De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 30 december pagina 10

30 december 1894 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 914 OflTertnre Znr Wette fle Hanses." (Lustige Blatter.) VON HOHENLOHE (na de inwyding van het nieuwe gebouw voor den Bijkadag): »0 wee, nog gloednieuw en nu al ontstemd '." Bruin en Smidt. Bruin en Smidt, de twee dikke vrienden, zooals ze in de wandeling genoemd werden, niet tegenstaande alleen de eerste op die hoedanigheid oanspraak kon maken, terwijl de tweede lang en mager was, hadden op hun zomerreisje besloten den Mont-Blanc te beklimmen. Zij waren daarom naar Chamounix gespoord waar zij den lOen Au gustus aankwamen, hadden hun intrek genomen in het hotel Coutlêt en zouden den volgenden dag den reuzenberg bestijgen. »'t Ziet er nogal makkelijk uit," meende Smidt, den afstand van onderen af met het oog metend. »Dat zou je nog kunnen tegen vallen", ant woordde Bruin; «ik ten minste heb nogal last van kortademigheid, als ik trappen klim." Zjj hadden een paar gidsen gehuurd en 's mor gens van den Hen togen zij met mooi zonnig ?weer op weg. Zij vertrokken ten 7 uren van het hotel, de gidsen beladen met bijlen en tou wen, z\j gewapend met alpenstokken, ingebrand met de namen van vele plaatsen, die zij niet bezocht en vele bestijgingen waaraan zij nooit zelfs gedacht hadden. Manmoedig schreden zij vooiwaarts, Smidt aan houdend bewerend dat de heele klimpartij kin derspel was, Bruin hijgend en blazend en strui kelend, maar vol energie, 't Kwam hun voor, alsof zij by eiken stap twee teruggleden, maar toch vor derden zij. Zij moesten over eenige spleten springen, nauwe, en zij sprongen er overheen. Toen kwamen zij voor een wijdere. De gidsen maten den afstand met geoefend oog en sprongen er over. Smidt yolgde hen, maar Bruin bleef op den rand staan. sSpring!" zei Smidt. »Ik kan niet!" hijgde Bruin. «Spring, mijnheer," beloofde de gids, »dan zal ik tegelijk aan het touw trekken." »Ik verdraai het!" verklaarde Bruin, en ging in de sneeuw zitten. »Nu, vaarwel dan, ouwe jongen!" riep Smidt schertsend. »Welke boodschap zal ik aan je vrouw overbrengen?" Bruin kreunde erbarmelijk en rees van zijn natte zitplaats op, nam vervolgens een loggen aanloop en stond, eer hij het wist, veilig aan den overkant. Onveilig! (Jitdge.) »Zie je nu we], dat 't niets te beteekenen heeft? Je moet niet zoo bang wezen, kerel l" zeide Smidt hem op den rug kloppend. »Ik zal aan je vrouw zeggen, wat een flinke reisgenoot je bent, als we weer thuis zjjn." «En ik zal zorgen dat juffrouw Berthan te weten komt, hoe 'n gezellige kranige kerel jij op reis bent," antwoordde Bruin gestreeld. »Dan is Boomer's kans glad verkeken!" Voetje voor voetje strompelden zij bergop waarts naar de Grands Mulets. Vier andere toeristen waren hun met hun gidsen vooruitge gaan en Marie, het bedrijvig factotum in het kleine chalet, was druk bezig met toebereidselen voor het middagmaal. Toen Bruin en Smidt vermoeid en hijgend de eetzaal binnentraden, vonden zij vier Duitsche studenten op de twee eenige rustbanken uit gestrekt, Het viertal sprong op om hen te verwelkomen. «Goeden middag! Prachtig weer! De sneeuw loopt gemakkelijk, vindt u niet? Gaat u ook naar den top ? Al meer gedaan ? O ! een genot u zult je de moeite niet beklagen. Gezonde oefe ning uitstekend voor de longen.'' Toen kwam Marie met de soep binnen en gingen zij aan tafel. Er was soep, heerlijk brood, kalfscoteletten en doperwten, gebak, pudding en fruit, tamelijk drinkbare tafelwijn en een wonderlijke drank, Mont-Blanc-cbampagne genaamd, die verbazend sterk naar spuitwater met een scheutje slechten brandewijn er in smaakte. Maar, er werd tien francs de flesch voor gerekend, zoodat het on getwijfeld iets extra's moest zijn. Bruin en Smidt verklaarden dan ook eenstemmig, dat zij van hun leven wel eens slechter hadden gedineerd. Vervolgens stopten zij hun pijpen en gingen naar buiten. De sneeuw weerkaatste den purpergloed der J ondergaande zon, die gouden zoomen boorde om de blanke wollige nevelbanken om den top. Ook de