het corps waartoe hij
behoorde.
Te zeven uren stormden wij hei, ven rek
binnen. Het stond vol rook, maar van vuur i
geen spoor.
j »Hallo! Wat nu'?'' riepen wij verbaasd
dooreen.
»Sjuut!" zeide onze vriend, die boven op
i een stoel staande, de pijp van zijn ontlakelde
kachel in de hand hield, en ons met de an
dere een teeken gaf om stil te zijn. «Luister
eens!"
AV"ij slopen zachtjes naderbij, zonder ons
te bekommeren om de onbescheidenheid, die
wij gingen plegen, en misschien bij voorbaat
vlassend op de eene of andere pikante ont
hulling.
Een kinderstemmetje sprak met een andere,
holle en trillende stem, die van een ouden man
moest komen. En ziehier wat wij zeer dui
delijk konden verstaan, alsof het ronde gat
i 11 den schoorsteen de mond van een spreek
buis was geweest.
j »Hoe kunt u 't zeggen, vader, dat er geen
l *
Jezuskindje is!..."
»Ik zeg: voor ons niet, kind."
»Maar Justientje van den varkensstapel'
heeft verleden jaar haar schoentjes toch onder
den schoorsteen gezet, en Jezusje heeft ze
vol met suikergoed gestopt; hij had er, omdat
de schoentjes vol waren, zelfs nog een hoop
koekjes en een mooie pop naast irelegd."
Na een oogenblik stilte klonk weer do
oude stem :
?-,}&, kindje, dat is va-! mogelijk. Justientje
is zeker zoeter dan jij."
»IIoe is 't moirelijk! Justien'je, die altijd
straf' van de zusters krijgt, omdat ze. nooit
naar de prenten kijkt en ailljd mut liaai1 vin
gers in de, ii;lf iO'/Üen morst!'1
»Knliu! 't i;? nu zoo! (iisk-ren pas dacht.
ik nog. dat het Kerstkindje je wel ieis
zoublengon...."
»Kijk, iui zegt u immers zelf, dat er \ve!
et::i Kerstkindje isb
»Ja, lieve Jnlietjc, ja! Maar, luister : je
wee*, ik bon gisteren uitge.gaa.ii en eerst heel
laat tliuis gekomen . . . ."
-Ja; we /ijn zonder eini naar bod gestaan."
??Juist'. Is'u dan, ik beu gisteren don vader
van het Jozuskindje teüvngekonicn en die
heeft mij verleid, dal, Jo/usje het vorige jaar
alles had weggegeven en dat hij nu niets
meer te govr.n had."
;En hij had me verleden jaar ook al over
geslagen!"
Opnieuw Lcersehie ei1 stihe. ik keek naar
Aeliüle Chardon, die naast, mij stond ; bij
wisehte zich de or.gen »f.
»Die verduivelde rook i" mompeïde hij.
»Zeg dat wel die verduivelde rook!"
zoidc Emmanuel Jjeaugrois, een toekomstig
jurist, die schreide en stïikte tegelijk.
Opnieuw klonk de stem vau liet meisje:
»Motten we vanavond weer zonder eten
gaan slapen, pa?"
»Xecii, de vader van hei. Jezus-kindj'j droe:;
een brood onder ;:ijii urn!; dat heeft hij mij
voor ons drieën meegegeven; kijk! 't is wel
croot genoeg voor twee keer."
Jïij de zusters krijgen de kinderen lekkers
op 't brood, 'k lïeb er van geproefd...
Heerlijk!"
»Vraag je boterhammen aan de kinderen?"
j vroeg de vader op bcstraffenden toon.
j ».NTeen, pa! ik krijg ze van zuster Marie.
i Zij zegt tegen de kinderen: »Die te veel
nebben, mogen het niet weggooien; dat is
zonde. Wat de jongejudVouwen overhou
den, moeten zij terugbrengen. Als zij haar
wat, hebben teiuggebrncht, roept zuster Marie
j n ij in een hoekje bij haar en zegt: -Daar,
Juüeijo, doe dat in je tas-ch; als je dan
honger hebt, kun je 't opeten." Dus, als u
'l beter vindt, kan ik nu wel weer zonder
clcn naar bed. Op tchooldagen heb ik
i 's avonds nooit zoo'n ergon honger. Dat's
i alleen Woensdags en Zondags."
? :Anii kind!" riep de vader, op een toon,
die ons een rilling door de leden deed gaan.
j »Aluiere kinderen zien verlangend naar
; Woensdagmiddag en Zondag uit, om te kun
nen spelen of' met bun vaders en moeders
uit te gaan, Icrwijl jij ? . .." Ju n hij voegde
; er bij: »Ku dan y.im er nog menschen, die
klau'eji. niettegenstaande ze kunnen werken!...
Kom, kind, haal even een karaf versch
waler."
Wij begrepen, dat de arme vader zijn
tranen voor zijn kind wilde verbergen.
Jean Cloux kwam van zijn stoel af.
..-Kom,'' zeide hij, »er is geen tijd te ver
liezen. We zijn met ons tienen; we /ijn
niet 'ijk. maar' ieder heeft wel tien francs."
Allen tastten in den zak. (Goudstukken,
zilvergeld, koper, de honderd francs kwamen
i bijeen. J eau Cloux haalde alles naar zich
toe. Niemand vroeg wat hij er méwilde
uitvoeren. Als een dolle rende hij de trap
af. Vijf iniüuten later stoof hij weer naar
boven.
l 't is in orde, hoor!': riep hij stralend.