anderen kwamen buiten hun pijp of sigaar rooken en het gesprek kwam natuurlijk op ber gen en klimmen. »De Mont-Blanc is maar een peulschilletje" snoefde een der studenten. »Ik heb hem meer malen bestegen. Maar als u van wezenlijk klim men houdt, neem dan den Matterhorn. Dat's nog eens klauteren !" »Poeh! poeh! niets aan!" pochte Smidt pedant en Bruin stemde bij : »'t zou wat, daar draaien wij geen hand voor om !" De student glimlachte. »Toch zijn hier heel wat ongelukken gebeurd", zeide hij. »en op het kleine kerkhof te Zermatt kunt u meer dan n graf schrift lezen, dat u treurig zal stemmen. Nutte loos verspeelde menschenlevens! Er is ook nog een gedenkteeken voor een jongen man, wiens lijk tot den huldigen dag niet is teruggevonden. Hij en twee anderen verloren het leven, zegt men, doordat de gids het touw doorsneed." Het touw door sneed!" riepen Smidt en Bruin ontsteld. »Doen de gidsen dat meer?" sO, neen", antwoordde de student lachend. «Dit is het eenige geval van dien aard en som migen twijfelen sterk, of het wel eens waar is. Maar een feit is het, dat drie touristen ver ongelukten, en dat het touw toen het gevonden werd, sporen vertoonde van aan het eene einde te zijn doorgesneden." «Schandelijk! Laag! Gemeen!" riep Smidt verontwaardigd. »En ik schoot er liever honderdmaal zelf het leven bij in, dan dat ik het op zulk een manier zou behouden .'" verklaarde Bruin. Tegen acht uren gingen alle reizigers naar bed en werden omstreeks middernacht door de gidsen gewekt. Zij kleedden zich en ontbeten in de keu ken, waar groote bedrijvigheid heerschte. Het Japsciïe (Punch.) Kleine ?Jap", voor een Europeesch gehoor praktische strategie doceerend. Cleveland's democratische trein na de laatste verkiezingen. Te ongeveer n uur togen de \ier studenten met hun gidsen op weg en een half uur later stonden ook Smidt on Bruin reisvaardig, stevig aan hun gidsen vastgebomien. De maan scheen zóó helder, dat zij er bij hadden kunnen lezen en de sneeuw glinsterde rondom, liet was een tooverachtig schouwspel, maar de harten van liruiu en Smidt waren be zwaard door mtil A- montagix'. een kwaal die nog erger is dan mal de m er. Zij stegen langs den Döme du Goutéen keken elk oogenblik naar den top, die aldoor dichtbij scheen maar onbe reikbaar bleef. Maar met moed en volharding gingen zij voort en eindelijk tegen den middag " stonden zij op het hoogste punt van Europa, 't "Was een heer lijke Augustus dag, maar hun eenige gedachte was aan eten ! Plotseling betrok de lucht en begon het te sneeuwen. s Allons, messienrs, desccmlons !" zeiden de gid sen, en de terugtocht werd aangevangen. Omlaag langs de bijna loodrechte Basse du Dromedaire, met gelijkmatigen zwaai hunner alpenstokken, droefgeestige gezichten en sombere voorgevoelens. Toen zij het plateau bereikt hadden, konden zij bijna geen hand voor oogen zien en de gidsen bekenden, dat zij het spoor bijster waren. ->Messieurs moeten hier blijven," zeide de gids. »Ik zal rechts gaan. mijn makker zal links zoe ken, u moet mij beloven hier te blijven. U moet in beweging blijven en in de handen slaan, maar in geen geval gaan zitten, of u zoudt in slaap vallen, om nooit weer te ontwaken. Wij zullen roepen en u moet antwoorden en zoodra wij het pad hebben gevonden zullen wij terngkeeren en u veilig naar de Grands Mulets brengen." Daarna vertrokken zij en gedurende eenigen tijd vernamen en beantwoordden do vrienden hun roep; maar het duurde niet lang, of een vreemde slaperigheid begon zich van Smidt en Bruin meester te maken. Bruin ging in de sneeuw zitten en sloot de oogen. «Sta op !" zei Smidt. «Dank je !" antwoordde Bruin kortaf. i,l e moet!" hield Smidt aan. «Loop naar den drommel", was ruins antwoord. «Als je in slaap valt is 't gedaan" vervolgde Smidt; >je stoffelijk overschot zal hier te midden der eeuwige sneeuw blijven liggen, ten prooi voor de gieren; do winden zullen loeien door je verbleekt geraamte, waaraan nog renige lompen fladderen, terwijl je vrouw thuis...." «Houd o])'." riep Bruin overeind strompelend. »Loop maar voort ik volg- je". -Die kerels moeten ons maar naloopen", zeide Smidt; we kunnen hier niet den boelen dag op hen blijven wachten", en zij vervolgden hun weg bergaf. Xa gernirnen tijd te hebben voortgeloopen kwamen zij aan een lagen rotswand. -Die herinner ik mij niet bij 't naar boven gaan gezien te hebben; jij V" vroeg Smidt. -Ik herinner mij niets meer ', was Bruin's moedeloos antwoord. :Ik zal er eerst overklimmen", zeide Smidt. «Blijf hier staan, dan trek ik je er straks even over heen.'' Dapper klauterde hij tegen de oneffen rots op en aan den anderen kant naar beneden. liet was een gevaarlijk baantje en bij had moeite om tusschen de verspreid liggende rotsblokken staande te blijven. Eindelijk was bet touw uitgeloopon zoodat hij niet venier kun. >-Kom Bruin, ik ben er al !" schreeuwde hij. sKlim jij. dan zal ik aan het touw trekken". Ik kan niet!" antwoordde een slaperige stem. Je moet!" »lk verdraai het!" Denk aan je vrouw !" »Dat doe ik!" klonk het droefgeestig terug. Xu, klim dar!" riep Smidt ongeduldig. Ja-a; wacht eventjes," was het antwoord, nog slaperigi r. Smidt wachto en eensklaps doortrilde hem de gedachte aan zijn Bertlia. Hij zag haar. in al haar schoonheid in de ge zellige huiskamer harer ouderlijke woning zitten, het ponnyhaar koket gekroesd, haar slanke leest omgord door het lederen ceintuur dat bij haar voor baar laatste st. Xicolaas bad gegeven. Er werd aan de voordeur gescheld en de gehate Boomer werd binnengelaten en kuste haar haar, zijn Bertha ! Smidt werd razend. »En dat gebeurt zeker, als ik hier omkom !" prevelde hij. Daar blies zijn booze geest hem een leelijke gedachte in. IJ ij haalde zijn zakmes te voorschijn en opende het. «Het touw zal nog tegen do scherpe rotskanten doorslijten, als je niet voortmaakt !" waarschuwde hij, het mes ophitl'end. »Ja, stuk gaat het zeker", antwoordde een zal vende stem van de andere zijde. Smidt liet het mes neerkomen en was vrij. Hij waadde door de sneeuw, sprong over rotsblokken en spleten en landde puur toevallig voor het vallen van den nacht bij de Grands Mulets aan. Op zijn schreeuwen kwamen twee gidsen toe snellen, clio hem tegen de zwarte rotsen op in het kleine chalet trokken, waar Lij uitgeput op een bed zonk. De studenten kwamen belangstellend om hem heen staan en vroegen naar zijn reisgenoot. ^Verloren! helaas!" zuchtte hij, zijn gelaat naar den muur keerend, en medelijdend lieten zij hem alleen met zijn smart. Een uur later was er groote opschudding in liet chalet; kreten en uitroepen van gidsen, on derbroken door een zacht slaperig gekreun. Smidt ging recht overeind zitten en zijn haren rezen te berge. Twee gidsen traden de kamer binnen, het lichaam van Bruin tusschen hen in zeulend. Hij stribbelde flauw tegen en riep aldoor maar om boete grog en nog meer wollen dekens. Zij verzorgden hem en legden hem te bed, waar bij dadelijk in een kahnen slaap viel. «Waar heb jelui hem gevonden ?" vroeg een der studenten. «Mot zijn rug tegen de rots, op het punt voor goed in slaap te vallen", antwoordde de gids. »En het touw dan?" vorschte de student verder. ;Ah!" zei de gids en keek zijn makker aan, en deze zei ook :>Ah!" en beiden keken naar Smidt. Daarna stak de gids langzaam zijn hand in den zak en haalde een stuk touw te voorschijn. »Dit vonden wij over de rotskam heen hangen", zeide hij. Do student nam het en keek er naar, met een zonderlingen glimlach op de lippen, liet touiv ivaa aan weir^zyden afgesneden. Smidt en Bruin keerden elk op zijn eigen gelegenheid naar huis terug; ofschoon zij elkaar nu en dan ontmoeten, spreken zij elkander nooit aan maar laten het wederzijds bij een erg stijve en formeele buiging. De menschen fluisteren elkaar geheimzinnig toe, dat zij eens, op reis, ongenoegen gehad bobben en dat de vriendschapsband, die htn eertijds verbond, ruw en plotseling werd afgesneden. Een lief land, (Forain in den I'iyaro.) KOETSIER (die een getuige heeft gereden, tot schildwacht) : »Pardon, meneer, mijn vrachtje is al zes uur binnen; is hij soms gearresteerd?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl